Clubavond
Meestal vergaderde de club bij haar thuis, maar dat kon Adele in haar eentje niet meer aan, 't arme kind. En extra personeel huren, dat werd Etta te duur. Daarom moesten de andere leden maar 'ns... Vroeger, in de Rue Villedo, had ze een heuse livreiknecht gehad, zo'n beeld van een jongen. Erg op zijn uiterlijk, dat mocht ook wel, als je er zo... zo Helleens uitzag. Ergens uit de Midi kwam hij, waar ze die aangeboren beleefdheid hadden die tegenwoordig haast niet meer bestond. Ach, hoe heette hij ook alweer? Goed, deze keer mocht Mlle Frey voor de zorgen opdraaien. Leerde ze meteen hoe het was om een salon vol visite te moeten amuseren.
Liever had Etta natuurlijk zelf de leiding behouden. Er was niets heerlijkers dan dat de mensen naar jou toe kwamen, wanneer je je kon omringen met... zoals een ster zich door... of een zon... Of nee, die hadden natuurlijk hun stralen van zichzelf. Enfin, als ze het geld ervoor had, hield ze om de week een jour. Van vijf tot negen, en daarna - zestigduizend geweren, suisde het door haar hoofd, hoeveel geld was dat precies? Als ze zoveel had, dan - nee, ze zou niet verhuizen. Het was op haar entresol wel klein, toch wilde ze niets anders meer. Om te beginnen zou ze naar de Rue St-Honore gaan om bij Au Grand Mogul, nee bij Cafaxe een japon van tafzijde te laten maken, ze zou op de Quai des Orfevres zilveren knopen... en een rijtuigje wilde ze. Hoewel, waar liet ze bij haar thuis een paard... nee, geen rijtuigje. Maar wel een livreiknecht, als die nog te krijgen waren. Met krullen, ja, met net zulke mooie krullen als Basire.
Wat kon geld toch gelukkig maken, alleen al de
gedachte eraan vrolijkte haar op.
Mlle Frey huurde gemeubileerd, in een van de vele appartementen
boven cafe de Foy, de drukste gelegenheid van het Palais-Royal.
Zeker als het terras werd opengesteld (het was het enige cafe op
die plek met een vergunning) was iedereen er te vinden. Iedereen
met een grote bek althans, Etta vond het er
ver-schrik-ke-lijk.
Voor de zekerheid had ze zich a la Constitution gekleed - werd ze
minder gauw lastiggevallen door dronken praatjesmakers. Hoopte
ze.
Hoewel de kou nog in de lucht zat, stonden de tafeltjes van cafe de
Foy al buiten - enkel vanwege dat lage zonnetje met zijn valse
gloed. Er zat niemand op het terras toen Etta aankwam. Gelukkig! Al
vond ze het ineens jammer dat ze zich zo idioot had gekleed. De
marineblauwe overjas van Chinese zijde vond ze prachtig, die viel
perfect om haar... ahum, brede postuur. Maar die stomme rooie
puntmuts die over haar oren zat, zodat haar kapsel werd
platgedrukt... en die witte katoenen... legertent! Met die
belachelijke ceintuur en die stomme halsdoek... Die muts ging
meteen af, certes! en haar jas hield ze binnen gewoon aan. Zo was
dat!
Nou ja, troostte ze zich, misschien dat haar vermomming vanavond
bij het weggaan nog haar diensten kon bewijzen. Als de vergadering
lang duurde, was het donker eer ze... en als ze niemand trof die
haar wilde chaperonneren tot aan de standplaats van de koetsiers,
dan... god, wat een toeren moest een dame uithalen, niet? wanneer
haar de middelen ontbraken. Enfin, als ze binnenkort rijk was, kon
ze zich laten protegeren door haar trouwe, knappe livreiknecht, en
wie weet nam ze dan ook wel een lijfwacht van honderd kilo in het
vierkant.
Het was even zoeken eer ze de deur had gevonden. De huisnummers
stonden onduidelijk aangegeven. O ja, hier moest 't zijn. Zo te
zien was het een deur waartegen veel gewaterd was. Met een vies
gezicht trok ze aan de schel. Ze werd opengedaan door een
concierge, maar hij begeleidde haar niet naar boven, de botterik.
Dacht zeker, door haar kleding, dat ze een of andere volksmeid was.
Hij gaf haar niet eens een lantaren mee, zodat ze op goed geluk
haar weg moest zien te vinden in het halfduister van trappen en
gangen met deuren die niet van elkaar te onderscheiden
waren.
Het scheen nog duur te zijn ook, om hier te wonen. Onbegrijpelijk.
Zo'n donker hol en als je pech had ook nog een pot herrie voor je
deur. De hertog van Orleans wist wel hoe hij zijn huurders moest
beduvelen. Het waren natuurlijk, net als Mlle Frey, allemaal
onnozele provincialen en buitenlanders die pas in Parijs waren
aangekomen en dachten dat dit hier het grote leven was. In een
paleis wonen, guttegut, maar de courtisanes waren hier hoeren en
het lakeiengespuis diende Bacchus, het pieste en kotste 's avonds
stomdronken je stoep onder.
Verdorie, waar was dat appartement! Mlle Frey moest het natuurlijk
zelf weten als ze hier wilde wonen, maar een beetje clementie met
de gasten had er wel van af gekund, vond ze.
Ah! gelukkig, daar kwam al iemand aan. Dat was tenminste
iets.
'U komt voor de vergadering van de Societe patriotique de la
Bienfaisance et des... O nu zie ik het, alala! c'est vous! Bon
soi-oir, ma chere... comment allez-vous?'
Het was die rare weduwe Gobin. Hm, snel naar binnen voordat ze aan
haar bleef vastzitten. Dat mens ging maar door als je pech had. Ze
stond ongetwijfeld op de gang nieuwe slachtoffers op te wachten
omdat binnen iedereen haar al had afgepoeierd. Etta lachte haar
allerliefst toe, maar zorgde ervoor niets te vragen, haar geen
gelegenheid te geven om...
'Ma chere, zal ik je jas...' 'Neenee zeg!' zei Etta, onbedoeld
kortaf, 'die houd ik liever aan, als je het niet erg
vindt.'
Wel nam ze haar bonnet af en deed ze op de tast haar haren
goed.
Mlle Frey kwam op haar afgevlogen. Wat een kind was het nog, dat
verbaasde haar elke keer weer. Een echte ingenue, deze Leopoldine.
Een schatje hoor, ook om te zien. Je hield je hart vast, als je aan
de wrede wereld dacht waaraan dit tere schepseltje weerloos was
overgeleverd. Geld genoeg, daar niet van, maar o! zo... naief. Zo
was Etta op die leeftijd nooit geweest. Dom en onvoorzichtig, dat
wel, maar naief, nee, dat had niemand van haar kunnen
zeggen.
'Madame Etta, wat ben ik blij dat U er bent!' Mlle Frey klapte in
haar handjes van plezier.
'Zo, lief kind!' Ze pakte het meisje bij beide handen vast. 'Wat
een beeldig japonnetje heb je aan! En je salon... het ziet er hier
werkelijk schitterend uit hoor!'
'Vindt U? Ik vind ze anders verschrikkelijk, die afgedankte
meubeltjes. Ze stinken ook nog, zo muf, zo oud. Bij ons thuis in
Brno hadden we...'
Dat was waar ook, ze kwam helemaal uit... verdorie, was ze die
plaatsnaam weer vergeten.
'U luistert niet!'
'Jawel liefje, jawel. Ik denk alleen even na. Ik was er nooit op
gekomen om Parijs te vergelijken met... hoe-zei-jeook-alweer? o ja,
Bureau.'
'Nu bent U boos. Ik zie het heus wel!'
'Nee, helemaal niet. Je moet alleen...' Nog veel leren, bedoelde
ze. Etta had bij zichzelf besloten haar een beetje onder haar hoede
te nemen.
Het meisje kende niks in Parijs, moest na drie, vier straten al de
weg vragen naar haar eigen huis, stel je voor. Ze zat hier dan wel
met haar twee oudere broers, maar dat was eerder een straf dan een
zegen. Etta gaf er geen cent voor, voor dat stelletje. Hoewel, hun
geld, daar viel niets op aan te merken. Maar verder...? Ze schenen
te zijn gevlucht voor de Oostenrijkse politie. Tenminste, dat
verkondigden ze zelf. Maar er werd ook beweerd dat de twee broers
agenten van de keizer waren. Junius en Emmanuel noemden ze zich,
maar ze heetten anders. Ze waren trouwens officieel ook geen Frey
gedoopt. Als ze al gedoopt waren. Ze schenen namelijk Israelieten
te zijn. Schonberg of Schonfeld. Zoiets was het, dacht ze. Soit!
Wat kon het haar schelen.
De opkomst was bescheiden, zo te zien. Etta telde zeven aanwezigen,
zichzelf incluis. De weduwe Gobin, natuurlijk, op de gang. En
verder de stille leden: Mme Dujardin en haar spichtige dochter
Anne-Sophie, de hardhorende oude vrijster Delacaille die al twee
jaar een vlag voor de club aan het borduren was - ook nu had ze
haar broddellap weer bij zich! - en hoe-heette-ze, hun uitgetreden
nonnetje, nou ja, ze noemden haar altijd zuster Ursuline. Hm, met
dit stelletje ontketende je geen revolutie. Maar goed, er ontbraken
er nog een paar. Waar waren de marktvrouwen van de Hallen
bijvoorbeeld, Christine Collard en dingetje... Madeleine Cleton?
Enfin - het was aan de vroege kant, de drukte kon nog
komen.
Mlle Frey had heus haar best gedaan. Ze had een keukentafel, netjes
afgedekt met een laken, als bestuurstafel ingericht en met
allerhande stoelen drie rijen van vier plaatsen elk geformeerd,
teneinde de salon op een echt vergaderzaaltje te laten
lijken.
'Denkt U dat het genoeg plaatsen zijn?' Mlle Frey zocht ongedurig
haar aandacht, als een jong hondje dat steeds tegen je op sprong.
'Anders kan ik mijn domestique naar beneden sturen, we mochten van
meneer Jacques in het cafe net zoveel stoelen halen als we nodig
hadden.'
'Ik weet het niet, lieverd. Jij hebt de invitaties verstuurd,
dus... Maar het zal wel genoeg zijn, niet?'
Etta merkte dat beetje bij beetje de verantwoordelijkheid op haar
werd afgeschoven. Natuurlijk, als voorzitster en oprichtster viel
haar vanzelfsprekend de leiding toe. La direction, wel te verstaan.
Zij bepaalde de richting, ze leidde de geesten. Hoeveel stoelen
er... en wanneer de koffiekopjes geserveerd dienden te worden, ja
hola, dat zocht Mlle zelf maar uit hoor! Toch wilde ze het
onwennige gastvrouwtje niet te hard vallen. Het was waarschijnlijk
de eerste keer dat ze iets organiseerde, hier in Parijs dan, niet
in... nou ja daarginds in dat nare koude wolvenland van d'r. Toch
werd ook zijzelf er een beetje nerveuzig van dat de opkomst zo
mager was, juist nu het aanbieden van de petitie aan de Assemblee
op de agenda stond. Ze had er al contact over gehad met de
secretaris, M Aubert-Dubayet. Maar verdorie, er stond nog niets op
papier, laat staan dat het verzamelen van de handtekeningen was
geregeld.
'Nou, laten we maar meteen beginnen,' riep ze daarom
ongeduldig.
'Nu al!?' Mlle Frey schrok zich een ongeluk.
'We gaan beginnen,' echode de weduwe Gobin.
Ook Etta schrok ervan. Moesten ze met dit zootje aan de slag?
Zonder Christine en hoe-heette-ze, Madeleine? Die konden tenminste
iets, bijvoorbeeld een petitie organiseren.
De dames rommelden zich inmiddels naar hun plaatsen. Mme Boudin,
met haar naaldwerk, natuurlijk helemaal vooraan, waar ze trouwens
ook niks verstond, moeder en dochter Dujardin juist helemaal
achteraan en het nonnetje schuw aan de zijkant. De weduwe Gobin
vroeg of ze aan de bestuurstafel mocht zitten, omdat Christine er
nog niet was. Ze vroeg het aan Mlle Frey, die op haar beurt Etta
vragend aankeek.
Etta deed alsof ze het niet gehoord had en keek rond of ze haar
papieren ergens zag liggen. Ze was er vandaag niet helemaal bij,
dat ergerde haar. De Brusselse handelaren spookten haar door het
hoofd, en dan Basire... merde, ze werd er gek van, alles kwam
tegelijk op haar af en ondertussen moest ze hier... met dat
stelletje idioten... in de Assemblee zagen ze hen al aankomen, zeg!
Nee, ze moest echt wat meer aan de club gaan doen, op deze manier
was het een... een modderschuit met de vlag van Mme Delacaille die
nooit afkwam als... nou ja, in ieder geval... het werd een ramp zo
langzamerhand.
De weduwe Gobin, niet in het minst gederangeerd, zocht haar plaats
op, pal vooraan natuurlijk, naast de dove Delacaille, die haar
broddellap had uitgespreid over haar schoot. 'U bent al aardig op
steek, he?' Ze sprak haar woordspeling met nadruk uit. 'Wah-hat?'
'Op steek!' riep Mme Gobin nogmaals, keek tegelijk in het rond of
misschien iemand anders haar hoorde. Het besje knikte verschrikt.
'De vlag, dit wordt de vlag,' legde ze uit.
Pas toen iedereen zat, namen Etta en Mlle Frey plaats achter de
bestuurstafel en kon de vergadering beginnen.
Etta heette iedereen welkom en stelde de procedure vast.
'Wordt er niet gezongen?' onderbrak het mens Gobin. 'We zingen toch
altijd eerst?' Daarbij keek ze opzij en naar achteren, op zoek naar
bijval.
'Ik hoor geloof ik iets op de trap,' zei Mlle Frey.
'Gezang?' schamperde Etta, die vastbesloten was vanavond strak te
leiden.
'Neenee, ik...' En ja hoor, de deur vloog open.
'Christine!'
De weduwe Gobin ging staan en hief spontaan het 'Ca ira' aan, dat
echter door niemand werd nagevolgd, zodat het dwaze mens er na
'Rejouissons-nous, le bon temps viendraa-a...!' gelukkig weer mee
ophield.
Citoyenne Christine Collard scheen verbaasd dat de vergadering al
begonnen was. Ze was overigens niet in haar eentje, achter haar aan
kwam een onbekende jonge vrouw die meteen alle aandacht overnam -
niet omdat ze iets zei, want dat deed ze niet en ook niet omdat ze
zo mooi was, want dat was ze niet, vond Etta. Het was iets anders,
het viel nauwelijks te definieren wat het was en toch was het zo
dat iedereen naar haar kijken moest en niet naar Christine Collard,
die uitlegde dat ze eerst... en toen... waarna... en vervolgens
wilde...
'En hoe heet de aspirante, als ik vragen mag?' Etta onderbrak
ijzig. Ze was in haar hart dolblij een nieuw lid te mogen
verwelkomen, oordeelde toch dat ze terughoudend diende te blijven,
ergerde zich ook aan de ontstane wanorde.
Op dat moment trad de onbekende naar voren, drukte Christine
definitief op de achtergrond. 'Ik ben de burgeres Claire Lacombe,
om U te dienen.' Ze zei het zonder de geringste aarzeling of
twijfel, alsof ze ervan uitging dat iedereen haar reeds kende en
het uitspreken van haar naam slechts een formaliteit
betekende.
Een merkwaardig krachtige verschijning, dacht Etta, met een klein
beetje afgunst, waarvan ze zich nog niet bewust was, zelfs niet
toen ze begon te mijmeren over de indruk die deze vrouw zou maken
wanneer zij met een petitie aan de balie van de Assemblee verscheen
- een rol die ze toch bij voorbaat zichzelf had toegedacht! Etta
zag voorlopig alleen het belang voor de club. Deze burgeres Lacombe
was sans doute iemand die in het openbaar kon spreken, dat merkte
je meteen. In een zaal maar ongetwijfeld ook op straat. Moest je
eens zien hoe Christine, toch een pittige tante, naast haar, nee
achter haar, helemaal wegviel!
Ze moest nog oppassen dat ze als presidente zelf niet weg ging
vallen.
Gelukkig was ze volgens de statuten nog de baas, en daar wees ze
dan ook op, op de statuten. De aspirante kreeg van haar gelegenheid
om in het kort haar aanmelding te motiveren, diende echter, in
afwachting van de confirmatie, zwijgend de rest van de vergadering
bij te wonen.
Dit stuitte op onverwacht verzet. 'Zouden we niet liever luisteren
naar wat ze ons te zeggen heeft?' riep Christine tot de aanwezigen.
Achterin werd heftig geknikt door moeder en dochter Dujardin. De
weduwe Gobin stond zelfs dreigend op: 'Ja, laat die vrouw toch
uitpraten!' Mlle Frey, naast haar achter de bestuurstafel,
probeerde voorzichtig: 'Madame, is het niet verstandiger...?' (Mijn
hemel, wat een toestand!) 'Ik mag hier ook nooit wat zeggen! Mag er
hier soms nooit iemand uitpraten?' tierde de weduwe Gobin voort,
handig gebruikmakend van het plotseling ontstane
machtsvacuum.
'Silence!' Etta sloeg, bij gebrek aan een voorzittershamer, met
haar vuist op tafel. 'En Mme Gobin, gaat U alstublieft meteen weer
zitten. Dit kan zo echt niet hoor, we moeten ons wel een beetje
blijven gedragen, niet?'
Hierna zat er niets anders op dan het woord te geven aan Claire
Lacombe, die weldra alle harten stal met haar innemende voordracht
waarin de retoriek van de eenvoud overheerste en het theatrale
slechts werd aangewend wanneer de dramatiek van een bepaalde
wending dit onvermijdelijk maakte.
Ook Etta was onder de indruk, moest ze toegeven. Vooral toen Mlle
Lacombe sprak over de jakobijnse leuze 'Liberte, Fraternite,
Egalite ou la Mort' en repliceerde dat hier toch stellig niet mee
bedoeld kon zijn dat de vrouwen massaal dienden te sterven.
'Welaan, dus waarom zijn wij dan niet vrij, niet gelijk en waarom
mogen wij niet de zusters zijn van onze broeders?'
Er werd door de dames heftig van nee geschud. Nee, niemand begreep
waarom dat niet mocht.
Toen de spreekster klaar was, werd er lang en luide
geapplaudisseerd, ook het besje Delacaille liet na verloop van tijd
haar vlag met rust om mee te kunnen klappen. Christine Collard werd
helemaal rood van trots. En Mlle Frey, naast Etta, straalde - met
die grote onnozele bruine ogen van d'r. De weduwe Gobin haalde het
zelfs in haar hoofd om te gaan staan en, alsof ze net de slotakte
van een operacomique had bijgewoond, 'Bravo!' te roepen. Met haar
harde, schelle stem, zodat iedereen zich een hoedje
schrok.
Etta liet het gaan, wachtte rustig het moment af dat zij het woord
kon nemen.
Er was iets wat haar verhinderde zich direct tot Mlle Lacombe te
richten, zodat ze besloot om tegen Christine te zeggen wat ze
eigenlijk tegen de ander zeggen wou.
Ze dankte de citoyenne 'namens alle aanwezige leden, denk ik' voor
deze 'aanwinst voor de club'. Evidemment, ze onderschreef in grote
lijnen wat de spreekster zo-even met al haar geestdrift en
toewijding had bepleit, had toch 'enkele kleinigheden' waar zij
gaarne op wilde wijzen.
Er trad een vijandige stilte in, Etta voelde het wantrouwen op haar
loeren, ging toch voort.
'Christine, vind je niet dat je vriendin enigszins doordraaft,
wanneer zij, pleitend voor gelijke rechten, eist dat het voor
vrouwen een plicht hoort te zijn om wapens te dragen en oorlog te
voeren wanneer het Vaderland wordt bedreigd?'
De aangesprokene raakte in verwarring.Was dit een vraag waarop een
antwoord gegeven diende te worden of...? De weduwe Gobin had
dergelijke overwegingen niet. 'Ik vind helemaal niet dat ze
doordraaft! Wie vindt dat ze doordraaft, mag haar hand
opsteken.'
Etta keek verstoord haar kant op, ging toen verder.
'Zie je wel,' riep Mme Gobin, 'niemand steekt haar hand op!
Niemand!'
'Ik wil de nieuwe en de oude leden erop wijzen,' zei Etta met een
strenge blik in de richting van de weduwe Gobin, 'dat de Societe
patriotique de la Bienfaisance et des Amies de la Verite is
opgericht om de vrouwen met geest te wapenen en niet met geweren.'
Merde! Geweren! schoot het door haar heen, zestigduizend stuks. Ze
had een gevoel alsof ze al bij haar thuis lagen opgeslagen. Maar ze
herstelde zich meteen. 'Als Mme Gobin zo graag wil leren schieten,
nietwaar, dan staan haar hier in de stad andere verenigingen ten
dienste, niet? Ze zou zich dan bijvoorbeeld kunnen aansluiten bij
een zekere demoiselle de Mericourt, hier meen ik welbekend, die in
bepaalde kringen furore schijnt te maken door met twee
pistolen...'
Hierop begonnen er een paar te giechelen. Etta dacht nog... maar
begreep tot haar schrik dat ze... En toen de weduwe Gobin honend in
de lach schoot, besefte ze - definitief te laat - dat ze zich
volstrekt belachelijk had gemaakt. Het bloed steeg 'r naar het
hoofd. Iedereen wist dat Basire en die vervloekte Mericourt... 'Het
is inderdaad bij de leden bekend,' jubelde Mme Gobin, 'dat Mlle de
Mericourt sommigen onder ons een lesje kan leren in het...', hier
nam ze de gelegenheid om parmantig rond te kijken, 'in het hanteren
van geschut.'
Het vernederendste was nog dat uitgerekend dit domme mens
triomfeerde. Er schoot door haar heen dat haar man zich onder het
gras liever door de maden liet pijpen, maar dat werd geen bon mot.
Nee, haar haat was te dof om de woorden te laten glanzen, en het
moment ontglipte haar.
De hele vergadering ontglipte haar. De gastspreekster, bewust van
de indruk die zij had gemaakt en waarschijnlijk ook enigszins
gekwetst door het dedain waarmee Etta haar rede had genuanceerd,
nam meedogenloos over.
Inmiddels was de schemering ingetreden, alles werd grauw en flets.
Twee bedienden van Mlle Frey hadden de kroonluchter laten zakken en
waren bezig de kaarsen aan te steken. Etta keek verdoofd naar de
lichtjes die opvlamden, luisterde afwezig naar het kristallijnen
getinkel.
'Zusters!' ging Mlle Lacombe onverdroten voort. 'DeVrijheid is te
belangrijk om haar alleen aan mannen over te laten. Gelijk Antigone
niet aan Kreon kon gehoorzamen daar zij aan een hogere waarheid
onderworpen was, zo hoeven wij vrouwen niet te buigen voor wetten
die niet voor ons zijn gemaakt.'
Mlle Lacombe sprak rustig, wetend waarheen haar woorden voerden.
Ook Etta wist waarheen dit voerde - naar de chaos en de verwarring,
naar de... de onbeschaafdheid. Maar ze durfde niet te
interrumperen, ze voelde hoe dit alles zo ver... zo oneindig ver
van haar verwijderd was.
'Te lang hebben wij de mannen gesmeekt.We hebben ook geeist, maar
ons eisen bleef een soort smeken. Thans is het onze plicht te nemen
wat ons toekomt.'
Mme Gobin knikte heftig op de voorste rij en ook Christine Collard,
die nog steeds naast de spreekster stond, keek alsof ze het
allemaal zelf had willen zeggen. Maar de andere toehoorsters leken
te aarzelen: te lang te bescheiden geweest, te lang al blij geweest
met een beetje, en dan ineens... alles? Ze wisten waarschijnlijk
niet eens wat dat was, alles.
'Opstand,' vervolgde Mlle Lacombe, 'betekent opstaan. Laten wij
opstaan tegen...' Ze raakte op dit punt even in verwarring daar Mme
Gobin inderdaad ging staan, waarna ook moeder en dochter Dujardin
aarzelend overeind kwamen. 'Opstaan tegen de onderdrukkers,
tegen...' Nu ging iedereen staan. Zelfs Mme Delacaille legde haar
handwerkje opzij.
'Wel, ik zie...' De spreekster was de draad even kwijt.
'Claire bedoelt,' viel Christine haar bij als een trouwe adjudante,
'dat wij niet meer moeten afwachten, maar gewoon moeten meedoen.
Dus als de contrarevolutionairen ons aanvallen vanuit Koblenz, dan
moeten wij niet thuis gaan zitten, maar...'
'Met onze steun kunnen we de legers van de Vrijheid verdubbelen!'
riep Mlle Lacombe, weer hersteld. 'Als wij vrouwen ons bewapenen is
het vrije, democratische Frankrijk onverslaanbaar! Machtige
vrouwendivisies aan de Rijn zullen de tirannen van de reactie
verpletteren...!'
Het enthousiasme van de beide spreeksters sloeg niet echt over.
Sommige leden waren alweer gaan zitten.
Mlle Frey keek Etta van opzij aan, vroeg toen met haar argeloze
meisjesstemmetje: 'Eh, ik weet niet of ik dat wel zo'n goed idee
vind hoor. Ik zie mezelf nog niet zo gauw... in een
leger.'
'Maar dat hoeft ook helemaal niet, kindje,' zei Etta. Ze moest eens
weten dat ik heimelijk in de wapenhandel... dat ik, als ik wil, een
hele armee... De gedachte hieraan gaf haar een merkwaardig gevoel
van macht, en ze vervolgde met een glimlach op haar gezicht: 'M'n
lieve, de geachte citoyenne spreekt over kwesties die niet aan de
orde zijn, niet in deze vergadering en zelfs niet in de nationale
Assemblee. Dus als zij over oorlog...'
'Het wordt oorlog, dat weet iedereen!' riep Mlle Lacombe.
'Behalve,' voegde ze eraan toe, 'bepaalde dames,' ze spuugde het
woord uit, 'die in salons...'
'Nu is het genoeg!' Etta stond op vanachter de bestuurstafel. 'Ik
wil U erop wijzen dat deze club tot doel heeft de vrouwen op te
voeden tot beschaafde burgeressen, niet tot... tot onruststooksters
of... bent U nou helemaal...! tot marketentsters! U hebt zich maar
aan de regels te houden, en de regels schrijven voor dat U verder
zwijgt. Anders...'
'Anders wat?' vroeg Mme Gobin.
'Anders laat ik U uit de vergadering verwijderen.' 'Mij?' vroeg Mme
Gobin.
'Ja, en U ook.'
Net nu de voorzitster de touwtjes weer strak in handen dacht te
kunnen nemen, werd de aandacht grof verstoord door een rumoer
vanbuiten dat plotseling alles overheerste. Verschrikt, en ook
nieuwsgierig, stond iedereen op. Er werd gedrenteld, men wilde...
men wist niet... Het leek wel of er beneden onder het raam iemand
werd vermoord. Nou... in deze dagen, je wist maar nooit. Wanneer
zelfs de dames om het bloed van oorlog krijsten, zoals hier in deze
salon, nou, dan kon je alles verwachten. Mlle Frey stond al bij het
raam, sensatiebelust, met Christine, Mlle Lacombe. 'Wat is 't?'
klonk het. 'Kun je zien wat 't is?'
Ook Etta wilde weten, was opgestaan, vond toch dat ze zich moest
inhouden. Ze was voorbeeld, zocht dat tenminste te zijn.
Het raam knarste open, meteen loeide een massa mannenstemmen
binnen, boosaardig en bot. De kaarsen van de kroonluchter, die
inmiddels bijna helemaal ontstoken was, flakkerden onrustbarend. De
twee bedienden probeerden verschrikt hun werk te beschermen tegen
de wind die binnentochtte. Niemand lette op hen. De jonge vrouwen,
die naar buiten leunden, raakten geagiteerd, wendden zich tot
elkaar, zweepten elkaar op. 'Zie je dat? C'est Cloots!' 'Qui
est-il, Cloots?' 'Cloots, tu ne le connais pas?'
Mijn god, dacht Etta, die idioot. Anacharsis Cloots, de
zelfbenoemde Orateur du Genre Humain en ci-devant JeanBaptiste
Baron von Gnadenthal, door hemzelf ontpruist tot Val-de-Grace. De
prediker van de wereldrevolutie had zich zeker weer eens een gehoor
gekocht - van zijn vaders geld! Etta kende hem niet persoonlijk.
Gelukkig niet, dacht ze vinnig. Toch, nieuwsgierig, ging ook zij
een kijkje nemen, niet bij het geopende venster waar iedereen
samendrong, maar apart, achter gesloten glas.
De Afgevaardigde van de Menselijke Soort en Spreker der Mensheid
was op een tafel geklommen en probeerde boven het woeste gejoel uit
te komen. Om hem heen twintig, dertig ruwe jonge kerels met bekers
bier en wijn, morsend, zuipend. Hij had ze natuurlijk allemaal
moeten trakteren, anders had hij daar helemaal alleen gestaan op
het terras van cafe de Foy. Er werd gefluisterd dat hij niet Venus
maar Pylades vereerde... bah, wat een vuiligheid! Welaan, dan kon
meneer de achterdeur zijn lol op met dit gezelschap.
Ineens verstrakte ze. Zag ze daar niet... Basire? Het was in een
flits geweest - als een opduikend woord, een vertrouwde naam op een
pagina vol drukletters. Maar nu ze zich bewust van hem geworden
was, vond ze hem niet meer terug. Was hij doorgelopen, naar binnen,
het cafe in? Ze had vanavond met hem... nee, ze had niet met hem
afgesproken, dat was niet waar, maar ze hoopte dat hij... Misschien
zat hij bij Foy op haar te wachten, wilde hij haar
verrassen.
Ondertussen ging er beneden een gejuich op. Twee kerels hadden de
Afgevaardigde van de Menselijke Soort van zijn podium getrokken en
hesen hem op de schouders. Het scheen hem niet te deren, hij had
zelfs nog een beker wijn in zijn hand en vervolgde, toen hij stevig
zat, zonder hapering zijn betoog, niet in het geringst verward door
de commotie die hij veroorzaakte.
De vrouwen achter het raam waren zo geoccupeerd door het mannelijke
schouwspel daarbeneden, dat ze niet meteen merkten dat er ook
kerels naar boven waren gekomen. Iedereen was veel te opgewonden
die beroemde Pruisische miljonair eindelijk eens in het echt te
zien. Dus het gebonk en gestommel in de deuropening... de zware
schoenen, de zware stemmen... Het was de dochter Dujardin die
alarmerend begon te gillen, als een duimnagel die over een
zinkplaat werd geraspt. Paniek natuurlijk, al was het vooral paniek
om de paniek.
Etta, er niet helemaal bij door de gedachte aan Basire, keek
verstoord op. Wat was dit nou weer?
Het waren, zag ze, de broers van Mlle Frey die de onbeschaamdheid
hadden om... met een stel kompanen nog wel... hier binnen te komen
vallen. In het flakkerende licht van de neergelaten kroonluchter
zagen ze er angstaanjagend uit, hun koppen grimmig door het
clair-obscur, hun schaduwen overhuifden groot en vlerkerig muren en
plafond. Hoe haalden ze het in hun hoofd om hier... In een
vergadering van een vrouwenclub! De bruten. Alsof het hier een...
een cafe was! Chabot was erbij, zag ze, en die andere...
hoeheette-die-ook-alweer? Een of andere dichter scheen-ie te zijn.
En Basire, schoot het door haar heen. Ze had hem zoeven zien lopen,
hij was vast met deze kerels... Maar Basire was er niet
bij.
Mlle Frey ging direct op haar broers af. 'Junius,' ze zei het
smekend bijna, als een teleurgesteld kind. 'Ach toe, Junius...
waarom doen jullie dat nou? Jullie hadden nog zo beloofd... he nee
toch!' 'Maar zusje, wij wonen hier!' zei Junius lacherig, en keek
naar zijn broer, Emmanuel, die er schaapachtig bij stond, met een
flauwe grijns op zijn pestgrage kop.
Vanaf het terras kwam nog steeds geschreeuw. Een van de bedienden
dribbelde geergerd naar het venster, om het te sluiten. Ze wilden
de brandende kroonluchter ophijsen, maar met die tocht... De
grendel ging knarsend toe. En opeens, afgesloten van de
buitenlucht, werd de sfeer in de kamer dof, benauwd, beklemmend.
Alsof ze samen werden opgesloten, met die brutale kerels. Elkaars
lucht moesten ademen, tot een... lichaam werden samengedrongen.
Etta deed instinctief een stapje naar achteren, snakkend naar
afstand, bewegingsvrijheid. Die kerels waren zo groot, zo grof, ze
namen zoveel plaats in. Afschuwelijk gewoon!
Mlle Frey werd zonder pardon door haar broers opzijgezet. Ze liep
achter hen aan, trok Emmanuel aan zijn arm. Die schudde zich los.
Het was op zijn beurt Chabot die haar... Die schurk zou het toch
niet op dat onschuldige ding voorzien hebben? De broers scheen het
niks te kunnen schelen. Junius liep handenwrijvend op de dames af,
die schrikachtig bijeengedreven stonden en niets durfden te zeggen
- zelfs de nieuwe heldin van de club niet, die zoeven nog zo
onvervaard... Mlle Lacombe stond er heel bedeesd bij nu. Jaja.
Machtige vrouwendivisies aan de Rijn, dacht Etta er met tevreden
venijn achteraan.
De bedienden hesen voorzichtig de brandende kroonluchter op, elkaar
corrigerend, stille aanwijzingen gevend. Het licht zwom door de
ruimte.
'Zo, laten we eens gaan kijken wat ons zusje voor ons heeft
meegebracht!' Junius deed het woord, Emmanuel beperkte zich tot een
geniepig grijnzen. 'Eerwaarde Chabot, ouwe kapucijner, grauwe
dondererwt, kom 'ns hier!'
Etta kon het niet helpen: ze moest de hele tijd aan Basire denken.
Dat de deur straks openzwaaide en hij... Ze wist dat ze - als
voorzitster! - allang had behoren in te grijpen. Dit was geen
vergadering meer natuurlijk, het liep volledig uit de hand. Maar op
de een of andere manier deed ze niks, wilde ze nog eventjes
afwachten of inderdaad Basire... Ze had hem gezien, tenminste, dat
dacht ze.
Haar besluiteloosheid kwam haar overigens niet slecht uit: ze zou
bij god niet weten hoe ze in zou kunnen grijpen.
'Dames! Eh, ik bedoel burgeressen!' Hij zei het gniffelend, die
Junius, die vuilak. Je merkt dat het joden zijn, dacht Etta. Of
Oostenrijkers, qu'importe? 'Burgeressen, opgelet! De geachte
afgevaardigde Francois Chabot, gekozen door het departement
Loire-et-Cher, is een groot voorstander van vrouwen, eh
vrouwenzaken.' De gebroeders Frey konden hun lachen niet houden.
'L'affaire des femmes... wel enfin, Francois, vertel het hun zelf
maar.'
Chabot maakte een afwerend gebaar, fluisterde Mlle Frey iets in het
oor. Ze kon het niet verstaan, boog haar hoofd in zijn richting.
Hij was inmiddels echter afgeleid door de afwachtende blikken. Etta
zag zijn verwarring. Ja, ze wist het zeker: hij had het voorzien op
Leopoldine. Merde, ze moest dat kind waarschuwen. 'Jazeker,' zei
Chabot aarzelend, 'ik ben...' Hij had duidelijk geen zin in de rol
die hem door zijn vrienden werd opgedrongen. Zou hij sentimenteel
zijn geworden, die vuile smeerkees? Zo kende ze hem niet, zo...
prudent.
Mlle Lacombe schuifelde stilletjes op haar toe en zei tussen haar
tanden: 'Mevrouw de voorzitster, wordt het geen tijd om... We zijn
toch aan het vergaderen?' Etta, zonder haar aan te zien, knikte
geirriteerd.
'Kom op, Francois, je bent toch niet verlegen?' riep Junius Frey.
Hij had zich bij voorbaat verkneukeld over Chabots gereputeerde
vuilbekkerij - ditmaal te midden van dames nog wel! - en dreigde
een beetje teleurgesteld te raken.
Chabot liet zijn blik onrustig rondgaan, alsof hij ergens een tekst
zocht. Plotseling keken ze elkaar recht aan, Etta en hij. Te laat!
dacht ze nog. Ze sloeg haar ogen neer, maar voelde hoe hij naar
haar bleef kijken. Bah, wat een nare man!
'Ik ben inderdaad...' zei Chabot. 'Maar wanneer de dames echt een
man zoeken, dan verwijs ik hen liever naar mijn collega, de geachte
afgevaardigde Claude Basire, gekozen door het departement
Cote-d'Or, die thans helaas verhinderd is daar hij andere
verplichtingen is aangegaan.'
De gebroeders Frey stonden erbij te grinniken, en ook die andere -
de Egelantier, ja zo heette hij, Fabre d'Eglantine.
'Misschien zijn er onder U die vrezen dat de geeerde Basire dus
niet altijd klaarstaat voor de vrouw en haar noden...' Etta kleurde
onder haar maquillage. 'Ik kan U echter verzekeren dat hij elders,
beste dames, en petit comite overleg voert met niemand minder dan
de heldin van de Brabantse Opstand, la belle Liegeoise oftewel de
fameuze Mlle Theroigne de Mericourt. Dus...'
Op dit moment werd zijn betoog afgebroken door... O jee! De
bedienden wilden nog...! Maar het was al gebeurd voordat iemand...
Pas op! Godverdomme!Weg! De kroonluchter suisde... Kwam met een
doffe klap, en ook iets van een zucht... Niemand had tijd gehad om
een stap opzij te doen, iedereen bleef als aan de grond genageld
alsof er van hogerhand heel dwingend 'Stop!' geroepen
was.
Wonderlijk, ondanks de klap waren de meeste kaarsen blijven
branden, hun spookachtige schijnsel vormde een theatraal effect
waar het geschrokken gezelschap ademloos naar stond te
kijken.
Au feu! De bedienden, als eersten bekomen van de schrik, trokken
razendsnel het tapijt weg, wierpen het over de gekapseisde
kroonluchter heen om het vuur te verstikken.
De twee ondergeschikten waren de enigen die iets ondernamen.
Niemand verroerde zich verder, niemand zei iets. En toen de twee na
hun kordate optreden voorzichtig opkeken, weifelend tussen
schuldgevoel en voldaanheid, waren ze verbaasd alleen nog
duisternis te zien - alsof het geanimeerde gezelschap dames en
heren van zo-even plotseling was weggevaagd en er van hun
schitterende aanwezigheid niets was overgebleven dan wat
onduidelijke schaduwen tegen een donkere achtergrond.