2

Het regende en er hing een fijne mist boven de rode daken van de stad. Zelfs het deuntje van de beiaard klonk waterig. Toen Van In door de poort van het politiebureau liep, schoof hij bijna uit op de gladde kasseien, maar daar trok hij zich niets van aan. De glimlach waarmee hij vanochtend was opgestaan, stond in zijn gezicht gebeiteld. Hij groette iedereen die hij in de gang tegenkwam en het scheelde niet veel of hij neuriede de eerste maten uit Conquest of Paradise. Dat laatste had alles te maken met de speciale behandeling die hij gisteravond van Hannelore had gekregen.

‘Ben je naar Lourdes geweest?’ vroeg Carine Neels toen ze hem stralend zag binnenkomen. ‘Of gebeuren er ook mirakels in Brugge?’

Van In glimlachte geheimzinnig, liet zich op zijn stoel neervallen en strekte zijn benen. Versavel hing zijn jasje netjes op aan de kapstok en ontfermde zich daarna over het koffiezetapparaat. Hij keek ernstig.

‘Ik wenste dat ik naar Lourdes mocht’, zei hij droog.

Van In had vanochtend zijn plannen uiteengezet. Als ze die uitvoerden, kwamen ze gegarandeerd in aanvaring met het parket. En dat vond hij geen prettig vooruitzicht, hij kon een mirakel best gebruiken.

‘Mag ik weten waarom jullie zo vrolijk zijn?’ vroeg Neels.

Versavel draaide zich om.

‘Hij is vrolijk. Ik niet.’

Ze hadden ook de nummerplaat doorgekregen van de onbeheerde Peugeot die de federale politie in de buurt van de Villa Papillon had aangetroffen. Die kwam overeen met die van de wagen van Rogier Marannes. Dat was op zich geen belangrijk element en het was zeker geen reden om zich met een onderzoek van de federale politie te bemoeien, maar dat was buiten Van In gerekend. Hij beschouwde de aanwezigheid van de Peugeot in de buurt van de Villa Papillon als een wonderbaarlijk toeval, een teken dat ze niet konden negeren. Daarom had hij het vermetele plan opgevat de zaak-Vandervelde toch te onderzoeken. Met of zonder de toestemming van het parket.

‘Heb je die kerel van de Villa Papillon al kunnen bereiken?’ vroeg Van In met een sigaret tussen zijn lippen.

‘Nee’, zei Versavel. ‘Ik probeer het straks nog een keer.’

Het kostte hem meer dan twee uur en acht telefoontjes voor hij de eigenaar van de Villa Papillon te pakken kreeg.

‘Wat zegt hij?’ vroeg Van In na het gesprek.

‘Meneer Danton kan ons vanmiddag om drie uur ontvangen’, zei Versavel. ‘Dan gaat de zaak open.’

‘Wat bedoel je met “dan gaat de zaak open”?’

Van In veerde op van zijn stoel. Door de bruuske beweging viel de askegel van zijn sigaret en dwarrelde op zijn bureau. Versavel keek hem niet-begrijpend aan.

‘In de week gaan ze altijd om drie uur open’, zei hij.

‘Dat bedoel ik niet, Guido. Het kan toch niet dat ze van het parket nu al de toestemming hebben gekregen om weer open te gaan?’

Versavel krabde in zijn haar. Voor zover hij wist hadden de onderzoekers de moeite niet gedaan om meneer Danton te ondervragen, laat staan dat ze de tent gesloten hadden.

‘Dat zul je hem moeten vragen’, zei hij voorzichtig.

De Villa Papillon lag verscholen achter een hoge haag die ervoor zorgde dat de bezoekers hun wagen uit het zicht konden parkeren. Toen Van In en Versavel om tien over drie arriveerden, stonden er drie wagens: een Corvette, een bmw 525 en een Jaguar. Je moest over niet veel fantasie beschikken om je een beeld te vormen van de mannen die met zulke auto’s reden. Meestal ging het om vijftigers met grijs haar, een bierbuik en een dikke portefeuille, mannen die overdag niets beters te doen hadden dan op een ander gaan zoeken wat ze thuis niet konden krijgen. Van In wist uit goede bron dat procureur Beekman zich hier tijdens de diensturen ook af en toe kwam ontspannen.

‘Ik ben benieuwd.’

Hij drukte op de bel. Het duurde geen dertig seconden voor iemand de deur opendeed. Een man van een jaar of dertig in een goedzittend pak begroette hen met een professionele glimlach.

‘Komt u binnen, heren.’

Ze drukten elkaar de hand. Van In stelde zich voor, maar dat bleek eigenlijk niet nodig.

‘Ik had u herkend op de monitor’, zei de man.

In de hal stond een levensgroot beeld van een liggende naakte vrouw, waardoor je meteen wist wat er in de Villa Papillon te beleven viel. Op de grond lag enkeldiep tapijt. De verlichting was schaars en ook dat had zijn reden. Mensen die elkaar hier toevallig tegen het lijf liepen, konden later zeggen dat ze elkaar niet herkend hadden.

‘Ik neem aan dat u meneer Danton bent’, zei Van In toen ze links richting bar gingen.

‘Zegt u maar Junior’, zei de man.

In de bar zat een man met kort, steil haar. Hij droeg een schreeuwerig overhemd met daarboven een leren jasje dat hij al lang niet meer kon dichtritsen. Naast hem zat een blond meisje met behoorlijk zware dijen en een strak topje. Ze had laarzen aan met een luipaardmotief en grote goudkleurige oorringen. Ze dronken champagne, geen nep zoals in de meeste huizen van plezier, maar echte. De aangebroken fles Piper Heidsieck stond naast hen op de bar.

‘Kunnen we hier ergens ongestoord praten?’

‘Natuurlijk. Kan ik u ondertussen een glas champagne aanbieden?’

‘Voor mij graag perrier’, haastte Versavel zich.

‘Laurent Perrier?’

‘Mijn collega drinkt alleen water’, zei Van In.

Naast de bar was een langwerpige ruimte die naar de toiletten leidde. Er stonden tafeltjes met aan weerskanten comfortabele banken waar de klanten konden kennismaken met de meisjes voor ze zich op een van de kamers terugtrokken voor het betere werk. Een Afrikaans meisje met lange benen en een bolle kont glimlachte bescheiden toen ze passeerden. De twee meisjes die bij haar zaten, keken even op. Ze zagen er allebei beschaafd uit. Met minder opzichtige kleren hadden ze voor deftige vrouwen kunnen doorgaan.

‘Ik veronderstel dat u weet waarom we hier zijn?’ zei Van In toen Junior een ijsemmer met een fles champagne en twee glazen op tafel zette en op de bank tegenover hen kwam zitten.

‘Weten is veel gezegd. Vermoeden wel.’

‘Dan val ik meteen met de deur in huis’, zei Van In. ‘Was Louis Vandervelde hier gisteravond?’

De vraag leek Junior niet te choqueren. Hij haalde de fles champagne uit de ijsemmer en vulde de glazen met een vaste hand.

‘Ik heb het nieuws gehoord’, zei hij rustig. ‘En ik kan u verzekeren dat wij niets met die zaak te maken hebben.

Voor de rest ben ik gebonden aan een zwijgplicht. Dat begrijpt u toch?’

Zijn stem klonk rustig en je kon hem niet verwijten dat hij onbeleefd of arrogant was. Hij droeg ook geen gouden kettingen of opzichtige horloges, zoals de meeste van zijn collega’s. Nee, Junior leek een doodgewone jongen.

‘Dat begrijp ik inderdaad’, knikte Van In, die goed besefte dat hij niet over de middelen beschikte om hem onder druk te zetten. ‘Maar hoe verklaart u dan dat Louis Vandervelde een kaartje van uw etablissement op zak had?’

Het was een stomme vraag, maar beter een stomme vraag dan geen vraag. Van In realiseerde zich dat hij geen been had om op te staan, maar hij had ook geleerd dat niets doen ook niets oplevert. Een verspreking was soms voldoende om een hopeloze zaak een totaal andere wending te geven, maar Junior was een gewiekste kerel. Hij kreeg het antwoord dat hij verwacht had.

‘Het feit dat iemand een kaartje van onze zaak op zak heeft, bewijst niet dat hij klant is’, zei Junior. ‘Ik ken zelfs mensen die ermee opscheppen tegen hun vrienden, hoewel ze hier nog nooit een stap over de vloer hebben gezet.’

‘Dat kan ik aannemen’, zei Van In.

Hij kende een collega die thuis folders van dure auto’s liet rondslingeren om indruk te maken op zijn schoonfamilie. Misschien had hij wel ongelijk en was Vandervelde hier inderdaad nooit geweest, maar hij was te koppig om dat toe te geven. Hij probeerde het met een strikvraag.

‘Krijgt u hier soms nog bekende mensen over de vloer?’

Junior had zich kunnen verraden door spontaan ja te knikken, maar hij trapte er niet in.

‘Bekende mensen hebben ook recht op privacy’, zei hij.

Van In nam een slokje champagne terwijl hij nadacht over een andere strategie. Ondertussen liep de man met het schreeuwerige overhemd langs. Het blonde en het Afrikaanse meisje kwamen achter hem aan. De ene droeg de champagne, de andere de glazen. Junior wierp stiekem een blik op zijn horloge. Klanten betaalden voor een uur en hij zag er nauwkeurig op toe dat die limiet niet werd overschreden. Als de man met het schreeuwerige overhemd over een uur niet terug was, moest hij bijbetalen of de kamer onmiddellijk verlaten. De regels van het huis waren strikt en dat wilde hij zo houden. Afspraken moesten nageleefd worden, voor de rest was bijna alles toegelaten. Dat hing van de meisjes af en van de vrijgevigheid van de klant uiteraard.

‘Laat mij de vraag anders formuleren’, zei Van In plotseling. ‘Ik begrijp dat u de privacy van uw klanten niet kunt schenden, maar u doet niets verkeerd als u mij kunt verzekeren dat Vandervelde hier geen klant was.’

‘Als ik dat kon, zou ik het doen’, zei Junior. ‘Maar ik ben hier ook niet iedere dag. En zelfs als ik er ben, weet ik niet altijd wie de kamers gebruikt. Sommige klanten boeken een kamer onder een schuilnaam of ze maken zich onherkenbaar met een sjaal en een hoed.’

‘Is dat zo?’

Van In dacht aan de man met het schreeuwerige hemd die zich nu aan het amuseren was in de kamer hiernaast. Wat zouden ze allemaal uitspoken? Hoe ver waren de meisjes bereid om te gaan? Junior leek zijn gedachten te raden.

‘Neem me niet kwalijk, commissaris, maar ik heb de indruk dat u niet veel ervaring hebt met een etablissement als het onze. Als u dat wenst, geef ik jullie graag een rondleiding.’

Versavel, die al de hele tijd in gedachten verzonken was, schrok zichtbaar en wierp een boze blik naar Van In, maar die zei natuurlijk: ja, graag. Junior stond op en nodigde hen met een breed gebaar uit om hem te volgen.

‘Ik kan jullie natuurlijk niet alle kamers laten zien’, zei hij met een knipoog.

Van In reageerde met een droog knikje. De gedachte dat de man met het schreeuwerige hemd de liefde aan het bedrijven was in een van de kamers, wond hem behoorlijk op. En dan nog met twee meisjes. De gelukzak. Wat zouden ze nu aan het doen zijn? dacht hij weer. Willigden ze werkelijk al zijn wensen in? Ze liepen door de gang naar de hal, waar zich het beeld van de naakte vrouw bevond. Links en rechts zat een deur. Junior deed de linkse open.

‘Dit is de Grotkamer’, zei hij.

De kamer zag er inderdaad uit als een grot. Het bed leek op een afgeplatte berg en de jacuzzi was in een soort krater ingebouwd. Uit de nissen die hier en daar in de muur waren aangebracht verspreidde zich een zacht gelig licht. Junior drukte op een verborgen knopje dat een videoprojector bediende en wees naar de muur voor het bed die vlak was gemaakt en als scherm dienstdeed.

‘Zoals u kunt zien verwennen we onze klanten graag.’

Van In wierp een blik op het primitieve scherm dat oplichtte. Porno was niet echt zijn ding, maar het kostte hem moeite om niet te blijven kijken naar de beelden. Zelfs Versavel kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen, maar hij wendde zijn hoofd al na een paar seconden af omdat er alleen naakte vrouwen te zien waren.

‘Ik neem aan dat iedere kamer anders is’, zei Van In zonder dat hij zijn blik van het scherm afwendde.

‘Dat klopt’, knikte Junior. ‘Behalve deze kamer zijn er nog de Hartkamer, de Junglekamer met levende haaien, de Oriëntkamer, de Bootkamer met tropische vissen en de Sm-kamer.’

‘Zes in totaal dus?’

‘We beschikken ook nog over een solarium en een sauna.’ ‘Heeft iedere kamer een jacuzzi?’

‘Dat spreekt voor zich’, zei Junior. ‘Behalve de Sm-kamer uiteraard’, voegde hij er bijna verontschuldigend aan toe.

‘Mogen wij die ook eens zien?’

Versavel trok een verveeld gezicht, maar Van In hield geen rekening met de afkeurende blik van zijn vriend. Een goede speurder mocht niets over het hoofd zien, maakte hij zichzelf wijs. Junior leidde hen via een smalle, steile trap naar een ondergrondse krocht. Het stelde allemaal niet veel voor. In het midden van de Sm-kamer stond een levensgroot andreaskruis met leren riemen waarmee de slaaf zich liet vastbinden. De accessoires, tepelklemmen, handboeien, leren kappen, zweepjes en ander foltertuig, lagen in een vitrinekast. Er stond ook nog een kleine stalen kooi waar slaven konden boeten voor hun ‘fouten’.

‘Komen hier veel klanten?’ vroeg Versavel.

Van In keek verbaasd op. Hij begreep niet goed dat Versavel die vraag stelde. Hij had al moeite met betaalde seks, laat staan dat hij zich voor zoiets zou interesseren. Of had hij toch iets te verbergen?

‘Dat valt mee’, zei Junior voorzichtig.

‘Ik ken een chirurg die hier komt telkens als hij een patiënt verliest op de operatietafel’, zei Versavel.

‘Dat zou kunnen’, gaf Junior toe.

‘Men zegt dat hij zich laat opsluiten in de kooi en de schoenzolen van zijn meesteres likt.’

‘Klanten hebben soms bizarre wensen, maar dat zijn onze zaken niet’, zei Junior.

De verbeelding van Van In dreigde op hol te slaan. Welke bizarre wensen? Was hij dan abnormaal omdat hij geen bizarre wensen had? Of verdrong hij die omdat hij wist dat Hannelore er toch nooit op zou ingaan?

‘Wat zijn bizarre wensen?’

Van In kon het niet laten.

‘Het hangt er van af wat u bizar noemt’, grijnsde Junior. ‘Maar we krijgen hier geregeld een oudere priester over de vloer die met twee of drie meisjes een uur in de jacuzzi doorbrengt en zich “eerwaarde” laat noemen, maar hen verder met geen vinger aanraakt. Er is natuurlijk ook de plas- en poepseks, maar geloof me, commissaris, de meeste klanten hebben genoeg aan een gesprek, wat aandacht en een stevige knuffel. Vraag het de meisjes maar. Meer dan zestig procent van de klanten heeft hier geen seks.’

‘Is dat zo?’

Van In kon de ontgoocheling in zijn stem niet verbergen.

‘Eenzaamheid is een lelijke ziekte, commissaris. En dan vergeet ik nog de mannen die door hun partner afgewezen of genegeerd worden. Maar mannen doen nu eenmaal graag stoer. Ze vertellen de wildste verhalen over hun avonturen in de Papillon, maar de waarheid is vaak anders.’

‘Zo is het ook in de echte wereld’, zei Van In.

‘Kan ik u nog een glaasje aanbieden?’

Van In keek naar Versavel, die hem weer boos aankeek.

‘Nee, dank u’, zei hij.

Ze liepen naar boven. Het was een leerzame rondleiding geweest. Jammer dat het niets had opgeleverd. Zonder officieel mandaat stond Van In machteloos. En toch bleef hij ervan overtuigd dat Vandervelde klant was geweest in de Villa Papillon. Het feit dat de federale politie hier niet was komen rondneuzen was daar een sprekend bewijs van. Of ze dat zelf hadden beslist of het bevel van een hogere instantie was gekomen, bleef een open vraag.

‘In ieder geval bedankt voor de ontvangst’, zei Van In toen ze bij de voordeur stonden.

Junior gaf hem een vriendschappelijk klopje op zijn schouder.

‘Graag gedaan, commissaris. En wie weet zien we elkaar nog eens terug in andere omstandigheden. Jullie zijn hier in ieder geval steeds welkom.’

Toen Van In knikte, kreeg hij nogmaals een boze blik van Versavel. Hij draaide zich snel om. Aan de muur naast de voordeur hing een geplastificeerd bordje. wanted stond er bovenaan in grote letters. Daaronder volgde een lijst met namen en adressen.

‘Dat zijn de namen van de mensen die hier niet meer gewenst zijn’, zei Junior toen hij merkte dat Van In de lijst aan het lezen was. ‘Klanten die zich niet gedragen of misbruik willen maken van hun functie gaan er onverbiddelijk uit.’

‘Tiens’, zei Van In.

Op de lijst stonden namen van politiemensen, belastingambtenaren, controleurs van de sociale zekerheid en advocaten. Hij kende minstens vier van hen persoonlijk.

Er stonden nu al vijf auto’s op het beschutte parkeerterrein. De Corvette, de bmw en de Jaguar hadden het gezelschap gekregen van een Peugeot 706 en een Lexus. Van In had Junior niet gevraagd hoeveel een uurtje betaalde liefde kostte, maar aan de auto’s te zien waren de tarieven in de Villa Papillon niet mals.

‘Ik ben gelukkig niet eenzaam’, zei Van In. ‘Hannelore negeert me niet en ze besteedt meestal voldoende aandacht aan me als ik me slecht voel. Wat zou ik hier nog komen doen?’

Versavel trok het portier open.

‘Als ik jou hier ooit tegenkom, laat ik je chemisch castreren’, zei hij voor hij instapte.

‘Dan hoef ik me geen zorgen te maken’, grijnsde Van In. ‘Wat zou jij hier komen doen?’

Ze reden het parkeerterrein af en de Gistelsesteenweg op. Het was koud en vochtig in de auto.

‘Wat doen we nu?’ vroeg Versavel.

Van In draaide het raampje op een kier en stak een sigaret op.

‘Wie niet rechtstreeks van A naar B kan, moet een omweg maken’, zei hij.

Toen Versavel niet reageerde, lichtte hij zijn cryptische uitspraak toe.

‘Geweigerde klanten zijn meestal ontevreden klanten. En ontevreden klanten praten wel eens hun mond voorbij. Ik stel voor dat we meester Renaix een bezoekje brengen. Wie weet levert dat iets op.’

‘Stond hij ook op de lijst?’

‘Hoe kun je het raden?’ zei Van In met een zelfvoldane glimlach.

Meester Renaix stond bekend als een arrogante klootzak die niet veel ophad met de politie, zoals de meeste advocaten, maar het had Van In sterk verbaasd als Renaix hem in deze omstandigheden een gesprek zou weigeren. Tijdens de rit dacht hij na over de manier waarop hij de sluwe vos zou aanpakken.

‘Ik vind dat we verkeerd bezig zijn’, zei Versavel. ‘Renaix heeft machtige vrienden bij de rechtbank. Hij komt er zo achter dat wij niet over een officieel mandaat beschikken.’

‘En dan?’

Van In snufte als een verkouden buffel. Het was de eerste keer niet dat hij de regels aan zijn laars lapte en het zou zeker niet de laatste keer zijn. Een echte speurder probeerde de waarheid te achterhalen. De methode die hij daarvoor gebruikte, deed er niet toe.

‘Ik zeg niets meer’, zei Versavel.

‘Dat is bijzonder verstandig, Guido.’

Renaix woonde in een herenhuis met hoge smalle ramen en een massieve eiken voordeur met een arduinen trapje ervoor. Van In ging op de eerste trede staan en trok aan de bel. Een schel gerinkel plantte zich voort door een lange gang tot het uitstierf. Het was een naargeestig geluid dat hem deed denken aan kostscholen, kloosters en tuchthuizen. Het duurde even voor een vrouw van middelbare leeftijd de deur kwam openmaken, maar daar maakte Van In zich niet druk over. Hij was al blij dat de vrouw hen binnenliet in de wachtkamer, een kaal vertrek waar zes stoelen stonden en een lage tafel met beduimelde tijdschriften.

‘Is Renaix getrouwd?’ vroeg Versavel toen de vrouw weg was.

‘Geen idee’, zei Van In. ‘Waarom vraag je dat?’

‘Als Renaix vrijgezel is, hoeft hij geen verantwoording af te leggen voor het feit dat hij een bordeel bezoekt.’

‘Dat weet ik ook wel’, reageerde Van In bits.

Hij wist dat Versavel gelijk had, maar weigerde dat zoals gewoonlijk toe te geven. Hij kreeg de tijd niet om er lang over na te denken. De deur van de wachtkamer ging open. Een man van een jaar of zestig keek hem onderzoekend aan.

‘U bent dus Van In’, zei hij met een spottend ondertoontje. ‘Waaraan heb ik die eer te danken?’

De toon was gezet. Renaix zette een stap naar voren en stak zijn hand uit. Zijn knokige vingers waren krom, zijn nagels zaten onder de nicotine. Zijn strak achterovergekamd haar glom zacht in het licht dat schuin door het raam naar binnen viel. Hij droeg een driedelig pak van ouderwetse snit en schoenen van gevlochten leer.

‘We storen toch niet?’

Renaix haalde ongeïnteresseerd zijn schouders op.

‘In dat geval had ik niet de moeite gedaan om u te komen begroeten, commissaris’, zei hij stijf.

‘Dat appreciëren we, meester.’

Er viel een korte, pijnlijke stilte. Van In wist niet goed hoe te beginnen, hoewel hij de hele tijd had zitten nadenken over de manier waarop hij Renaix zou aanpakken. De kille houding, de spottende toon en de arrogantie waarmee de advocaat hen had begroet, deden de verschillende strategieën die hij had bedacht als een kaartenhuisje instorten. Versavel redde hem gelukkig uit de brand.

‘Kunnen we elkaar ergens onder vier ogen spreken?’ vroeg hij.

Het was een stomme vraag. Ze waren alleen in een kale kamer waar niemand hen zou storen, maar Renaix begreep wat hij bedoelde en stelde voor hem te volgen naar zijn werkkamer, waar het iets gezelliger was dan in de wachtkamer.

‘Nemen jullie hier maar plaats.’

Renaix wees naar de twee stoelen die voor zijn bureau stonden en ging zelf aan de andere kant zitten. De kans dat hij ons iets te drinken aanbiedt is kleiner dan die dat er leven is op Mars, dacht Van In toen ze gingen zitten. Hij kreeg gelijk. Renaix vouwde zijn handen, plaatste ze onder zijn kin en keek hen afwachtend aan.

‘Ik luister, heren.’

Hij wierp een vluchtige blik op zijn horloge om hen duidelijk te maken dat hij nog andere dingen te doen had. Waarop Van In besloot er geen doekjes meer om te winden.

‘We komen in verband met Louis Vandervelde’, zei hij.

Renaix glimlachte en krabde ondertussen met zijn wijsvinger aan het topje van zijn neus. Hij was een ervaren bridgespeler die zelden een spel verloor omdat hij zijn emoties perfect in bedwang kon houden en in staat was razend snel na te denken. De Villa Papillon was de enige plek waar hij Vandervelde had ontmoet en voor zover hij wist had de federale politie daar niemand verhoord.

‘Ik heb het droevige nieuws gistermiddag vernomen’, zei hij.

‘U kende hem dus.’

‘Ik hoef hem niet te kennen om te weten wat er gebeurd is, commissaris.’

‘Dat is waar’, gaf Van In met een knikje toe.

Hij voelde zich zo nietig als een stofje. Versavel zat met lichtjes gebogen hoofd naar de neus van zijn schoenen te staren. Ze waren zich onsterfelijk belachelijk aan het maken.

‘U wilt natuurlijk weten of Vandervelde klant was in de Villa Papillon’, zei Renaix. ‘Of vergis ik mij?’

Van In had natuurlijk de lijst met ongewenste klanten gezien, bedacht Renaix. Het was te verwachten dat hij iedereen die erop vermeld stond een bezoekje zou brengen. Een van hen zou zeker zijn mond voorbijpraten. Het was gewoon een kwestie van tijd voor hij erachter kwam dat Vandervelde geregeld de Villa Papillon bezocht. Waarom zou hij dan ontkennen dat hij hem er ooit had gezien? Vandervelde was bovendien zijn beste vriend niet. Het kon hem niet schelen dat zijn vrouw morgen in de krant las dat haar man, de toekomstige premier, een ordinaire hoerenloper was.

‘U vergist zich niet’, zei Van In.

‘Dan kunnen we het kort houden. Vandervelde kwam af en toe in de Papillon, maar ik ken hem niet persoonlijk. Is dat voldoende? Of wilt u ook weten waarom mijn naam op de lijst is beland?’

‘Nee’, zei Van In.

Een Pyrrusoverwinning is pijnlijk, maar het blijft een overwinning. Van In wist wat hij wilde weten. En dat was alles dat telde. Hij stond op en stak zijn hand uit. Renaix mocht dan een arrogante zak zijn, als hij ooit nog een advocaat nodig had, wist hij wie hij zou kiezen.

‘Ben je nu tevreden?’

Versavel stak de sleutel in het contact en startte de motor. Van In gromde iets terug en stak een sigaret op. Hij had gelijk gekregen. Vandervelde was een klant van de Papillon en wie weet was hij daar ook geweest in de nacht dat hij vermoord was, maar veel schoten ze daar niet mee op.

‘We moeten iemand zien te vinden die in de Papillon aanwezig was voor Vandervelde werd vermoord’, zei hij koppig.

‘Ik ben benieuwd hoe je dat voor elkaar krijgt.’

‘Ik bedenk wel iets.’

Renaix wachtte tot de Golf uit het gezicht verdwenen was voor hij het nummer van procureur Beekman intoetste. Hij had geluk. Beekman nam zelf op.

‘Goedemiddag Jozef. Met Hendrik Renaix. Hoe gaat het met jou?’

Ze keuvelden een paar minuten over de kinderen en de kleinkinderen, het weer en de zwakke beurscijfers. Een buitenstaander had daaruit afgeleid dat ze vrienden waren, maar dat waren ze niet. Beekman was vriendelijk omdat Renaix hem een paar jaar geleden uit een lastig parket had gehaald.

‘Ik bel je eigenlijk in verband met Van In’, zei Renaix.

Beekman fronste zijn voorhoofd. Wat had Renaix met Van In te maken? En waarom belde hij hem daarover?

‘Hij heeft toch weer geen stunt uitgehaald?’

‘Een stunt kun je het niet noemen, maar ik zit toch behoorlijk verveeld met zijn demarche.’

Renaix vertelde in en paar woorden waarom Van In hem was komen opzoeken.

‘Ik heb uiteraard niets met de hele zaak te maken, maar het zou mijn reputatie geen goed doen als mijn naam in dit dossier opduikt. Mijn vrouw weet wel dat ik af en toe een scheve schaats rijd, maar dat hoeven mijn dochters en mijn kleinkinderen niet te weten.’

‘Ik begrijp wat je bedoelt, Hendrik.’

Beekman was ervan overtuigd dat Renaix niets met de moord op Vandervelde te maken had. De oude vos wilde gewoon vermijden dat hij als getuige werd opgeroepen als het ooit tot een assisenzaak kwam, waarbij de pers ieder detail zou uitvergroten en paginagroot uitsmeren. En het publiek zou ervan smullen.

‘Ik wist dat ik op jou kon rekenen, Jozef.’

‘Waar zijn vrienden anders voor?’

Beekman glimlachte toen hij ophing. Hij kon er gemakkelijk voor zorgen dat de pv’s waarin de naam Hendrik Renaix voorkwam in de prullenbak verdwenen, zeker als zou blijken dat ze irrelevant waren. Maar dat was niet de reden waarom hij glimlachte. Hij glimlachte omdat Renaix niet wist dat Van In geen enkele bevoegdheid had in de zaak-Vandervelde en dat de pv’s die hij daarover opstelde, automatisch in de prullenmand zouden belanden. Aan de andere kant kon hij niet toelaten dat Van In op eigen houtje een parallelonderzoek voerde. Tenzij hij zelf bereid was om een spelletje poker te spelen. De federale politie zou de zaak-Vandervelde nooit tot op de bodem uitspitten, daarvoor was het dossier te delicaat. Als hij daarentegen Van In toch zijn gang liet gaan, was de kans groot dat de waarheid aan het licht zou komen en dat zou de socialistische partij, die nu al flink gehavend was, wel eens de genadeslag kunnen geven bij de volgende verkiezingen. En dat zou zijn eigen partij bijzonder appreciëren. Beekman trok de bovenste lade van zijn bureau open, pakte het pakje sigaretten dat hij er voor noodgevallen bewaarde en stak er eentje op. Als hij in zijn opzet slaagde wachtte hem misschien een mooie promotie, als het mislukte kreeg Van In de volle laag. Hoe langer hij erover nadacht, hoe aantrekkelijker het plan werd. Hij duwde zijn sigaret uit, stak een tweede op en belde Van In met de mededeling dat hij hem de volgende ochtend om negen uur wilde spreken op zijn kantoor. Van In reageerde niet erg enthousiast, maar dat was normaal. Niemand werd graag bij de procureur op het matje geroepen.