3

Het regende nog altijd oude wijven toen Versavel en Frank na een bewogen nacht om tien over zeven hand in hand over de hobbelige kasseien van de Vette Vispoort liepen. Hoewel er overal grote plassen stonden, deed Frank geen moeite om ze te ontwijken. Hij was doodop en bekommerde zich daarom voor een keer niet om zijn dure Italiaanse schoenen, want die waren toch al nat. Gelukkig droeg hij een oud paar, wat het leed aanzienlijk verzachtte.

‘Wat is er eigenlijk met Van In?’ vroeg hij terloops, meer om de stilte te doorbreken dan om een echte conversatie te beginnen.

Ze sloegen rechts af. Voor de zij-ingang van de Sint-Jakobskerk wachtten een drietal verstokte katholieken tot de koster de deur zou openmaken voor de vroegmis.

‘Hannelore is gisteravond met een oude vriend gaan stappen’, zei Versavel.

Een vroege auto scheerde langs het trottoir en deed het slijk in de goot opspatten.

‘Godverdomme.’

Ze bleven staan. Frank keek verbijsterd naar de besmeurde neuzen van zijn dure Italiaanse schoenen. Water vond hij niet zo erg, maar aan modder had hij een hekel.

‘Hannelore is gisteren met een oude vriend op stap geweest’, zei Versavel voor de tweede keer.

‘Daarover heeft ze me vannacht niets verteld.’

Frank repte met geen woord over wat ze dan wel hadden besproken. Hij bukte zich en veegde de smurrie van zijn schoenen. Versavel wachtte geduldig tot zijn vriend daarmee klaar was.

‘Het uitstapje van Hannelore zit Van In dwars.’

‘Ach zo’, zei Frank.

‘Dan begrijp je wellicht hoe hij zich voelt.’

Versavel trok zijn gezicht in een ernstige plooi. Een van de kerkgangers herkende hem, glimlachte joviaal en stak zijn hand op. Versavel beantwoordde de groet met een zuinig hoofdknikje. Hypocrieten, dacht hij. Nog voor de koster arriveerde, zouden ze over hem beginnen te roddelen en zich daarbij niet schuldig voelen, want roddelen was een dagelijkse zonde die hen straks vergeven zou worden.

Versavel en Frank liepen stilzwijgend naar het plein voor de kerk waar ze gisteren hun wagen onder een wilde kastanjeboom hadden geparkeerd. Er hing wrevel in de lucht, dat voelden ze allebei aan.

‘Je wordt stilaan een bekende Bruggeling’, lachte Frank een beetje schaapachtig.

Een tijdje geleden was hij Versavel ook ontrouw geweest, maar dat was gelukkig weer goed gekomen. Hun relatie was er zelfs intenser door geworden.

‘Laten we hopen dat Hannelore en Pieter er ook uit raken.’

Hij kneep in Versavels hand.

‘Ik heb er in ieder geval nog spijt van.’

Een liefdevol woord heelt zelfs de meest pijnlijke wonden. Versavel had zin om zijn vriend een zoen te geven, maar toen hij dat wilde doen, wendde Frank zich van hem af.

‘Dit is een katholieke wijk, inspecteur’, merkte hij smalend op. ‘En vergeet niet dat jij een uniform draagt.’

Versavel zuchtte berustend en haalde de autosleutels uit zijn broekzak.

‘Wil je me dan tenminste aan het politiebureau afzetten? Of moet ik daarvoor eerst mijn uniform uittrekken?’

Frank haalde een schouder op zoals alleen homo’s dat kunnen.

‘Gij zult uw Heer niet beproeven’, monkelde hij.

Toen ze in de auto zaten, gaf Versavel hem toch een zoen.

‘Ik zal proberen vanavond vroeg thuis te zijn’, zei hij.

Versavel stapte uit en liep naar de ingang van het politiebureau. Een collega wierp hem een veelbetekenende blik toe.

‘Als Van In ziek is, moet hij me dat zelf melden, brigadier. Wat mij betreft is hij onwettig afwezig en als ik goed ben ingelicht, gebeurt dat vaker de laatste tijd. Zijn gedrag is onvergeeflijk. Het werpt een smet op het blazoen van mijn korps en daar heb ik schoon genoeg van.’

Hoofdcommissaris De Kee stond op van zijn stoel, keerde Versavel de rug toe en keek door het raam naar buiten. Dat deed hij vaker als hij zich opwond.

‘Dat weet ik, mijnheer de hoofdcommissaris, maar…’

‘Wat maar? Is hij niet ziek dan?’

Versavel had zich in een heikele situatie gemanoeuvreerd. De kans was groot dat Van In vanmiddag onverwacht zou opduiken en een compleet ander verhaal opdiste.

‘Het heeft vannacht de hele tijd geregend’, loog hij. ‘Dat heeft commissaris Van In geen goed gedaan. Hij was doorweekt toen we vanochtend…’

‘Vanochtend’, snoof De Kee. ‘Volgens een betrouwbare bron zijn jullie om halftwee opgestapt.’

Zeggen dat procureur Beekman hen had weggestuurd, zou geen zoden aan de dijk zetten. Versavel zocht naar een uitweg.

‘Het buurtonderzoek heeft nogal wat tijd in beslag genomen’, zei hij niet erg overtuigend.

‘Het buurtonderzoek’, herhaalde De Kee met geveinsde onschuld. ‘Ik wist niet dat de buurt van de Coupure zich tot aan het Astridpark uitstrekt.’

Niemand wordt graag met zijn neus op de naakte feiten gedrukt, zeker niet als die kloppen. Versavel zweeg en dat beviel De Kee. Hij bekeek zichzelf in het spiegelende vensterglas en genoot van zijn eigen gemene lachje.

‘Waarom zegt u niet dat jullie dringend moesten schuilen voor de regen en er maar één plaats was waar jullie in het holst van de nacht terechtkonden? U herinnert zich de naam van het café toch nog, brigadier?’

De Kee draaide zich om, richtte zich in zijn volle lengte op en stak zijn kin naar voren. Geen matador had ooit meer genoegen beleefd aan het doodsteken van een stier dan De Kee aan het afmaken van Versavel.

‘Ik kan u alleen melden dat commissaris Van In zich niet lekker voelt’, zei Versavel. ‘De rest is een zaak tussen u en hem.’

Wat moest hij verdomme zeggen? De Kee had hem in de tang. Ontkennen had geen zin. Op de keper beschouwd had hij zelfs gelijk. Van In lapte alle voorschriften aan zijn laars. Tot op vandaag had iedereen een oogje dichtgeknepen voor zijn escapades omdat hij resultaten boekte. Aan die tolerantie leek een eind te zijn gekomen. Dit keer wilden de haviken zijn vel. Tenminste, zo schatte Versavel de situatie in.

‘U daarentegen hebt zich niets te verwijten’, zei De Kee plotseling minzaam. ‘Als u straks tot inspecteur wordt benoemd, een bevordering waarvoor ik op het hoogste niveau heb gepleit, weet ik heel zeker dat u zich uitstekend van uw nieuwe taak zult kwijten. Misschien zit er zelfs meer in dan een gewone promotie. U weet toch dat hoofdinspecteur Claeys over twee maanden met pensioen gaat?’

Versavel voelde iets ontploffen in zijn borst. Een doffe pijn steeg langs zijn slokdarm omhoog. Hij kon niet langer zwijgen.

‘Met bloedgeld ben ik niet gediend, mijnheer de hoofdcommissaris.’

De Kee was niet onder de indruk van Versavels repliek. Als volleerd leerling van Machiavelli wist hij dat ontrouw een proces is dat tijd in beslag neemt en iedere wapenrusting zo sterk is als de eerste barst die ze vertoont.

‘Vanaf vandaag werkt u samen met adjunct-commissaris Vanneste’, zei De Kee. ‘Tot Van In weer voldoende fit is om zijn werk te hervatten’, voegde hij er poeslief aan toe.

‘Is dat alles, mijnheer de hoofdcommissaris?’

‘Inderdaad, mijnheer de inspecteur. U kunt gaan.’

De Kee keerde zijn ondergeschikte opnieuw de rug toe. Machiavelli mocht tevreden zijn. De positie van commissaris Van In was verzwakt. Adjunct-commissaris Vanneste zou zich weren als een duivel in een wijwatervat en die machtsstrijd zou de krachten van de oppositie verzwakken. De Kee ging achter zijn bureau zitten en toetste het nummer van Vanneste in. Het was een publiek geheim dat Van In een kans maakte om hem op te volgen als hoofdcommissaris en dat wilde hij tot elke prijs verhinderen.

‘Ik begrijp dat je als onderzoeksrechter verplicht bent om een doodsbedreiging ernstig te nemen, maar maak me niet wijs dat je in het belang van het onderzoek…’

‘Ik ken Valentijn Heydens van toen ik nog studeerde, Pietertje. We hebben gisteren samen een paar glazen wijn gedronken. So what?’

Hannelore zat aan de keukentafel, stak zenuwachtig een sigaret op en dronk haar vijfde kop koffie leeg. Ze keek op de klok boven het aanrecht. Het was tien over elf.

‘Valentijn was bang dat iemand zijn vader zou vermoorden’, zei ze voor de zoveelste keer. ‘Ondertussen weten we dat die vrees gegrond was. Zijn vader is dood. Dat heb je met je eigen ogen kunnen vaststellen.’

‘De man heeft zelfmoord gepleegd, Hanne. Volgens mij waren die brieven gewoon een manier om jou…’

Hannelore streek zenuwachtig met haar vingers over het tafelblad.

‘Je denkt toch niet dat ik met Valentijn de koffer ben ingedoken?’

Van In zweeg. Toen Versavel hem vanochtend op de bank had geïnstalleerd, bevatte zijn bloed voldoende alcohol om tien mormonen gedurende een week van hun missie af te houden. Toch had hij ondanks de roes de slaap niet kunnen vatten. Na amper een halfuur rusteloos woelen was hij naar de keuken gewaggeld. Hij had een pot koffie gezet en was daarna naar boven gestrompeld om Hannelore wakker te maken. Haar in gedachten te zien kreunen onder een andere man, maakte hem gek.

‘Je was dronken, Hanne.’

‘Ik ben niet met hem naar bed geweest, Pieter Van In. Hoeveel keer moet ik dat nog herhalen?’

Hannelore begon van pure frustratie te schreeuwen. Wat wilde hij horen? Dat het niet veel had gescheeld? Dat ze bijna was ingegaan op zijn voorstel om bij hem thuis een slaapmutsje te gaan drinken? Dat ze zich zelfs had afgevraagd hoe ze gereageerd zou hebben als hij avances had gemaakt?

Van In schonk zich een dubbele whisky in. Zijn hand beefde niet, maar dat was bedrieglijke schijn. De kilte die in zijn hart was geslopen, vertraagde iedere beweging die hij maakte en veroorzaakte een onnatuurlijke rust, een soort van verdoving die hem belette de boel kort en klein te slaan. Want hoewel Hannelore op een neutrale toon verslag had uitgebracht over haar ontmoeting met Valentijn Heydens en tot vervelens toe had proberen uit te leggen dat ze om louter professionele redenen op zijn verzoek was ingegaan, waren de vonken in haar ogen hem niet ontgaan, telkens als ze zijn naam noemde. Van In nam een slok van zijn whisky. Zijn lippen vormden woorden. Dat gebeurde automatisch alsof iemand hem dwong ze uit te spreken.

‘Volgens mij ben je een hoer’, zei hij toonloos.

Op dat moment begonnen Simon en Sarah te huilen. Hannelore keek Van In verbijsterd aan. Toen hij als een zombie voor zich uit bleef staren, stond ze op en liep naar boven. Bij iedere trede die ze beklom, dacht ze aan de mooie momenten die ze samen hadden gedeeld. Daar was nu een eind aan gekomen. Haar besluit stond vast. Eerst zou ze de kinderen naar haar ouders brengen en daarna… Ze keek even achterom. Als dat geregeld was, zou ze een flat huren en een nieuw leven beginnen, zonder Van In.

Zoals Versavel had voorspeld, arriveerde Van In in de late middag op het politiebureau; ongeschoren, met een gekreukt overhemd dat als een vod om zijn lijf slobberde en een troebele blik in zijn ogen.

‘Ik dacht dat je de hele dag in bed zou blijven’, zei Versavel luchtig.

‘Doe niet flauw, Guido.’

‘Zal ik koffie zetten?’

‘Nee.’

‘Wil je iets sterkers?’

Van In liet zich in zijn stoel ploffen, legde zijn handen in zijn nek en strekte zijn benen.

‘Ja.’

Versavel liep naar de archiefkast waar ze de jenever bewaarden.

‘Ik wil het sterkste spul dat we in huis hebben, Guido.’

Versavel draaide zich om. Er stonden twee flessen jenever in de kast, allebei met een alcoholgehalte van veertig procent.

‘Jonge of oude?’ vroeg hij een beetje hulpeloos.

‘Met het sterkste spul bedoel ik water, Guido. Daar drijven zelfs gehavende schepen op.’

Versavel spoelde een glas om onder de kraan. Hij kon zich voorstellen wat Van In bedoelde met ‘gehavend’.

‘De Kee was furieus toen je vanochtend niet kwam opdagen’, zei hij terloops. ‘Pff.’

‘Dit keer is het erger dan “pff”, Pieter. De Kee heeft Vanneste naar Valentijn Heydens gestuurd om van hem een verklaring af te nemen.’

‘Die klootzak?’

Van In dronk het glas water dat Versavel hem aanreikte in één teug leeg.

‘Dat was te verwachten.’

‘Wat was er te verwachten?’

Versavel ging zitten. Het zou niet meevallen Van In duidelijk te maken dat De Kee een vuil spel aan het spelen was.

‘In een schaakpartij bewijst een paard de koning soms een grotere dienst dan de koningin, Pieter.’

Van In zette zijn glas met een luide tik op zijn bureau.

‘Heb jij soms gedronken, Guido?’

‘Nee’, zei Versavel. ‘Maar ik zou me wellicht beter voelen als ik het wel had gedaan.’

Adjunct-commissaris Vanneste nam met een krachtige handdruk afscheid van Valentijn Heydens, liep naar zijn wagen en ging met een zelfvoldane glimlach achter het stuur zitten. Hij had een heerlijke middag achter de rug. In zijn aktetas zat het lekkerste proza dat hij ooit bijeen had geschreven: een smeuïg verslag van de uren die Valentijn Heydens gisteren met onderzoeksrechter Hannelore Martens had doorgebracht. Hij had alles minutieus genoteerd, tot in de kleinste details.

Even voor vijf uur rolde het rapport van dokter Dupon uit het faxapparaat dat naast het koffiezetapparaat op de vensterbank stond. Versavel scheurde het bericht af, gaf het aan Van In en wachtte ongeduldig op een reactie.

‘Wat zegt hij?’

Van In maakte een afwerend gebaar. De kleine lettertjes dansten onscherp voor zijn ogen, waardoor het een tijdje duurde voor hij de essentiële informatie van het ambtelijke koeterwaals kon onderscheiden.

‘Geen sporen van geweld, dood door ophanging. Tijdstip van overlijden: 20 u. Resultaten van dna-onderzoek volgen.’

‘Waarom laat Dupon een dna-onderzoek uitvoeren?’ vroeg Versavel. ‘Zou het dan toch geen zelfmoord zijn?’

‘Dat zal het onderzoek moeten uitwijzen.’

Van In dacht aan de heftige reactie van Diana Heydens toen hij gisteren ten gevolge van een lapsus het woord ‘dader’ had gebruikt. Misschien was er toch iets meer aan de hand dan ze vermoedden. Stel dat Hannelore toch gelijk had en dat de brieven die Valentijn haar had laten zien echt waren.

‘Het zou niet de eerste keer zijn dat iemand een moord als een zelfmoord ensceneert.’

Van In liet de fax in zijn papiermand dwarrelen en wreef met duim en wijsvinger wat gruis uit zijn ooghoeken. Hij kon zich moeilijk concentreren. Toen Hannelore er een paar jaar geleden vandoor was gegaan, had hij zich met volle overgave op zijn werk gestort, maar nu had hij daar geen zin meer in. Het geval Marcus Heydens interesseerde hem niet. Slechts één vraag hield hem bezig. Wat had hem in vredesnaam bezield om zijn vrouw voor hoer uit te schelden?

‘Hannelore is ervandoor, Guido.’

‘Dat vermoedde ik al’, zei Versavel.

Hij nam een stoel en ging naast zijn vriend zitten. Hij voelde zich opgelaten, want eigenlijk was het allemaal een beetje zijn schuld. Hij had gisteren zijn kiezen op elkaar moeten houden en niets mogen zeggen over het tête-à-tête van Hannelore en Heydens.

‘Volgens mij hoef je je geen zorgen te maken, Pieter. Vergeet niet dat Hannelore onderzoeksrechter is en mensen bij haar terechtkunnen om een klacht te formuleren.’

Terwijl hij Van In moed probeerde in te spreken, werd er geklopt.

‘Zal ik kijken wie het is?’

Toen Van In niet op die vraag reageerde, liep Versavel naar de deur en maakte die op een kier open.

‘Een zekere Broos wenst commissaris Van In te spreken’, zei een schuchtere agent. ‘In verband met de moord op Marcus Heydens.’

‘Daar hebben we nu geen tijd voor, agent’, zei Versavel. ‘Verwijs hem door naar de officier met wachtdienst.’

‘De officier met wachtdienst heeft mijnheer Broos naar jullie doorverwezen’, protesteerde de agent voorzichtig. ‘Daar kan ik toch niets aan doen.’

‘Een ogenblikje.’

Versavel deed de deur dicht, liep naar zijn bureau en belde de officier met wachtdienst. Het gesprek duurde amper tien seconden.

‘Is er iets?’ vroeg Van In.

‘Notaris Broos wil u spreken’, zei Versavel.

‘Dé notaris Broos?’

Versavel knikte. Notaris Broos was een legende. De meeste Bruggelingen kenden hem als de man die een fortuin had verdiend aan de verkaveling van de Stockveldewijk, een lap landbouwgrond die destijds op miraculeuze wijze tot bouwgrond was gepromoveerd.

‘A la bonne heure’, zei Van In met een verveeld gezicht. ‘Wij van de politie zijn de behoeders van de democratie. Arm of rijk, iedereen is hier welkom.’

Henri Jean Albert Theodore Broos leek een beetje op Hercule Poirot. Hij droeg een ouderwets driedelig maatpak en de scheiding in zijn haar leek er met een bijl ingehakt. Alleen de snor ontbrak.

‘Goedemiddag, commissaris.’

‘Goedemiddag, mijnheer Broos. Gaat u zitten, mijnheer de notaris. Kan ik u iets te drinken aanbieden?’ zei Van In overdreven vriendelijk. ‘Een glaasje water misschien?’

De ironie lag er zo dik op dat Versavel zich omdraaide. Dat deed hij uit voorzorg. Het gebeurde immers vaker dat hij en Van In tegelijkertijd de slappe lach kregen als er een vreemde kwast over de vloer kwam. Daarom was het veiliger even geen oogcontact met elkaar te hebben. Zeker nu niet, want notaris Broos was een telg uit een eerbiedwaardige Brugse familie. De man was gewend om met respect behandeld te worden. Bovendien beschikte hij over machtige vrienden en een vermogen dat op meer dan een miljard frank werd geschat.

‘Merci, commissaris’, zei Broos.

Hij trok met een geroutineerd gebaar de pijpen van zijn broek een paar centimeter omhoog en ging zitten.

‘Als u dat wenst, kan ik ook koffie zetten’, stelde Versavel voor.

‘Nee, danke meneer den agent. t’Is te loate vô kaffie.’

Veel Brugse intellectuelen van de oude stempel hielden er een vreemd taalgebruik op na. Met mensen van stand converseerden ze in een soort Franco-Nederlands. Het voetvolk daarentegen stonden ze in het dialect te woord.

‘Eau de source voor “notoaris” Broos’, gebood Van In.

Versavel klemde zijn tanden op elkaar en maakte zich haastig uit de voeten. Er zat niets anders op dan het ‘eau de source’ uit het kraantje in de keuken te gaan tappen.

‘Als ik het goed begrijp, wenst u mij te spreken in verband met de moord op Marcus Heydens’, zei Van In toen Versavel de deur achter zich had dichtgetrokken.

‘En effet. Marcus was een goede vriend van mij, een heel goede vriend. Enfin. In de normale zin, bedoel ik.’

Van In nam een voorgedrukt proces-verbaalformulier en begon de verklaring van notaris Broos te noteren, al was het maar om het onderhoud een officieel tintje te geven. Als het gesprek niets opleverde, wat heel waarschijnlijk was, zou het pv op een metershoge stapel belanden, waarnaar geen mens ooit nog zou omkijken.

‘Marcus en ik kennen elkaar al van onze kindertijd. Une amitié profonde, commissaris. We waren onafscheidelijk tot…’

Broos trok zijn gezicht in een trieste plooi alsof hij de slachtoffers van de slag bij Verdun herdacht.

‘Zijn jullie nu vijanden van elkaar?’

Broos schudde het hoofd.

‘C’est une histoire bien triste, commissaire. Marcus was een briljant student tot hij op een dag last kreeg van “chatouillements dans le ventre”.’

Broos onderstreepte het neerlandicisme met een knipoog. Hij ging er immers van uit dat in een land waar men een penis een penseel noemt, de uitdrukking ‘kriebels in de buik’ literair verantwoord was.

Versavel kwam binnen met een fles Contrexeville. Die had hij in de keuken onder het aanrecht gevonden. De inhoud ervan kwam uit de kraan. Eau de source cuvée Flic. Het klonk in ieder geval beter dan vogelwijn.

‘Had hij last van diarree of zo?’

Van In hield zich met opzet van den domme. Iedereen wist toch dat van alle rechtsgeleerden notarissen over de minste zin voor humor beschikten. Bovendien wilde hij dat Broos een paard een paard noemde.

‘Allez, commissaris. U bent toch ook jong geweest. Les chatouillements dans le ventre, vous les connaissez bien.’

Van In dacht met weemoed aan de tijd toen een koude douche niet in staat was zijn wellust te laten verschrompelen.

‘Een glaasje water, notaris?’

Versavel verwijderde de stop, die hij eveneens uit de vuilnisbak had opgediept, en vulde de glazen met ‘eau de source’.

Broos nam gretig een slok van het leidingwater. Zijn adamsappel wipte op en neer. Hij glimlachte beleefd naar Versavel en bedankte hem voor het glas water. Van In probeerde de draad van het gesprek weer op te nemen.

‘Wilt u nog even herhalen wat u zo-even zei over…’

Broos onderbrak hem met een kuchje en een blik in de richting van Versavel. Het was een duidelijke hint. De notaris was niet van plan een openbare biecht te spreken als er voetvolk in de buurt was. Dat had Versavel onmiddellijk door. Hij reageerde nog voor Van In iets kon zeggen.

‘Ik heb Frank beloofd vandaag wat vroeger thuis te zijn, commissaris. Als u het goedvindt, stap ik nu maar eens op.’

‘Doe dat, Guido. Tot morgen.’

Broos draaide zich half om in zijn stoel en knikte goedkeurend. Respect was iets dat je moest afdwingen. Dat had zijn vader hem geleerd.

‘Goenavond, meneer den agent.’

‘Au réservoir, monsieur le notaire’, zei Versavel met een knipoog naar Van In.

‘A demain, mon ami.’

Van In wendde het hoofd af en keek door het raam naar de grijze hemel. Het troosteloze weer maakte hem depressief, waardoor het hem enige moeite kostte de knipoog van Versavel met een glimlach te beantwoorden.

Op zijn weg naar beneden liep Versavel adjunct-commissaris Vanneste tegen het lijf.

‘Hallo, Versavel. Alles kits achter de rits?’

Als iemand ooit een studie zou maken over het taalgebruik van politieagenten en een toptien zou opstellen van de woorden die in dat milieu het vaakst worden gebruikt, zou ‘rits’ het waarschijnlijk niet winnen van ‘godverdomme’, ‘je kut u bitje mun kloten kussen’, ‘zeveraar’, ‘lul’, ‘trut’ en ‘choco’, wat echter niet betekende dat Versavel de uitdrukking ‘alles kits achter de rits’ een verrijking vond.

‘Parturiunt montes, nascetur ridiculus mus’, zei hij op een redelijk arrogante toon.

‘Wat zeg je, vriend?’

Vanneste had een a4-diploma houtbewerking behaald in een tijd dat de bouwsector op apegapen lag. Zijn vader had hem daarom aangeraden bij de rijkswacht te solliciteren, maar die had ‘zijn kandidatuur niet weerhouden’.

‘Het gaat over een berg die een muis baart, Vanneste.’

‘Is ze weer zwanger?’

‘Wie?’

‘De vrouw van…’

Vanneste noemde de naam van een agent die met een dikke vrouw was getrouwd.

‘Nee, Vanneste. Alles draait om de muis, niet om de berg.’

Versavel stak zijn hand op en liep gezwind de trap af. Hij had trek in een stevige steak en een grote portie frieten met zelfgemaakte mayonaise.

‘Marcus Heydens heeft lang geleden een meisje in verlegenheid gebracht’, zei Broos.

Van In tekende een paar krullen om de hoofdletter ‘p’ die in vetjes boven aan zijn formulier stond gedrukt.

‘Haar naam is Leona Vidts en haar zoon heet Valentijn.

Marcus heeft haar zwanger gemaakt en haar daarna in de steek gelaten.’

‘Heeft dat iets te maken met de dood van mijnheer Heydens?’

‘Dat weet ik niet, commissaris. Ik ben eigenlijk naar hier gekomen om over mijn vrouw te spreken.’

‘Uw vrouw?’

‘Mijn vrouw is de moeder van Valentijn.’

In de jaren zestig maakte een zwanger meisje dat door de natuurlijke vader in de steek was gelaten, niet veel kans ooit nog een deftige man aan de haak te slaan. Zo’n meisje was gebrandmerkt en bijgevolg gedoemd om genoegen te nemen met mindere goden en daar hoorde een notaris zeker niet bij.

‘Ik ben altijd verliefd geweest op Leona’, zei Broos. ‘Maar zolang mijn ouders leefden, kon ik haar niet ten huwelijk vragen. Dat begrijpt u toch, commissaris?’

‘Natuurlijk’, zei Van In.

Hij begon de ruimte tussen de benen van de hoofdletter ‘v’ op het proces-verbaal te arceren.

‘Mijn ouders zijn allebei omgekomen in een vliegtuigongeluk’, zei Broos. ‘Op mijn achtentwintigste heb ik hun hele vermogen geërfd en toen kon ik trouwen met wie ik wilde.’

Het klonk alsof Broos de piloot van het vliegtuig dankbaar was omdat hij op die dag een fout had gemaakt.

‘Dan moet u erg veel van haar houden’, zei Van In.

‘Ik houd nog steeds van haar, commissaris.’

Broos kreeg het zichtbaar moeilijk. Zijn onderlip begon te trillen en hij drukte zijn vingertoppen tegen elkaar.

‘Leona daarentegen…’

Van In legde zijn pen neer en keek de notaris recht in de ogen. Als iemand liefdesverdriet herkende dan was hij het wel.

‘Had uw vrouw een verhouding met Marcus Heydens?’

‘Ja.’

Er knakte iets in de stem van de notaris.

‘U zou er toch achter gekomen zijn’, zei hij. ‘Daarom ben ik spontaan naar hier gekomen, commissaris, om u te vragen enige discretie aan de dag te leggen. Iedereen in het milieu weet dat u de gedoodverfde opvolger bent van De Kee. De aanstelling van een nieuwe hoofdcommissaris is een politieke benoeming en zoals u wellicht weet, heb ik een niet onbelangrijke stem in dat kapittel.’

Het hoge woord was eruit en dat zinde Van In niet. Wat dachten die kerels wel? Dat hij voor een habbekrats te koop was? Het was toch ongelooflijk dat mensen van stand nog met dat soort voorstellen voor de dag durfden te komen, en waarom deed een man als Broos een poging om hem te beïnvloeden als Marcus Heydens zelfmoord had gepleegd? Van In vroeg zich af hoe de notaris zou reageren als hij de moordthese naar voren zou schuiven. Dus sloeg hij genadeloos toe.

‘Waar was u gisteren om 20 uur, mijnheer Broos?’

‘In de loge’, zei Broos zonder enige aarzeling.

‘Bent u vrijmetselaar?’

‘Ja.’

Een vrijmetselaar die zonder slag of stoot toegeeft dat hij vrijmetselaar is, was bijna even verdacht als een Anderlechtsupporter die na het nuttigen van twee pilsjes voor de camera beweert dat Club Brugge de wedstrijd verdiend heeft gewonnen.

‘Dan mag ik aannemen dat uw confraters uw alibi zullen bevestigen.’

‘Alleen als dat echt nodig is, commissaris.’

Van In nam een slokje ‘eau de source’. De loge in Brugge was nog steeds in een waas van geheimzinnigheid gehuld. De meeste Bruggelingen wisten zelfs niet dat de ‘werkplaats’ van de logebroeders zich in de Beenhouwersstraat bevond, recht tegenover de Speelmansrei.

‘Had Valentijn een motief om zijn vader te vermoorden?’

Die vraag bracht Broos in verwarring. Hij blikte omhoog, wat er volgens gedragspsychologen op wijst dat de ondervraagde liegt.

‘Ik denk dat deze kamer te klein is om alle mensen in op te sluiten die Marcus Heydens een kwaad hart toedragen.’

‘Verklaar u nader, mijnheer Broos.’

‘Diana Delanghe bijvoorbeeld.’

‘Diana Delanghe of Diana Heydens?’

‘Het mens heet Delanghe’, zei Broos, een beetje boos.

‘Bent u daar zeker van?’

Broos pulkte aan zijn neus en ook die tic wees erop dat hij loog.

‘Na haar avontuur met Marcus is Leona in een volkscafé gaan werken. Daar heeft ze Wilfried Delanghe leren kennen, een nietsnut met wie ze een maand later halsoverkop is getrouwd. God mag weten waarom.’

‘Misschien omdat uw ouders toen nog niet verongelukt waren’, merkte Van In cynisch op.

Het bleef even stil. Broos klemde zijn vingers om de armleuning van zijn stoel tot zijn knokkels wit wegtrokken.

‘Ik heb Delanghe vijf miljoen betaald om zich van Leona te laten scheiden’, zei hij. ‘Zijn dochter heeft de beste opvoeding genoten die er voor geld te koop is.’

‘Dat geloof ik grif’, zei Van In.

De beste opvoeding die voor geld te koop was, had blijkbaar niet erg gerendeerd.

Adjunct-commissaris Vanneste gooide de deur van kamer 204 open en grijnsde als een politicus in volle verkiezingscampagne.

‘Goedenavond, heren.’

Toen hij Broos herkende, maakte hij zelfs een kleine buiging.

‘Goedenavond, notaris.’

Van In kon er niet om lachen.

‘Dit is mijn kantoor, Vanneste. Ik zou het op prijs stellen als u in het vervolg de moeite zou nemen om aan te kloppen.’

‘Aankloppen? Waarom zou ik aankloppen? Dit is toch ook mijn kantoor.’

‘Oh ja?’

Van In stond op en ging in het midden van de kamer staan. Wijdbeens als een verkleinde versie van de kolos van Rhodos.

‘Moet u eens goed naar me luisteren, Vanpeste. Iedereen klopt hier aan. Begrepen?’

‘Dat is dan vanaf vandaag veranderd, mijnheer Van In. Op bevel van de hoofdcommissaris. Hij heeft me met een gerechtelijk onderzoek belast en dat betekent dat ik hier kan binnenkomen elke keer als ik daar zin in heb.’

Driehonderd jaar geleden had Van In zijn rivaal uitgedaagd om het conflict in een duel te beslechten. Tegenwoordig kon dat helaas niet meer. Zijn tong was het enige wapen dat hij ongestraft kon gebruiken.

‘De Kee is geen fee die jouw wensen in vervulling brengt, Verpeste. Als jij binnen vijf seconden niet buiten bent, schiet ik een gat in je luchtballon.’

‘Welke luchtballon?’

‘Het holle ding op je schouders dat je van je vader hebt geërfd.’

‘Mijne heren, een beetje respect, alstublieft.’

Notaris Broos stak verzoenend zijn armen in de lucht.

‘Heb ik om uw mening gevraagd, Broos?’

Van In stond op het punt door het lint te gaan en deze keer had zijn woede-uitval niets te maken met de consumptie van Duvels. Hij zag Hannelore kronkelen in een vreemd bed en dingen doen waarvan hij altijd had gedroomd.

‘Ik stel voor dat we ons gesprek een andere keer voortzetten’, zei Broos. ‘U kunt me bellen op dit nummer.’

Hij haalde een kaartje uit zijn portefeuille en legde het op het bureau van Van In.

‘Tot ziens, commissaris.’

Broos streek de panden van zijn jas glad en verdween als een dief in de nacht.

‘Wat kwam die hier doen?’ vroeg Vanneste alsof er niets aan de hand was.

Van In begon zenuwachtig te lachen.

‘Volgens notaris Broos heb ik van een verre oom een oliebron in Texas geërfd. Ik ben rijk, Vanmeste.’

Een onwaarschijnlijke leugen scoort beter dan een aannemelijke smoes, zeker als het om geld gaat. Vanneste trok een gezicht alsof hij door een bliksemschicht was getroffen. Hij onderging plotseling een gedaanteverwisseling, net als Paulus destijds.

‘Laten we toch geen ruzie maken, Van In. We zijn allebei een beetje gespannen. Ik stel voor dat we samen een Duvel gaan drinken. Ik trakteer.’

Van In liep naar de deur, deed het licht uit en trok de deur achter zich dicht.

‘Blijf jij maar hier, Verpeste. Tot de zon weer opkomt.’

Het was kwart voor negen toen Van In langs de gevels van de Sint-Jacobstraat naar huis schuifelde. De licht euforische toestand waarin hij verkeerde, was het gevolg van drie haastig genuttigde Duvels. Die hadden hem in ieder geval beter gesmaakt dan het ‘eau de source’ van daarstraks. Leidingwater is een gevaarlijk goedje. Daarvoor had zijn vader hem vroeger herhaaldelijk gewaarschuwd. Er komt ooit een tijd dat de kapitalisten ons zullen vergiftigen met hun vuiligheid, had hij gezegd.

Van In bleef staan om een sigaret op te steken. Twee jonge Amerikanen, die een eindje verderop goedkoop logement hadden gevonden, maakten daar een opmerking over.

‘Smoking is bad for your health’, zei de ene.

‘Yeah’, knikte de andere instemmend.

Van In haalde zijn schouders op en vervolgde zijn weg. In gedachten verzonken sloeg hij de Moerstraat in. Wisten die kerels dan niet dat de levensverwachting in New York lager ligt dan in pakweg Athene, waar nochtans meer sigaretten gerookt worden dan in de rest van de wereld? Nee, dat wisten ze waarschijnlijk niet. De wereld dreigde ten onder te gaan aan onwetendheid. Zelfs wetenschappers lieten zich verleiden om halve waarheden te verkondigen. Niemand dacht nog na over de essentie der dingen, anders zouden verstandige mensen zich herinneren dat de oude knarren van tegenwoordig, de grijze plaag zoals ze door sommigen werden genoemd, uit een tijdperk stamden waarin ‘gezond leven’ een synoniem was voor zuipen, vreten en roken en beseffen dat de hedendaagse mens daarentegen nog moest bewijzen dat hij op een dieet van granen en wortelen ouder zou worden dan de Bourgondiërs uit het begin van de eeuw.

Halverwege de Vette Vispoort deed een bekend geluid Van Ins hart plotseling sneller kloppen. Hoorde hij een baby huilen of verbeeldde hij zich maar wat? Hij rende naar de voordeur, stak zijn sleutel in het slot en gooide de deur open. Hannelore kwam net de trap af. Ze droeg Simon in haar armen.

‘Daar ben je dan eindelijk’, zei ze.

‘En ik dacht dat…’

‘Dat je me nooit meer zou zien.’

Hannelore ging zitten en aaide Simon over zijn hoofdje. Het jongetje hield op met huilen.

‘Het is allemaal mijn schuld’, zei Van In. ‘Ik had je nooit voor…’

‘Sst.’

Hannelore drukte haar wijsvinger tegen haar lippen.

‘Dat woord wil ik nooit meer horen.’

Toen Van In vanmiddag met slaande deuren was vertrokken, had Hannelore in alle rust een inventaris opgemaakt van de jaren die ze samen hadden gedeeld. In gedachten had ze zowel de rol van openbare aanklager, advocaat van de verdediging, rechter en jury gespeeld. Het verdict was streng maar rechtvaardig. Hannelore Martens had met voorbedachten rade een man proberen te versieren. Hoewel er juridisch geen sprake kon zijn van overspel, had de rechter toch geoordeeld dat ze schuldig was en haar veroordeeld tot levenslang, levenslang met de man die ze had willen bedriegen.

‘Ik zou graag een minnelijke schikking treffen, Pieter.’

Hannelore stopte Simon in Van Ins armen.

‘Als jij je zoon in slaap kunt wiegen, zal ik je uitgebreid mijn excuses aanbieden.’

Ze stond op, liet haar badjas van haar schouders glijden en liep heupwiegend naar de salon. Simon keek naar zijn vader, lachte, kneep zijn oogjes dicht en deed alsof hij sliep. Een blote mama betekende dat papa een spelletje mocht spelen en dat gunde kleine Simon hem van harte.

Procureur Beekman schonk zich een dubbele cognac in en staarde in de laaiende vlammen van de open haard. Hij voelde zich schuldig omdat hij had toegezegd het onderzoek naar het verdachte overlijden van raadsheer Heydens naar de ‘police judiciaire’ over te hevelen. Kort na de confrontatie tussen Van In en Vanneste had notaris Broos hem gebeld en hem vriendelijk verzocht ‘cet abruti de la police communale’ te sanctioneren. Beekman vond dat hij door in te gaan op het verzoek van de grootmeester zijn integriteit te grabbel had gegooid, maar daar viel niets meer aan te veranderen, want op de dag dat hij het schootsvel had omgord, had hij zijn broeders bijstand beloofd en gezworen de belangen van de loge te verdedigen. Sindsdien had zijn carrière een hoge vlucht genomen. Beekman was de jongste procureur van Vlaanderen. Het was normaal dat hij daarvoor nu de rekening kreeg gepresenteerd. Hij nam een slok van zijn cognac en stak een sigaartje op. Voor hem lag een vertrouwelijk document dat hem een uur geleden per koerier was bezorgd. De jongens van het lab hadden lijmsporen ontdekt op de bovenlip van Marcus Heydens, hoogstwaarschijnlijk afkomstig van pvc-plakband, stond er. Ze hadden ook witte vezeltjes gevonden op de trui van Heydens die daar niet thuishoorden. Zou het dan toch om moord gaan?