4

Mijn werkkamer kwam me even vreemd voor toen ik binnenkwam. Het cilinderbureau, de verstelbare flexibele leeslamp, de versleten, met leer beklede draaistoel, de met paardenhaar gevulde bank voor bezoekers, de plank met naslagwerken, het ingelijste diploma, de deur naar de behandelkamer op een kier, een blik gunnend op kastjes met instrumenten, en geneesmiddelen die Koch voor het grootste deel herkend zou hebben - alles leek zo uit zijn verband; een klein eiland in de tijd, snel aangevreten door de oceaan. En ik besefte dat ik over een jaar of tien maar beter met pensioen kon gaan. De sneeuwjacht was dichter geworden, waardoor de ramen bleek, schemerig licht doorlieten. Jack had de lamp aangestoken zodat hij een tijdschrift kon lezen. Buiten het geconcentreerde licht van de lamp was de kamer in schaduwen gehuld. De stoomradiator pruttelde en maakte de lucht warm en droog.

Hij stond op. 'Het spijt me dat ik u al die last bezorg, Dr. Anderson', zei hij.

Ik beduidde hem weer in zijn stoel te gaan zitten, nam zelf ook plaats en stak een verse pijp op. Zoveel roken was onaangenaam voor de mond, maar mijn vingers moesten iets te doen hebben.

Jack knikte naar het pamflet dat ik op het bureau had gegooid.

'Wat vindt u ervan?' vroeg hij toonloos.

Ik gluurde door de bovenste helft van mijn dubbelgeslepen bril. Dit was niet de jongen die had geweten dat hij zijn vader zou verliezen, noch de jongen die er niet in slaagde zijn jammerlijke toestand te verbergen toen zijn moeder hem opscheepte met een stiefvader - nog maar nauwelijks een jaar geleden. Voor me zat een jonge man met oude ogen.

Grijze ogen in een smal gezicht met een rechte neus. Van Tom had hij het donkerblonde haar en het slanke, middelgrote, enigszins onbehouwen lichaam; zijn volle lippen, een bijdrage van Eleanor, waren niet helemaal op hun plaats in dat ascetische voorkomen; het totaalbeeld was de Jack Havig die ik nooit had kunnen doorgronden. Zoals altijd was hij zorgeloos gekleed. Hij droeg een Schots geruite trui en de blauwe spijkerbroek waarmee hij de zwerftocht door de heuvels had gemaakt. Zijn houding leek me alert. Hij scheen zich totaal niet ongemakkelijk te voelen en zijn blik ontweek geen moment te mijne.

'Tja,' zei ik. 'Het is origineel, hoewel je zult moeten toegeven dat het nogal verwarrend is.' Ik stopte mijn pijp.

'Tja, ik vermoed van wel. Het is een aandenken. Misschien was het beter geweest als ik niets had meegenomen.'

'Je bedoelt van je reizen, eh, als je wegliep van huis? Waar hing je uit, Jack?'

'Hier en daar wat rondgekeken.'

Ik herinnerde me een klein koppig persoontje dat ooit eens een soortgelijk antwoord had gegeven, nadat een onbekende hem naar zijn vader had teruggebracht. Het deed me ook aan een hoop andere dingen terugdenken.

Mijn lucifer maakte een schrapend geluid en leek bijna onnatuurlijk sterk op te vlammen. Ik nam een flinke trek van de geurige tabak en genoot van de rook, terwijl ik me beraadde over hetgeen ik moest zeggen.

'Luister, Jack. Je zit in de penarie. Erger nog, je moeder zit in moeilijkheden.' Dat deed hem schrikken. 'Ik ben een vriend van jullie alle twee; ik wil helpen, maar verdomme, je zult op zijn minst moeten meewerken.'

'Dok, ik zou willen dat ik het kon,' fluisterde hij.

Ik tikte op het pamflet. 'Okay,' zei ik, 'vertel datje aan een sf-verhaal of iets dergelijks bezig bent, dat zich afspeelt rond 1970 en dat dit achtergrondmateriaal is. Ik ben dan geneigd te denken dat je de zaken nodeloos duister voorstelt, maar dat interesseert me niet; dat zijn jouw zaken.' Met mijn pijpsteel gebarend: 'Wat jouw zaken echter niet zijn, is het feit dat dit papier gestencild is. Niemand stencilt iets voor strikt persoonlijk gebruik. Organisaties, verenigingen doen dat wel. Wat voor organisatie steekt hier achter?'

'Geen enkele. Een paar vrienden.' Hij verstrakte. 'Ontzettend weinig onder die walgelijke horde meelopers die al tevreden zijn als ze hun slogans uit kunnen schreeuwen.'

Ik stond op. 'Zin in een borrel?'

Nu kon er pas een glimlach af. 'Heel graag. Een beter recept kan ik niet bedenken.'

Terwijl ik de cognac in de glazen schonk vroeg ik me af waar mijn impuls vandaan kwam. Kinderen drinken geen sterke drank, behalve misschien stiekem wat bier. Of vergiste ik me? Opnieuw trof het me dat hij totaal niets kinderlijks meer had.

Hij dronk op de manier van een ervaren, zo niet zware drinker. Waar had hij dat vandaan? Hij was nauwelijks een maand weggeweest.

Ik ging weer zitten en zei: 'Ik vraag je niet naar geheimen, Jack, hoewel je zou kunnen weten dat ik in mijn praktijk een heleboel hoor waar ik mijn mond over houd. Ik eis echter je hulp bij de constructie van een dekkend verhaal en we moeten een toekomstprogramma voor je vaststellen, waardoor je moeder wat ontlast wordt van de zorg om jou.'

Hij fronste. 'U hebt gelijk. Het probleem is alleen dat ik niet weet wat ik u moet vertellen.'

'Probeer het eens met de waarheid?'

'Dok, geloof me, dat is het laatste dat u wilt, echt.'

'Jack, ik verwed er tien dollar onder dat ik je minstens een dozijn ware verhalen kan vertellen, die jou meer zouden schokken dan jij mij met jouw relaas.'

'Ik wed niet,' zei hij scherp. 'Het zou niet eerlijk zijn tegenover u.' Ik wachtte.

Hij sloeg de inhoud van zijn glas achterover en hield me het lege glas voor om bij te vullen. In het gele lamplicht zat hij iel afgetekend tegen het besneeuwde venster. Op zijn gezicht lag een uitdrukking van vastberadenheid. 'Vul me bij, als u wilt,' zei hij, 'en ik zal het u vertellen.'

'Uitstekend.' De fles beefde in mijn handen en de drank gulpte naar buiten. 'Ik zweer dat ik je vertrouwen niet zal beschamen.'

Hij lachte, een krakend geluid. 'Laat die eed maar zitten, dok. Geloof me, u houdt uw mond ook zonder iets te zweren wel.' Ik wachtte.

Hij nipte, staarde langs me heen in de verte en mompelde: 'Ik ben toch wel blij. Het is zo'n enorme last voor me geweest, mijn hele leven al, dat ik nooit met een ander het feit hebben kunnen delen, dat ik ... ben wat ik ben.'

Ik blies rook door mijn lippen en wachtte.

Haastig zei hij: 'Ik heb me voor het grootste gedeelte in en rond San Francisco opgehouden, voornamelijk Berkeley. Langer dan een jaar.' Mijn vingers omklemden de kop van mijn pijp. 'Ik kwam thuis na een maand weg te zijn geweest, maar in feite ben ik ongeveer achttien maanden weggeweest. Van herfst 1969 tot eind 1970.'

Na een moment voegde hij eraan toe: 'Dat is wel geen anderhalf jaar, maar u moet er mijn bezoekjes aan de nog verdere toekomst bij incalculeren.'

De stoom siste in de radiator. Ik zag zweetdruppeltjes parelen op het voorhoofd van mijn zo goed als geadopteerde zoon. Hij greep zijn glas even stevig beet als ik mijn pijp. Maar ondanks de duidelijke spanning in hem bleef zijn stem vlak en onaangedaan. 'Heb je een tijdmachine?' vroeg ik ademloos. Hij schudde zijn hoofd. 'Nee. Ik beweeg me op eigen kracht door de tijd. Vraag me niet hoe. Ik weet het niet.' Er brak een schamper lachje door. 'Natuurlijk, dok,' zei hij. 'U denkt aan paranoia. Het waandenkbeeld dat ik iets bijzonders ben in de kosmos. Okay, ik zal u een demonstratie geven.' Hij gebaarde. 'Wilt u alstublieft hier komen? U moet zich ervan overtuigen dat ik geen spiegels, valluiken of trucjes gebruik in uw eigen, vertrouwde werkkamer.'

Als verdoofd tastte ik om me heen, ofschoon het duidelijk was dat hij geen gelegenheid had gehad om een of ander apparaat te construeren.

'Tevreden?' vroeg hij. 'Goed. Ik ga mezelf in de toekomst projecteren. Hoe ver? Een half uur? Nee, dat is te lang voor u om hier in de zenuwen te zitten. Laten we er vijftien minuten van maken.' Hij zette zijn horloge gelijk met de klok aan de muur. 'Het is nu zeventien over vier, klopt dat? Ik kom om half vijf weer tevoorschijn met een marge van hooguit enkele seconden.' En letterlijk: 'Zorg er echter wel voor, dat niemand intussen in deze stoel gaat zitten. Ik kan me niet materialiseren in een ruimte die al door een ander vast lichaam in beslag genomen wordt.'

Ik deed een stap achteruit en beefde. 'Ga verder, Jack,' zei ik. Ik voelde het bloed in mijn aderen bonken.

Er ging een vlaag tederheid van hem uit. Hij greep mijn hand en drukte die. 'Goeie, ouwe dok. Tot straks.'

En weg was hij. Ik hoorde een gedempt whoesh waar de lucht in het vacuum stroomde waar hij zojuist nog had gezeten. Verder niets. De stoel was leeg. Ik voelde, maar er was niets om te voelen.

Ik ging weer achter mijn bureau zitten en staarde een kwartier voor me uit. Een kwartier waarvan ik me niets herinner. Plotseling zat hij daar, precies als daareven.

Het kostte me moeite niet flauw te vallen. Hij haastte zich naar me toe. 'Kom dok, rustig, kalm aan, alles is in orde. Hier, neem een borrel.'

Later gaf hij een een-minuutshow, van zo dichtbij in de toekomst terugstappend, dat hij even naast zichzelf stond, totdat het eerste lichaam verdween.

De nacht viel.

'Nee, ik weet niet hoe het werkt,' zei hij. 'Trouwens, ik weet ook niet hoe mijn spieren werken. Ik bedoel, niet op de manier die u bekend is - want u zult met me eens moeten zijn dat uw wetenschappelijke informatie een fractie onthult van het totaal van een mysterie.'

'Hoe voelt het aan?' vroeg ik en met verbazing constateerde ik de kalmte die over me was gekomen. Ach, misschien had ik diep in mijn onderbewustzijn altijd al geweten wat Jack Havig was. 'Het is moeilijk te beschrijven.' Hij kreeg een frons op zijn voorhoofd. 'Ik ... wil mezelf voor- of achteruit in de tijd ... net zoals ik ... oh, bijvoorbeeld mijn glas van uw bureau wil opnemen. Met andere woorden, ik beveel een onbekend, maar aanwezig vermogen om me te verplaatsen, op dezelfde manier als we onze handen bevel geven iets te doen. En het gebeurt.'

Hij zocht naar woorden voor hij vervolgde: 'Ik bevind me in een schaduwwereld als ik in de tijd reis. De lichtgraad varieert van niets tot grijs. Als ik meer dan een dag-en-nacht-fase passeer, flikkert het. Voorwerpen zien er onduidelijk, nevelig en vlak uit. Als ik besluit te stoppen, dan stop ik en bevind ik me in een normale tijd met mijn eigen massa. Er is geen lucht onderweg. Ik moet mijn adem inhouden en als de reis erg lang duurt in mijn persoonlijke tijd, moet ik af en toe even stoppen onderweg om weer adem te halen.'

'Wacht eens,' zei ik. 'Als je onderweg niet kunt ademen, niet gezien, noch aangeraakt kunt worden - hoe is het dan mogelijk dat jij wel je zicht behoudt, al is het zwak? Hoe werkt het licht op jou?'

'Dat weet ik ook niet, dok. Ik heb een aantal natuurkundeboeken gelezen om te trachten me een idee te vormen, zowel wat dat betreft als een aantal andere dingen. Maar het moet gewoon een of andere kracht zijn die me stuurt. Een kracht die tenminste in vier dimensies werkzaam is; maar hoe dan ook, een kracht. Als het een elektromagnetisch component heeft, dan kan ik me voorstellen hoe een paar fotonen in het veld ervan gevangen zouden kunnen worden en meegesleurd. Materie, zelfs geioniseerde materie, blijft massa behouden en daarom kan het in deze vorm niet worden beinvloed ... Het is maar een veronderstelling van een leek. Ik wou dat ik een paar echte wetenschapsmensen hierin kon betrekken.'

'Je vermoeden gaat voor mij al te ver, vriend. Zei je niet dat een overgang niet ogenblikkelijk gebeurt, voor zover je kunt nagaan? Hoe lang duurt het? Hoeveel minuten per jaar, of weet ik veel wat?'

'Er is geen speciaal verband. Het hangt van mij af. Ik voel het aan mijn mate van inspanning en kan dan ruw schatten. Door me, tja, in te spannen kan ik me bewegen ... sneller ... dan anders. Ik raak er uitgeput van, wat volgens mij het bewijs is dat het tijd-reizen gebruikmaakt van de lichaamsenergie om de voortstuwende kracht te ontwikkelen en toe te passen... Het heeft nooit langer geduurd dan een paar minuten, althans volgens mijn horloge; en dat was een trip door verscheidene eeuwen.'

'Toen jij nog een baby was...' mijn stem begaf het.

Hij knikte opnieuw. 'Ja, ik heb gehoord over dat incident. Angst om te vallen is een instinct, niet? Ik vermoed dat ik mezelf in het verleden slingerde toen mijn moeder me liet vallen, louter door een instinctieve reflex ... waardoor ik haar weer noodzaakte me te laten vallen.'

Hij nam een slok cognac. 'Mijn bekwaamheid nam toe naarmate ik ouder werd. Misschien heb ik nu wel geen enkele limiet meer, als ik in geval van nood onderweg kan stoppen om uit te rusten. Maar ik ben wel beperkt wat betreft de massa die ik kan meedragen. Dat is maar een paar pond, met inbegrip van kleren. Meer gewicht, en ik kan al niet meer bewegen; overladen, denk ik. Als u me bijvoorbeeld zou vastpakken, dan zou ik in de normale tijd moeten blijven tot u me losliet, want u hebt te veel massa om te vervoeren. Ik zou u niet achter kunnen laten en zelf wel vertrekken; de kracht werkt op alles, of tracht dat te doen wat direct contact maakt met mij.' Een zwakke glimlach. 'Met uitzondering van de aarde zelf, als ik toevallig blootsvoets zou zijn. Ik veronderstel dat een dergelijke hoeveelheid massa bijeen wordt gehouden door niet alleen de zwaartekracht, maar andere, zelfs sterkere krachten. Het heeft dan een ... wat... ? cohesie... ? van zichzelf.'

'Je waarschuwde me tegen het plaatsen van een massief voorwerp op de plek waar jij van plan was te, eh, materialiseren,' zei ik. 'Inderdaad,' antwoordde hij. 'Want anders kan ik het niet. Ik heb ermee geexperimenteerd. Als ik door de tijd reis, kan ik me onderwijl in de ruimte bewegen als ik dat wil. Op die manier slaag ik erin om naast mezelf terug te komen. Tussen haakjes, de oppervlakte waar ik me op bevind mag stijgen of zinken, ik stijg of zink mee, net als iemand in de normale tijd. En ik blijf op dezelfde geografische plaats. Het maakt niet uit of deze planeet rond haar eigen as draait en rond de zon wervelt, die zelf weer voortijlt door het universum... ik blijf hier op aarde. Weer een kwestie van zwaartekracht denk ik. .. Tja, wat die vaste materie betreft. Als kind, toen ik nog onbezonnen was, trachtte ik eens een heuvel binnen te dringen. Oh, het ging best, even makkelijk als een mistbank binnen stappen. Maar toen was ik plotseling afgesneden van licht en ik kon me niet materialiseren in de normale tijd. Het was alsof ik in een blok beton zat en mijn zuurstof raakte op. . .' Hij huiverde. 'Ik slaagde er ternauwernood in de weg naar de open lucht terug te vinden.'

'Ik denk dat materie zich verzet tegen verplaatsing door jou,' waagde ik. 'Vloeistoffen laten zich makkelijk opzij drukken als jij opduikt, maar vaste stoffen niet.'

'Ja, dat had ik me ook al zo ongeveer voorgesteld. Stel dat ik bewusteloos was geraakt en binnen die klomp aarde en stenen was gestorven, dan vermoed ik dat mijn lichaam, nou ja, op de normale wijze van het tijdtransport in de toekomst terecht was gekomen en daar teruggevallen was tot het normale bestaan, als de heuvel eromheen door de tand des tijds was aangevreten en weggesleten.'

'Het is verbazingwekkend hoe je het, als klein jochie, geheim hebt kunnen houden.'

'Och, ik kan me nu wel voorstellen dat ik mijn moeder een hoop zorgen heb gegeven, al kan ik het me feitelijk niet herinneren. Wie kan zich wel zijn eerste paar jaar herinneren? Misschien duurde het een tijd voor ik me realiseerde dat ik uniek was en maakte dat besef me bang... misschien was tijd-reizen wel vreselijk slecht om te doen. Het kan ook zijn dat ik me verkneukelde. Maar in ieder geval was oom Jack degene die me uit de knoop haalde.'

'Was dat die onbekende die je terugbracht toen je ervandoor was gegaan?'

'Ja. Ik kan het me nog herinneren. Ik had me aan een lange expeditie in het verleden gewaagd, op zoek naar Indianen. Maar alles wat ik vond was een woud. Hij dook daar op - nadat hij het gebied een aantal jaren had afgezocht - en we hadden een gezellige tijd samen. Aan het eind, als we weer naar nu teruggereisd waren, nam hij me bij de hand en liet me zien hoe ik met hem thuis kon komen. Hij had me best kunnen afleveren binnen een paar minuten na mijn vertrek om mijn ouders die verschrikkelijke, martelende uren te besparen. Maar ik geloof dat hij me wilde laten zien hoe ik ze had gekwetst, zodat de noodzaak tot discretie er goed bij me ingehamerd zou zitten. En dat gebeurde ook.'

Het was in zijn stem duidelijk hoorbaar dat hij zich liet meeslepen door herinneringen. 'We hadden later een paar fijne excursies samen. Oom Jack was de ideale gids en mentor. Ik had geen reden om zijn bevelen over geheimhouding niet te gehoorzamen, op wat verkapt gepoch na tegen mijn vriend Pete. Oom Jack bracht me naar betere dingen dan ik uit mezelf had kunnen ontdekken.'

'Je huppelde echter ook veel op je eigen houtje rond,' herinnerde ik hem.

'Af en toe. Als bijvoorbeeld een stelletje achterbuurthelden me aanvielen. Dan wipte ik een paar keer heen en weer in de tijd, mezelf verdubbelend tot ik ze in aantal overtrof.'

'Geen wonder dat je groeiproces zo snel verliep ... Toen je hoorde dat je vader in dienst ging, wilde je je er natuurlijk van overtuigen dat hij veilig zou terugkeren, is het niet?'

Jack Havig kromp in elkaar. 'Ja. Ik wipte naar de toekomst, nam met tussenpozen vlugge kijkjes. Totdat ik op een keer door het raam keek en moeder zag huilen. Van daaruit ging ik terug, tot ik het telegram onder ogen kreeg... oh God, ik heb jaren niet meer gereisd sedertdien. Ik kon me niet voorstellen dat ik het ooit nog zou willen.'

De stilte van de sneeuwnacht lag als een sluier over ons.

Uiteindelijk vroeg ik, de stilte doorbrekend: 'Wanneer heb je je mentor voor het laatst gezien?'

'In 1969. Maar de laatste keer daarvoor was ... kort voor ik de dood van mijn vader had gezien. Oom Jack was toen bijzonder lief tegen me. We gingen naar een echt, origineel circus, ergens in het laatste gedeelte van de negentiende eeuw. Ik vroeg me nog af waarom hij zo verdrietig keek en waarom hij constant bleef hameren op de noodzaak van geheimhouding. Nu weet ik waarom.'

'Weet je wie hij is?'

Hij trok alleen de linkerkant van zijn mond omhoog. 'Wie denkt u?'

'Ik hervatte het tijdreizen afgelopen jaar,' zei hij na een poosje. 'Ik moest afleiding hebben van die ... die situatie op de boerderij. Eerst maakte ik tripjes in het verleden. U hebt er werkelijk geen idee van hoe prachtig het land was voor de kolonisten voet aan wal zetten. En de Indianen - nou, ik heb er vrienden onder. Ik heb maar een paar woorden van hun taal opgestoken maar ze ontvangen me vriendelijk

en, eh ... de meisjes zijn altijd bereid, bekwaam en onstuimig.'

Ik kon een lach niet onderdrukken. 'Sven junior maakte anders een hoop tamtam over het feit, dat jij nooit afspraakjes hebt!' Hij grinnikte terug. 'Kunt u wel nagaan hoe die trips me opluchtten.' En weer serieus: 'Maar u zult zich ook wel kunnen voorstellen hoe die hele toestand thuis - althans wat Birkelund "mijn thuis" wenste te noemen - me dreigde te verstikken door de onnozelheid en waardeloosheid. Zelfs de wereld daarbuiten. Wat had ik bijvoorbeeld te zoeken op de middelbare school? Was ik niet volwassen? Ik was vol van de wonderen die ik had gezien en daar hoorde ik niets dan giechelende teenagers en dreunende leraren!'

'Ik neem aan dat de jongste familie-uitbarsting aanleiding was voor je trip naar de toekomst?'

'Inderdaad. Ik was buiten mezelf van woede. Ik hoopte voornamelijk een blik te kunnen werpen op Sven Birkelund's grafsteen. Twintig jaar in de toekomst, dat leek met een mooi rond getal. Maar ik wist dat ik nog een boel had in te halen, dus maakte ik er 1969 van, om in 1970 zelf goed voorbereid te zijn. .. Het huis was er nog steeds, is er, zal er zijn.'

'En Sven?' vroeg ik zachtjes.

'Ik neem aan dat hij het wel overleefd heeft.' Zijn toon was woedend. 'Het kan me nu te weinig schelen om het na te gaan. Moeder scheidt toch van hem over een jaar of twee.'

'En ... ?'

'Ze neemt de baby's mee, alle twee, en gaat terug naar Massachusetts. Haar derde huwelijk zal goed zijn. Maar op dit moment moet ik haar zorgen niet groter maken dan ze al zijn. Dat is de reden dat ik de lengte van mijn afwezigheid op een maand bepaalde, om Birkelund te laten weten dat het me ernst was; langer dan dat kon ik haar niet aandoen.'

Ik zag in hem wat ik in zoveel andere mensen had gezien wanneer degenen waar ze om geven ziek waren of stervend. Dus haastte ik me te zeggen: 'Je vertelde dat je oom Jack, je andere zelf, weer tegenkwam.'

'Ja.' Hij was blij zich weer te kunnen werpen op feitelijkheden. 'Hij wachtte me op toen ik in 1969 verscheen. Dat was verderop in de bossen, 's nachts - ik wilde niet riskeren dat een toevallige toeschouwer me zou opmerken - maar waar bomen waren geweest, was nu alles weggekapt en lagen maisvelden. Hij had een tweepersoonskamer genomen in het hotel - ik bedoel het hotel dat ze zullen bouwen nadat ze het Wapen van Senlac met de grond gelijk gemaakt hebben - en bracht me daar een paar dagen onder. Hij vertelde me over mijn moeder en moedigde me aan het te verifieren bij de dagbladarchieven in de bibliotheek en hij liet me tevens een paar brieven zien die ze onlangs aan hem had geschreven ... aan mij dus. Daarna gaf hij me duizend dollar - Dok, de prijzen over twintig jaar! - en stelde voor dat ik het land maar moest gaan bekijken. Volgens tijdschriften was Berkeley de plaats "waar het allemaal gebeurde" - eh, een uitdrukking uit de toekomst. In ieder geval ligt San Francisco recht tegenover de Baai en ik had er altijd al eens naartoe gewild!'

'Hoe was Berkeley?' vroeg ik, me mijn bezoekjes aan de bezadigde universiteitsstad herinnerend.

Hij vertelde het me zo goed als hij kon. Maar er zijn geen woorden om te kunnen uitdrukken wat ik toen, in 1951 te horen kreeg; het kwam mij voor als een wilde, angstaanjagende, vrolijke, schrikwekkende, potsierlijke, verstandsverbijsterende aanslag op ieder gevoel en gezond verstand; dat is Telegraph Avenue tegen het begin van de zevende decade van de twintigste eeuw.

'Liep je geen risico moeilijkheden met de politie te krijgen?' vroeg ik.

'Nee. Ik stopte onderweg in 1966 en liet me onder valse naam inschrijven voor de militaire dienst waardoor ik in het bezit kwam van een kaart die aangaf dat ik in 1969 eenentwintig was ... De demonstranten sloegen me aan de haak. Ik liep tegen ze op - als ouderwetse boerenpummel - en hoorde hun versie van wat er allemaal gaande was, maar niet die van de tegenpartij. Ik verkeerde maanden onder de radicalen. Van de hand in de tand levend, allerhande karweitjes opknappend, demonstraties, vies kamertje, ongewassen meisjes, marihuana, de hele toestand.'

'Je beschrijving in dit pamflet lijkt me niet bepaald gunstig,' merkte ik op.

'Nee. Ik ben ervan overtuigd dat oom Jack me door en door wilde laten ervaren hoe het is om iemand te zijn die de beschaving, die hem heeft voortgebracht, heeft afgezworen. Maar ik veranderde.'

'Hm-m-m, ik zou liever zeggen datje terugsprong. Weer op het juiste pad raakte. Maar ga verder. Wat gebeurde er?'

'Ik maakte een trip in de verre toekomst.'

'En?'

'Dok,' zei hij bijzonder kalm, 'beschouw uzelf maar als gelukkig. U bent al oud aan het worden.'

'Je bedoelt dat ik dan dood ben?' Mijn hart sloeg over.

'Tegen de tijd van de catastrofe, ja, zonder twijfel. Ik ben het verder niet nagegaan, maar ik heb nog wel even vastgesteld dat u in 1970 nog gezond en in leven bent.' Ik vroeg me af waarom er geen lachje afkon, wat zijn gewoonte was als hij goed nieuws had. Nu weet ik het: hij zei niets over mijn vrouw Kate. 'De oorlog - de oorlog - en de consequenties daarvan komen later,' vervolgde hij met dezelfde onbewogen stem. 'Maar het is allemaal wel een gevolg van het soort heksenketel dat ik onder meer in Berkeley heb gezien.'

Hij zuchtte en wreef zijn vermoeide ogen. 'Ik keerde terug naar 1970 met een vaag idee hoe ik het tij kon keren. Er waren een paar mensen, zeer jonge zelfs, die de realiteit een beetje zagen. Deze brochure... zij hebben me geholpen bij de publicatie en de distributie, denkend dat ik een afgedwaalde republikein was.'

'En was je dat?'

'Jezus, nee. U denkt toch niet dat welke politieke partij ook, werkelijk enig nut heeft gehad gedurende de afgelopen drie of vier generaties, of wel? En het wordt alleen nog maar erger.' Hij had zijn glas weer leeg, maar sloeg mijn aanbod om bij te vullen af. 'Ik moet mijn hoofd helder houden, dok. We moeten nog een dekmantel uitwerken. Ik weet dat we dat zullen doen, want mijn niet-zoveel-oudere-zelf liet doorschemeren dat ik op een goede manier met mijn huidige problemen zou afrekenen.'

'Is tijd onveranderlijk?' vroeg ik. 'Wij - onze levens - zitten gevangen in het continuum - zoals vliegen in barnsteen?'

'Ik weet het niet, ik weet het niet,' kreunde hij. 'Wat ik wel weet is dat mijn inspanningen tevergeefs waren. Mijn vroegere collega's noemden me een verachtelijk sujet, mijn nieuwe vrienden vormden een onbelangrijke minderheid en, verdomme, we konden onze propaganda nauwelijks aan de straatstenen kwijt.'

'In de politiek moet je nooit wonderen verwachten,' zei ik. 'Hoed j voor de man die ze belooft.'

'Dat is waar. Dat besefte ik ook nadat de schok van hetgeen ik in de toekomst had gezien een beetje was weggeebd. Dat was in feite het moment waarop ik besloot terug te gaan, omdat het mijn plicht was mijn moeder terzijde te staan. Dan kan ik tenminste op die manier de wereld iets minder vreselijk maken.'

Zijn toon werd milder: 'Het was zonder twijfel dwaas om een kopie van mijn brochure te houden. Maar het was zo'n lief meisje dat me erbij had geholpen ... Nou ja. Op mijn manier heb ik geluk gehad. Er is nu een ander menselijk wezen in mijn leven. Ik begin te beseffen hoe eenzaam ik altijd ben geweest.'

'Ben je absoluut uniek?' fluisterde ik.

'Geen idee. Ik denk van niet. Ze zullen wel zelden voorkomen, maar er zijn ongetwijfeld meer tijdreizigers dan ik. Hoe kan ik die vinden?' riep hij uit. 'En als we ons zouden verenigen, wat kunnen we da doen?'

Birkelund bleek een minder groot probleem dan verwacht. Ik had een prive-onderhoud met hem, vertelde dat het geschrift een fragment was van een manuscript van een amateurshow, en maakte hem duidelijk dat de hele opzet droop van sarcasme - waarna ik hem ongenadig onder handen nam over de behandeling van zijn vrouw en stiefzoon. Hij accepteerde het, zij het vol wrok.

Niettemin bleef de toestand explosief. Jack droeg daaraan bij door met de dag heetgebakerder en eigenzinniger te worden. 'Hij is zo ontzettend veranderd,' vertrouwde Eleanor me bedroefd toe. 'Zijn hele verschijning en gedrag. Ik kan echt alle wrijving niet alleen aan Sven en zijn jongens wijten. Jack is vaak ronduit arrogant.' Natuurlijk was hij dat, door zijn wrok over thuis, de verveling op school, het kruis van zijn voorkennis. Maar dat kon ik zijn moeder niet vertellen. Ook kon hij, ter wille van haar, slechts gedurende de volgende twee of drie jaar niet meer ondernemen dan een paar nachtelijke ontsnappingen.

'Ik denk,' zei ik, 'dat het 't beste zou zijn als hij op zijn eigen benen gaat staan.'

'Maar Bob, hij is nauwelijks achttien,' protesteerde ze.

Hij was op zijn minst eenentwintig, waarschijnlijk ouder, wist ik. 'Oud genoeg om het leger in te gaan.' Op zijn verjaardag had hij zich officieel laten inschrijven. 'Dat zal hem de kans geven zichzelf te vinden. Het is mogelijk om in dienst te gaan op eigen verzoek, voor de minimum-periode. De commissie zal een verzoek van mij best willen inwilligen.'

'Niet voor hij afgestudeerd is!'

Ik had begrip voor haar ontsteltenis en teleurstelling. 'Hij kan schriftelijke lessen nemen, Ellie. De militaire dienst heeft ook cursussen waar een intelligente knaap als Jack zeker terecht kan. Ik ben bang dat dit onze enige kans is.'

Hij had al met het plan ingestemd. Een snelle sprong tijdopwaarts leerde hem dat hij in Europa zou worden gedetacheerd. 'Daar kan ik een boel geschiedenis navorsen,' zei hij. Vervolgens, kil: 'Bovendien wordt het wel tijd dat ik wat leer over wapens en strijdtechnieken. Het scheelde een haar of ik was vermoord in de eenentwintigste eeuw. Een paar leden van een horde kannibalen verrasten me en als ik er niet in was geslaagd om me een fractie van een seconde los te rukken...'

Het leger paste totaal niet bij zijn temperament, maar hij voltooide de basistraining en maakte vorderingen in elektronica; de gehele situatie deed hem duidelijk goed. Veel hiervan was echter ook te danken aan zijn excursies in het verleden. Die besloegen een paar extrajaren.

In zijn brieven kon hij hierover slechts toespelingen maken, omdat Kate ze ook las. Het was hard voor me om mijn mond te moeten houden over de kolossale feiten; om haar niet bij me te kunnen hebben toen hij eindelijk thuiskwam en me uren achtereen zijn aantekeningen en foto's toonde en zijn herinneringen vertelde. (Details zijn onaantrekkelijk - problemen rond vaccinatie, taal, transport, geld, recht, tirannie, geweldpleging, enzovoort. 'Dok, ik heb nooit geweten hoe anders de middeleeuwse mens was. Geweldige variaties van stad tot stad, van tijdperk tot tijdperk, maar altijd iets ... iets Oosters? ... nee, waarschijnlijk is het Oosten minder veranderd.' Maar hij had gekeken naar de triomfantelijke intocht van Caesar's legioenen door Rome, naar de gestroomlijnde vormen van Vikingschepen, dansend over de Oslofjord, en naar Leonardo da Vinci aan het werk ... Hij had geen gelegenheid gehad om alles van nabij te observeren. Eigenlijk was hij razend over de kunstmatigheid van al zijn ervaringen. Hoeveel kun je leren in een totaal vreemde omgeving, als je nauwelijks een woord van de taal kent en alle kans loopt gearresteerd te worden, voordat je een stel kleren uit die tijd hebt kunnen bemachtigen? En toch: wat zou ik er niet voor hebben willen geven om daar ook te kunnen zijn?)

En wat voelde ik me een bedrieger tegenover Kate, door het haar niet te kunnen vertellen! Maar als Jack zijn mond kon houden tegen zijn moeder, dan moest ik dat zeker tegen mijn vrouw. Zijn oudere persona had gelijk gehad - en zou gelijk hebben - door er bij het kind die reflex van geheimhouding in te stampen. Denk maar eens aan de consequenties als bekend geworden zou zijn dat een man - of een kleine jongen - door de tijd kon zwemmen. Het is geen gezond lot voor een menselijk wezen om de sensatie van de eeuw te zijn. In dit geval moet je je ook de eisen, smeekbeden en razende aanslagen voorstellen, van de hebberige, de hongerige naar macht, de door de ideologie verblinden, de beroofden en de angstige om hem te gebruiken; de strijd tussen regeringen om hem te isoleren of te vernietigen, hij die de meest volmaakte spion of de niet te stoppen sluipmoordenaar kon zijn. Als hij dat al zou overleven en ook zijn gezonde verstand er niet onder zou lijden, zou hij spoedig geen andere keus hebben dan naar een ander tijdperk te vluchten en zijn talenten verborgen te houden. Nee, het is beter vanaf het begin een masker te dragen. Maar wat was nu het nut van zijn fantastische gave?

'Tegen het einde van mijn duik in het verleden besteedde ik meer tijd aan denken dan aan zwerven,' zei hij. We waren met de boot op Lake Winnego. Hij was een paar weken geleden al afgezwaaid en thuisgekomen, maar hij had me nog steeds een boel te vertellen. Dat kwam hoofdzakelijk doordat zijn moeder zijn morele steun nodig had bij haar scheiding van Birkelund, haar afstand nemen van situaties die inmiddels werkelijk pijnlijk waren geworden. Jack was nog volwassener geworden, en niet alleen lichamelijk. Twee jaar geleden - in mijn eigen tijd dan - was ik geconfronteerd met een man, hoewel een zeer jonge man, die nog bezig was een uitweg te zoeken uit zijn verwarring en verdriet. De Jack Havig die vandaag bij me in de boot zat, toonde een volmaakt evenwichtige zelfbeheersing.

Ik schoof mijn pijp naar de andere kant en draaide het roer om. We gingen overstag met klapperende zeilen. Het blauwe water glinsterde in de lentelucht. De koele wind droeg geuren aan van velden, bomen, appelbloesem en versgeploegde aarde. Een havik liet zich erop drijven.

'Nou, je hebt genoeg onderwerpen gehad om over na te denken,' antwoordde ik.

'Ja. Om te beginnen,' zei hij, 'het probleem: hoe werkt tijdreizen?'

'Wel, waarde heer, hoe werkt het?'

Hij bleef ernstig. 'Ik heb een behoorlijke dosis elementaire natuurkunde opgestoken tijdens mijn elektronica-cursus. En ik heb veel gelezen over wat me persoonlijk erg interesseerde, inclusief materiaal dat ik in de toekomst heb geraadpleegd - boeken, toekomstige nummers van Scientific American en Nature etcetera. Volgens alle bekende theorieen is hetgeen is doe totaal onmogelijk. Het begint bij verstoring van het energiebehoud en gaat van daaruit verder.'

'E pur si muove.' (Uitspraak van Galileo Galilei: 'En toch beweegt zij.')

'He, wat?... O ja. Dok, voor ik de Italiaanse renaissance bezocht, heb ik die periode bestudeerd en ontdekte dat Galilei dit nooit gezegd heeft. Hij heeft evenmin gewichten laten vallen van de scheve toren van Pisa. Goed.' Hij ging nonchalant achterover op de bank liggen en opende een paar flesjes bier voor ons. 'Okay, er zijn dus onvoorziene facetten in dat energiebehoud waar de officiele wetenschap geen vermoeden van heeft. In vele opzichten is tijdreizen gelijk aan sneller-dan-licht-reizen, waarvan de natuurkundigen ook verklaren dat het onmogelijk is.'

Ik keek hoe mijn tabaksrook door de wind werd weggedragen. De golven kabbelden rond het schip. 'Ik lig een aantal lichtjaren op je achter,' zei ik. 'Ik snap niets van je lezing, hoewel ik de indruk heb dat je je strikt op wetenschappelijk bewezen feiten richt en dat je niet gelooft in iets, eh, bovennatuurlijks.'

Hij knikte. 'Precies. Wat het proces ook mag zijn, het vindt plaats binnen het kader van de natuurwetten. In wezen is het natuurkundig. Het is een kwestie van een relatie tussen materie en energie. Maar toch rijst de vraag waarom ik het wel kan en een ander niet. Er zit niets anders voor me op dan te concluderen dat ik een afwijking in mijn genen heb.'

'Oh?'

'Over een jaar of tien zal men de moleculaire basis van erfelijkheid ontdekken.'

'Wat?' Ik veerde met een ruk overeind. 'Daar moet je me meer over vertellen!'

'Later, later. Ik zal u alles vertellen wat ik weet over DNA en de rest, hoewel het niet veel is. Het punt is, dat onze genen niet zomaar een blauwdruk voor het construeren van een foetus inhouden. Ze oefenen invloed uit op het hele leven door middel van controle op de enzymproductie. Je zou ze de levensessentie bij uitstek kunnen noemen. Wat kan er - naast enzymen - nog meer bij betrokken zijn? Deze beschaving zal zichzelf vernietigd hebben voor de mens die vraag heeft kunnen beantwoorden. Maar ik vermoed dat er een soort resonantie is - of iets dergelijks - in die geweldige moleculen: en als je genetische structuur toevallig precies goed resoneert, ben je tijdreiziger.'

'Dat is inderdaad een interessante hypothese.' Ik had de gewoonte ontwikkeld me in zijn bijzijn van understatements te bedienen. 'Ik heb een empirisch bewijs,' antwoordde hij. Heftig vervolgde hij: 'Dok, ik heb nogal wat vrouwen gehad. Niet in deze decade, maar wel in de toekomst en in het verleden. Er zijn perioden dat het tamelijk gemakkelijk gaat en ik gebruik kan maken van het mysterieuze aureool dat me omringt.'

'Gefeliciteerd,' zei ik, bij gebrek aan beter.

Hij staarde over het meer. 'Ze laten me niet koud,' zei hij. 'Ik bedoel, nou ja, als ze niet meer willen dan een stoeipartij, zoals die Dakota meisjes van een eeuw of drie geleden, okay, best. Maar zodra een affaire dieper gaat, voel ik me verantwoordelijk. Ik mag dan wel geen leven met haar samen van plan zijn - ik vraag me toch al af of ik ooit zal trouwen - maar ik controleer de eerstkomende jaren in haar toekomst en tracht er voor te zorgen dat het haar goed zal gaan.' Zijn gezicht betrok een beetje. 'Althans zo goed als het een sterveling kan gaan. Ik heb niet voldoende morele moed om het tijdstip van hun dood vast te stellen.'

Na een pauze: 'Maar ik dwaal af. Toch is afdwalen belangrijk voor me. Neem Meg, bijvoorbeeld. Ik was in het Londen van Elizabeth. De problemen, veroorzaakt door mijn onwetendheid, waren hier geringer dan in de meeste milieus, hoewel ik toch wel tijd nodig had om het klappen van de zweep te leren. Zelfs de uitspraak van hun Engels. Een staaf zilver, die ik had meegenomen, was daar gemakkelijker om te zetten in munt dan elders - de hedendaagse mens beseft niet hoeveel wantrouwen en reglementen er waren in dat oh-zo barbaarse verleden - hoewel ik de koopman er nog steeds van verdenk me belazerd te hebben. Maar goed. In ieder geval vond ik onderdak in een alleraardigste, half-houten herberg en had over het algemeen een beste tijd.

Op een dag raakte ik toevallig in een achterbuurt verzeild. Een vrouw plukte aan mijn mouw en bood goedkoop de maagdelijkheid van haar dochter aan. Ik was geschokt, maar dacht dat ik het arme meisje op z'n minst moest ontmoeten en haar eventueel geld moest geven. Misschien 'was het mogelijk mijn herbergier zover te krijgen om haar als een respectabele dienster aan te nemen... Mooi mis.' (Weer die eigenaardige, anachronistische manier van spreken van hem.) 'Ze was nerveus maar vastbesloten. En nadat ze het me had uitgelegd, moest ik toegeven dat een straatmeid met een onafhankelijke geest waarschijnlijk beter af was als hoer, dan als dienster - in aanmerking nemend wat een dienster zich in die dagen moest laten welgevallen. Bovendien was het nauwelijks voorstelbaar dat iemand geneigd was haar te nemen onder de destijds heersende omstandigheden van klasse-onderscheid en vijandschap. Ze was eigenwijs, ze was aantrekkelijk en ze zei dat ze liever had dat ik het deed dan een of andere vette en waarschijnlijk pokdalige, aftandse ouwe kerel. Wat kon ik doen? Belangeloze liefdadigheid paste doodeenvoudig niet in haar denkwereld. Als ze geen zelfzuchtige motieven kon ontdekken, zou ze gedacht hebben dat ik te vreemd en eigenaardig voor haar was en was ze gevlucht.'

Hij nam een paar teugen bier. 'Maar goed,' ging hij uitdagend verder. 'Ik verhuisde naar een groter appartement en nam haar mee. Problemen van minderjarigheid bestonden er in die dagen niet. U moet onze middelbare scholieren maar vergeten. Het zou niet in me opkomen ooit een van hen aan te raken. Meg was een echt vrouwtje, jong, maar een vrouw. We leefden samen, vier jaar van haar tijd. Voor mij was het natuurlijk slechts een kwestie van de huur vooruit betalen en af en toe terugwippen vanuit de twintigste eeuw. Niet zo vaak, want ik lag toen in Frankrijk. Uiteraard kon ik weg wanneer ik wilde en terugkeren zonder dat er diensttijd tijdens mijn trip was verlopen, maar de reis naar Engeland kostte geld, en bovendien waren er nog zoveel andere eeuwen ... Desondanks bleef Meg me, geloof ik, trouw. U had eens moeten zien hoe ze haar kennissen afweerde die dachten dat ze zich konden vetmesten op mijn kosten! Ik vertelde haar dat ik in de Nederlandse diplomatieke dienst zat ... He, dat gezwam over details. Ik zit om het onderwerp heen te praten. Op een gegeven moment werd een fatsoenlijke jongeman verliefd op haar. Ik gaf ze een huwelijkscadeau en mijn zegen. En ik neusde even in haar toekomst, ongeveer een decade, om er zeker van te zijn dat alles in orde was. En dat was het; zo goed als ik had gehoopt.'

Hij zuchtte. 'Om precies te zijn: ze baarde hem een half dozijn kinderen, de eerste al binnen een jaar na hun huwelijk. Van mij is ze nooit zwanger geworden. En zover ik heb kunnen nagaan, geen enkele vrouw.'

Hij was getest op vruchtbaarheid en de uitslag was volkomen normaal geweest.

Geen van ons wilde verder uitweiden over zijn persoonlijke bekentenissen.

'Bedoel je,' zei ik langzaam, 'dat je een mutant bent? In zodanige mate datje tot een andere soort behoort?'

'Ja, ik geloof inderdaad dat mijn genen geheel afwijkend zijn.'

'Maar een collega-tijdreiziger - een vrouwelijke.

..'

'Als dat zou kunnen, dok.' Weer zo'n futurisme.

Hij zweeg een poosje voor hij verder sprak. 'Niet dat het op zichzelf belangrijk is. Wat echter wel belangrijk is - misschien wel het urgentste in het hele bestaan van de Aarde - is het vinden van die andere reizigers; als die er tenminste zijn. En dan samen bekijken wat we aan die toekomstige verschrikkingen kunnen doen. Het wil er bij mij niet in dat ik niet meer dan een zinloze, toevallige variant ben.'

'Hoe stel je je voor er iets aan te doen?' Zijn blik was staalhard. 'Om te beginnen: rijk worden.'

Van de jaren die volgden, herinner ik nauwelijks meer dan wat oppervlakkige informatie.

Hij zag me met tussenpozen, vermoedelijk meer om de vriendschap in stand te houden dan om me in te lichten. Ik heb alleen maar indirect gegevens over zijn carriere. Vaak, tijdens zijn afwezigheid, kwam hij me voor als een soort gedroomde verschijning; zo vreemd was zijn bestaan in vergelijking met ons dagelijks sneller verouderende kleine-stadsleven, onze opgroeiende zoons, het avontuur van schoondochters en kleinkinderen. Maar dan stond hij plotseling weer voor me en werd ik weer uren gedomineerd door die eenzame, gedreven man.

Ik bedoel niet dat hij fanatiek was. In feite verruimde hij zijn blikveld voortdurend en hij kon van deze wereld genieten. Hij beschikte over een enorme geestelijke veelzijdigheid, hoewel het duidelijk was dat geschiedenis en antropologie het grootste deel van zijn aandacht opeisten. Een gelukkige bijkomstigheid was dat hij aanleg had voor talen. (Hij en ik vroegen ons af hoeveel tijdreizigers vleugellam waren door een gebrek daaraan.) Door zijn sardonische gevoel voor humor en zijn typisch Midwesterse beleefdheid was hij prettig in de omgang. Hij werd een echte fijnproever, hoewel hij zich zonder zich te beklagen met stokvis en scheepsbeschuit kon behelpen. Hij had in Boston een schoener liggen waarop hij Kate en mij meenam naar West-Indie om onze pensionering te vieren. Ik bemerkte dat hij erg gevoelig was voor natuurlijke en door de mens geschapen schoonheid, hoewel hij daarover, door zijn ervaringen als jongen, zwijgzaam was. Hij hield vooral van klassieke, barok- en Chinese muziek en van , mooie schepen, wapens en Helleense architectuur. (God, als U bestaat, dank ik U uit de grond van mijn hart voor Jack Havigs foto's van de onbeschadigde Acropolis.)

Ik was weliswaar de enige die zijn geheim deelde, maar ik was niet zijn enige vriend. Theoretisch kon hij op intieme voet hebben gestaan met alle groten der aarde, zoals Mozes, Pericles, Shakespeare, Lincoln en Einstein, maar in de praktijk waren er te veel obstakels. Nog afgezien van taalbarrieres, en landelijke gebruiken en wetten, waren de groten onbereikbaar doordat zij het te druk hadden, te veel ;,

in het oog liepen en te veel aanloop hadden. Nee, Havig - ik noemde hem Jack, maar het lijkt me nu natuurlijker hem bij zijn achternaam te noemen - Havig vertelde mij bijvoorbeeld over zijn kleine Meg (al driehonderd jaar dood) of over de bergbewoner die Lewis en Clark vergezelde, of over een liederlijke, oude moustache die onder Napoleon gediend had.

('Het verleden is over het algemeen niet beter, dok, echt niet. Dat denken wij, omdat het geleid heeft tot onze grootse prestaties. Maar denk eens na, vergeet de romantische legenden en kijk naar de feiten. In 1800 was de gemiddelde Fransman even onvrij als de gemiddelde Engelsman. Het Franse keizerrijk had Europa kunnen verenigen en had van binnenuit geliberaliseerd kunnen worden - dan zou er geen Eerste Wereldoorlog geweest zijn waarin de Westelijke beschaving zichzelf om zeep hielp. Want dat is gebeurd, weet u. Wij zijn nog steeds aan het doodbloeden, maar het einde is in zicht.') In de tijd die hij nodig had voor het aanleren van de techniek en het vinden van de middelen voor zijn excursies in de tijd, deed hij het voornamelijk voor zijn plezier. Daarna ontwikkelde hij een plan om collega-mutanten op te sporen. 'Om de waarheid te zeggen', grinnikte hij, 'ga ik me meer en meer tot het leven in achterbuurten aangetrokken voelen.'

'Het Parijs van Toulouse-Lautrec?' vroeg ik. Hij had me al verteld dat de decadentie van vroegere tijden schromelijk overdreven was, of zich op zijn hoogst afspeelde in zeer besloten hogere kringen waarin vreemdelingen. niet welkom waren. 'Dat heb ik nog niet geprobeerd,' gaf hij toe, 'misschien een idee. Maar aan de andere kant, de bloeitijd van Storyville. . .' Hij had geen belangstelling voor de prostituees; hij had al zo veel menselijke ellende meegemaakt, dat hij wist hoe afschuwelijk hun lot was. Hij ging erheen voor de jazz en voor het gezelschap van mensen die echter waren dan de meeste 'van zijn generatie, om maar niet te spreken van die van 1970.

Intussen vergaarde hij zijn vermogen.

Je zou denken dat dat makkelijk was. Hij hoefde alleen maar de beursnoteringen op te zoeken - het jaar 1929 ligt nogal voor de hand - en zich verder laten stuwen door de golven van Wall Street.

De feiten waren anders. Wat zou hij bijvoorbeeld als geld moeten gebruiken?

Toen hij in Europa was, kocht hij van zijn soldij goud en zilver, dat hij in verschillende perioden van de late achttiende en de negentiende eeuw inwisselde voor geld: Met dat beginkapitaaltje begon hij te handelen. Hij nam bepaalde munten en postzegels mee naar de toekomst en verkocht die aan handelaars. Hij ging terug naar het verleden met enkele aluminium schalen die kostbaarder dan goud waren in de tijd voordat het procede van Hall was uitgevonden. Maar op deze wijze kon noodzakelijkerwijs slechts op beperkte schaal gehandeld worden, doordat hij maar weinig kon meenemen en niet al te veel aandacht op zich wilde vestigen.

Hij overwoog in die periode te investeren en rijk te worden, maar verwierp het idee. De regels en zeden van die tijd waren voor hem te merkwaardig en te ingewikkeld om ze onder de knie te krijgen in de tijd die hij daar wilde doorbrengen. Bovendien wilde hij in zijn eigen tijdperk zijn basis hebben, al was het maar om over snel vervoer te beschikken wanneer hij op zoek ging naar zijn collega-mutanten. Dus kon hij in het niet zo verre verleden geen geld uitzetten tegen samengestelde interest, omdat er in de tussenliggende jaren te veel mis kon gaan.

En hoewel er in 1929 natuurlijk makkelijker te manipuleren was, vertegenwoordigde het goud dat hij meenam slechts een kleine som., Heen- en terugvliegend in die krankzinnige tijd zou hij zijn slag kunnen slaan, maar slechts in beperkte mate, wilde hij niet te veel opvallen. Bovendien moest hij oppassen voor de verschillende regeringsinstanties die in de komende jaren hun nieuwsgierigheid met steeds betere hulpmiddelen konden uitleven.

Hij legde me de details van zijn operaties nooit uit. 'Om eerlijk te zijn: geld verveelt me,' zei hij. 'Ik heb een paar slimme partners gevonden die als stroman optreden en een uiterst solide bank als bewindvoerder, en die laat ik meer van mijn "economische analyses" profiteren dan strikt noodzakelijk is.'

In feite stichtte John Franklin Havig in het verleden een fonds, inclusief een regeling voor de belasting en dergelijke, dat uitbetaald

moest worden op de eenentwintigste verjaardag van 'die mannelijke afstammeling in de zijlinie' die aan bepaalde ondubbelzinnige voorwaarden voldeed. Zoals gezegd was de bank een van die kathedralen aan de oostkust met gedempt licht, Romeinse pilaren en vermoedelijk een stukje van de rots van Plymouth in een glazen vitrine. Dus toen John Franklin Havig, afstammeling in de zijlinie, in 1964 benaderd werd, was alles zo discreet geregeld dat zijn overgang naar de status van miljonair rimpelloos verliep. De Senlac Trumpet meldde dat hij een aanzienlijk vermogen van een verre bloedverwant had geerfd.

'Ik laat de bank de pegels beheren,' vertelde hij, 'en ik schrijf de cheques uit.'

Uiteindelijk was zijn rijkdom slechts het middel tot een doel.

Nee, verscheidene doelen. Ik heb zijn pleziertjes al genoemd. Daarbij moet ik de hulp noemen, die hij aan zijn moeder en aan anderen gaf. Over het algemeen minachtte hij liefdadige instellingen. 'Dat zijn grote ondernemingen,' zei hij. 'Hun staffunctionarissen verdienen meer dan u, dok. En om het eens heel grof te zeggen; we hebben veel te veel mensen. Wanneer je de Zwarte Dood gezien hebt, kun je je niet meer opwinden over de arme boeren in Missisippi.' Ik gaf hem er vriendschappelijk van langs omdat hij zo rechts was, terwijl hij het laissez faire in actie had gezien; hij antwoordde dat in deze tijden liberalen als ik niets geleerd en niets vergeten hadden en daar namen we er een op ... Toch geloof ik dat hij, zonder er veel drukte over te maken, heel wat mensen gered heeft; en het staat vast dat hij aanzienlijke schenkingen deed aan betrouwbare natuurbeschermingsorganisaties.

'We hebben een reserve aan leven nodig, ieder soort leven,' legde hij uit. 'Vandaag voor onszelf - als een herinnering aan ruimte en groen. Morgen voor ons voortbestaan.'

De Oorlog des Oordeels, zei hij, zou in geen enkel opzicht het tweegevecht tussen kapitalisme en communisme worden dat de meesten van ons in de jaren vijftig zagen aankomen. 'Ik heb nog maar een heel vaag idee wat er werkelijk gaat gebeuren, maar dat is niet zo verwonderlijk want ik heb haastige bezoeken moeten afleggen omdat ik op mijn hoede moest zijn voor stralingsgevaar en nog veel meer. En wie is tijdens de onmiddellijke nasleep in staat mij een weloverwogen analyse te geven? Verdomme, dok, de geleerden maken nu nog ruzie over wat er '14-'18 mis is gegaan.' Zijn indruk was dat die Oorlog, net als de Eerste Wereldoorlog, een conflict was dat iedereen aan zag komen, dat niemand wilde en waarvoor iedereen zou zijn teruggeschrokken als hij de consequenties had kunnen overzien. Volgens hem was het eerder een ecologische dan een ideologische oorlog.

'Ik heb het nachtmerrie-achtige idee dat het niet alleen gebeurde doordat enorme oppervlakten in woestijnen veranderen, maar dat die oorlog gewoon moest plaatsvinden. Weet U dat de oceanen de helft van onze zuurstof leveren? Rond 1970 zaten er insecticiden in het plankton en in 1990 lag er schuim op en stonken ze zo erg dat je er niet meer in durfde zwemmen.'

'Maar dat zag men toch wel aankomen,' zei ik.

Hij grijnsde. 'Nou en of. Het "Milieu" was een tijd lang het onder werp van gesprek. "Milieu-Nu"-stickers op de achterruiten van door langharige jongens bestuurde auto's waaruit de olie droop en die rookwolken uitbraakten waar uw pijp niks bij is ... Het duurde niet lang of het werd modieus je ergens anders voor in te zetten, ik ben vergeten waarvoor. Hoe dan ook, dat ging allemaal over. Nadat iedereen zich over steeds weer andere zaken ongerust had gemaakt, kon uiteindelijk niemand meer ergens van wakker liggen. Ziet u, dat was het logische gevolg van de hele trend. Ik weet dat het dom is om een schuldige aan te wijzen voor zo iets veelomvattends als de Oorlog des Oordeels, en wat eraan voorafging en erna gebeurde. Vooral omdat ik niet precies weet wat zich heeft afgespeeld. Maar, dok, ik heb de morele zekerheid dat een groot gedeelte van de ramp zijn oorzaak vond in dit land, de machtigste natie ter wereld, de voorhoede op het gebied van goede en kwalijke zaken ... die nooit echt getracht heeft de verantwoordelijkheid van de macht te aanvaarden.

'We doen halfslachtige pogingen om enkele vijanden in Azie tegen te houden en omdat ze halfslachtig zijn, smijten we met mensenlevens - aan beide kanten - en met belastinggeld zonder dat het enige zin

heeft. In de hoop het onverzoenlijke te verzoenen, vervreemden we van de weinige vrienden die we nog hebben. Mensen in de regering noemen de stijgende prijzen als oorzaak van de inflatie, wat ongeveer hetzelfde is als rode vlekken de schuld geven van een mazelen-epidemie, en stellen loon- en prijsstops in, wat ongeveer hetzelfde is als de gescheurde muren behangen van een huis waarvan de fundering verzakt is. En economische instorting brengt internationale machteloosheid met zich mee. De blanken die het goed hebben, zullen zich realiseren dat we verpauperde minderheden hebben en zullen ze genoeg geven om in opstand te komen, maar te weinig om te helpen; en de opstand zal een reactie veroorzaken die ieder restje van vooruitgang zal vernietigen. Wat betreft onze futiele pogingen om evenveel .voor het milieu terug te doen als we eruit halen - nou, ik heb het al over die auto met de milieu-sticker gehad.'

'Eerst zal Amerika zich storten in een orgie van schuldgevoelens. Daarna zal het zich impotent voelen en ten slotte worden de Amerikanen apathisch. Ze kunnen zich toch iedere pijnstiller, ieder pseudobestaan aanschaffen dat zij wensen.'

'Ik vraag me af of zij, bij het einde, diep in hun hart hun dood niet welkom zullen heten.'

Havig kreeg dus in februari 1964 de erfenis die hij voor zichzelf verdiend had. Kort daarop begon hij zijn eigen verleden vast te leggen en bracht hij maanden van zijn leven door in de gedaante van 'Oom Jack'. Ik vroeg hem waarom hij zo'n haast had en hij zei: 'Ik wil onder andere zoveel mogelijk voorkennis verzamelen als mogelijk is.' Ik dacht er even over na en wist de neiging te onderdrukken om hem te vragen naar de toekomst van mijzelf en de mijnen. Tot de dag dat Kate begraven werd begreep ik niet wat een rijpe vruchten dit af Zou werpen.

Ik heb Havig nooit gevraagd of hij haar grafsteen al eens gezien had. Misschien wel, maar dan heeft hij erover gezwegen. Als arts weet ik hoe je over zulke informatie kunt beschikken en toch glimlachen.

Hij ging niet rechtdoor van de ene episode van zijn kinderjaren naar de andere. Dat zou te eentonig geweest zijn. In plaats daarvan maakte hij van zijn bezoeken aan het verleden een soort vakantie van zijn studies aan de staatsuniversiteit. Hij was niet van plan nog een machteloos te staan wanneer hij een niet-Engelse omgeving opzocht Bovendien had hij een uitgangspunt nodig van waaruit hij toekomstige taalveranderingen kon extrapoleren; daar en dan was hij ook dikwijls praktisch doofstom.

Hij concentreerde zich op Latijn en Grieks; bij het Grieks op hekoine - dat in zijn verschillende vormen wijder verbreid was in ruimt en tijd dan het klassieke Attisch - en op Frans, Duits, Italiaans Spaans, Portugees en Engels, waarbij hij de nadruk legde op hu ontwikkeling, en daarnaast nog op wat Hebreeuws, Aramees, Arabisch en de vele Polynesische talen.

'Er is een beschaving aan de andere zijde van de donkere eeuwen, vertelde hij me. 'Ik heb er nauwelijks naar gekeken en ik begrijp e niets van. Maar het ziet er naar uit dat de volkeren van de Stille Oceaan de wereld overheersen en dat zij de vreemdste lingua franc spreken die je je kunt voorstellen.'

'Dus er is nog hoop!' riep ik uit.

'Ik weet het nog niet zeker.' Zijn blik boorde zich in de mijne. 'Stel j eens voor dat je een tijdreiziger bent uit, bijvoorbeeld, de tijd van d Farao's. Neem eens aan dat je naar de wereld van vandaag ging o als een anonieme toerist wat rond te kijken. Wat voor betekenis zo alles dan hebben? Zou de vraag "Is deze ontwikkeling goed o slecht?" enige zin hebben? Ik heb niet geprobeerd mijn onderzoo verder te laten gaan dan de beginjaren van de Maurai Federatie Alleen dat te begrijpen is al jaren werk.'

Eigenlijk was hij meer geinteresseerd in voorbije tijdperken, die voor hem even levend waren als vandaag of gisteren. Die kon hij vooraf bestuderen - en gedetailleerder dan je zou denken, tenzij je historicus bent. Door zich zo voor te bereiden, kan hij zich vrij rondbewegen. Hoewel het verleden afgrijselijkheden genoeg had, kon niets, niet d Zwarte Dood, of het verbranden van ketters, of de slavenhandel, o de Albigenzische Kruistocht, niet vergeleken worden met het Oordeel.

'Dan gaat de hele planeet bijna ten onder,' zei hij. 'Ik denk dat mij mede-tijdreizigers die periode over het algemeen mijden. Ik heb meer kans ze in gelukkiger of minder ongelukkige tijden te vinden.'

Met deze activiteiten duurde het tot hij, biologisch gezien, ongeveer dertig was voordat hij eindelijk in zijn opzet slaagde. Dat was in Jeruzalem op de dag van de Kruisiging.