Hoofdstuk 6 

Dat kwam zo hard aan, dat Jade niet meer kon denken of voelen.

Onder haar gaapte een duistere afgrond. Ze wankelde achteruit, alsof ze van de rand weg moest om te voorkomen dat die onpeilbare diepte haar zou verzwelgen.

'Deel je mijn... smaak niet, Jade?'

Zijn hoon bracht haar uit haar evenwicht, zodat ze bijna over de rand tuimelde.

Dit kon niet waar zijn. Had hij dat echt gezegd? Zo kende ze Eduardo niet. Hij zou haar nooit het juweel tonen dat hij ontworpen had voor de vrouw met wie hij van plan was te trouwen. Die vrouw was zij beslist niet. Zijn vrouw zou niet van onbekende afkomst zijn.

Op deze manier zou het niet moeten eindigen.

Zij had hem moeten vertellen dat hij zover boven haar stond dat ze hun relatie moest beëindigen voordat het nog meer pijn zou doen. En dan had hij moeten zeggen dat het hem niets kon schelen, dat hij haar wilde, en dat het hem niet uitmaakte wie ze was. Maar omdat het toch niets kon worden, om diverse redenen, zou ze toch...

'Goh, die reactie van je is beslist een Oscar waard.'

Hij zat haar te sarren. Hij wist dat hij haar kwetste. Hij deed het met opzet.

Waarom?

Plotseling bekroop haar een akelig vermoeden.

Of ze wilde of niet, haar ogen werden getrokken naar wat hij uitdagend onder zijn andere handpalm geklemd hield. Hij leunde op een dossier.

'Ik zie dat je je aandacht nu op het relevante voorwerp vestigt,' fleemde hij kil en meedogenloos. 'Heb je enig vermoeden wat er in dit dossier staat?'

Haar hart sloeg ineens met zoveel kracht dat ze bijna omviel, en begon toen onregelmatig te kloppen.

Ze zocht zijn ogen. Maar ze herkende die niet meer. Dit was niet de Eduardo op wie ze de afgelopen weken ondanks zichzelf steeds verliefder was geworden, maar een kille, kwaadaardige vreemde.

Zou hij... Was het mogelijk dat hij...

Een scheef glimlachje verscheen om zijn fraai gevormde lippen. Het was de valse grijs van een roofdier dat om zijn prooi cirkelde, die geen kant meer op kon.
'Ik had mijn videocamera in de aanslag moeten hebben. Die uitdrukking op je gezicht zou voor de rechtbank vast toelaatbaar zijn als openlijke schuldbekentenis.'

Haar vreselijke vermoeden veranderde in een aan zekerheid grenzende overtuiging.

Hij wist het.

Maar hoe? Ze was zo voorzichtig geweest. Nee, dat dacht ze alleen maar. Vanaf de eerste keer dat ze hem gezien had, had ze niet meer helder kunnen denken. Ze had het verpest. Ze had fouten gemaakt, waardoor zijn beveiligingsmensen haar op het spoor waren gekomen.

Ze wilde van alles zeggen om zich te verdedigen, zoveel dat ze het gevoel had dat haar hoofd uit elkaar zou spatten. Maar de woorden bleven haar in de keel steken. Het was alsof ze stikte.

'Heel verstandig van je om mijn intelligentie niet te beledigen, of eigenlijk niet verder te beledigen, door te doen of je verbijsterd bent en te zweren dat je onschuldig bent. Erger nog, door te beweren dat je ertoe gedwongen werd tegen je zin, ongetwijfeld. Ik weet zeker dat ik een zielig verhaaltje echt niet zou hebben kunnen verdragen.'

Het had geen zin meer, besefte ze. Haar hart was gebroken.

'Of het een zielig verhaaltje is weet ik niet, maar ik heb wel een verklaring,' kon ze met moeite uitbrengen. 'Wil je die horen, of heeft het geen zin meer en heb je me al veroordeeld?'

De manier waarop hij haar aankeek, deed haar beseffen dat hij haar niet alleen al veroordeeld had, maar dat hij de doodstraf graag zelf ten uitvoering zou brengen.

Hij liet het dossier los en liet het op het spiegelgladde oppervlak van zijn mahoniehouten bureau vallen. Het tolde rond en kwam recht voor haar te liggen.

Toen opende hij het met een opzettelijke wrede beweging. 'Dit is het bewijs van elke toetsaanslag, elke muisklik waarmee je mijn systemen doorzocht hebt, vanaf het moment dat je hierbinnen stapte, en van elke kilobyte informatie waartoe je toegang hebt gekregen. Dit is alles wat ik nodig heb om je voor de rechter te slepen en je te laten veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf tot tien jaar.'