LES 1

images

ANGST:
HET WERKT

Moed is weerstand tegen angst,
meesterschap over angst
– geen afwezigheid van angst.

MARK TWAIN

Angst zit verankerd in de primitiefste lagen van onze hersenen en heeft een groot aanpassingsvermogen. Hij waarschuwt ons tegen mogelijke gevaren in onze omgeving en spoort ons aan tot actie. Angst en vrees zijn essentieel voor ons overleven (Cosmides en Tooby, 2000). Iedereen ervaart angst en dat is al zo sinds het begin der tijden. Deze ervaring maakt deel uit van de blauwdruk van onze hersenen.

In de jaren zestig was er een populair televisieprogramma, Lost in Space. Een belangrijke figuur in het geheel was een robot die geregeld oplichtte en uitriep: ‘Gevaar, gevaar, gevaar!’ Als dat gebeurde wisten alle personages dat ze waakzaam moesten zijn. Jouw hersenen functioneren grotendeels zoals deze robot. Angst is de manier van je hersenen om je opmerkzaam te maken op een mogelijke dreiging of mogelijk gevaar in je omgeving en dat signaal is erg moeilijk te negeren (dat was met die robot overigens ook zo).

Als je hersenen dreiging waarnemen, scannen ze de omgeving om een antwoord te krijgen op twee korte vragen – Hoe groot is de dreiging? en Kan ik ermee omgaan of kan ik haar vermijden?. De angst die je voelt komt overeen met de mate van dreiging die je gewaarwordt en met de mate van vertrouwen in je vermogen tot coping, de manier waarop je met tegenslagen omgaat en problemen oplost (Freeman et al., 1990). Laten we eens een voorbeeld nemen.

Een neanderthalerman zit in zijn grot en ziet plotseling een beer bij de ingang. Het dier gedraagt zich agressief. De man neemt het gevaar waar en wordt bang – heel begrijpelijk. Onmiddellijk verwerken zijn hersenen de dreiging en het gevaar wordt geëvalueerd (hoog risico). Hij realiseert zich dat ontsnappen niet mogelijk is en dat hij weerloos is. Zijn angst neemt toe.

Laten we nu hetzelfde scenario nog eens onder de loep nemen, maar de waarneming van de man veranderen. De grommende beer verschijnt bij de ingang en wil naar binnen (hoog risico), maar de man heeft een knuppel. Hij ziet dat de beer zich door de nauwe spleet moet wringen en daardoor geen bewegingsruimte heeft. Hij denkt: Ik ben in het voordeel (hoge coping). Ik ben klaar voor de confrontatie, ik ga erop af. In de komende winter zal ik ge -noeg eten hebben en zijn dikke vacht zal me warm houden (matige angst, adaptieve coping).

Nu nemen we een eigentijds scenario. Je baas roept je bij zich en zegt: ‘Ik heb slecht nieuws voor je – het gaat niet goed met het bedrijf, je moet over een maand vertrekken. Het spijt me ontzettend.’ Je hersenen nemen direct dreiging waar (wat heel redelijk is). Meteen denk je: Geen inkomen meer! Dadelijk kan ik de rekeningen en de hypotheek niet meer betalen, ik moet het huis verkopen! Wat moet ik doen?! Je voelt de angst door je aderen stromen.

Laten we de waarneming veranderen. Je baas roept je bij zich en zegt: ‘Je moet over een maand vertrekken.’ Maar dit keer denk je: Ik ga al een hele tijd met tegenzin naar mijn werk en het gaat steeds slechter met dit bedrijf. Dit is een goed moment voor verandering. En je volgende gedachte is: Ik wil al zo lang voor mezelf beginnen. Ik heb voldoende kennis en kunde in huis om die stap te zetten. Misschien is dit het zetje dat ik nodig heb. Dit zou weleens een geweldige mogelijkheid kunnen zijn. Ik vind het helemaal niet leuk dat dit me overkomt, maar ik kan ermee omgaan (hoge coping, matige angst).

De stimulus in deze voorbeelden is dezelfde, de emotionele respons is totaal anders. In het eerste scenario draait de piekermachine op volle kracht. In het tweede scenario is de angst minder, omdat het vermogen tot coping positief wordt ingeschat.

SLEUTELS

•   Angst past zich aan. Hij waarschuwt voor een waargenomen dreiging.

•   Hoe bang je wordt hangt van twee dingen af:

1   Hoe belangrijk vind je deze dreiging?

2   Hoe schat je je vermogen tot coping in – dat wil zeggen: denk je dat je effectief met deze dreiging kunt omgaan?

•   Deze percepties heb je zelf in de hand. Als je ze kunt veranderen, zul je je minder angstig voelen.

MISSCHIEN DENK JE NU…

Er zit geen volumeknop op mijn geest om het niveau van angst te reguleren, zo simpel is het niet. Bovendien zijn de dingen waar ik me zorgen over maak, echt. Ik overdrijf niet; deze dingen zouden kunnen gebeuren. Ik ben erg bang en onzeker, en ik wil dat deze gevoelens weggaan.

VRAAG JE DAN EENS AF…

•   Zijn er situaties waarin je de neiging hebt het risico van een negatieve uitkomst te overdrijven? Maak je de mogelijke ellende erger of groter?

•   Zijn er situaties waarin je de neiging hebt je vermogen tot coping te onderschatten? Hoe vaak komt dit voor?

•   Neem drie of vier recente gebeurtenissen in je leven die leidden tot een gevoel van angst of bezorgdheid. Hield je rekening met negatieve uitkomsten die nooit werkelijkheid zijn geworden? Maakte je het jezelf moeilijk door rekening te houden met het ‘nachtmerrie-scenario’? Hoe voelde je je daardoor?

DIT MOET JE DOEN

1 Doe alles om een zo realistisch mogelijke inschatting van risicovolle situaties te maken; ga de zaak niet overdrijven of opblazen.

2 Begin met het beschrijven van twee of drie situaties die tot veel spanning en angst leiden. Welke gedachten spoken er dan door je hoofd? In hoeverre hecht je daar geloof aan?

3 Als je deze situaties beschreven hebt gaan we kijken naar de gedachten, de gevoelens en de responsen die deze situaties bij je opwekken. Maar laten we eerst eens onderzoeken hoe angst, een essentieel onderdeel van een complex emotioneel systeem, werkt. Daar gaat les 2 over.