Bericht van de auteur
Dat Nostradamus slechts 942 kwatrijnen heeft voltooid van de bedoelde duizend (tien eeuwen, beschreven in honderd kwatrijnen per eeuw) is werkelijk waar. De resterende achtenvijftig kwatrijnen ontbreken en zijn tot op heden niet gevonden.
Het testament dat ik in dit boek heb gebruikt, is de authentieke uiterste wilsbeschikking van Nostradamus, in het oorspronkelijke Frans, gevolgd door mijn vertaling. Ik besteed vooral aandacht aan het codicil bij het testament, waarmee Nostradamus zijn oudste dochter, Madeleine, twee kisten vermaakt, onder de bepaling dat ‘niemand behalve zij de voorwerpen mag bekijken of zien die zich in de kisten bevinden’. Deze documenten bestaan en zijn voor iedereen te raadplegen.
De overlevering, taal, namen, gebruiken en mythen van de zigeuners zijn accuraat beschreven. Wel heb ik de gebruiken van een aantal verschillende groepen samengevoegd, omdat dat voor het verhaal beter uitkwam.
Tot op heden zijn er geen harde bewijzen gevonden voor het bestaan van het Corpus Maleficus. Wat niet betekent dat het niet bestaat.
==
Mario Reading, 2009
==
==
==
==
==
‘Aangezien hij er geen moment aan had gedacht bericht achter te laten, werd er gerouwd om zijn dood tot acht maanden later, toen zijn eerste brief uit Talcahuano arriveerde.’
Uit Typhoon door Joseph Conrad
==
‘We zijn niet op deze wereld om te slagen, maar om steeds opnieuw te falen en daar een goed humeur bij te behouden.’
Robert Louis Stevenson,
Complete Works, deel 26,
Reflections and Remarks on Human
Life, paragraaf 4
==
‘Hoe vaag het begrip nationaliteit is blijkt misschien al uit het feit dat we het moeten aanleren voordat we het als zodanig kunnen herkennen.’
Uit A Reading Diary door Alberto Manguel
==
==
Proloog
La Place de l’Étape,
Orléans 16 juni 1566
De Bale knikte en de bourreau begon aan de takel te sjorren. Chevalier de la Roche Allié droeg zijn volledige wapenrusting, zodat het mechaniek kreunde en kraakte totdat de ratel pakte en de chevalier los kwam van de grond. De bourreau had De Bale gewaarschuwd voor het grote gewicht en de mogelijke consequenties, maar de graaf had er niets van willen horen.
‘Ik ken deze man sinds mijn kindertijd, maître. Hij komt uit een van de oudste families van Frankrijk. Als hij in zijn harnas wil sterven, is dat zijn recht.’
De bourreau was zo verstandig hem niet tegen te spreken; mensen die De Bale tegenspraken, eindigden meestal op de pijnbank of werden overgoten met kokende olie. De Bale had het oor van de koning en de zegen van de Kerk. Met andere woorden, de schoft was onaantastbaar. De beste benadering van aardse perfectie die een sterveling kon bereiken.
De Bale keek omhoog. Omdat De la Roche Allié hoogverraad had gepleegd, was hij ertoe veroordeeld vijftig voet te worden opgehesen. De Bale vroeg zich af of zijn nekwervels de trekkracht van het touw en de honderd pond plaatstaal waar zijn schildknapen hem voorafgaand aan de executie in hadden geholpen aankonden. Het zou niet worden gewaardeerd als de man in tweeën brak voordat hij werd opgerekt en gevierendeeld. Zou De la Roche Allié aan die mogelijkheid hebben gedacht toen hij zijn verzoek kenbaar maakte? Het zelfs zo hebben gepland? De Bale dacht van niet. De man was naïef, iemand van de oude stempel.
‘Hij is aan de vijftig voet, heer.’
‘Laat hem zakken.’
De Bale keek toe hoe het metalen omhulsel naar beneden zakte. De man was dood. Dat was duidelijk. In dit stadium wrongen zijn slachtoffers zich meestal in bochten en trapten om zich heen. Ze wisten wat er kwam.
‘De chevalier is dood, heer. Wat wilt u dat ik doe?’
‘Wat zachter praten, om te beginnen.’ De Bale wierp een snelle blik op de menigte. De mensen wilden bloed zien. Hugenotenbloed. Als ze dat niet kregen, zouden ze zich tegen hem en de beul keren en hen aan stukken scheuren. ‘Trek toch zijn ingewanden er maar uit.’
‘Wat zei u, heer?’
‘Je hebt me verstaan. Snij hem open. En zorg ervoor dat hij beweegt. Gil desnoods door je neus. Als een buikspreker. Maak een groot spektakel met de ingewanden. De mensen moeten denken dat ze hem zien lijden.’
De twee jonge schildknapen kwamen naar voren om het harnas van de chevalier los te gespen.
De Bale hield hen met een handgebaar tegen. ‘De maître doet het wel. Gaan jullie maar naar huis. Alle twee. Jullie hebben jullie meester trouw gediend. Nu is hij van ons.’
De schildknapen deinsden wit weggetrokken achteruit.
‘Verwijder alleen de halsberg, het schootstuk en het borstkuras, maître. Laat de beenplaten, de helm en de handschoenen maar zitten. De paarden doen de rest wel.’
De beul ging aan het werk. ‘We zijn klaar, heer.’
De Bale knikte en de bourreau maakte zijn eerste snee.
==
Het huis van
Michel de Nostredame,
Salon-de-Provence, 17 juni
1566
‘De Bale komt eraan, meester.’
‘Dat weet ik.’
‘Hoe kon u dat al weten? Dat is onmogelijk. De postduif met het nieuws is nog maar tien minuten geleden aangekomen.’
De oude man haalde zijn schouders op en verschoof voorzichtig zijn door oedeem aangetaste been tot het wat gemakkelijker op het voetenbankje lag. ‘Waar is hij nu?’
‘In Orléans. Over drie weken is hij hier.’
‘Over drie weken al?’
De bediende kwam naderbij. Hij wrong zijn handen. ‘Wat gaat u doen, meester? Het Corpus Maleficus ondervraagt iedereen afkomstig uit families die eens joods waren. Marranen. Bekeerlingen. En zigeuners. Moren. Hugenoten. Iedereen die niet als katholiek geboren is. Zelfs de koningin kan u hier in het zuiden niet beschermen.’
De oude man wuifde die woorden weg. ‘Het doet er nauwelijks meer toe. Voordat die bloedhond hier is, ben ik al dood.’
‘Nee, meester. Dat zal toch niet?’
‘En jij, Ficelle? Zou het je niet schikken ergens anders te zijn als het Corpus aan de deur komt?’
‘Ik blijf bij u, meester.’
De oude man glimlachte. ‘Je zult me meer van dienst zijn als je doet wat ik je vraag. Ik wil dat je voor me op reis gaat. Een lange reis, vol hindernissen. Zul je doen wat ik vraag?’
De bediende boog zijn hoofd. ‘Ik zal alles doen wat u van me vraagt.’
De oude man nam hem even op alsof hij hem wilde peilen. ‘Als je faalt, Ficelle, zullen de consequenties vreselijker zijn dan alles wat De Bale – of de duivel, die hij ongewild dient – zou kunnen beramen.’ Hij aarzelde, en zijn hand rustte op zijn afzichtelijk gezwollen been. ‘Ik heb een visioen gehad. Het was zo duidelijk dat het werk waaraan ik tot op heden mijn leven heb gewijd erbij in het niet valt. Achtenvijftig van mijn kwatrijnen heb ik nooit gepubliceerd om redenen die ik niet zal prijsgeven, omdat ze alleen mij aangaan. Zes van die kwatrijnen dienen een geheim doel; ik zal je uitleggen hoe je ze moet gebruiken. Niemand mag je zien. Niemand mag iets vermoeden. De resterende tweeënvijftig kwatrijnen moeten worden verstopt op een specifieke plaats, die alleen jij en ik kennen. Ik heb ze veilig opgeborgen in deze bamboe koker.’ De oude man stak zijn hand langs zijn stoel naar beneden en haalde de gevulde en afgesloten koker tevoorschijn. ‘Je verbergt deze houder op de plek die ik aangeef en precies op de manier die ik beschrijf. Je wijkt daar niet van af. Je volgt mijn instructies tot op de letter. Is dat begrepen?’
‘Ja, meester.’
De oude man leunde achterover in zijn stoel, uitgeput door de intensiteit van wat hij wilde overbrengen. ‘Als je hier terugkeert, na mijn dood, ga je naar mijn vriend en de beheerder van mijn nalatenschap, Palamède Marc. Je vertelt hem over je opdracht en verzekert hem ervan dat je die met succes hebt uitgevoerd. Dan zal hij je een som geld geven. Een som die de toekomst van jou en je familie generaties lang veilig zal stellen. Begrijp je dat?’
‘Ja, meester.’
‘Vertrouw je in deze zaak op mijn inzicht en zul je mijn instructies tot op de letter volgen?’
‘Dat zal ik doen.’
‘Dan zul je als een held worden vereerd, Ficelle. Door een volk dat je nooit zult ontmoeten en in een toekomst die jij en ik ons in de verste verte niet kunnen voorstellen.’
‘Maar u weet wat de toekomst brengt, meester. U bent de grootste ziener aller tijden. Zelfs de koningin heeft u eer bewezen. Heel Frankrijk weet van uw gaven.’
‘Ik weet niets, Ficelle. Ik ben als deze bamboe koker. Gedoemd zaken over te brengen maar die nooit te begrijpen. Ik kan alleen maar vurig hopen dat na mij anderen zullen komen die het beter doen dan ik.’
==
==
Deel een
1
Quartier Saint-Denis, Parijs, heden
Achor Bale had er geen plezier in iemand te doden. Dat was hij lang geleden al kwijtgeraakt. Hij keek zelfs met enige genegenheid naar de zigeuner, zoals je naar een toevallige kennis zou kunnen kijken die uit een vliegtuig stapt.
De man was natuurlijk te laat gekomen. Je hoefde maar naar hem te kijken om de ijdelheid uit zijn poriën te zien sijpelen. De jarenvijftigsnor à la Zorro. Het glanzende leren jasje dat voor vijftig euro op de vlooienmarkt van Clignancourt was gekocht. De helderrode, doorschijnende sokken. Het gele overhemd met de kwastjes en de bovenmaatse puntige boord. Het nepgouden medaillon met de afbeelding van Sainte Sara. De man was een dandy zonder smaak, voor zijn eigen soort net zo herkenbaar als een hond voor een andere hond.
‘Heb je het manuscript bij je?’
‘Denk je dat ik gek ben?’
Nee, niet echt, dacht Bale. Een gek is zich zelden van zichzelf bewust. Deze man straalde corruptheid uit, alsof hij een kaartje op zijn borst had gespeld met ‘onbetrouwbaar’ erop. Bale zag de verwijde pupillen. Het glanzende laagje zweet op het knappe, messcherpe gezicht. De vingers waarmee hij op de tafel trommelde. De voeten waarmee hij tikte. Een drugsverslaafde dus. Vreemd, voor een zigeuner. Daarom had hij het geld natuurlijk zo hard nodig. ‘Ben je Manouche of Rom? Of misschien Gitano?’
‘Wat kan jou dat schelen?’
‘Zo te zien aan je snor zou ik zeggen Manouche. Een afstammeling van Django Reinhardt misschien?’
‘Ik heet Samana. Babel Samana.’
‘En je zigeunernaam?’
‘Die is geheim.’
‘Ik heet Bale. Niets geheimzinnigs aan.’
De zigeuner ging sneller op de tafel trommelen. Zijn blik schoot nu heen en weer, gleed over de andere drinkers, ging naar de deuren, peilde de afmetingen van het plafond.
‘Hoeveel wil je ervoor hebben?’ Meteen ter zake komen, dat was het beste met een man als deze. Bale zag de tong van de zigeuner naar buiten schieten om de smalle lippen, die door de snor mannelijker leken, te bevochtigen.
‘Ik wil een half miljoen euro.’
‘Zo.’ Bale voelde een grote kalmte over zich neerdalen. Mooi. De zigeuner had dus echt iets te verkopen. Het was niet alleen een lokkertje geweest. ‘Voor een dergelijke som moeten we het manuscript wel kunnen bekijken voordat we tot aankoop overgaan. Verifiëren of het echt is.’
‘En het van buiten leren zeker! Dat heb ik vaker gehoord. Ik weet één ding zeker: als de inhoud eenmaal openbaar is, is het niets meer waard. De waarde zit ’m in het mysterie.’
‘Je hebt helemaal gelijk. Ik ben heel blij dat je er zo over denkt.’
‘Ik heb nog een geïnteresseerde. Je moet niet denken dat jij de enige kaper op de kust bent.’
Bales blik keerde zich naar binnen. Ach. Dan zou hij de zigeuner toch moeten vermoorden. Martelen en vermoorden. Hij was zich bewust van het veelbetekenende zenuwtrekje boven zijn rechteroog. ‘Zullen we nu naar het manuscript gaan kijken?’
‘Eerst praat ik met die ander. Misschien gaan jullie nog tegen elkaar opbieden.’
Bale haalde zijn schouders op. ‘Waar heb je met hem afgesproken?’
‘Dat zeg ik niet.’
‘Hoe wil je het dan afhandelen?’
‘Jij blijft hier. Ik ga met de andere man praten. Horen of hij serieus is. Dan kom ik terug.’
‘En als hij dat niet is? Gaat de prijs dan omlaag?’
‘Natuurlijk niet. Een half miljoen.’
‘Dan wacht ik hier.’
‘Doe dat.’
De zigeuner kwam wankelend overeind. Hij ademde zwaar, en bij zijn hals en borstbeen was zijn overhemd vochtig van het zweet. Toen hij zich omdraaide, zag Bale de afdruk van de stoel in het goedkope leren jasje.
‘Als je me volgt, merk ik het. Denk niet dat ik het niet zal merken.’
Bale zette zijn zonnebril af en legde hem op tafel. Met een glimlach keek hij op. Hij wist al heel lang welk effect zijn griezelig gevlekte ogen hadden op mensen die daar gevoelig voor waren. ‘Ik zal je niet volgen.’
De mond van de zigeuner viel open van schrik. Hij staarde vol ontzetting naar Bales gezicht. Deze man had het ia chalou, het kwade oog. Babels moeder had hem voor zulke mensen gewaarschuwd. Als je hen eenmaal zag, als ze je aankeken met de blik van de basilisk, was je ten dode opgeschreven. Ergens diep in zijn onderbewustzijn begreep Babel Samana dat hij een vergissing had gemaakt, dat hij de verkeerde in zijn leven had toegelaten.
‘Dus jij blijft hier?’
‘Wees niet bang. Ik wacht op je.’
==
Zodra hij het café uit was, zette Babel het op een rennen. Hij zou opgaan in de menigte. De hele zaak vergeten. Wat had hem gemankeerd? Hij hád het manuscript niet eens. Alleen een vaag idee waar het was. Waarom hadden de drie ursitory, toen ze in Babels kindertijd op zijn kussen waren gaan zitten om zijn lot te bepalen, drugs gekozen als zijn zwakte? Waarom geen drank? Of vrouwen? Nu had O Beng hem te pakken gekregen en had deze basilisk gestuurd om hem te straffen.
Babel ging kalmer lopen. De gadje was nergens te bekennen. Had hij zich iets in zijn hoofd gehaald? Had hij zich de boosaardigheid van de man verbeeld? Kwam het door die afschuwelijke ogen? Had hij misschien gehallucineerd? Het zou niet de eerste keer zijn dat hij doordraaide van vervuilde drugs.
Hij keek op een parkeermeter hoe laat het was. Oké. Het was mogelijk dat de tweede man nog op hem wachtte. Zou die hem misschien wat gunstiger gezind zijn?
Aan de overkant van de straat begonnen twee prostituees een verhitte discussie over de vraag wie waar mocht staan. Het was zaterdagmiddag. De dag dat in Saint-Denis de pooiers hun geld kwamen incasseren. Babels oog viel op zijn eigen spiegelbeeld in een winkelruit. Hij glimlachte zichzelf beverig toe. Als hij deze deal rond kon krijgen, kon hij misschien zelf een paar meisjes voor zich laten werken. En een Mercedes, hij zou een roomkleurige Mercedes met rode leren stoelen kopen, en met houders voor blikjes en automatische airconditioning. En zijn nagels laten manicuren in zo’n zaak waar blonde payo-meisjes in witte schorten je over de tafel heen smachtend aanstaarden.
Het was maar twee minuten lopen naar Chez Minette. Hij kon in elk geval even zijn hoofd om de deur steken en een blik op die andere man werpen. En hem een voorschot afhandig maken, als bewijs van zijn serieuze belangstelling.
Daarna zou hij, beladen met contanten en cadeaus, terug naar het kamp gaan en proberen die hexi van een zus van hem gunstig te stemmen.
2
Adam Sabir had al geruime tijd geleden vastgesteld dat hij voor niets was gekomen. Samana was vijftig minuten te laat. Zijn fascinatie met de volkse sfeer in de bar was de enige reden dat hij er nog zat. Terwijl hij toekeek, begon de barman de rolluiken aan de straatkant naar beneden te draaien.
‘Wat gebeurt er? Gaat u dicht?’
‘Dicht? Nee. Ik sluit iedereen in. Het is zaterdag. Alle pooiers komen met de trein naar de stad. Dat wordt weer matten op straat. Drie weken geleden zijn mijn ruiten gesneuveld. Als je weg wilt, moet je door de achterdeur naar buiten.’
Sabir trok zijn wenkbrauwen op. Nou, dit was wel een zeer originele manier van klantenbinding. Hij dronk zijn derde kopje koffie leeg. Hij voelde dat de cafeïne zijn polsslag opdreef. Tien minuten. Hij zou Samana nog tien minuten geven. Daarna zou hij, hoewel hij officieel nog op vakantie was, naar de bioscoop gaan om naar Night of the Iguana van John Huston te kijken en de rest van de middag doorbrengen in het gezelschap van Ava Gardner en Deborah Kerr, om opnieuw een hoofdstuk toe te voegen aan zijn ongetwijfeld onverkoopbare boek over de honderd beste films aller tijden.
‘Une pression, s’il vous plaît. Rien ne presse.’
De barman maakte met een handgebaar duidelijk dat hij hem had gehoord en ging verder met de rolluiken. Op het allerlaatste moment glipte er een lenige gestalte onder de zakkende luiken door en hees zich aan een tafel weer overeind.
‘Ho! Tu veux quoi, toi?’
Babel negeerde de barman en keek verwilderd om zich heen. Onder zijn jasje was zijn overhemd doorweekt en het zweet droop langs zijn hoekige kin. Vastberaden concentreerde hij zich op het ene na het andere tafeltje, zijn ogen samengeknepen tegen het felle licht in de zaak.
Sabir hield een exemplaar van zijn boek over Nostradamus omhoog, zoals ze hadden afgesproken, met zijn foto duidelijk zichtbaar. Zo. Daar was de zigeuner eindelijk. Dan zou nu de afknapper komen. ‘Hier ben ik, meneer Samana. Komt u bij me zitten?’
Babel struikelde over een stoel in zijn haast om bij Sabir te komen. Hij hervond zijn evenwicht en kwam hinkend naar hem toe, zijn gezicht naar de ingang van de bar gewend. Maar voorlopig was hij veilig. De luiken waren nu helemaal naar beneden. Hij was afgesloten van de liegende gadje met de krankzinnige ogen. De gadje die hem had gezworen hem niet te volgen. De gadje die hem vervolgens helemaal naar Chez Minette achterna was gekomen en niet eens de moeite had genomen zich te verbergen in de menigte. Babel had dus toch nog een kans.
Sabir stond met een verbaasd gezicht op. ‘Wat is er aan de hand? U ziet eruit alsof u een geest hebt gezien.’ Van dichtbij was al het woeste dat hij in de blik van de zigeuner had gezien veranderd in een wezenloos masker van panische angst.
‘Bent u de schrijver?’
‘Ja. Kijk maar. Dit ben ik. Op de binnenkant van het omslag, achterin.’
Babel stak zijn hand uit naar het tafeltje naast hen en greep een leeg bierglas. Hij sloeg het kapot op het tafelblad tussen hen in en drukte zijn hand in de scherven. Toen pakte hij met zijn bebloede vingers Sabirs hand. ‘Het spijt me.’ Voordat Sabir tijd had te reageren, had de zigeuner zijn hand in het gebroken glas geduwd.
‘Jezus! Klootzak...’ Sabir probeerde zijn hand terug te trekken.
Maar de zigeuner hield Sabirs hand stevig vast en drukte hem tegen die van hemzelf, totdat de twee handen één bloederige massa vormden. Toen trok hij Sabirs bloedende handpalm tegen zijn voorhoofd, waar die een afdruk van spetters achterliet. ‘Luister! Luister naar me.’
Sabir rukte zijn hand los uit de greep van de zigeuner. De barman kwam met een afgezaagde biljartkeu in zijn hand achter de bar vandaan.
‘Twee woorden. Goed onthouden. Samois. Chris.’ Babel deinsde achteruit voor de naderende barman en stak bezwerend zijn bebloede hand op. ‘Samois. Chris. Onthou je dat?’ Hij gooide een stoel naar de barman en gebruikte dat moment van verwarring om snel te kijken waar de achteruitgang was. ‘Samois. Chris.’ Hij wees naar Sabir, zijn blik wild van angst. ‘Niet vergeten.’
3
Babel wist dat hij voor zijn leven rende. Nooit eerder was hij ergens zo zeker van geweest, zo overweldigend zeker. Zijn hand klopte van de pijn. Zijn longen stonden in brand en elke ademhaling scheurde als een plank met spijkers door zijn binnenste.
Bale, die vijftig meter achter hem liep, zag het aan. Hij had de tijd. De zigeuner kon nergens heen. Kon zich tot niemand wenden. De Sûreté zou hem ogenblikkelijk in een dwangbuis stoppen; de Parijse politie stond niet erg positief tegenover zigeuners, vooral niet als ze onder het bloed zaten. Wat was er in die bar gebeurd? Wie had hij gesproken? Nou, daar zou Bale snel genoeg achter komen.
Hij had het witte Peugeot-bestelbusje bijna meteen in de gaten. De bestuurder vroeg een glazenwasser de weg. De glazenwasser wees achter zich naar Saint-Denis en haalde met een gebaar van Gallisch onbegrip zijn schouders op.
Bale rukte de bestuurder van zijn stoel en nam zijn plaats in. De motor liep nog. Bale zette het busje in de versnelling en gaf gas. Hij nam niet de moeite in de achteruitkijkspiegel te kijken.
==
Babel was de gadje uit het oog verloren. Hij draaide zich om en keek achter zich, terwijl hij op een sukkeldrafje achteruitliep. Voorbijgangers meden hem, afgeschrikt door zijn bebloede gezicht en handen. Babel bleef staan. Hij stond midden op straat naar adem te happen als een in het nauw gedreven hert.
Het witte Peugeot-busje reed de stoep op en vloog tegen Babels rechterdijbeen, dat verbrijzeld werd. Babel schampte van de motorkap af en viel met een klap op het trottoir. Bijna onmiddellijk voelde hij dat hij werd opgetild: sterke handen die hem bij zijn jasje en de achterkant van zijn broek pakten. Er ging een portier open en hij werd in het busje gegooid. Hij hoorde een vreselijk, hoog gejammer en besefte pas na enige tijd dat hij het zelf was. Hij sloeg zijn ogen op en precies op dat moment gaf de gadje hem met de muis van zijn hand een slag onder zijn kin.
4
Babel werd wakker met een ondraaglijke pijn in zijn benen en schouders. Hij hief zijn hoofd en wilde om zich heen kijken, maar zag niets. Toen pas besefte hij dat hij geblinddoekt was en rechtop aan een of ander metalen raamwerk was gebonden. Zijn armen waren naar opzij gestrekt en zijn lichaam hing gedwongen in een halve cirkel naar voren, alsof hij zijn heupen naar voren duwde in een zeer wulpse dans. Hij was naakt.
Bale gaf opnieuw een ruk aan Babels penis. ‘Zo. Heb ik eindelijk je aandacht? Mooi. Luister, Samana. Er zijn twee dingen die je moet weten. Eén: je gaat sterven, dat staat vast. Er is geen manier om je eruit te praten of je leven met informatie terug te kopen. Twee: hoe je sterft hangt helemaal van jezelf af. Als je me tevredenstelt, snijd ik je keel door. Je zult er niets van voelen. En door de manier waarop ik het doe, bloed je binnen een minuut dood. Als je me irriteert, zal ik je pijn doen, veel erger dan nu. Om je te bewijzen dat ik vastbesloten ben je te doden en dat er geen weg terug is vanuit de positie waarin je je bevindt, ga ik je penis afsnijden. Daarna zal ik de wond met een heet brandijzer dichtschroeien, zodat je niet voortijdig doodbloedt.’
‘Nee! Niet doen! Ik vertel je alles wat je wilt weten. Alles.’
Bale hield zijn mes vlak tegen de uitgerekte huid van Babels lid. ‘Alles? Je penis tegen de informatie die ik zoek?’ Bale haalde zijn schouders op. ‘Dat snap ik niet. Je weet dat je hem nooit meer zult gebruiken. Daar ben ik duidelijk over geweest. Waarom zou je hem dan willen houden? Vertel me nou niet dat je nog steeds in de foutieve veronderstelling verkeert dat er nog hoop is.’
Uit Babels mondhoek droop een draadje speeksel. ‘Wat wil je van me weten?’
‘Ten eerste: de naam van de bar.’
‘Chez Minette.’
‘Goed zo. Dat klopt. Ik heb je er zelf naar binnen zien gaan. Wie heb je daar ontmoet?’
‘Een Amerikaan. Een schrijver. Adam Sabir.’
‘Waarom?’
‘Om hem het manuscript te verkopen. Ik had geld nodig.’
‘Heb je hem het manuscript laten zien?’
Babel gaf een krassend lachje. ‘Ik heb het niet eens. Ik heb het nog nooit gezien. Ik weet zelfs niet of het bestaat.’
‘O jee.’ Bale liet Babels penis los en begon zijn gezicht te strelen. ‘Je bent een knappe man. Je valt bij de dames in de smaak. Het zwakste punt van een mens is altijd zijn ijdelheid.’ Bale haalde het lemmet van zijn mes razendsnel kruiselings over Babels rechterwang. ‘Nu ben je niet zo mooi meer. Vanaf de ene kant gaat het nog. Maar vanaf de andere kant: een ravage. Kijk. Ik kan mijn vinger door dit gat steken.’
Babel begon te gillen.
‘Stil. Anders doe ik de andere kant ook.’
Babel zweeg. Er ontsnapte lucht door de loshangende flappen van zijn wang.
‘Je hebt een advertentie gezet voor het manuscript. Twee belangstellenden hebben zich gemeld. De ene ben ik. De andere is Sabir. Wat was je van plan ons voor een half miljoen euro te verkopen? Gebakken lucht?’
‘Ik heb gelogen. Ik weet waar het te vinden is. Ik zal je ernaartoe brengen.’
‘En waar is dat dan?’
‘Het staat zwart op wit.’
‘Vertel het me.’
Babel schudde zijn hoofd. ‘Dat kan ik niet.’
‘Keer me je andere wang toe.’
‘Nee! Nee! Ik kan het niet. Ik kan niet lezen...’
‘Hoe weet je dan dat het zwart op wit staat?’
‘Dat heeft iemand me verteld.’
‘En wie heeft dat geschrift? Waar is het te vinden?’ Bale hield zijn hoofd schuin. ‘Houdt een familielid van je het verborgen? Of iemand anders?’ Er viel een stilte. ‘Ja. Dat dacht ik al. Ik zie het aan je gezicht. Een familielid, hè? Ik wil weten wie. En waar.’ Bale greep Babels penis. ‘Geef me een naam.’
Babel liet zijn hoofd hangen. Er droop bloed en speeksel uit het gat dat Bale met zijn mes had gemaakt. Wat had hij gedaan? Wat had hij in zijn angst en verbijstering onthuld? Nu zou de gadje op zoek gaan naar Yola. En haar ook martelen. Zijn overleden ouders zouden hem vervloeken omdat hij zijn zus niet had beschermd. Zijn naam zou onrein raken, marimé. Hij zou in een naamloos graf worden begraven. En dat allemaal doordat zijn ijdelheid groter was dan zijn angst voor de dood.
Had Sabir de betekenis begrepen van de twee woorden die Babel hem in de bar had toevertrouwd? Zou zijn intuïtie over de man juist blijken te zijn?
Babel wist dat het voor hem voorbij was. Na een leven lang luchtkastelen te hebben gebouwd kende hij zijn eigen zwakheden maar al te goed. Over een halve minuut zou zijn ziel naar de hel worden gestuurd. Hij zou maar één kans hebben om te doen wat hij van plan was. Eén kans maar.
Met behulp van het hele gewicht van zijn naar voren hangende hoofd wierp Babel zijn kin naar links en omhoog, zo ver hij kon, en draaide hem toen met kracht in een halve cirkel weer naar beneden en naar rechts.
Bale deed onwillekeurig een stap naar achteren. Toen stak hij zijn hand uit en greep de zigeuner bij zijn haar. Het hoofd bungelde slap heen en weer, alsof het plotseling was losgeraakt. ‘Nee!’ Bale liet het hoofd naar voren vallen. ‘Dit is onmogelijk.’
Hij liep een paar stappen bij het lijk vandaan, bekeek het nog eens aandachtig en kwam weer naderbij. Hij bukte zich en sneed met zijn mes het oor van de zigeuner af. Daarna schoof hij de blinddoek weg en duwde met zijn duim de oogleden van de man open. De ogen waren dof. Geen sprankje leven meer.
Bale veegde zijn mes schoon aan de blinddoek en liep hoofdschuddend weg.
5
Hoofdinspecteur Joris Calque van de Police Nationale haalde de nog niet aangestoken sigaret onder zijn neus langs en legde hem toen met tegenzin terug in de staalgrijze sigarettenkoker. Die liet hij in de zak van zijn jasje glijden. ‘Het is in elk geval een vers lijk. Het verbaast me dat er geen bloed meer uit zijn oor druppelt.’ Calque drukte zijn duim tegen Babels borst, trok zijn hand terug en boog zich naar voren om te zien of er kleurverschil optrad. ‘Nauwelijks verkleuring. Deze man is nog geen uur dood. Hoe hebben we hem zo snel gevonden, Macron?’
‘Een gestolen bestelbusje, meneer. Stond buiten geparkeerd. De eigenaar van het busje had aangifte gedaan en een surveillerende pandore zag het veertig minuten later staan. Ik wou dat alle misdrijven zo makkelijk op te lossen waren.’
Calque trok zijn latex handschoenen uit. ‘Ik snap het niet. Onze moordenaar ontvoert de zigeuner op straat, waar iedereen hem kan zien, en met een gestolen busje. Dan rijdt hij rechtstreeks hierheen, bindt de zigeuner vast aan een beddenspiraal die hij speciaal voor die gelegenheid van tevoren aan de muur heeft gespijkerd, martelt hem een tijdje, breekt hem zijn nek en laat het busje op straat staan bij wijze van uithangbord. Zie jij de logica?’
‘We hebben ook bloed van onbekende herkomst.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Hier. Aan de handen van het slachtoffer. Deze sneden zijn ouder dan de andere verwondingen. En het bloed van het slachtoffer is vermengd met dat van een ander. Dat is duidelijk te zien met de draagbare spectrometer.’
‘Aha. Dus de moordenaar vond het busje als uithangbord nog niet genoeg en heeft ook wat bloed achtergelaten.’ Calque haalde zijn schouders op. ‘De man is gek of geniaal, een van beide.’
6
De apothekeres was klaar met het verbinden van Sabirs hand. ‘Het moet goedkoop glas zijn geweest; u hebt geluk dat het niet gehecht hoeft te worden. U bent toch niet toevallig pianist?’
‘Nee. Schrijver.’
‘O. U hebt dus geen bijzondere vaardigheden.’
Sabir barstte in lachen uit. ‘Zo zou je het kunnen zeggen. Ik heb één boek geschreven, over Nostradamus. En nu schrijf ik filmrecensies voor een keten van regionale kranten. Maar dat is het wel zo’n beetje. Kortom, een verspild leven.’
De apothekeres sloeg een hand voor haar mond. ‘O, het spijt me vreselijk. Zo bedoelde ik het niet. Natuurlijk hebben schrijvers vaardigheden. Maar ik bedoelde met de handen. Vaardigheden waar je je vingers voor nodig hebt.’
‘Het geeft niet.’ Sabir stond op en trok voorzichtig zijn jasje aan. ‘Wij broodschrijvers zijn eraan gewend te worden beledigd. We staan helemaal onderaan in de pikorde. Tenzij we bestsellers schrijven, natuurlijk, of kans zien beroemd te worden als we op wonderbaarlijke wijze een keer de top bereiken. Maar als het ons niet lukt een succesvolle opvolger te schrijven, zakken we weer naar de onderste regionen. Het is een wisselvallig beroep, vindt u ook niet?’ Hij verborg zijn verbittering achter een brede grijns. ‘Hoeveel ben ik u schuldig?’
‘Vijftig euro. Als u dat tenminste kunt betalen.’
‘Ah. Touché!’ Sabir pakte zijn portefeuille en zocht papiergeld bij elkaar. In zijn achterhoofd zocht hij nog steeds naar een verklaring voor het gedrag van de zigeuner. Waarom zou iemand een volkomen vreemde aanvallen? Een vreemde die hij hoopte iets kostbaars te verkopen? Er zat totaal geen logica in. Toch was er iets wat hem ervan weerhield naar de politie te gaan, ondanks de aansporingen van de barman en de drie of vier klanten die het incident hadden gezien. Er zat meer achter. En wie of wat waren Samois en Chris? Hij gaf de apothekeres haar geld. ‘Zegt het woord Samois u iets?’
‘Samois?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Afgezien van de plaats, bedoelt u?’
‘De plaats? Welke plaats?’
‘Samois-sur-Seine. Dat ligt een kilometer of zestig naar het zuidoosten. Vlak boven Fontainebleau. Alle jazzmensen kennen het. De zigeuners houden er elke zomer een festival ter ere van Django Reinhardt. U weet wel. De Manouche-gitarist.’
‘Manouche?’
‘Dat is een groep zigeuners. Verwant aan de Sinti. Ze komen uit Duitsland en Noord-Frankrijk. Dat weet iedereen.’
Sabir maakte een schertsende buiging. ‘Maar madame, u vergeet dat ik niet iedereen ben. Ik ben slechts een eenvoudige schrijver.’
7
Bale hield niet van barkeepers. Het was een verderfelijke mensensoort, die leefde van de zwakheden van anderen. Desalniettemin was hij bereid in het belang van het verzamelen van informatie concessies te doen. Hij liet de gestolen identiteitskaart weer in zijn zak glijden. ‘Dus de zigeuner viel hem aan met een glas?’
‘Ja. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt. Hij kwam gewoon naar binnen, druipend van het zweet, en ging regelrecht op de Amerikaan af. Sloeg een glas kapot en drukte zijn hand erin.’
‘Dat van de Amerikaan?’
‘Nee. Dat was het vreemde. De zigeuner drukte zijn eigen hand erin. Pas daarna viel hij de Amerikaan aan.’
‘Met het glas?’
‘Nee, nee. Hij pakte de hand van de Amerikaan en deed daar hetzelfde mee als hij met zijn eigen hand had gedaan. Toen duwde hij de hand van de Amerikaan tegen zijn voorhoofd. Alles zat onder het bloed.’
‘En dat was het?’
‘Ja.’
‘Hij zei niets?’
‘Nou, hij schreeuwde de hele tijd. “Onthou deze woorden. Onthou ze goed.”’
‘Welke woorden?’
‘Tja. Daar vraagt u me wat. Het klonk als Sam, moi, et Chris. Misschien zijn dat broers?’
Bale onderdrukte een triomfantelijke glimlach. Hij knikte ernstig. ‘Broers. Ja, dat zal het zijn.’
8
De barkeeper hief zijn handpalmen melodramatisch ten hemel. ‘Maar ik heb net met een van jullie mensen gepraat. Ik heb hem alles verteld wat ik weet. Moet ik soms ook nog jullie luiers verschonen?’
‘En hoe zag die andere politieman eruit?’
‘Zoals jullie allemaal.’ De barkeeper haalde zijn schouders op. ‘U weet wel.’
Calque wierp een blik over zijn schouder op inspecteur Macron. ‘Zoals hij?’
‘Nee. Helemaal niet.’
‘Zoals ik, dan?’
‘Nee. Ook niet.’
Calque slaakte een zucht. ‘Zoals George Clooney? Woody Allen? Johnny Halliday? Of had hij misschien een pruik op?’
‘Nee. Nee. Hij had geen pruik op.’
‘En wat hebt u die onzichtbare man verteld?’
‘U hoeft niet sarcastisch te worden. Ik doe mijn burgerplicht. Ik heb geprobeerd de Amerikaan te beschermen...’
‘Waarmee?’
‘Eh... Met mijn biljartkeu.’
‘Waar bewaart u dat aanvalswapen?’
‘Waar ik dat bewaar? Waar denkt u? Achter de bar natuurlijk. Dit is Saint-Denis, niet de Sacré-Coeur.’
‘Laat eens zien.’
‘Hoor eens, ik heb er niemand mee geslagen. Ik heb er alleen mee naar de zigeuner gezwaaid.’
‘Zwaaide de zigeuner terug?’
‘Ah. Merde.’ De barkeeper scheurde met de ijspriem een pakje Gitanes open. ‘Ik neem aan dat ik nu een bon krijg wegens roken in een openbare gelegenheid? Stelletje...’ Hij blies een rookwolk over de bar.
Calque pikte een sigaret van de barkeeper. Hij tikte ermee op de achterkant van het pakje en haalde hem smachtend onder zijn neus langs.
‘Steekt u hem niet aan?’
‘Nee.’
‘Putain. U bent toch zeker niet gestopt?’
‘Ik heb een hartkwaal. Met elke sigaret wordt mijn leven een dag korter.’
‘Maar dat is het wel waard.’
Calque zuchtte. ‘U hebt gelijk. Geef me maar een vuurtje.’
De barkeeper bood Calque de punt van zijn sigaret. ‘Hoor eens, het is me weer te binnen geschoten. Over die collega van jullie.’
‘Wat is u te binnen geschoten?’
‘Er was iets raars aan hem. Heel raar.’
‘Wat was dat dan?’
‘U zult me niet geloven als ik het vertel.’
Calque trok zijn wenkbrauwen op. ‘Probeer het toch maar.’
De barkeeper haalde zijn schouders op. ‘Hij had geen oogwit.’
9
‘De man heet Sabir. S-A-B-I-R. Adam Sabir. Een Amerikaan. Nee, meer informatie heb ik op dit moment niet voor u. Zoek hem maar op in uw computer. Dat zou ruim voldoende moeten zijn. Geloof me.’
Achor Bale legde de hoorn neer. Hij veroorloofde zich een korte glimlach. Van Sabir zou hij geen last meer hebben. Tegen de tijd dat de Franse politie klaar was met zijn ondervraging, zou Bale allang verdwenen zijn. Chaos werkte altijd goed. Chaos en anarchie. Als je die bewerkstelligde, drong je de gevestigde orde in de verdediging.
De politie en overheidsdienaren waren getraind in rechtlijnig denken, binnen de grenzen van regels en voorschriften. In de computerterminologie was hyper het tegenovergestelde van lineair, rechtlijnig. Welnu. Bale liet zich voorstaan op zijn vermogen hyper, niet-lineair, te denken: heen en weer springen, tussenstappen overslaan en zijsprongen maken waarheen hij maar wilde. Hij zou doen wat hij wilde, wanneer hij dat wilde.
Hij pakte een kaart van Frankrijk en streek die zorgvuldig glad op de tafel voor hem.
10
Adam Sabir ontdekte pas dat de Sûreté belangstelling voor hem had toen hij de tv in zijn gehuurde appartement op het Ile Saint-Louis aanzette en zag dat zijn eigen gezicht hem levensgroot vanaf het plasmascherm aankeek.
Als schrijver en incidenteel journalist moest Sabir het nieuws bijhouden. Er zaten verhalen in verstopt, er hielden zich ideeën in schuil. De stemming van de wereld werkte door in de stemming van zijn potentiële markt, en dat was van belang voor hem. Dankzij een eenmalige gigantische bestseller, The Private Life of Nostradamus, was hij de afgelopen jaren gewend geraakt aan een zeer gerieflijke levensstijl. Het originaliteitsgehalte was zo ongeveer nihil geweest, maar de titel een geniale inval. Nu had hij dringend een vervolg nodig, of de geldkraan zou dichtgaan, de luxe levensstijl opdrogen en zijn publiek wegsmelten.
Daarom had Samana’s advertentie in dat idiote gratis blaadje van twee dagen geleden zijn aandacht getrokken, ongerijmd en volkomen onverwachts als die was geweest.
==
Geld nodig. Ik heb iets te verkopen. De verdwenen verzen van Notre Dame [sic]. Allemaal zwart op wit. Contante verkoop aan eerste koper. Authentiek.
==
Sabir had hardop gelachen toen hij de advertentie voor het eerst las. Die was duidelijk gedicteerd door een analfabeet. Maar hoe kon een analfabeet op de hoogte zijn van de verdwenen kwatrijnen van Nostradamus?
Het was algemeen bekend dat de zestiende-eeuwse ziener duizend vierregelige strofen had geschreven, zorgvuldig geïndexeerd, die gedurende zijn leven waren gepubliceerd en waarin met een bijna bovennatuurlijke nauwkeurigheid toekomstige gebeurtenissen van wereldbelang werden beschreven. Minder bekend was echter het feit dat er achtenvijftig kwatrijnen op het allerlaatste moment waren achtergehouden en nooit openbaar waren gemaakt. Als iemand die verzen zou weten te vinden, zou hij ogenblikkelijk miljonair zijn, want de potentiële verkoopcijfers waren torenhoog.
Sabir wist dat zijn uitgever niet de minste aarzeling zou hebben de hoeveelheid geld op te hoesten die nodig was om een dergelijke aankoop te doen. Alleen al het verhaal van de vondst zou honderdduizenden dollars aan inkomsten voor de kranten opbrengen en zou gegarandeerd overal ter wereld voorpaginanieuws zijn. En wat zouden de mensen er in deze onzekere tijden niet voor overhebben om de strofen te lezen en de openbaringen die erin werden gedaan te kennen? Dat was nauwelijks voorstelbaar.
Tot aan de gebeurtenissen van die dag had Sabir mooie fantasieën gekoesterd waarin zijn manuscript, net als die van de Harry Potter-boeken, weggeborgen zou worden in het literaire equivalent van Fort Knox om pas op de dag van publicatie te worden geopenbaard aan de van ongeduld kwijlende horden. Hij was toch al in Parijs. Wat was ertegen om het verhaal te controleren? Wat had hij te verliezen?
==
‘Naar aanleiding van de brute marteling en gewelddadige dood van een nog onbekende man is de politie op zoek naar de Amerikaanse schrijver Adam Sabir, teneinde hem te ondervragen in verband met het misdrijf. Sabir zou zich in Parijs bevinden. Als u hem kent, benadert u hem dan in geen geval persoonlijk, want hij kan gevaarlijk zijn. Het misdrijf is zo ernstig en de kans op herhaling zo groot dat de Police Nationale er alles aan gelegen is de identiteit van de moordenaar vast te stellen.’
==
‘O jezus.’ Sabir stond midden in zijn woonkamer naar de tv te staren alsof die plotseling zou kunnen besluiten van haar plek te komen en naar hem toe te kruipen. Een oude publiciteitsfoto van hemzelf nam het volledige scherm in beslag, waardoor al zijn gelaatstrekken zo angstaanjagend groot werden dat zelfs hij bijna kon geloven dat dit een gezochte misdadiger was.
Onder de kop ‘Kent u deze man?’ volgde een foto van de dode Samana. Zijn wang en oor waren gehavend en zijn doffe ogen waren open, alsof hij kritisch keek naar de miljoenen op de bank hangende voyeurs die kortstondige voldoening vonden in het feit dat het een ander was, en niet zij, die daar op het scherm werd afgebeeld.
‘Dit kan niet waar zijn. Hij is besmeurd met mijn bloed.’
Sabir liet zich met open mond in een leunstoel zakken, en het kloppen in zijn hand leek een griezelige weerklank van het bonkende ritme van de elektronische muziek die de aftiteling van het avondnieuws begeleidde.
11
Het kostte hem tien jachtige minuten om al zijn bezittingen bij elkaar te zoeken: paspoort, geld, landkaarten, kleren en creditcards. Op het allerlaatste moment doorzocht hij het bureau voor het geval dat daar iets in lag wat hij zou kunnen gebruiken.
Hij logeerde in het appartement van zijn Engelse literair agent, John Tone, die op vakantie was in het Caraïbisch gebied. Ook de auto was van zijn agent en daarom niet tot hem te herleiden. Dat zou misschien voldoende zijn om in elk geval Parijs uit te komen, zodat hij tijd zou winnen om na te denken.
Haastig stak hij een oud Brits rijbewijs op naam van Tone in zijn zak, en wat euro’s die hij in een leeg busje van een filmrolletje had gevonden. Op het rijbewijs stond geen foto. Dat zou van pas kunnen komen. Verder nam hij nog een elektriciteitsrekening en de autopapieren mee.
Als de politie hem aanhield, zou hij gewoon beweren van niets te weten; hij ging voor research naar Saint-Rémy-de-Provence, de geboorteplaats van Nostradamus. Hij had niet naar de radio geluisterd en geen tv gekeken, en wist dus niet dat de politie jacht op hem maakte.
Met een beetje geluk kon hij de Zwitserse grens bereiken en die oversteken. Daar werd je paspoort niet altijd gecontroleerd. En Zwitserland maakte nog geen deel uit van de Europese Unie. Als hij eenmaal op de Amerikaanse ambassade in Bern was, was hij veilig. Als de Zwitsers hem al uitwezen, zou het naar de Verenigde Staten zijn en niet naar Parijs.
Want Sabir had van een paar collega-journalisten verhalen gehoord over de Franse politie. Als die je eenmaal in handen kreeg, kon je het wel schudden. Het kon maanden of zelfs jaren duren voordat je zaak door de bureaucratische nachtmerrie van het Franse rechtssysteem was.
Hij stopte bij de eerste de beste flappentap en liet de motor van de auto draaien. Hij had geen andere keuze, hij moest het erop wagen geld op te nemen. Hij duwde het eerste pasje door de gleuf en begon te bidden. Tot zover ging alles goed. Hij zou proberen duizend euro op te nemen. Als het tweede pasje hem dan in de steek liet, kon hij in elk geval de tol voor de snelwegen betalen met contant geld, waarvan de herkomst niet te herleiden viel, en iets te eten kopen.
Aan de overkant van de straat stond een jongen met een capuchontrui naar hem te kijken. Jezus christus. Dit was geen goed moment om beroofd te worden. En al helemaal niet als je de sleutels in een gloednieuwe Audi stationcar had laten zitten en de motor had laten lopen.
Hij stak het geld in zijn zak en probeerde het tweede pasje. De jongen kwam nu in zijn richting en nam hem op die kenmerkende manier op van jonge criminelen. Vijftig meter. Dertig. Sabir toetste de cijfers in.
Het apparaat at het pasje op. Ze knepen hem af.
Sabir holde terug naar de auto. De jongen had het op een rennen gezet en was nog een meter of vijf bij hem vandaan.
Sabir sprong in de auto en herinnerde zich toen pas dat die van Britse makelij was en dat het stuur dus rechts zat. Hij dook over de middenconsole heen en verspilde drie kostbare seconden met zoeken naar het knopje van de centrale vergrendeling.
De jongen had zijn hand op het portier.
Sabir trok de pook van de automatische versnelling knarsend in zijn achteruit en de auto sprong naar achteren, waardoor de jongen een ogenblik wankelde. Sabir bleef achteruit door de straat rijden, met één voet gedraaid achter zich op de passagiersstoel en zijn vrije hand aan het stuur.
Ironisch genoeg dacht hij niet aan de berover – het was de eerste keer dat hem zoiets overkwam – maar aan het feit dat de politie nu, dankzij het gedwongen achtergelaten bankpasje, beschikte over zijn vingerafdrukken en zijn precieze locatie om exact twaalf minuten over halfelf op een heldere, door sterren verlichte zaterdagavond in het centrum van Parijs.
12
Twintig minuten buiten Parijs en vijf minuten voordat hij het knooppunt Évry zou bereiken, werd Sabirs aandacht getrokken door een verkeersbord: nog dertig kilometer naar Fontainebleau. En vanaf Fontainebleau was het nog maar tien kilometer naar Samois. Dat had de apothekeres hem verteld. Ze hadden zelfs een kort, enigszins flirtend gesprekje gehad over Hendrik ii, Catharina de Medici en Napoleon, die daar blijkbaar afscheid had genomen van zijn Vieille Garde voordat hij op Elba in ballingschap ging.
Hij kon de autoweg maar beter vergeten. Ze hadden toch nummerplaatherkenning op de tolwegen? Had hij dat niet ergens gehoord? Stel dat ze al wisten dat hij in het appartement van Tone had gelogeerd. Dan zou het niet lang duren voordat ze het verband legden tussen hem en Tones Audi. En dan was hij de pineut.
Hij kon beter naar Samois gaan. Als hij de kwatrijnen los kon krijgen van die Chris, wie dat ook mocht zijn, dan kon hij de politie er misschien van overtuigen dat hij echt een bonafide schrijver was en geen doorgedraaide psychopaat. En waarom zou de dood van de zigeuner trouwens iets te maken moeten hebben met de verzen? Zulke mensen vochten toch altijd allerlei vetes uit? Waarschijnlijk had de man gewoon ruzie gekregen over geld of een vrouw en had hij, Sabir, toevallig in de weg gelopen. Als je de zaak zo bekeek, zag het er allemaal veel minder somber uit.
Hoe dan ook, hij had een alibi. De apothekeres zou zich hem toch wel herinneren? Hij had haar uitgebreid verteld over het gedrag van de zigeuner. Het was gewoon niet logisch dat hij de zigeuner zou hebben gemarteld en gedood terwijl zijn hand helemaal openlag. Dat zou de politie toch wel snappen? Of zou die denken dat hij de zigeuner na het gevecht in de bar was gevolgd en wraak had genomen?
Sabir schudde zijn hoofd. Eén ding was zeker: hij had rust nodig. Als hij zo doorging zou hij gaan hallucineren.
Terwijl hij zichzelf dwong te stoppen met malen en iets te ondernemen, stuurde Sabir de auto scherp naar de overkant van de weg en een bospad op, nog maar twee kilometer voor het plaatsje Samois zelf.
13
‘Hij is ontglipt.’
‘Hoe bedoelt u? Hoe weet u dat?’
Calque trok een wenkbrauw op. Macron maakte vorderingen, dat viel niet te ontkennen. Maar verbeeldingskracht, ho maar. Ach, wat kon je ook verwachten van een twee meter lange Marseillaan? ‘We hebben alle hotels, pensions en woningverhuurders gecheckt. Toen hij hier aankwam had hij geen reden zijn naam geheim te houden. Hij wist niet dat hij de zigeuner zou gaan vermoorden. Vergeet niet dat we het over een Amerikaan met een Franse moeder hebben. Hij spreekt onze taal vloeiend. Althans, dat is wat die gek op zijn website zelf beweert. Of hij is ondergedoken in het huis van een vriend, of hij is ervandoor. Ik vermoed dat hij ervandoor is. Het is mijn ervaring dat er maar weinig vrienden zijn die een folteraar onderdak willen verlenen.’
‘En de man die ons heeft gebeld met zijn naam?’
‘Als we Sabir vinden, hebben we hem ook.’
‘Dus we gaan naar Samois? Op zoek naar die Chris?’
Calque glimlachte. Zo’n kind gunde je toch een Orangina?
14
Het eerste wat Sabir zag was een eenzame windhond die voor hem uit het bospad overstak, waarschijnlijk de vorige dag verdwaald na een jachtpartij. Onder hem, tussen de bomen door, glinsterde de Seine in de vroege ochtendzon.
Hij stapte uit de auto en strekte zijn benen. Vijf uur geslapen. Niet slecht, gezien de omstandigheden. De vorige avond was hij nerveus en gespannen geweest. Nu was hij kalmer, minder in paniek over de hachelijke situatie waarin hij zich bevond. Het was een verstandig besluit geweest om de afslag naar Fontainebleau te nemen, en nog verstandiger om het bos in te rijden om te slapen. Misschien zou de Franse politie hem toch niet zo gemakkelijk te pakken krijgen. Maar hij kon beter geen onnodige risico’s nemen.
Toen hij vijftig meter verder was gereden, met de raampjes open, rook hij brandend hout en de onmiskenbare geur van geroosterd varkensvlees. Aanvankelijk was hij geneigd het te negeren en door te rijden, maar de honger kreeg de overhand. Wat er verder ook gebeurde, hij moest eten. En waarom niet hier? Geen camera’s. Geen politie.
Hij wist zichzelf er onmiddellijk van te overtuigen dat het volkomen logisch was om zijn ontbijt rechtstreeks te kopen van degene die het klaarmaakte. Die geheimzinnige kampeerders konden hem misschien zelfs wijzer maken omtrent Chris.
Sabir stapte uit en volgde zijn neus. Terwijl hij door het bos liep, had hij het gevoel dat zijn maag zich uitrekte in de richting van de gebakkenspekgeur. Het was een bizar idee dat hij op de vlucht was voor de politie. Misschien zouden deze mensen, doordat ze kampeerden, geen tv of krant hebben gezien?
Aan de rand van een open plek bleef Sabir een tijdje staan kijken. Het was een zigeunerkamp. Nou, dat was eigenlijk een gelukkig toeval. Hij had kunnen weten dat niemand bij zijn volle verstand vroeg in mei zo noordelijk in een bos zou gaan kamperen. Voor de Fransen was augustus de maand om te kamperen. De rest van de tijd logeerden ze in een hotel en gingen ze comfortabel dineren.
Een van de vrouwen zag hem en riep haar man. Een groepje kinderen rende op hem af en bleef op enige afstand van hem staan. Twee andere mannen onderbraken hun bezigheden en kwamen zijn kant op. Sabir stak vriendelijk een hand naar hen op.
Zijn hand werd met een ruk naar achteren getrokken en in zijn nek geduwd. Hij voelde dat hij op zijn knieën werd gedwongen.
Net voordat hij zijn bewustzijn verloor zag hij de televisieantenne op een van de caravans.
15
‘Doe jij het maar, Yola. Het is je recht.’
De vrouw stond tegenover hem. Een oudere man legde een mes in haar hand en duwde haar zachtjes naar voren. Sabir probeerde iets te zeggen, maar merkte dat zijn mond was afgeplakt.
‘Toe maar. Snij zijn ballen eraf!’ ‘Nee, eerst zijn ogen!’ Een koor van oudere vrouwen moedigde haar vanuit de deuropeningen van hun wagens aan. Sabir keek om zich heen. Afgezien van de vrouw met het mes was hij volledig omsingeld door mannen. Hij probeerde zijn armen te bewegen, maar die zaten stevig achter zijn rug gebonden. Ook zijn enkels waren geboeid en er was een geborduurd kussen tussen zijn knieën gestopt.
Een van de mannen duwde hem op zijn zij en trok zijn broek naar beneden. ‘Zo. Nu kun je je doelwit zien.’
‘En steek dat mes meteen in zijn reet, als je toch bezig bent.’ De oude vrouwen kwamen naar voren om een beter zicht te hebben.
Sabir schudde zijn hoofd in een vruchteloze poging het plakband van zijn mond te krijgen.
De vrouw hield het mes voor zich uit en kwam voetje voor voetje dichterbij.
‘Toe dan. Doe het. Denk aan wat hij Babel heeft aangedaan.’
Sabir begon binnensmonds een smekend geluid te maken. Hij richtte zijn blik met een maniakale concentratie op de vrouw, alsof hij haar met zijn wil kon dwingen haar plan niet uit te voeren.
Een van de mannen greep Sabirs scrotum en trok het weg van zijn lijf, zodat er maar een dun vlies overbleef om door te snijden. Eén haal met het mes zou voldoende zijn.
Sabir keek de vrouw aan. Intuïtief besefte hij dat zij zijn enige kans was. Hij wist dat hij verloren was als zijn aandacht zou verslappen en hij zijn blik zou afwenden. Zonder precies te weten waarom, knipoogde hij naar haar.
Die knipoog raakte haar als een mokerslag. Ze stak haar hand uit en rukte het plakband van Sabirs mond. ‘Waarom heb je het gedaan? Waarom heb je mijn broer verminkt? Wat had hij je misdaan?’
Sabir zoog tussen zijn gezwollen lippen door een grote teug lucht naar binnen. ‘Chris. Chris. Hij heeft me gezegd dat ik naar Chris moest vragen.’
De vrouw deed een stap achteruit. De man die Sabirs testikels vasthield liet die los en boog zich over hem heen, zijn hoofd schuin als een retriever. ‘Wat zeg je daar?’
‘Je broer sloeg een glas kapot. Hij drukte zijn hand erin. Daarna mijn hand. En toen duwde hij onze handen tegen elkaar aan en maakte van de mijne een afdruk op zijn voorhoofd. Vervolgens vertelde hij me dat ik naar Samois moest gaan en naar Chris moest vragen. Ik heb hem niet vermoord. Maar ik besef nu wel dat hij gevolgd werd. Geloof me alsjeblieft. Waarom zou ik anders hierheen zijn gekomen?’
‘Maar de politie is naar je op zoek. Dat hebben we op tv gezien. We herkenden je gezicht.’
‘Mijn bloed zat aan zijn hand.’
De man duwde Sabir op zijn zij. Even was Sabir er zeker van dat ze zijn keel gingen doorsnijden. Toen voelde hij dat ze het verband van zijn hand wonden en de sneden inspecteerden. Hij hoorde hen onderling praten in een taal die hij niet kende.
‘Sta op. Trek je broek aan.’
Ze sneden de touwen achter zijn rug door.
Een van de mannen stootte hem aan. ‘Vertel eens, wie is Chris?’
Sabir haalde zijn schouders op. ‘Een van jullie, neem ik aan.’
Een paar oudere mannen lachten.
De man met het mes knipoogde naar hem, in een onbewuste echo van de knipoog die nog maar twee minuten geleden de redding was geweest van Sabirs testikels. ‘Maak je geen zorgen. Je zult hem gauw genoeg ontmoeten. Met of zonder je ballen. De keus is aan jou.’
16
Ze geven me in elk geval te eten, dacht Sabir. Het is moeilijker om een man te doden als je eenmaal een maaltijd met hem hebt gebruikt. Toch?
Hij lepelde het laatste beetje stoofpot naar binnen en stak zijn geboeide handen uit naar zijn koffie. ‘Het vlees was lekker.’
De oude vrouw knikte. Ze veegde haar handen schoon aan haar wijde rokken, maar Sabir zag dat ze niet at. ‘Rein. Ja. Zeer rein.’
‘Rein?’
‘De stekels. Egels zijn de reinste dieren. Ze zijn niet marimé. Zoals...’ Ze spoog over haar schouder. ‘Honden.’
‘O. Eten jullie dan honden?’ Sabir had het al moeilijk met de gedachte aan egels. Hij voelde dat hij misselijk dreigde te worden.
‘Nee, nee.’ De vrouw barstte in luid gelach uit. ‘Honden. Haha.’ Ze gebaarde naar een van haar vriendinnen. ‘Heh heh. De gadje denkt dat we honden eten.’
Er kwam een man de open plek op rennen. Onmiddellijk zwermden er kleine kinderen om hem heen. Hij zei iets tegen hen en ze verspreidden zich om het hele kamp te waarschuwen.
Sabir keek geïnteresseerd toe hoe dozen en andere voorwerpen snel onder en in de wagens werden verborgen. Twee mannen onderbraken hun bezigheden en kwamen op hem af.
‘Wat is er? Wat gebeurt er?’
Ze tilden hem op en droegen hem wijdbeens tussen zich in naar een houtkist.
‘Jezus christus. Jullie gaan me daar toch niet in stoppen? Ik ben claustrofobisch. Echt waar. Ik zweer het. Ik kan niet tegen kleine ruimtes. Alsjeblieft. Sluit me in een van de caravans op.’
De mannen lieten hem in de houtkist ploffen. Een van hen trok een vuile zakdoek uit zijn zak en propte die in Sabirs mond. Toen duwden ze voorzichtig zijn hoofd naar beneden en sloegen de kist dicht.
17
Hoofdinspecteur Calque taxeerde het bonte gezelschap tegenover hem. Dit zou niet gemakkelijk worden. Dat wist hij gewoon. Hij voelde het aan zijn water. Zigeuners sloegen altijd dicht als ze met de politie praatten, zelfs als een van hen slachtoffer was geworden van een misdrijf, zoals in dit geval. Ze bleven hardnekkig vasthouden aan eigenrichting.
Hij knikte naar Macron. Macron hield een foto van Sabir omhoog.
‘Heeft iemand van u deze man gezien?’
Niets. Zelfs geen knikje van herkenning.
‘Weet iemand van u wie deze man is?’
‘Een moordenaar.’
Calque sloot even zijn ogen. Nou ja. In elk geval had er iemand iets tegen hem gezegd. Het woord tot hem gericht. ‘Dat is niet zeker. Hoe meer we te weten komen, des te meer gaat het erop lijken dat er een tweede persoon bij dit misdrijf betrokken is geweest. Een persoon die we nog niet hebben geïdentificeerd.’
‘Wanneer geven jullie het lichaam van mijn broer vrij, zodat we hem kunnen begraven?’
De mannen gingen opzij voor een jonge vrouw, die zich tussen de gelederen van vrouwen en kinderen door een weg naar voren baande en vooraan kwam staan.
‘Uw broer?’
‘Babel Samana.’
Calque knikte naar Macron, die energiek begon te schrijven in een zwart opschrijfboekje. ‘En uw naam is?’
‘Yola. Yola Samana.’
‘En uw ouders?’
‘Die zijn dood.’
‘Nog andere familieleden?’
Yola haalde haar schouders op en wees naar de zee van gezichten om haar heen.
‘Iedereen?’
Ze knikte.
‘Wat deed hij in Parijs?’
Opnieuw haalde ze haar schouders op.
‘Weet iemand anders dat?’
Een collectief schouderophalen.
Calque had even de neiging in lachen uit te barsten, maar aangezien het gezelschap hem waarschijnlijk zou lynchen als hij dat deed, zag hij ervan af. ‘Is er iemand die me iets over Samana kan vertellen, wat dan ook? Met wie hij had afgesproken, afgezien van deze Sabir uiteraard? Of wat hij in Saint-Denis te zoeken had?’
Stilte.
Calque wachtte. Dertig jaar ervaring had hem geleerd wanneer hij wel en vooral wanneer hij niet moest aandringen.
‘Wanneer geven jullie hem terug?’
Calque slaakte een geveinsde zucht. ‘Dat kan ik u niet precies zeggen. Misschien hebben we zijn lichaam nog nodig voor verder forensisch onderzoek.’
De jonge vrouw wendde zich tot een van de oudere mannen. ‘We moeten hem binnen drie dagen begraven.’
De man keek Calque aan en hief met een rukje zijn kin. ‘Krijgen we hem terug?’
‘Dat zei ik al. Nee, nu nog niet.’
‘Mogen we dan een pluk van zijn haar hebben?’
‘Wat?’
‘Als jullie ons een pluk van zijn haar geven, kunnen we hem begraven. Samen met zijn bezittingen. Dat moet binnen drie dagen gebeuren. Dan kunnen jullie met het lichaam doen wat jullie willen.’
‘Dat meent u niet.’
‘Willigt u ons verzoek in?’
‘Om u een plukje van zijn haar te geven?’
‘Ja.’
Calque voelde Macrons doordringende blik in zijn achterhoofd prikken. ‘Ja. We kunnen u een pluk haar geven. Stuur een van uw mensen naar dit adres...’ Calque gaf de zigeuner een visitekaartje. ‘Morgen. Dan kunt u hem formeel identificeren en tegelijk wat haar afknippen.’
‘Ik zal gaan.’ Het was de jonge vrouw, Samana’s zus.
‘Uitstekend.’ Calque stond onzeker midden op de open plek. De omgeving was hem zo volstrekt vreemd en zo ver verwijderd van wat hij als een normale samenleving beschouwde, dat hij net zo goed in een regenwoud over goed en kwaad had kunnen staan discussiëren met een groep indiaanse stamleden.
‘Belt u me als de Amerikaan, Sabir, op wat voor manier dan ook contact met u zoekt? Mijn nummer staat op het kaartje.’
Hij liet zijn blik over de gezichten glijden.
‘Dat zal ik dan maar als een “ja” opvatten.’
18
Sabir was de waanzin nabij toen ze hem uit de houtkist tilden. Later, toen hij probeerde de emoties weer op te roepen die hij had gevoeld toen hij in de kist werd gestopt, merkte hij dat zijn geest die volledig had geblokkeerd. Uit zelfbescherming, nam hij aan.
Want hij had niet gelogen toen hij zei dat hij claustrofobisch was. Lang geleden, in zijn kindertijd, hadden een paar klasgenootjes een streek met hem uitgehaald en hem opgesloten in de kofferbak van de auto van een leraar. Ook toen had hij een black-out gekregen. De leraar had hem drie uur later gevonden, meer dood dan levend. Hij had er een enorme drukte over gemaakt. Het verhaal had in alle plaatselijke kranten gestaan.
Sabir had beweerd dat hij niet meer wist wie hem de streek had geleverd, maar bijna tien jaar later had hij wraak genomen. Intussen was hij zelf journalist geworden, waardoor hij in een uitstekende positie was om insinuaties te uiten, en die positie had hij volledig benut. Maar de wraakneming had hem niet genezen van zijn claustrofobie; hij had juist de indruk dat die in de afgelopen jaren erger was geworden.
Nu voelde hij dat hij niet lekker werd. Zijn hand klopte en hij vermoedde dat hij in de loop van de avond misschien een infectie had opgelopen. De wonden waren weer opengegaan, en omdat hij niets had gehad om ze mee schoon te maken voordat hij het verband erom had gewikkeld, kon hij alleen maar aannemen dat hij intussen een paar ongewenste bacteriën had opgedaan. Zijn opsluiting in de houtkist had de zaak alleen maar verergerd.
Zijn hoofd zakte achterover. Hij probeerde een hand op te steken, maar dat lukte niet; sterker nog, zijn hele lichaam leek niet meer te doen wat hij wilde. Hij voelde dat hij naar een beschaduwde plek werd gedragen, daarna een paar treden op en een kamer in waar het licht door gekleurde ruitjes op zijn gezicht viel. Het laatste wat hij zich herinnerde, was een stel donkerbruine ogen die strak in de zijne staarden, alsof de eigenaar probeerde diep in zijn ziel te kijken.
==
Hij werd wakker met een vreselijke hoofdpijn. Het was smoorheet en hij vond het moeilijk lucht te krijgen, alsof zijn longen in zijn slaap voor driekwart met schuimrubber waren gevuld. Hij keek naar beneden, naar zijn hand. Die was weer netjes verbonden. Hij probeerde hem op te steken, maar kwam niet verder dan een klein rukje voordat hij hem machteloos weer op het bed liet vallen.
Het drong tot hem door dat hij in een woonwagen lag. Het daglicht viel naar binnen door de gekleurde ramen naast hem. Hij probeerde zijn hoofd op te tillen om door het ene ongekleurde ruitje te kijken, maar de inspanning was te groot. Hij viel terug in het kussen. Nooit eerder had hij zich zo geïsoleerd gevoeld van zijn lichaam, alsof hij en zijn ledematen op de een of andere manier van elkaar gescheiden waren geraakt en hij geen mogelijkheid meer had om ze terug te vinden.
Nou ja. Hij was in elk geval niet dood. Of in een politiekliniek. Je moest positief blijven denken.
==
Toen hij weer wakker werd, was het avond. Vlak voordat hij zijn ogen opende werd hij zich ervan bewust dat er zich iemand in zijn nabijheid bevond. Hij deed alsof hij nog sliep en liet zijn hoofd naar één kant rollen. Toen deed hij zijn ogen een klein spleetje open en probeerde erachter te komen wie er in het donker naast hem zat zonder dat ze hem zag kijken. Want het was een vrouw, daar was hij zeker van. Er hing een zware lucht van patchoeli en een moeilijker te definiëren geur, die hem vaag aan deeg deed denken. Misschien had deze vrouw net brood gekneed?
Hij sloeg zijn ogen verder open. Op de stoel naast zijn bed zat Samana’s zus. Ze zat naar voren gebogen, alsof ze aan het bidden was. Maar op haar schoot glinsterde een mes.
‘Ik vraag me af of ik je zal doden.’
Sabir slikte. Hij probeerde kalm te lijken maar had nog steeds moeite met lucht krijgen en ademde nu in kleine, ongemakkelijke pufjes uit, als een vrouw die aan het baren was. ‘Ga je dat doen? Doe het dan maar liever snel. Ik ben in elk geval niet in staat mezelf te verdedigen, net zomin als toen jullie me hadden vastgebonden en jij me zou gaan castreren. Je bent nu net zo veilig. Ik kan niet eens mijn hand optillen om je af te weren.’
‘Net als mijn broer.’
‘Ik heb je broer niet vermoord. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen? Ik heb hem maar één keer ontmoet. Hij viel me aan. God weet waarom. En daarna vertelde hij me dat ik hierheen moest gaan.’
‘Waarom knipoogde je naar me?’
‘Dat was de enige manier die ik kon bedenken om je mijn onschuld duidelijk te maken.’
‘Maar het maakte me juist kwaad. Ik stond op het punt je te doden.’
‘Ik moest het risico wel nemen. Er was geen andere keuze.’
Ze ging rechtop zitten en dacht na.
‘Heb jij voor me gezorgd?’
‘Ja.’
‘Vreemd, als je van plan bent iemand te doden.’
‘Ik zei niet dat ik dat van plan was. Ik zei dat ik het overwoog.’
‘Wat zou je daarna met me doen? Met mijn lijk?’
‘De mannen zouden je in stukken snijden, als een varken. En dan zouden we je verbranden.’
Er viel een ongemakkelijke stilte. Sabir vroeg zich af hoe het hem was gelukt in een dergelijke situatie verzeild te raken. En waarvoor? ‘Hoe lang ben ik hier al?’
‘Drie dagen.’
‘Jezus.’ Hij tilde zijn slechte hand op met zijn goede. ‘Wat had ik? Wat héb ik?’
‘Bloedvergiftiging. Ik heb je behandeld met kruiden en kompressen met Chinese klei. De infectie was naar je longen gegaan. Maar je redt het wel.’
‘Weet je dat heel zeker?’ Sabir merkte meteen dat zijn poging tot sarcasme geheel aan haar voorbijging.
‘Ik heb met de apothekeres gepraat.’
‘Met wie?’
‘De vrouw die je sneden heeft behandeld. De naam van haar apotheek stond in de krant. Ik ben naar Parijs gegaan om een pluk van mijn broers haar op te halen. Nu gaan we hem begraven.’
‘Wat zei die vrouw?’
‘Dat je de waarheid spreekt.’
‘Wie verdenk je dan nu van de moord op je broer?’
‘Jou. Of een andere man.’
‘Mij nog steeds?’
‘Misschien die andere man. Maar jij was er wel bij betrokken.’
‘Waarom maak je me dan niet meteen van kant, dan hebben we het maar gehad. Dan kunnen jullie me als een speenvarken aan stukken snijden.’
‘Niet zo haastig.’ Ze schoof het mes onder haar jurk. ‘Wacht maar af.’
19
Later diezelfde avond werd Sabir uit de wagen en naar de open plek geholpen. Een paar mannen hadden een draagbaar geconstrueerd. Ze tilden hem erop en droegen hem over een maanverlicht pad het bos in.
De zus van Samana liep naast hem alsof hij haar eigendom was of alsof ze een of ander belang bij zijn aanwezigheid had. En dat heeft ze natuurlijk ook, dacht Sabir. Ik ben haar verzekeringspolis tegen de noodzaak na te denken.
Voor hen uit rende een eekhoorn het pad over en de vrouwen begonnen opgewonden met elkaar te praten.
‘Wat zeggen ze?’
‘Een eekhoorn brengt geluk.’
‘Wat brengt er ongeluk?’
Ze wierp hem een blik toe en concludeerde toen dat hij niet met haar spotte. ‘Een uil.’ Ze dempte haar stem. ‘Een slang. Het ergste is een rat.’
‘Waarom?’ Hij merkte dat ook hij zijn stem dempte.
‘Die zijn marimé. Onrein. Je kunt beter niet over ze praten.’
‘Aha.’
Intussen waren ze aangekomen op een andere open plek, versierd met kaarsen en bloemen.
‘Dus we gaan je broer begraven?’
‘Ja.’
‘Maar jullie hebben zijn lichaam toch niet? Alleen zijn haar?’
‘Sst. We praten niet meer over hem. En we noemen zijn naam niet meer.’
‘Wat?’
‘De naaste familie praat niet over haar doden. Dat doen alleen anderen. De komende maand zal zijn naam door niemand van ons genoemd worden.’
Een oude man kwam naar Yola toe en gaf haar een dienblad met daarop een stapeltje bankbiljetten, een kam, een sjaal, een spiegeltje, scheerartikelen, een mes, een pak kaarten en een injectiespuit. Een andere man bracht eten, verpakt in waspapier. Een derde bracht wijn, water en groene koffiebonen.
Twee mannen groeven een kleine kuil naast een eik. Yola liep driemaal heen en terug naar de kuil en legde het ene voorwerp netjes op het andere. Daarna liepen er een paar kinderen naar de stapel en ze strooiden er graankorrels overheen. Toen gooiden de mannen het graf dicht.
Op dat moment begonnen de vrouwen te jammeren. Sabirs nekharen gingen overeind staan, het restant van een oeroud instinct.
Yola liet zich bij het graf van haar broer op haar knieën vallen en sloeg handen vol aarde tegen haar borsten. Om haar heen zakten een paar vrouwen stuiptrekkend ineen, hun ogen naar boven gedraaid.
Er kwamen vier mannen de open plek op. Ze droegen een zware steen tussen hen in en legden die op Samana’s graf. Andere mannen brachten zijn kleren en de rest van zijn bezittingen. Die werden op de steen opgestapeld en in brand gestoken.
Het gejammer en geweeklaag van de vrouwen werd luider. Sommige mannen dronken een alcoholische drank uit glazen flesjes. Yola had haar blouse van haar lijf gerukt. Ze besmeurde haar borsten en buik met de aarde en de wijn, het plengoffer op de begrafenis van haar broer.
Sabir voelde zich wonderlijk ver verwijderd van de eenentwintigste-eeuwse realiteit. Het tafereel op de open plek had alle eigenschappen aangenomen van een uit de hand gelopen bacchanaal. De kaarsen en vuren verlichtten de onderkant van de bomen en het licht werd weerkaatst door de in vervoering vertrokken gezichten, als in een schilderij van Ensor.
De man die Sabirs testikels klaar had gehouden voor het mes kwam naar hem toe en bood hem iets te drinken aan uit een aardewerken kroes. ‘Toe maar. Het houdt de mulés op afstand.’
‘De mulés?’
De man haalde zijn schouders op. ‘Die hebben zich rond de open plek verzameld. Boze geesten. Ze proberen binnen te komen. Ze willen...’ Hij aarzelde. ‘Je snapt het wel.’
Sabir dronk uit de kroes. Hij voelde de alcohol branden in zijn keel. Zonder te weten waarom, knikte hij. ‘Ik snap het.’
20
Achor Bale sloeg de begrafenisplechtigheid gade vanuit de veilige beschutting van het bosje waarin hij zich had geïnstalleerd. Hij droeg een versleten camouflagepak, een stoffen veldpet van het vreemdelingenlegioen en een gespikkelde sluier. Zelfs van een meter afstand was hij niet te onderscheiden van het struikgewas om hem heen.
Voor het eerst in drie dagen was hij volledig zeker van het meisje. Eerder was het hem niet gelukt dicht genoeg bij het kamp te komen om haar goed te kunnen zien. Zelfs toen het meisje het kamp uit was gelopen, was hij er nog niet in geslaagd haar naar zijn volle tevredenheid te identificeren. Maar nu had ze zich volledig blootgegeven met haar opvallende rouwbetoon voor de onsterfelijke ziel van die gestoorde broer van haar.
Bale liet zijn gedachten afdwalen naar de kamer waar Samana was gestorven. In zijn veelomvattende, jarenlange ervaring, zowel binnen het vreemdelingenlegioen als daarbuiten, had Bale nog nooit meegemaakt dat het iemand was gelukt zoiets schijnbaar onmogelijks te doen: zelfmoord plegen terwijl hij helemaal vastgebonden was. Het verhaal ging dat je je tong zou kunnen inslikken, maar in werkelijkheid stelde dat iedereen voor onoverkomelijke lichamelijke problemen, en voor zover hij wist was geen mens in staat zichzelf dood te dénken. Maar om op die manier gebruik te maken van de zwaartekracht, en met zoveel overtuiging... daar moest je lef voor hebben. Waarom had hij het gedaan? Wat had Samana hem beslist niet willen vertellen?
Hij richtte de nachtkijker weer op het gezicht van het meisje. Zijn vrouw? Nee. Hij dacht van niet. Zijn zus? Mogelijk. In dit licht en met de overdreven manier waarop ze haar gezicht vertrok was het niet te zien.
Hij zwaaide de kijker naar Sabir. Dat was nou echt een man die zich onmisbaar wist te maken. Aanvankelijk, toen Bale had vastgesteld dat Sabir in het kamp aanwezig was, was hij in de verleiding geweest weer een slinks telefoontje naar de politie te plegen om ervoor te zorgen dat de man voorgoed van het toneel verdween zonder dat hij opnieuw zijn toevlucht moest nemen tot geweld. Maar Sabir was zich zo weinig van zichzelf bewust en daardoor zo gemakkelijk te volgen, dat het een beetje een verspilling leek.
Hij wist zeker dat het meisje hem veel meer last zou geven. Ze behoorde tot een gesloten en hechte gemeenschap, waarvan de leden zich niet gemakkelijk in de burgersamenleving bewogen. Als ze werd opgezadeld met een goed bedoelende Sabir zou het hele proces aanzienlijk eenvoudiger worden.
Hij zou toekijken en afwachten. Zoals altijd zou ook nu zijn tijd wel komen.
21
‘Kun je lopen?’
‘Ja. Ik geloof dat dat wel lukt.’
‘Dan moet je met me meekomen.’
Sabir liet zich door Samana’s zus overeind helpen. Hij merkte dat ze er geen probleem mee had om hem met haar handen aan te raken, maar dat ze verder contact met zijn kleding zorgvuldig vermeed.
‘Waarom doe je dat?’
‘Wat?’
‘Snel opzij gaan als ik wankel, alsof je bang bent dat ik een besmettelijke ziekte heb.’
‘Ik wil je niet bezoedelen.’
‘Míj bezoedelen?’
Ze knikte. ‘Zigeunervrouwen raken mannen die niet hun echtgenoot, broer of zoon zijn niet aan.’
‘Maar waarom dan niet?’
‘Omdat er tijden zijn dat we marimé zijn. Totdat ik moeder word, en zeker in bepaalde periodes van de maand, ben ik onrein. Ik zou je bevlekken.’
Hoofdschuddend liet Sabir zich door haar naar de deur van de wagen brengen. ‘Is dat ook de reden dat je altijd achter me loopt?’
Ze knikte.
Zo langzamerhand was Sabir bijna dankbaar voor de eigenzinnige en mysterieuze zorg die hem in het kamp ten deel viel, want de bewoners hadden hem niet alleen uit handen gehouden van de Franse politie en genezen van een ziekte die op de lange duur heel goed had kunnen eindigen in de dood door een septische shock, maar ze hadden ook zijn ideeën over zinnig en rationeel gedrag volkomen op hun kop gezet. Een tijdje in een zigeunerkamp was goed om iedereen te bevrijden van zijn burgerlijke zelfgenoegzaamheid, dacht Sabir ironisch.
Hij had zich er intussen bij neergelegd dat hij er altijd pas na verloop van tijd achter kwam wat ze van hem verwachtten, als zij de tijd en plaats geschikt achtten om hem op de hoogte te brengen. En toen hij steunend op de balustrade van stammetjes het trappetje voor de caravan afdaalde, had hij het gevoel dat het ogenblik eindelijk was gekomen.
==
Yola gebaarde dat Sabir met haar mee moest lopen naar een groepje mannen die op krukjes aan de rand van het kamp zaten. Een ontzaglijk dikke man met een bovenmaats hoofd, lang zwart haar, een enorme snor, gouden voortanden en een ring aan elke vinger, zat in een veel grotere stoel dan alle anderen aan het hoofd van de vergadering. Hij droeg een ruim gesneden, conventioneel double-breasted pak, dat alleen opviel door een bizarre combinatie van paarse en groene ingeweven strepen en dubbelbrede, puntige revers.
‘Wie is dat in jezusnaam?’
‘De bulibasha. Hij is onze leider. Vandaag zal hij kristinori zijn.’
‘Yola, alsjeblieft, doe me een lol...’
Ze bleef staan, nog steeds rechts achter hem. ‘Die Chris waar je naar op zoek was? Waarover mijn broer het had? Dit is het.’
‘Wat? Is dat Chris? Die dikke? De hoofdman?’
‘Nee. We houden een kris als er een belangrijke beslissing moet worden genomen. Dat wordt aangekondigd en iedereen komt erheen, van vele kilometers in de omtrek. Iemand wordt tot kristinori of rechter van de kris gekozen. Bij belangrijke zaken is het de bulibasha die die rol op zich neemt. En dan worden er nog twee andere rechters – een voor de aanklager en een voor de beschuldigde – gekozen uit de phuro en de phuro-dai. De oudsten.
‘Is dit een belangrijke zaak?’
‘Belangrijk? Voor jou is het een zaak van leven of dood.’
22
Sabir werd met enige formele plichtplegingen naar een bankje gebracht dat in de aarde aan de voeten van de bulibasha stond. Yola ging met opgetrokken benen achter hem op de grond zitten. Sabir nam aan dat ze deze plek toegewezen had gekregen om voor hem te vertalen wat er werd gezegd, want ze was de enige vrouw in de directe nabijheid.
De andere vrouwen en kinderen hadden zich rechts achter de bulibasha verzameld, op de plek die Yola altijd innam ten opzichte van hemzelf. Het viel Sabir ook op dat alle vrouwen hun beste kleren aanhadden en dat de oudere, getrouwde vrouwen een hoofddoek en grote hoeveelheden gouden sieraden droegen. Ze waren ongebruikelijk zwaar opgemaakt, met veel kohl rond de ogen, en onder hun hoofddoek hing hun haar niet los maar was het opgestoken in gekrulde lokken of ingewikkelde vlechten. Sommigen hadden henna aan hun handen en een paar van de grootmoeders rookten.
De bulibasha stak zijn hand op om tot stilte te manen, maar iedereen praatte verder. Het leek erop dat de beraadslaging over Sabir allang was begonnen.
Ongeduldig wenkte de bulibasha de man naar voren die Sabirs testikels klaar had gehouden voor het mes.
‘Dat is mijn neef. Hij gaat een pleidooi tegen je houden.’
‘O.’
‘Hij mag je graag. Het is niets persoonlijks. Maar hij moet dit doen, voor de familie.’
‘Ik neem aan dat ze me als een varken in stukken gaan snijden als dit verkeerd voor me uitpakt?’ Sabir probeerde te klinken alsof hij een grapje maakte, maar halverwege sloeg zijn stem over en verried hem.
‘Ze zullen je doden, ja.’
‘En de keerzijde?’
‘Wat bedoel je?’
‘Wat gebeurt er als het goed voor me afloopt?’ Sabir transpireerde hevig.
‘Dan word je mijn broer. Je zult verantwoordelijk voor me zijn. Voor mijn maagdelijkheid. Voor mijn huwelijk. Je zult in alle aspecten de plaats van mijn broer innemen.’
‘Dat snap ik niet.’
Yola zuchtte geërgerd. Ze dempte haar stem tot een doordringend gefluister. ‘De enige reden dat je nog leeft, is dat mijn broer je tot zijn phral heeft gemaakt. Zijn bloedbroeder. Hij heeft je ook gezegd dat je naar ons toe moest komen en om een kris moest vragen. Dat heb je gedaan. Wij hadden geen andere keuze dan zijn laatste wens ten uitvoer te brengen. Want een stervende moet krijgen waar hij om vraagt. En mijn broer wist dat hij zou sterven toen hij jou ontmoette.’
‘Hoe kun je dat zo zeker weten?’
‘Hij had een bloedhekel aan payos, Fransen. Zelfs nog meer dan aan gadje in het algemeen. Alleen in het uiterste geval zou hij er een hebben gevraagd zijn broer te worden.’
‘Maar ik ben geen payo. Goed, mijn moeder is Française, maar mijn vader Amerikaan, en ik ben geboren en getogen in Amerika.’
‘Maar je spreekt vloeiend Frans. Daar moet mijn broer je op beoordeeld hebben.’
Sabir schudde verbijsterd zijn hoofd.
Nu sprak Yola’s neef de vergadering toe. Maar ondanks zijn uitstekende beheersing van de Franse taal kon Sabir niet volgen wat er werd gezegd.
‘Wat is dat voor taal?’
‘Sinti.’
‘Fantastisch. Kun je me alsjeblieft vertellen wat hij zegt?’
‘Dat je mijn broer hebt vermoord. Dat je naar ons bent gekomen om iets te stelen dat onze familie toebehoort. Dat je een slecht mens bent en dat God je met ziekte heeft getroffen om te bewijzen dat je niet de waarheid vertelt over wat er met Babel is gebeurd. Hij zegt ook dat het jouw schuld is dat de politie naar ons toe is gekomen en dat je een discipel van de duivel bent.’
‘En volgens jou mag hij me graag?’
Yola knikte. ‘Alexi denkt dat je de waarheid spreekt. Hij keek je in de ogen toen je dacht dat je op het punt stond te sterven, en hij heeft je ziel gezien. Volgens hem was die wit, niet zwart.’
‘Waarom zegt hij dan al die dingen over me?’
‘Je zou blij moeten zijn. Hij overdrijft vreselijk. Velen van ons denken dat je mijn broer niet hebt vermoord. Ze hopen dat de bulibasha boos wordt om wat er wordt gezegd en je onschuldig verklaart.’
‘En denk jij dat ik je broer heb vermoord?’
‘Dat weet ik pas als de bulibasha zijn oordeel velt.’
23
Sabir probeerde zijn blik af te wenden van wat er recht voor hem gebeurde, maar dat lukte niet. Yola’s neef Alexi gaf een masterclass in toegepaste theatraliteit. Als dit iemand was die in het geheim aan zijn kant stond, had Sabir geen vijanden meer nodig.
Alexi zat op zijn knieën tegenover de verzamelde rechters te huilen en zijn haren uit zijn hoofd te trekken. Zijn gezicht en lichaam zaten onder de aarde en hij had zijn overhemd opengerukt, waardoor er drie gouden kettingen en een crucifix zichtbaar waren.
Sabir zocht op het gezicht van de bulibasha naar tekenen dat hij zijn geduld begon te verliezen met Alexi’s aanstellerij, maar voor zover hij kon zien dronk de man die onzin alleen maar gretig in. Een van de kleine kinderen, van wie Sabir aannam dat het een dochtertje van de bulibasha was, was zelfs op zijn ruime schoot geklommen en wipte op en neer van opwinding.
‘Mag ik mezelf nog verdedigen?’
‘Nee.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Iemand anders zal het woord voor je voeren.’
‘Wie zou dat dan in godsnaam moeten doen? Volgens mij wil iedereen hier me dood hebben.’
‘Ik. Ik zal het voor je opnemen.’
‘Waarom ben je daartoe bereid?’
‘Dat heb ik je al verteld. Het was de laatste wens van mijn broer.’
Sabir besefte dat Yola niet verder uit de tent gelokt wilde worden. ‘Wat gebeurt er nu?’
‘De bulibasha vraagt of de familie van mijn broer tevreden zou zijn als jij zijn leven in goud uitbetaalde.’
‘En wat zeggen ze?’
‘Nee. Ze willen je de keel afsnijden.’
Sabir veroorloofde zich een korte ontsnappingsfantasie. Nu alle ogen op Alexi waren gericht, zou hij een voorsprong van minstens vijf meter kunnen opbouwen voordat ze hem aan de rand van het kamp onderuithaalden. Actie in plaats van reactie, was dat niet hoe soldaten werden getraind te reageren op een hinderlaag?
Alexi kwam overeind, klopte zijn kleren af en liep met een grijns langs Sabir. Hij knipoogde zelfs.
‘Hij schijnt te denken dat hij de boodschap goed heeft overgebracht.’
‘Spot er niet mee. De bulibasha praat met de andere rechters. Hij vraagt hun mening. In deze fase is het belangrijk in welke richting hij begint te denken.’ Ze stond op. ‘Nu zal ik voor je pleiten.’
‘Jij gaat toch niet op je borst zitten slaan en al die onzin?’
‘Ik weet nog niet wat ik ga doen. Het zal me vanzelf te binnen vallen.’
Sabir liet zijn hoofd op zijn knieën zakken. Iets in hem weigerde nog steeds te geloven dat ook maar iemand dit serieus nam. Misschien was het allemaal een kolossale poets die hem werd gebakken door een genootschap van misnoegde lezers?
Hij keek op toen hij Yola’s stem hoorde. Ze droeg een groene zijden blouse met een asymmetrische knoopsluiting, en haar zware rode katoenen rok kwam tot net boven haar enkels en golfde op een hele reeks onderrokken. Als ongetrouwde vrouw droeg ze geen sieraden, en er vielen losse, krullende lokken en linten over haar oren, terwijl de rest van haar haar op haar achterhoofd was opgestoken in een wrong waar meer linten doorheen waren gewerkt. Sabir kreeg een vreemd gevoel toen hij naar haar keek: alsof hij inderdaad in zekere zin familie van haar was en die diepe herkenning relevant was op een manier die hij niet begreep.
Ze keerde zich naar hem om en wees. Daarna wees ze naar haar hand. Ze vroeg de bulibasha iets en hij gaf antwoord.
Sabir keek om zich heen naar de twee groepen. De vrouwen luisterden allemaal aandachtig naar de woorden van de bulibasha, maar sommige mannen in Alexi’s groepje keken strak naar hem, hoewel ze geen kwaadwillige indruk maakten; het was bijna alsof hij een puzzel was die ze tegen hun zin moesten oplossen, iets zonderlings dat hun van buitenaf was opgedrongen maar desondanks een factor was in het systeem dat hun leven bepaalde.
Twee mannen hesen de bulibasha overeind. Een van hen gaf hem een fles aan en hij dronk eruit, waarna hij een deel van de vloeistof in een boog voor zich op de grond sprenkelde.
Yola kwam terug naar Sabir en hielp hem overeind.
‘Zeg maar niets. Het is tijd voor het vonnis.’
Ze sloeg geen acht op hem, maar ging een stukje achter hem naar de bulibasha staan kijken.
‘Jij. Payo. Je zegt dat je Babel niet hebt vermoord?’
‘Dat klopt.’
‘En toch zit de politie achter je aan. Hoe kunnen ze het mis hebben?’
‘Ze hebben mijn bloed op Babel gevonden. Ik heb al uitgelegd wat daar de oorzaak van is. De man die hem heeft gemarteld en vermoord moet de politie over mij hebben verteld, want Babel kende mijn naam. Ik ben niet schuldig aan enig misdrijf jegens hem en zijn familie.’
De bulibasha wendde zich tot Alexi. ‘Geloof jij dat deze man je neef heeft vermoord?’
‘Totdat een ander een bekentenis aflegt, ja. Als we hem doden, is de bloedschuld vereffend.’
‘Maar Yola heeft nu geen broer meer. Haar vader en moeder zijn dood. Zij zegt dat deze man Babels phral is. Dat hij Babels plaats zal innemen. Ze is niet getrouwd. Het is belangrijk dat ze een broer heeft om haar te beschermen. Om ervoor te zorgen dat niemand haar te schande maakt.’
‘Dat is waar.’
‘Bent u allemaal bereid u neer te leggen bij de beslissing van de kristinori?’
Van alle kanten klonk een eenstemmige bevestiging.
‘Dan laten we het aan het mes over om een besluit te nemen in deze vendetta.’
24
‘Jezus. Ze willen toch niet dat ik met iemand ga vechten?’
‘Nee.’
‘Wat is dan wel de bedoeling?’
‘De bulibasha is heel wijs geweest. Hij heeft besloten dat het mes in deze zaak zal beslissen. Er zal een houten bord worden neergezet. Jij legt de hand waarmee je Babel hebt gedood erop. Alexi vertegenwoordigt mijn familie. Hij zal een mes naar je hand werpen. Als het lemmet of enig ander deel van het mes je hand raakt, betekent dat dat O Del zegt dat je schuldig bent. Dan zul je gedood worden. Als het mes je mist, ben je onschuldig. Dan zul je mijn broer worden.’
‘O Del?’
‘Dat is onze naam voor God.’
==
Sabir stond vlak bij de bulibasha en keek toe hoe twee mannen het bord neerzetten dat zijn leven of dood zou betekenen. Dit kon je niet verzinnen, dacht hij. Niemand die ze allemaal op een rijtje had zou dit geloven. Niet in de eenentwintigste eeuw.
Yola gaf hem een glas kruidenthee.
‘Waar is dit voor?’
‘Om je moed te geven.’
‘Wat zit erin?’
‘Dat is geheim.’
Sabir dronk met kleine slokjes van de thee. ‘Hoor eens, die Alexi, die neef van jou, is die goed met messen?’
‘Jazeker. Hij kan alles raken waar hij op mikt. Hij is erg goed.’
‘Christus, Yola. Wat probeer je me aan te doen? Wil je dat ik gedood word?’
‘Ik wil helemaal niets. O Del zal beslissen of je schuldig bent. Zo niet, dan zal hij ervoor zorgen dat Alexi niet goed kan richten en zul je vrij zijn. Dan word je mijn broer.’
‘En denk je echt dat ze me zullen doden als het mes mijn hand raakt?’
‘Zonder enige twijfel. Zo hoort het. De bulibasha zou je nooit vrijuit laten gaan nadat een kris had besloten dat je schuldig was. Dat zou tegen onze gebruiken ingaan, tegen onze mageripen-code. Het zou een schandaal zijn. Zijn naam zou marimé worden en hij zou voor de Baro-Sero moeten verschijnen om zich te verantwoorden.’
‘De Baro-Sero?’
‘De leider van alle zigeuners.’
‘En waar hangt die uit?’
‘In Polen, geloof ik. Of misschien in Roemenië.’
‘O jezus.’
==
‘Wat gebeurt er als hij mijn hand mist en míj raakt?’ Sabir stond voor het bord. Twee zigeuners bonden zijn hand aan het bord vast met een dun leren koordje dat door twee gaten in het hout ging, boven en onder zijn pols.
‘Dat betekent dan dat O Del ons de beslissing uit handen heeft genomen en je zelf heeft gestraft.’
‘Ik had het kunnen weten.’ Sabir schudde zijn hoofd. ‘Mag ik dan in elk geval een beetje schuin gaan staan?’
‘Nee. Je moet recht naar voren kijken, als een kerel. Je moet doen alsof het je niets kan schelen wat er gebeurt. Als je onschuldig bent, heb je niets te vrezen. Zigeuners houden van mannen die zich als kerels gedragen.’
‘Ik kan je niet vertellen hoe bemoedigend dat is.’
‘Nee, je moet echt naar me luisteren. Het is belangrijk.’ Ze ging tegenover hem staan en keek hem recht aan. ‘Als je dit overleeft, word je mijn broer. Ik zal jouw naam dragen tot ik die van mijn echtgenoot aanneem. Je zult een kirvo en een kirvi krijgen onder de oudsten en zij zullen je peetouders zijn. Je zult een van ons worden. Daarom moet je je ook gedragen als een van ons. Als je je gedraagt als een payo, zal niemand je respecteren en zal ik nooit een man vinden. Nooit moeder worden. Wat je nu doet, hoe je je nu gedraagt, daaraan ziet mijn familie hoe je voor mij zult zijn. Of de ursitory mijn broer een verstandige of een domme keuze hebben laten maken.’
==
Alexi zette de fles aan Sabirs mond en hield hem op zijn kant, waarna hij hem zelf leegdronk. ‘Ik mag je wel, payo. Ik hoop dat het mes mist. Eerlijk waar.’
Achor Bale grijnsde. Hij lag in het zand in een holte die hij zelf had gegraven, op een heuveltje, ongeveer vijftien meter boven de open plek. De holte werd aan het zicht van vervelende kinderen onttrokken door een doornstruik, en Bale lag onder een camouflagenet waar varens, twijgjes en andere dunne takken doorheen waren geweven.
Hij verstelde de elektronische zoomlens van zijn verrekijker en richtte die op Sabirs gezicht. De man was verstijfd van angst. Mooi zo. Als Sabir dit zou overleven, zou zijn angst Bale goed van pas komen bij zijn zoektocht naar het manuscript. Hij kon er gebruik van maken. Zo’n man kon je manipuleren.
Het meisje was een problematischer geval. Ze kwam uit een gesloten gemeenschap met eigen zeden en gebruiken. Net als haar broer. Er zouden beperkingen zijn. Grenzen die ze niet zou overschrijden. Ze zou liever sterven dan hem bepaalde dingen te vertellen, omdat ze die belangrijker vond dan haar leven. Hij zou haar op een andere manier moeten benaderen. Via haar maagdelijkheid. Via haar verlangen moeder te worden. Bale wist dat bij de Manouche-zigeuners een vrouw volledig werd gedefinieerd door haar vermogen kinderen te krijgen. Als je haar dat ontnam, had ze geen kern meer. Geen betekenis. Dat zou hij in zijn achterhoofd houden.
Nu liep de neef van het meisje met het mes in zijn hand weg bij Sabir. Bale stelde de kijker opnieuw in. Geen werpmes. Dat zag er slecht uit. De kracht waarmee hij moest gooien zou moeilijk in te schatten zijn. Geen balans. Te veel afwijking.
Tien meter. Vijftien. Bale trok een bedenkelijk gezicht. Vijftien meter. Krankzinnig ver weg. Zelfs voor hem zou het moeilijk zijn een doel te raken van zo’n afstand. Maar misschien was de zigeuner beter dan hij dacht. De man glimlachte alsof hij vertrouwen had in zijn kunnen.
Bale zwaaide de verrekijker terug naar Sabir. Nou, de Amerikaan deed zich voor de verandering in elk geval goed voor. Hij stond rechtop en met zijn gezicht naar de messenwerper. Het meisje keek van opzij naar hem. Iedereen keek naar hem.
Bale zag de zigeuner zijn hand naar achteren brengen om te gaan gooien. Het was een zwaar mes. Er was kracht voor nodig om het die afstand te laten afleggen.
Alexi slingerde zijn lichaam naar voren en wierp het mes in een lange, sierlijke boog naar Sabir. De toeschouwers hapten collectief naar adem. Bale was zo geconcentreerd dat zijn tong tussen zijn tanden door naar buiten schoot.
Het mes raakte het bord vlak boven Sabirs hand. Had het Sabir geraakt? Het lemmet was gebogen. Het kon niet veel hebben gescheeld.
De bulibasha en een paar van zijn gunstelingen liepen in een kalm tempo naar het bord om de positie van het mes te bestuderen. Alle zigeuners keken gespannen naar de bulibasha. Zouden ze Sabir meteen doden? Bij wijze van gemeenschappelijk tijdverdrijf?
De bulibasha trok het mes uit het hout. Hij zwaaide het driemaal rond boven zijn hoofd en sneed er toen het leren koordje om Sabirs pols mee los. Daarna gooide hij het met een laatdunkend gebaar weg.
‘O, wat een geluksvogel,’ zei Bale zachtjes. ‘Wat een enorme geluksvogel.’
25
‘De politie houdt je in de gaten.’
Sabir tilde zijn hoofd op van het kussen. Het was Alexi. Maar als Sabir verwachtte dat hij iets zou zeggen over de gebeurtenissen van die ochtend of zich er zelfs voor zou verontschuldigen, kon hij lang wachten, dat was wel duidelijk.
‘Hoe bedoel je, ze houden me in de gaten?’
‘Kom mee.’
Sabir kwam overeind en liep achter Alexi aan de woonwagen uit. Buiten stonden twee kinderen te wachten, een jongen en een meisje, hun gezicht strak van onderdrukte opwinding.
‘Dit zijn je neefje en je nichtje, Bera en Koiné. Ze willen je iets laten zien.’
‘Mijn neefje en nichtje?’
‘Je bent nu onze broer. En dit zijn je neefje en nichtje.’
Sabir vroeg zich even af of Alexi hem voor de gek hield. Tegen de tijd dat hij alles op een rijtje had en besefte dat het niet sarcastisch bedoeld was, was het te laat om zijn nieuwe familie de hand te schudden, want de kinderen waren verdwenen.
Alexi was al op weg naar de rand van het kamp. Sabir haastte zich achter hem aan.
‘Hoe weet je dat het de politie is?’
‘Wie zou je anders bespieden?’
‘Wie denk je?’
Alexi bleef plotseling staan. Sabir zag hoe de uitdrukking op zijn gezicht langzaam veranderde.
‘Hoor eens, Alexi. Waarom zou de politie de moeite nemen me te blijven schaduwen? Als ze wisten dat ik hier was, zouden ze me gewoon oppakken. Vergeet niet dat ik verdachte ben in een moordzaak. Ik kan me niet voorstellen dat de Sûreté de kat uit de boom blijft kijken.’
Ze kwamen bij de heuvelrug achter het kamp. De kinderen wezen naar een doornstruik.
Alexi bukte zich en wurmde zich onder de struik door. ‘Kun je me nog zien?’
‘Nee.’
‘Probeer jij het ook eens.’
Alexi maakte ruimte voor Sabir, die zich behoedzaam onder de doornen liet zakken. Hij vond meteen een holte waardoor hij gemakkelijk onder de struik door kon glippen en met zijn hoofd naar voren aan de andere kant uitkwam.
Sabir zag onmiddellijk wat Alexi bedoelde. Hij kon het hele kamp overzien, maar het was vrijwel uitgesloten dat iemand hém vanuit het kamp in het oog zou krijgen. Onhandig kroop hij achteruit weer de schuilplaats uit.
‘De kinderen. Ze speelden panschbara. Daarbij teken je met een stok een raster in het zand en dan gooi je daar een fietsketting in. Bera gooide de ketting te ver. Toen hij op zijn knieën ging liggen om hem te zoeken, vond hij deze plek. Je kunt zien dat hij pas gebruikt is: geen grassprietje te bekennen.’
‘Snap je nu waarom ik niet geloof dat het de politie is?’ Sabir merkte dat hij probeerde zich een oordeel over Alexi te vormen. Hij wilde zijn intelligentie peilen, inschatten of hij in de toekomst iets aan hem zou hebben.
Alexi knikte. ‘Ja. Waarom zouden ze wachten? Je hebt gelijk. Ze willen je veel te graag inrekenen.’
‘Ik moet met Yola praten. Ik denk dat ze iets uit te leggen heeft.’
26
‘Babel was verslaafd. Aan crack. Een paar Parijse vrienden van hem vonden het wel amusant om een zigeuner verslaafd te maken. Wij zigeuners gebruiken zelden drugs. Wij hebben andere slechte gewoontes.’
‘Ik zie niet wat dat te maken heeft met...’
Yola legde haar vuist tegen haar borst. ‘Luister naar me. Babel kaartte ook. Poker. Om grote bedragen. Zigeuners zijn gek op kaartspelletjes. Hij kon het niet laten. Als hij ook maar een beetje geld had, ging hij rechtstreeks naar Clignancourt om het te vergokken bij de Arabieren. Ik weet niet hoeveel hij kwijt is geraakt. Maar hij zag er niet goed uit, de laatste weken. We waren er bijna zeker van dat hij in de gevangenis terecht zou komen of in elkaar geslagen zou worden. Toen we hoorden dat hij dood was, leek het voor de hand te liggen dat dat door het gokken kwam. Dat hij schulden had en dat de Maghrébins te ver waren gegaan in hun afstraffing. Toen hoorden we over jou.’ Ze ontspande haar vuist en draaide haar handpalm naar boven.
‘Had hij echt iets te verkopen? Toen hij die advertentie zette?’
Yola beet op haar lip. Sabir kon zien dat ze met een probleem worstelde dat alleen zij kon oplossen.
‘Ik ben nu je broer. Dat hebben ze me tenminste verteld. Dat betekent dat ik van nu af aan in jouw belang zal handelen. Het betekent ook dat ik beloof geen misbruik te maken van wat je me vertelt.’
Yola beantwoordde zijn blik. Maar haar ogen schoten nerveus heen en weer over zijn gezicht en bleven niet op één plek gericht.
Plotseling besefte Sabir wat het verraad en de dood van haar broer werkelijk voor haar betekenden. Buiten haar schuld zat Yola nu gevangen in een relatie met een volslagen vreemde, een relatie die was geformaliseerd door de wetten en gebruiken van haar volk, zodat ze er niet gemakkelijk naar eigen goeddunken een eind aan kon maken. Stel je voor dat die nieuwe broer van haar een schurk was. Of een seksmaniak. Iemand die haar vertrouwen zou beschamen. Ze zou nauwelijks een beroep kunnen doen op enige vorm van onpartijdige gerechtigheid.
‘Kom mee naar de woonwagen van mijn moeder. Alexi gaat met ons mee. Ik moet jullie een verhaal vertellen.’
27
Yola wees Sabir en Alexi dat ze op het bed moesten gaan zitten, boven haar. Zelf ging ze met opgetrokken benen op de grond zitten, met haar rug tegen een in vrolijke kleuren geverfde kist.
‘Luister. Heel veel families geleden raakte een van mijn moeders bevriend met een burgermeisje uit het aangrenzende stadje. In die tijd woonden we in het zuiden, vlak bij Salon-de-Provence...’
‘Eén van je moeders?’
‘De moeder van haar moeders moeder, maar dan veel verder weg.’ Alexi keek met een frons naar Sabir, alsof hij een melkmeid moest uitleggen hoe ze moest melken.
‘Hoe lang geleden was dat precies?’
‘Dat zei ik al. Heel veel families.’
Sabir begon in hoog tempo te beseffen dat hij niets bereikte als hij zich te fantasieloos opstelde. Hij zou de rationele, betweterige kant van zijn karakter eenvoudig moeten onderdrukken en zich laten meevoeren. ‘Het spijt me. Ga door.’
‘Dat meisje heette Madeleine.’
‘Madeleine?’
‘Ja. Dit speelt in de tijd van de katholieke zuiveringen, toen de privileges die wij zigeuners altijd hadden gehad – het recht om ons vrijelijk te verplaatsen en de hulp van de châtelain – ons werden afgenomen.’
‘Katholieke zuiveringen?’ Sabir gaf zichzelf schertsend een mep tegen zijn slaap. ‘Het spijt me, maar ik blijf hier moeite mee houden. Hebben we het over de Tweede Wereldoorlog? Of de Franse Revolutie? De katholieke inquisitie misschien? Of gebeurtenissen van iets recenter datum?’
‘De inquisitie. Ja. Zo noemde mijn moeder het.’
‘De inquisitie? Maar dat is vijfhonderd jaar geleden.’
‘Vijfhonderd jaar geleden. Veel families. Ja.’
‘Meen je dit serieus? Vertel je me een verhaal dat zich vijfhonderd jaar geleden afspeelt?’
‘Wat is daar zo raar aan? Wij hebben veel verhalen. Zigeuners schrijven niets op, ze vertellen. En die verhalen worden van generatie op generatie doorgegeven. Mijn moeder heeft het mij verteld, zoals haar moeder het haar heeft verteld en zoals ik het mijn dochter zal vertellen. Want dit is een vrouwenverhaal. Ik vertel het je alleen omdat je mijn broer bent en omdat ik denk dat mijn broers dood het gevolg is van zijn nieuwsgierigheid naar deze zaak. Als zijn phral moet jij hem wreken.’
‘Moet ík hem wreken?’
‘Had je dat niet begrepen? Alexi en de andere mannen zullen je helpen. Maar jij moet de man vinden die je phral heeft vermoord en hem op jouw beurt vermoorden. Daarom vertel ik je ons geheim. Dat zou onze moeder hebben gewild.’
‘Maar ik kan toch niet zomaar mensen gaan vermoorden?’
‘Zelfs niet om mij te beschermen?’
‘Ik snap het niet. Het gaat allemaal te snel.’
‘Ik heb iets wat die man wil hebben. De man die Babel heeft vermoord. En nu weet hij dat ik het heb, want jij hebt hem hierheen geleid. Alexi heeft me verteld over de schuilplaats op de heuvel. Zolang ik hier ben, in het kamp, ben ik veilig. De mannen beschermen me. Ze staan op de uitkijk. Maar op een dag zal hij langs hen glippen en me te pakken nemen. Dan zal hij met mij doen wat hij met Babel probeerde te doen. Jij bent mijn broer. Je moet hem tegenhouden.’
Alexi knikte, alsof alles wat Yola zei volstrekt logisch was, een volkomen rationele redenering.
‘Maar wat is het dan? Wat heb jij dat die man wil hebben?’
Zonder antwoord te geven liet Yola zich naar voren op haar knieën zakken. Ze trok een laatje open dat onder het bed verborgen zat en haalde er een brede rode leren ceintuur uit. Met de bedrevenheid van een naaister begon ze met een zakmesje de steekjes van de ceintuur los te tornen.
28
Sabir had het manuscript op zijn knie. ‘Is dit het?’
‘Ja. Dat is wat Madeleine een van mijn moeders heeft gegeven.’
‘Weet je zeker dat dat meisje Madeleine heette?’
‘Ja. Ze zei dat haar vader haar had gevraagd het aan de vrouw van de zigeunerhoofdman te geven. Als de papieren in verkeerde handen vielen, zou dat de ondergang van ons volk kunnen betekenen, zei ze. Maar we mochten de papieren niet vernietigen. We moesten ze verbergen, want ze waren onderworpen aan de wil van God en er stonden nog andere geheimen in, die op een dag ook belangrijk konden worden. Haar vader had dit en nog wat andere papieren bij testament aan haar vermaakt. In een verzegelde kist.’
‘Maar dit ís het testament. Dit is een exemplaar van het testament van Michel Nostradamus. Kijk maar. Het is gedateerd op 17 juni 1566. Vijftien dagen voor zijn dood. En er is een codicil bij van 30 juni, maar twee dagen voor hij stierf. Yola, weet je wie Nostradamus was?’
‘Ja, een profeet.’
‘Nee. Niet echt een profeet. Nostradamus zou die benaming van de hand hebben gewezen. Hij was eerder een waarzegger. Een ziener. Een man die soms – en alleen met Gods goedvinden, natuurlijk – in de toekomst kon kijken en toekomstige gebeurtenissen kon voorspellen. De beroemdste en succesvolste ziener uit de geschiedenis. Ik heb hem jarenlang bestudeerd. Daarom heb ik me laten verleiden door de advertentie van je broer.’
‘Dan zul jij me wel kunnen vertellen waarom die man wil bemachtigen wat je daar in je hand hebt. Wat voor geheimen dat document bevat. Waarom hij bereid is er een moord voor te plegen. Want ik begrijp er niets van.’
Sabir hief zijn handen in een gebaar van verbazing. ‘Ik geloof niet dat het geheimen bevat. De tekst is allang algemeen bekend; je kunt hem zelfs op internet vinden, verdorie. Ik weet dat er minstens twee andere originele exemplaren in handen van particulieren zijn. Ze zijn wel iets waard, natuurlijk, maar nauwelijks genoeg om een moord voor te plegen. Het is gewoon een testament, verder niets.’ Hij fronste zijn voorhoofd. ‘Maar er staat wel iets in wat verband houdt met wat je me net hebt verteld. Nostradamus had inderdaad een dochter die Madeleine heette. Ze was vijftien toen hij stierf. Luister hier eens naar. Het is een deel van het codicil. Dat is een document dat is opgesteld nadat het eigenlijke testament is geschreven en in aanwezigheid van een getuige is getekend, maar het is net zo bindend voor de erfgenamen.
“Et aussy a légué et lègue à Damoyselle Magdeleine de Nostradamus sa fille légitime et naturelle, outre ce que luy a esté légué par sondt testament, savoir est deux coffres de bois noyer estant dans Vestude dudt codicillant, ensemble les habillements, bagues, et joyaux que lade Damoyselle Magdeleine aura dans lesdts coffres, sans que nul puisse voir ny regarder ce que sera dans yceux; ains dudt légat l’en a fait maistresse incontinent après le décès dudt collicitant; lequel légat lade Damoyselle pourra prendre de son autorité, sans qu’elle soit tenue de les prendre par main d’autruy ny consentement d’aucuns...”
En verder heeft hij vermaakt en vermaakt hij aan mademoiselle Madeleine Nostradamus, zijn wettige en natuurlijke dochter, naast dat wat hij haar in zijn testament heeft vermaakt, twee kisten van walnotenhout die zich in de studeerkamer van de testateur bevinden, samen met de kleding, ringen en juwelen die de genoemde mademoiselle Madeleine in de kisten zal vinden, onder de bepaling dat niemand behalve zij de voorwerpen mag bekijken of zien die zich in de kisten bevinden; aldus heeft ze door dit legaat het eigendom verkregen van de kisten en hun inhoud onmiddellijk na de dood van de legator; welk legaat mademoiselle voornoemd eigenmachtig in bezit kan nemen zonder dat iemand haar kan weerhouden of daarmee hoeft in te stemmen.’
‘Ik snap het niet.’
‘Het is eenvoudig. In zijn oorspronkelijke testament, waar dit is bijgevoegd, liet Nostradamus zijn oudste dochter Madeleine zeshonderd gouden écus na, die haar op haar trouwdag zouden worden uitbetaald, en Anne en Diane, zijn twee jongere dochters, vijfhonderd gouden écus pistolets elk, eveneens als bruidsschat. Maar twee dagen voor zijn dood veranderde hij plotseling van gedachten en besloot Madeleine een extraatje na te laten.’ Sabir tikte op het document dat voor hem lag. ‘Maar niemand anders mag zien wat hij haar nalaat, dus sluit hij het weg in twee kisten, zoals hier staat. Om alle jaloerse argwaan dat hij haar meer geld nalaat de kop in te drukken, stelt hij een lijst op van wat ze in de kisten zal kunnen vinden. Juwelen, kleding, ringen en noem maar op. Maar dat is eigenlijk helemaal niet logisch. Als hij haar erfstukken uit de familie nalaat, waarom zou hij die dan verbergen? Ze is zijn oudste dochter, dus volgens de middeleeuwse gebruiken heeft ze er gewoon recht op. En als ze van zijn moeder zijn geweest, zou iedereen die voorwerpen toch al kennen? Nee. Hij laat haar iets anders na. Iets geheims.’ Sabir schudde zijn hoofd. ‘Je hebt me niet alles verteld, hè? Je broer snapte genoeg van wat Nostradamus jullie voorouders indirect had nagelaten om de woorden “verdwenen verzen” te gebruiken in zijn advertentie. “Allemaal zwart op wit”. Dat waren zijn woorden. Waar staan ze dan zwart op wit?’
‘Mijn broer was een dwaas. Het doet me verdriet het te moeten zeggen, maar hij was niet bij zijn volle verstand. Door de drugs was hij veranderd.’
‘Yola, je houdt iets voor me achter.’
Alexi strekte zich naar haar uit en prikte naar haar met zijn vinger. ‘Kom op. Je moet het hem vertellen, luludji. Hij is nu het hoofd van onze familie. Je bent hem iets schuldig. Vergeet niet wat de bulibasha heeft gezegd.’
Sabir voelde dat Yola het nog steeds niet kon opbrengen hem te vertrouwen. ‘Zou het helpen als ik mezelf aangaf bij de politie? Als ik het goed speel, kan ik ze er misschien zelfs toe bewegen hun aandacht te verleggen van mij naar de man die je broer werkelijk heeft vermoord. Dan zou jij veilig zijn.’
Yola deed alsof ze op de grond spoog. ‘Denk je echt dat ze dat zouden doen? Als ze jou eenmaal in handen hebben, laten ze je je eigen graf graven met de sleutel van je cel, en daarna schijten ze in de kuil. Als jij jezelf aangeeft, kijken ze niet meer naar ons om, want dat zouden ze nu ook al het liefst niet doen. Babel was een zigeuner. De payos geven niets om zigeuners. Dat hebben ze nooit gedaan. Kijk maar wat ze met ons hebben gedaan in de Duitse oorlog. Al voordat die begon, zetten ze ons haastig gevangen. In Montreuil en Bellay. Als vee. Daarna stonden ze de Duitsers toe een op de drie van onze mensen in Frankrijk uit te roeien. Eén waanzinnige krijgt veel waanzinnige volgelingen, en veel waanzinnigen zorgen voor waanzin. Dat zeggen wij altijd.’ Ze sloeg boven haar hoofd haar handen ineen. ‘Er is geen enkele nog levende zigeuner – niet onder de Manouches, Roma, Gitanos, Piemontesi, Sinti of Kalderari – van wie de familie niet gedeeltelijk is uitgemoord. Toen mijn moeder jong was, was elke zigeuner van dertien jaar en ouder verplicht een carnet anthropométrique d’identité bij zich te dragen. En weet je wat er in dat boekje stond? Lengte, omvang, huidskleur, leeftijd, en de lengte van de neus en het rechteroor. Ze behandelden ons als beesten, die een brandmerk kregen, geregistreerd werden en naar de slacht werden gebracht. Twee foto’s. De afdrukken van vijf verschillende vingers. En dat moest allemaal gecontroleerd worden als we in een gemeente aankwamen of die verlieten. Ze noemden ons Bohémiens en Romanichels, namen die we beledigend vonden. Dat heeft tot 1969 geduurd. Vraag je je dan nog af hoe het komt dat driekwart van ons net als mijn broer niet kan lezen of schrijven?’
Sabir had het gevoel dat hij onder de voet was gelopen door een kudde op hol geslagen buffels. De verbittering in Yola’s stem was onaangenaam rauw, schokkend echt. ‘Maar jij wel. Jij kunt lezen. En Alexi.’
Alexi schudde zijn hoofd. ‘Ik ben van school gegaan toen ik zes was. Ik vond het er niet leuk. Wie wil er nou lezen? Ik kan toch praten?’
Yola stond op. ‘Zei je dat die twee kisten van walnotenhout waren?’
‘Ja.’
‘En dat je nu mijn phral bent? Dat je bereid bent die verantwoordelijkheid op je te nemen?’
‘Ja.’
Ze wees naar de kleurig geverfde kist achter zich. ‘Nou, dit is een van de kisten. Laat het maar zien.’
29
‘Het is inderdaad de auto.’ Hoofdinspecteur Calque liet het zeildoek weer over de nummerplaat vallen.
‘Zullen we hem maar in beslag nemen?’ Macron schoof zijn mobieltje al open.
Calque kromp ineen. ‘Macron, Macron, Macron. Bekijk het eens van deze kant: ofwel de zigeuners hebben Sabir gedood, en dan zwerven er intussen waarschijnlijk lichaamsdelen van hem door zeven départements, langzaam wegrottend te midden van de plaatselijke flora en fauna. Of, wat waarschijnlijker is, hij heeft ze weten te overtuigen van zijn onschuld en daarom verbergen ze zijn auto voor hem en hebben ze die nog niet overgespoten en aan de Russen verkocht. Aangezien het bespioneren van het kamp geen werkbare optie lijkt te zijn, zouden we er misschien beter aan doen de auto in de gaten te houden en af te wachten tot hij hem komt halen, denk je niet? Of vind je nog steeds dat we onze slopers moeten bellen, zodat ze hierheen kunnen komen met hun lieren, hun sirenes en hun megafoons om hem in beslag te nemen?’
‘Nee, meneer.’
‘Vertel eens, jongen, uit welk deel van Marseille kom je?’
Macron zuchtte. ‘La Canebière.’
‘Ik dacht dat dat een straat was.’
‘Het is een straat, meneer. Maar ook een buurt.’
‘Wil je ernaar terug?’
‘Nee, meneer.’
‘Zorg dan dat je Parijs aan de lijn krijgt en bestel een peilzendertje. Als je het hebt, verberg het dan ergens in de auto. En test het van een afstand van vijfhonderd meter, een kilometer en anderhalve kilometer. En Macron?’
‘Ja, meneer?’
Calque schudde zijn hoofd. ‘Laat maar.’
30
Achor Bale verveelde zich onmiskenbaar al tijden te pletter. Hij had genoeg van het loeren en bespieden, van in bosjes liggen en onder doornstruiken schuilen. Een paar dagen lang was het vermakelijk geweest om het dagelijkse leven van de zigeuners gade te slaan. De stompzinnigheid te analyseren van een gemeenschap die had geweigerd gelijke tred te houden met de rest van de eenentwintigste-eeuwse wereld. Het absurde gedrag te bezien van deze wezens, die als mieren door elkaar krioelden en ruzie maakten, logen en bedrogen, vrijden, schreeuwden, zwendelden en elkaar benadeelden in een vergeefse poging compensatie te vinden voor de waardeloze kaarten die de samenleving hun had toebedeeld.
Wat verwachtten die idioten dan, als de katholieke Kerk hun nog steeds de schuld gaf van het smeden van de spijkers die door de handen en voeten van Jezus waren geslagen? Volgens Bales interpretatie van het verhaal hadden twee smeden voorafgaand aan de kruisiging geweigerd het vuile werk voor de Romeinen op te knappen, wat hun het leven had gekost. De derde smid die de Romeinen benaderden, was een zigeuner. Die zigeuner had net drie grote spijkers gesmeed. ‘Hier heb je twintig denarius,’ hadden de dronken legionairs tegen hem gezegd. ‘Vijf per stuk voor de eerste drie en vijf voor de vierde, die je voor ons gaat maken terwijl we erop wachten.’
De zigeuner stemde ermee in het werk af te maken terwijl de legionairs nog een paar bekers wijn namen. Maar op het moment dat hij de vierde spijker begon te smeden, verschenen de geesten van de twee vermoorde smeden op de open plek en ze waarschuwden hem onder geen beding iets voor de Romeinen te doen, omdat die van plan waren een rechtvaardig man te kruisigen. De soldaten schrokken vreselijk van de geestverschijningen en namen de benen zonder op hun vierde spijker te wachten.
Maar daarmee was het verhaal niet afgelopen. Want de zigeuner was een nijver man, en aangezien hij al goed betaald was voor zijn werk begon hij opnieuw, zonder zich iets aan te trekken van de waarschuwing van de twee dode smeden. Toen hij klaar was met de vierde spijker en die nog roodgloeiend was, dompelde hij hem onder in een bak verkoelend water. Maar hoe vaak hij dat ook deed of van hoe diep hij het water ook ophaalde, de spijker wilde maar niet afkoelen en bleef roodgloeiend. Ontzet over de gevolgen van wat hij had gedaan, zocht hij zijn spullen bij elkaar en ging ervandoor.
Drie dagen en drie nachten bleef hij op de vlucht, totdat hij in een witgepleisterde stad aankwam waar niemand hem kende. Daar ging hij aan het werk voor een rijk man. Maar de eerste keer dat zijn hamer het ijzer raakte, ontsnapte hem een ijzingwekkende kreet. Want daar, op het aambeeld, lag de gloeiend hete spijker, de ontbrekende vierde spijker voor de kruisiging van Christus. En elke keer als hij aan het werk ging – op een andere manier of op een andere plek – gebeurde hetzelfde, totdat hij nergens ter wereld meer veilig was voor het beschuldigende visioen van de roodgloeiende spijker.
En dat verklaarde, volgens de overlevering van de zigeuners althans, waarom ze gedoemd waren voorgoed over de wereld te zwerven, op zoek naar een veilige plek om hun smidsen te stoken.
‘Idioten,’ zei Bale zachtjes. ‘Ze hadden de Romeinen moeten vermoorden en de schuld op de families van de dode smeden moeten schuiven.’
Hij had de twee mannen die het kamp bewaakten al ontdekt. Een van hen zat onderuitgezakt onder een boom te roken en de ander was in slaap gesukkeld. Wat bezielde die mensen? Hij zou ze wakker moeten schudden. Als hij Sabir en het meisje eenmaal de weg op had gejaagd, zouden ze een veel gemakkelijker doelwit zijn.
Bale glimlachte bij zichzelf en ritste het platte leren foedraal open dat hij steeds in de speciale zak van zijn Barbour-waxcoat had gehad en tilde er voorzichtig de Ruger Redhawk uit. De revolver was van geborsteld roestvrij staal en had een kolf bekleed met palissanderhout. Het wapen had een 7,5 inch-loop, een cilinder voor zes Magnum-patronen en een telescoopvizier dat op 25 meter was ingesteld. Met zijn ruim dertig centimeter lengte was het Bales favoriete jachtwapen, en het had genoeg kracht om er een eland mee neer te leggen. Op de schietbaan in Parijs had hij onlangs vanaf dertig meter een consistente reeks van treffers binnen de 7,5 centimeter gehaald. Nu hij een echte prooi had om op te schieten, vroeg hij zich af of het mogelijk was diezelfde precisie te halen.
Zijn eerste kogel sloeg vijf centimeter voor de hak van de slapende zigeuner in. De man schrok wakker en even nam zijn lichaam de vorm aan van een tekendriehoek. Bale richtte zijn tweede schot precies op de plek waar het hoofd van de man twee seconden eerder nog had gelegen.
Toen verlegde hij zijn aandacht naar de tweede zigeuner. De eerste kogel raakte de sigarettenkoker van de man en de tweede een tak vlak boven zijn hoofd.
Intussen renden de twee mannen schreeuwend terug naar het kamp. Bale miste de televisieantenne met zijn eerste kogel maar brak hem met de tweede doormidden. Onder het schieten hield hij ook een oogje op de deur van de woonwagen waardoor Sabir, het meisje en de messenwerper een minuut of twintig eerder waren verdwenen. Er kwam niemand tevoorschijn.
‘Tot zover dan. Eén magazijn maar, vandaag.’
Bale herlaadde de Ruger en borg die weer in zijn foedraal, dat hij terug liet glijden in de diepe zak die achter in zijn jas was genaaid.
Toen liep hij de heuvel af naar zijn auto.