Eerste deel

1

Jed herinnerde zich niet meer wanneer hij was gaan tekenen. Waarschijnlijk tekenden alle kinderen wel in meer of mindere mate, hij kende geen kinderen, hij wist het niet zeker. Het enige wat hij nu zeker wist, was dat hij bloemen was gaan tekenen-in kleine schriften, met kleurpotlood.

Meestal op woensdagmiddag, soms op zondag, had hij momenten van extase gekend, helemaal alleen in de zonovergoten tuin, terwijl de oppas met haar nieuwste vriendje belde. De achttienjarige Vanessa, een eerstejaarsstudente economie aan de universiteit van Saint-Denis/Villetaneuse, was lange tijd de enige getuige van zijn eerste kunstzinnige pogingen. Ze vond zijn tekeningen mooi, zei hem dat en was oprecht, maar wierp hem soms toch stomverbaasde blikken toe. Kleine jongens tekenen bloedige monsters, nazi-emblemen of straaljagers (of als ze erg voorlijk zijn, kutjes en pikken), zelden bloemen.

Jed wist het nog niet, en Vanessa evenmin, maar bloemen zijn niets anders dan geslachtsorganen, felgekleurde vagina's die het oppervlak van de aardbol sieren, overgeleverd aan de geilheid van insecten. Insecten en mensen, en ook andere dieren, lijken een doel na te streven, ze verplaatsen zich snel en gericht, terwijl bloemen in het licht blijven, oogverblindend en roerloos. De schoonheid van bloemen is droevig omdat bloemen kwetsbaar zijn, en voorbestemd tot de dood, net als elk ding op Aarde natuurlijk maar zij meer dan andere dingen, en net als bij dieren is hun kadaver een groteske parodie op hun levende essentie, en net als bij dieren stinkt hun kadaver – dat alles begrijp je zodra je één keer de cyclus van de seizoenen en het verrotten van de bloemen hebt meegemaakt, Jed had het begrepen op zijn vijfde en misschien wel eerder, want er waren veel bloemen in het park rond het huis in Le Raincy, veel bomen ook, en de wuivende takken van de bomen waren misschien wel een van de eerste dingen die hij had waargenomen toen een volwassen vrouw (zijn moeder?) hem voortduwde in zijn kinderwagen, afgezien van de wolken en de lucht. De levensdrift van dieren manifesteert zich door snelle veranderingen - het vochtig worden van het gat, het verstijven van de roede, en wat later de lozing van het zaad -, maar dat zou hij pas later ontdekken op een balkon in Port-Grimaud, met hulp van Marthe Taillefer. De levensdrift van planten manifesteert zich door de vorming van oogverblindende kleurvlekjes, die de groenige banaliteit van het natuurlijke landschap doorbreken, en ook de over het algemeen transparante banaliteit van het stadslandschap, in gemeenten met bloemperkjes tenminste.

's Avonds kwam Jeds vader thuis, hij heette 'Jean-Pierre', zo noemden zijn vrienden hem. Jed zelf noemde hem 'papa'. Het was een goede vader, zo zagen zijn vrienden en ondergeschikten hem; een weduwnaar moet erg dapper zijn om in zijn eentje een kind op te voeden. Jean-Pierre was de eerste jaren een goede vader geweest, nu was hij het wat minder, hij deed voor steeds meer uren een beroep op de oppas, at 's avonds regelmatig buiten de deur (meestal met klanten, soms met ondergeschikten, steeds minder vaak met vrienden want de tijd van de vriendschap begon voor hem ten einde te lopen, hij geloofde niet echt meer dat je vrienden kon hebben, dat vriendschap echt iets kon betekenen in het leven van een man of er een andere richting aan kon geven), kwam laat thuis en deed niet eens een poging om de oppas te verleiden, wat de meeste mannen toch proberen; hij hoorde haar relaas van de voorbije dag aan, glimlachte naar zijn zoon, betaalde het gevraagde bedrag. Hij stond aan het hoofd van een onvolledig gezin en was niet van plan opnieuw te trouwen. Hij verdiende veel geld: alsceovan een bouwbedrijf was hij gespecialiseerd in de aanleg van sleutelklare beach resorts; hij had klanten in Portugal, op de Malediven, op Hispaniola.

.

Jed had zijn schriften uit die periode bewaard, ze bevatten al zijn toenmalige tekeningen, en dat alles ging kalmpjes dood, zonder zich te haasten (het papier was niet van bijster goede kwaliteit, de potloden ook niet), het kon nog twee, drie eeuwen duren, dingen en levende wezens hebben een beperkte duur.

Een gouache die waarschijnlijk dateerde uit Jeds vroege tienerjaren droeg de titelHooitijd in Duitsland (wat tamelijk raadselachtig was, want Jed kende Duitsland niet en had nooit meegedaan of zelfs ook maar toegekeken bij het 'hooien'). Het decor werd afgesloten door besneeuwde bergen, hoewel de belichting duidelijk op de volle zomer wees; de boeren die het hooi op hun vork laadden en de karren met de ezels ervoor werden behandeld in vlakken van felle kleuren; het was even mooi als een Cézanne, of als wat dan ook. De schoonheidsvraag komt in de schilderkunst op de tweede plaats, de grote schilders uit het verleden werden als zodanig beschouwd wanneer de visie die ze op de wereld hadden ontwikkeld tegelijkertijd coherent en vernieuwend was; wat inhoudt dat ze altijd op dezelfde manier schilderden, dat ze altijd dezelfde methode, dezelfde werkwijzen gebruikten om de voorwerpen van de wereld in picturale voorwerpen om te zetten; en dat die manier, die hun eigen was, nooit eerder was gebruikt. Nog meer waardering oogstten ze als schilder wanneer hun visie op de wereld alomvattend leek, van toepassing op alle bestaande en denkbare voorwerpen en situaties. Dat was de klassieke opvatting van de schilderkunst, de opvatting waarmee Jed tijdens zijn studie vertrouwd zou raken, gebaseerd op het concept figuratie - een concept waar Jed in de loop van zijn carrière vreemd genoeg een paar jaar lang op zou terugvallen en dat hem, wat nog veel vreemder was, uiteindelijk rijk en beroemd zou maken.

Jed stelde zijn leven (of in elk geval zijn beroepsleven, dat algauw zou samenvallen met zijn hele leven) in dienst van de kunst, het maken van voorstellingen van de wereld, zij het dat daar geen mensen in hoefden te leven. Vandaar dat hij kritische voorstellingen kon maken - kritisch tot op zekere hoogte, want zowel de kunst als de rest van de samenleving neigde in Jeds jonge jaren naar aanvaarding van de wereld, soms enthousiast, meestal met een nuance van ironie. Zijn vader had niet die keuzevrijheid gehad, hij moest bewoonbare configuraties maken, zonder enige ironie, waarin mensen zouden moeten leven die blij moesten kunnen zijn, in de vakanties toch in elk geval. Hij was aansprakelijk bij een ernstige storing in de woonmachine-als er een lift instortte bijvoorbeeld, of als de toiletten verstopt raakten. Hij was niet aansprakelijk bij een invasie van het resort door een brute, gewelddadige meute die niet in bedwang werd gehouden door de politie en de gestelde machten; bij een aardbeving was hij verminderd aansprakelijk.

Zijn vaders vader - afkomstig uit een obscure, weinig appetijtelijke sociologische poel waarvan het water al sinds mensenheugenis stilstond, hoofdzakelijk samengesteld uit landarbeiders en arme boeren - was fotograaf geweest. Hoe had iemand uit zo'n armoedig milieu in aanraking kunnen komen met de ontluikende technieken van de fotografie? Jed had er geen flauw idee van, zijn vader evenmin; maar hij was de eerste in een lange lijn geweest die buiten de kale maatschappelijke reproductie van hetzelfde was gestapt. Hij had zijn brood verdiend met het fotograferen van vooral huwelijken, soms communies of slotfeesten op dorpsscholen. Hij woonde in het eeuwig verlaten en veronachtzaamde departement dat de Creuse is, en had dus bijna nooit de kans gehad om openingen van gebouwen of bezoekjes van politici van nationale allure te fotograferen. Het was een onbeduidend, slecht betalend ambacht, en het toetreden van zijn zoon tot de architectenstand vormde al een forse maatschappelijke promotie - om nog te zwijgen van het succes dat hij later als ondernemer had.

Toen Jed op de Parijse kunstacademie kwam, had hij het tekenen al opgegeven voor de fotografie. Twee jaar eerder had hij een Linhof Master Technika classic ontdekt op de zolder van zijn grootvader - die de technische camera al niet meer gebruikte toen hij met pensioen ging, maar er mankeerde helemaal niets aan. Jed was gefascineerd geraakt door dat zware, vreemde voorwerp, prehistorisch maar van een uitzonderlijke productiekwaliteit. Door wat te experimenteren had hij het schuiven, het kantelen en het Scheimpflugprincipe onder de knie gekregen, waarna hij zich volledig had overgegeven aan het project dat bijna zijn hele opleidingsperiode aan de kunstacademie in beslag zou nemen: het systematisch fotograferen van de fabricaten van de wereld. Hij werkte in zijn slaapkamer, meestal bij natuurlijk licht. Hangmappen, handvuurwapens, agenda's, inktpatronen, vorken: niets ontsnapte aan zijn encyclopedische ambitie, die erin bestond een uitputtende catalogus van in het industriële tijdperk door de mens vervaardigde voorwerpen samen te stellen.

Dat even monumentale als maniakale, kortom ietwat krankzinnige project leverde hem weliswaar de waardering van de docenten op, maar verhinderde hem ook zich aan te sluiten bij een van de groepjes die om hem heen ontstonden op basis van een gemeenschappelijke esthetische ambitie, of prozaïscher, van een poging tot groepsmatige intrede op de kunstmarkt. Toch knoopte hij vriendschappen aan, zij het geen erg hechte, en zonder te beseffen hoe vluchtig ze zouden zijn. Hij knoopte ook een paar liefdesrelaties aan, eveneens bijna allemaal van korte duur. De dag na zijn afstuderen besefte hij dat hij voortaan grotendeels alleen zou zijn. Zijn werk van de laatste zes jaar had iets meer dan elfduizend foto's opgeleverd. Opgeslagen in tiff-formaat, met een kopie in jpeg op lagere resolutie, pasten die makkelijk op een harddisk van 640 gb van het merk Western Digital, die net iets meer dan 200 gram woog. Hij borg zijn technische camera en zijn objectieven zorgvuldig op (hij bezat een 105 mm Rodenstock Apo-Sironar met maximale lensopening van 5,6 en een 180 mm Fujinon met dezelfde maximale lensopening) en nam de rest van zijn spullen in ogenschouw. Draagbare computer, iPod, wat kleren, wat boeken: het was in feite maar weinig, het zou makkelijk in twee koffers passen. Het was mooi weer in Parijs. Hij was in deze kamer niet ongelukkig geweest, ook niet heel gelukkig. Over een week liep zijn huur af. Hij aarzelde of hij naar buiten zou gaan om een laatste rondje door de wijk te maken, langs de oevers van het Bassin de 1'Arsenal - maar belde in plaats daarvan zijn vader om te vragen of hij kwam helpen verhuizen.

.

Het samenwonen in het huis in Le Raincy, voor het eerst sinds jaren, voor het eerst sinds Jeds kindertijd om precies te zijn, afgezien van sommige schoolvakanties, bleek meteen even makkelijk als inhoudsloos. Zijn vader werkte nog veel, hij had de teugels van zijn bedrijf toen nog lang niet uit handen gegeven, hij kwam maar zelden voor negen a tien uur 's avonds thuis; dan plofte hij neer voor de televisie terwijl Jed een van de kant-en-klaarmaaltijden opwarmde die hij een paar weken eerder bij de Carrefour in Aulnay-sous-Bois had gekocht, een hele kofferbak van de Mercedes vol; hij probeerde voor afwisseling te zorgen en te streven naar een enigszins uitgebalanceerd voedingspatroon, hij had ook kaas en fruit gekocht. Hoe dan ook had zijn vader niet veel aandacht voor het eten; na een tijdje futloos te hebben gezapt bleef hij uiteindelijk meestal hangen bij een slaapverwekkend economisch debat op de nieuwszenderlci.Hij ging vrijwel meteen na het eten naar bed; 's ochtends was hij al weg nog voordat Jed zijn bed uit was. De dagen waren mooi en allemaal even warm. Jed wandelde tussen de bomen van het park en ging onder een grote linde zitten met een filosofieboek in de hand, maar sloeg dat meestal niet open. Er kwamen kinderherinneringen bij hem boven, niet veel; daarna ging hij weer naar binnen om de uitzendingen van de Tour de France te volgen. Hij hield van die lange, saaie shots vanuit de helikopter die het peloton volgde op zijn luie voortgang door het Franse platteland.

Anne, Jeds moeder, was afkomstig uit een joodse middenstandsfamilie - haar vader was een buurtjuwelier. Op haar vijfentwintigste was ze getrouwd met Jean-Pierre Martin, toen een jonge architect. Het was een huwelijk uit liefde, en een paar jaar later had ze een zoon ter wereld gebracht, die ze Jed noemde als eerbetoon aan haar oom, van wie ze veel had gehouden. Toen, een paar dagen voor zijn zevende verjaardag, had ze zelfmoord gepleegd - Jed was het pas jaren later te weten gekomen door een loslippigheid van zijn grootmoeder van vaderskant. Ze was op dat moment veertig - en haar man zevenenveertig.

Jed had haast geen herinneringen aan zijn moeder overgehouden, en haar zelfmoord was geen onderwerp dat hij tijdens dit verblijf in het huis in Le Raincy kon aansnijden, hij wist dat hij moest wachten tot zijn vader er zelf over begon - maar hij wist ook dat dat waarschijnlijk nooit zou gebeuren, dat hij het onderwerp tot het allerlaatst uit de weg zou gaan, net als alle andere onderwerpen.

Eén ding moest evenwel worden opgehelderd, en het was zijn vader die daartoe het initiatief nam, op een zondagmiddag toen ze samen net een korte etappe - de tijdrit in Bordeaux - hadden gevolgd, die geen grote veranderingen in het algemeen klassement teweeg had gebracht. Ze zaten in de bibliotheek - verreweg het mooiste vertrek van het huis, met eiken parket op de vloer, gemeubileerd met Engels leder en door de gebrandschilderde ramen in een lichte halfschaduw gehuld; de boekenkasten die de muren bedekten bevatten bijna zesduizend banden, grotendeels wetenschappelijke verhandelingen uit de negentiende eeuw. Zijn vader had het huis veertig jaar eerder voor een spotprijs gekocht van een eigenaar die dringend liquide middelen nodig had, de buurt was in die tijd veilig, het was een elegante woonwijk en Jean-Pierre Martin zag uit naar een gelukkig gezinsleven, in elk geval had hij in het huis makkelijk een groot gezin kunnen herbergen en er vaak vrienden kunnen ontvangen, maar uiteindelijk was daar helemaal niets van terechtgekomen.

Op het moment dat het beeld terugkeerde naar het glimlachende, voorspelbare gezicht van de presentator, Michel Drucker, zette hij het geluid uit en richtte zich tot zijn zoon. 'Ben je van plan om verder te gaan in de kunst?' vroeg hij. Jed antwoordde bevestigend. 'En je kunt nog niet in je eigen levensonderhoud voorzien?' Hij gaf een genuanceerd antwoord. Tot zijn eigen verbazing was hij in de loop van het jaar ervoor benaderd door twee fotoagentschappen. Het eerste, gespecialiseerd in voorwerpfotografie, had bijvoorbeeld de catalogi van postorderbedrijven als camif en La Redoute als klant, soms verkocht het zijn foto's ook aan reclamebureaus. Het tweede was gespecialiseerd in culinaire fotografie en werd regelmatig ingeschakeld door tijdschriften als Onze tijd en Vrouwen van nu. Beide werkterreinen leverden niet alleen weinig prestige maar ook weinig geld op: een foto van een mountainbike of een tartiflette au reblochon bracht veel minder in het laatje dan een gelijkwaardige foto van Kate Moss, of zelfs van George Clooney. Maar de vraag was constant en stabiel, je kon er goed van rondkomen; dus als hij er moeite voor wilde doen, zat Jed niet helemaal zonder inkomsten; en bovendien achtte hij het wenselijk om een zekere fotografische routine te behouden, in zuiver technisch opzicht. Hij beperkte zich tot het aanleveren van perfect gedefinieerde en belichte sheet films, die door het agentschap werden gescand en naar believen bewerkt; zelf waagde hij zich niet aan het retoucheren van foto's, waarbij waarschijnlijk allerlei commerciële en publicitaire eisen kwamen kijken, dus hij beperkte zich liever tot het aanleveren van technisch perfecte, maar neutrale beelden.

'Ik ben blij dat je op eigen benen kunt staan,' antwoordde zijn vader. 'Ik heb in mijn leven een aantal jongens gekend die kunstenaar wilden worden en door hun ouders werden onderhouden; geen van hen heeft weten door te breken. Vreemd toch, je zou denken dat de behoefte om je uit te drukken, om een spoor in de wereld achter te laten, een enorme kracht is; en toch is het over het algemeen niet genoeg. Wat het beste werkt, wat mensen de sterkste prikkel geeft om boven zichzelf uit te stijgen, is nog altijd het kale gebrek aan geld.'

'Maar ik zal je wel een flat in Parijs helpen kopen,' vervolgde hij. 'Je zult mensen moeten ontmoeten, contacten moeten opdoen. En bovendien kunnen we het als een belegging beschouwen, de markt is op dit moment nogal in mineur.'

Op het televisiescherm was nu een komiek te zien die Jed bijna thuis wist te brengen. Er volgde een close-up van een beate, verheerlijkte Michel Drucker. Jed bedacht ineens dat zijn vader misschien wel gewoon behoefte had om alleen te zijn; het contact tussen hen was nooit meer echt hersteld.

Twee weken later had Jed het flatje gekocht waar hij nu nog altijd woonde, aan de Boulevard de 1'Hôpital, in het noorden van het dertiende arrondissement. De meeste straten in de buurt droegen namen van schilders - Rubens, Watteau, Veronese, Philippe de Champaigne wat eventueel als een voorteken kon worden opgevat. Prozaïscher gesproken bevond hij zich niet ver van de galeries die zich rond de wijk van de nieuwe Nationale Bibliotheek hadden gevestigd. Hij had niet echt onderhandeld, maar wel informatie ingewonnen over de context; overal in Frankrijk kelderden de prijzen, vooral in de stedelijke gebieden, en toch bleven de woningen leegstaan en vonden ze geen kopers.

2

In Jeds geheugen was haast geen enkel beeld van zijn moeder bewaard gebleven; maar natuurlijk had hij foto's gezien. Het was een knappe vrouw met een bleke huid en lang zwart haar, op sommige foto's kon je haar zelfs ronduit mooi noemen; ze leek een beetje op het portret van Agathe von Astighwelt in het museum van Dijon. Ze glimlachte op die beelden zelden, en zelfs achter haar glimlach leek nog angst schuil te gaan. Natuurlijk werd je daarbij ongetwijfeld beïnvloed door de wetenschap van haar zelfmoord; maar ook als je die probeerde te negeren had ze een ietwat onwerkelijke, of in elk geval onstoffelijke uitstraling; je zag haar gemakkelijk voor je op een schilderij uit de middeleeuwen of de vroege renaissance; het leek daarentegen onwaarschijnlijk dat ze puber had kunnen zijn in de jaren 1960, dat ze een transistor had kunnen hebben of naar popconcerten had kunnen gaan.

.

De eerste jaren na haar dood had Jeds vader geprobeerd het schoolwerk van zijn zoon bij te houden, in het weekend had hij uitstapjes gepland, naar de McDonald's of het museum. Daarna hadden de activiteiten van zijn bedrijf haast onvermijdelijk een hoge vlucht genomen; zijn eerste contract op het gebied van sleutelklare beach resorts was een daverend succes geweest. Niet alleen waren de oorspronkelijke deadlines en prijsopgaven gerespecteerd - wat op zichzelf al relatief zeldzaam was -, ook de uitvoering had unanieme lof geoogst vanwege de evenwichtigheid en het respect voor het milieu - hij kreeg laaiend enthousiaste artikelen in zowel de regionale pers als de nationale architectuurbladen, en zelfs een hele pagina in het katern 'Stijl' van het dagblad Libération. In Port-Ambarès, luidde het commentaar, had hij 'de essentie van het mediterrane wonen' weten te benaderen. Naar zijn eigen idee had hij niets anders gedaan dan uniform gebroken witte, rechtstreeks op de traditionele Marokkaanse bouwwijze geënte kubussen van wisselende omvang op een rijtje zetten, van elkaar gescheiden door oleanderperkjes. Wat niet wegneemt dat de opdrachten na dat eerste succes waren binnengestroomd en dat hij steeds vaker naar het buitenland had gemoeten. Toen Jed naar de middelbare school ging, besloot hij hem op een internaat te doen.

.

Hij koos voor het collége van Rumilly, in de Oise, dat werd geleid door jezuïeten. Het was een privé-school, maar niet speciaal voor de elite, het schoolgeld bleef ook binnen de perken, het onderwijs was niet tweetalig, de sportvoorzieningen hadden niets buitensporigs. De klanten van het collége van Rumilly waren niet afkomstig uit de puissant rijke bovenlaag, maar vooral uit de oude, conservatieve bourgeoisie (veel ouders waren militair of diplomaat), zonder dat het overigens katholieke fundamentalisten waren-meestal was het kind op internaat gedaan vanwege een slecht verlopen scheiding.

De sobere, tamelijk lelijke gebouwen boden een redelijk comfort - in de lagere klassen hadden de leerlingen een tweepersoonskamer, in de hogere een kamer voor zich alleen. Het sterke punt van de instelling, het belangrijkste verkoopargument, was de individuele pedagogische begeleiding die elke leerling kreeg - en inderdaad was het slagingspercentage bij het eindexamen sinds de oprichting nooit onder de vijfennegentig procent uitgekomen.

Tussen die muren en in het park, waar hij lange wandelingen in de extreem donkere beschutting van de dennenlanen maakte, zou Jed zijn arbeidzame en naargeestige tienerjaren doorbrengen. Hij klaagde niet over zijn lot, kon zich geen ander voorstellen. De ruzies tussen leerlingen waren soms gewelddadig, de vernederingen gewelddadig en wreed, en de gevoelige, tengere Jed zou zich onmogelijk hebben kunnen verweren; maar het gerucht had zich verspreid dat hij een van zijn ouders was kwijtgeraakt, zijn moeder nog wel, en zijn medeleerlingen werden van hun stuk gebracht door dat onbekende leed; zodoende hing er een soort halo van angstig respect om hem heen. Hij had geen echte vriend, en dong niet naar andermans vriendschap. Wel bracht hij hele middagen in de bibliotheek door, en toen hij op zijn achttiende was geslaagd voor zijn eindexamen bezat hij een ruime, bij de jongelui van zijn generatie ongebruikelijke kennis van het literaire erfgoed van de mensheid. Hij had Plato, Aeschylus en Sophocles gelezen; hij had Racine, Molière en Hugo gelezen; hij kende Balzac, Dickens, Flaubert, de Duitse romantici en de grote Russen. Sterker nog, hij was ook vertrouwd met de voornaamste dogma's van het katholieke geloof, die zo'n diep stempel op de westerse cultuur hadden gedrukt-terwijl zijn tijdgenoten over het algemeen wat minder ingevoerd waren in het leven van Jezus dan in dat van Spiderman.

.

De indruk van ietwat ouderwetse ernst die hij wekte, zou een gunstige uitwerking hebben op de docenten die zijn toelatingsdossier voor de kunstacademie moesten beoordelen; ze hadden duidelijk te maken met een originele, ontwikkelde, serieuze, waarschijnlijk ijverige kandidaat. Het dossier zelf, getiteld Driehonderd foto's van ijzerwaren, getuigde van opmerkelijke esthetische rijpheid. In plaats van de glans van de metalen en het bedreigende karakter van de vormen te benadrukken had Jed een neutrale, weinig contrastrijke belichting gebruikt en de ijzerwaren gefotografeerd tegen een achtergrond van middengrijs velours. Moeren, bouten en bahco's leken daardoor stuk voor stuk discreet glanzende sieraden.

Wel kostte het hem veel moeite (een probleem dat hij heel zijn leven zou blijven houden) om de begeleidende tekst bij zijn foto's te schrijven. Na verschillende pogingen om zijn onderwerp te rechtvaardigen nam hij zijn toevlucht tot pure feitelijkheid en beperkte hij zich tot de mededeling dat de meest elementaire ijzerwaren, gemaakt van staal, al een bewerkingsnauwkeurigheid in de orde van grootte van 0,1 millimeter hadden. Dichter bij de precisiemechanica in eigenlijke zin werden de onderdelen voor kwaliteitsfototoestellen of Formule 1-motors meestal van aluminium of een lichte legering gemaakt, met een nauwkeurigheid van 1/100 millimeter. In de echte precisiemechanica, ten slotte, zoals die bijvoorbeeld werd toegepast in de horlogemakerij of de tandchirurgie, werd titanium gebruikt; de tolerantie van de maten lag dan in de orde van grootte van een micron. Kortom, zo besloot Jed abrupt en kort door de bocht, we konden stellen dat de geschiedenis van de mensheid grotendeels samenviel met de geschiedenis van de beheersing van de metalen - want het nog jonge tijdperk van polymeren en plastics had volgens hem nog geen echte mentale verandering teweeg kunnen brengen.

Kunsthistorici, die wat vaardiger zijn in het hanteren van de taal, hebben later opgemerkt dat Jeds eerste echte werkstuk zich al meteen, net als in feite al zijn latere werkstukken, ondanks de verscheidenheid aan dragers, deed kennen als eeneerbetoon aan de menselijke arbeid.

.

Zo begon Jed een artistieke loopbaan met als enig project -waarvan het illusoire karakter hem maar zelden beangstigde - het geven van een objectieve beschrijving van de wereld. Ondanks zijn klassieke vorming was hij - in tegenstelling tot wat later vaak is geschreven - allerminst vervuld van religieus respect voor de oude meesters; toen al genoten Mondriaan en Klee ruimschoots zijn voorkeur boven Rembrandt en Velazquez.

De eerste maanden na zijn verhuizing naar het dertiende arrondissement deed hij zo ongeveer niets, behalve reageren op de binnenkomende opdrachten voor foto's van voorwerpen, wat er overigens niet weinig waren. Maar toen hij op een keer een Western Digital multimediaharddisk uitpakte die hij net per koerier had ontvangen en waarvan hij voor de volgende dag beelden uit verschillende gezichtshoeken moest aanleveren, begreep hij dat hij helemaal klaar was met de voorwerpfotografie - artistiek gezien in elk geval. Alsof het feit dat hij die voorwerpen met een zuiver beroepsmatig, commercieel doel was gaan fotograferen elke mogelijkheid om ze in een creatief project te gebruiken tenietdeed.

Door dat even abrupte als onverwachte inzicht belandde hij in een licht depressieve periode, waarin zijn voornaamste dagelijkse afleiding het kijken naar Vragen voor een kampioen werd, een programma dat werd gepresenteerd door Julien Lepers. Door zijn volharding en schrikbarende werklust was die aanvankelijk niet bijster talentvolle, ietwat stompzinnige presentator met het gezicht en de libido van een ram, die aanvankelijk veel liever een carrière als liedjeszanger had gehad en daar ongetwijfeld nog heimelijk naar terugverlangde, geleidelijk aan een onontkoombare figuur in het Franse medialandschap geworden. De mensen herkenden zich in hem, of ze nu eerstejaarsstudent aan detuof gepensioneerde schooljuf uit de Pas-de-Calais, biker uit de Limousin of restauranthouder uit de Var waren. Hij was niet indrukwekkend en niet onbereikbaar, en straalde een gemiddeld, bijna sympathiek beeld van het Frankrijk van de jaren 2010 uit. Hoewel Jed een groot fan van Jean-Pierre Foucault was, met zijn menselijkheid en gewiekste ongedwongenheid, moest hij toch toegeven dat hij steeds vaker viel voor de charmes van Julien Lepers.

.

Begin oktober kreeg hij een telefoontje van zijn vader, die hem meldde dat zijn grootmoeder was gestorven; zijn stem klonk traag, een beetje bedrukt, maar niet veel meer dan normaal. Zijn grootmoeder, dat wist hij, was nooit over de dood van haar man heen gekomen, van wie ze zielsveel had gehouden, verbazingwekkend veel zelfs, in aanmerking genomen dat zo'n arme boerenomgeving doorgaans niet erg bevorderlijk was voor romantische ontboezemingen. Na zijn overlijden had niets, zelfs haar kleinzoon niet, haar uit de spiraal van verdriet kunnen bevrijden, met als gevolg dat ze geleidelijk aan al haar bezigheden had opgegeven, van konijnen fokken tot jam maken, totdat ze zelfs met tuinieren was gestopt.

Jeds vader moest de volgende dag naar de Creuse voor de begrafenis en voor het huis, het regelen van de nalatenschap; hij zou graag zien dat zijn zoon met hem meekwam. En eerlijk gezegd zou hij zelfs graag zien dat hij wat langer bleef om de formaliteiten af te handelen, hij had momenteel veel werk op kantoor. Jed zei meteen ja.

.

De volgende dag kwam zijn vader hem ophalen in zijn Mercedes. Tegen elven draaiden ze de snelweg a20 op, een van de mooiste van Frankrijk, zo een die door de meest harmonieuze agrarische landschappen leidt; de lucht was helder en zacht, met wat mist aan de horizon. Om drie uur 's middags stopten ze bij een wegrestaurant vlak voor La Souterraine; terwijl zijn vader tankte kocht Jed op diens verzoek een kaart van de Creuse en de Haute-Vienne in de reeks Michelin Départements. Daar, bij het uitvouwen van zijn kaart, op een paar passen van de sandwiches in cellofaan, kende hij zijn tweede grote esthetische openbaring. Die kaart was subliem; diep getroffen begon hij te trillen voor de toonbank. Nog nooit had hij zo'n prachtig, zo'n van emotie en betekenis vervuld voorwerp aanschouwd als die Michelinkaart op 1:150.000 van de Creuse en de Haute-Vienne. De essentie van de moderniteit, van het wetenschappelijke en technische begrip van de wereld, werd er vermengd met de essentie van het dierlijke leven. De tekening was complex en mooi, en door de beperkte kleurencode volmaakt helder. Maar in elk van de gehuchten en dorpen, weergegeven naar omvang, voelde je de hartslag, de roep van tientallen mensenlevens, van tientallen of honderden zielen - sommige voorbestemd tot de verdoemenis, andere tot het eeuwige leven.

Het lichaam van zijn grootmoeder rustte al in een eiken kist. Ze was gekleed in een donkere jurk, de ogen gesloten, de handen gevouwen; de medewerkers van de begrafenisonderneming wachtten alleen nog op hen om de deksel op de kist te plaatsen. Ze lieten hen tien minuten alleen in de kamer. 'Zo is het beter voor haar...' zei zijn vader na een lange stilte. Ja, waarschijnlijk, dacht Jed. 'Ze geloofde in God, weet je,' voegde zijn vader er aarzelend aan toe.

De volgende dag tijdens de mis, waarbij het hele dorp aanwezig was, en ook na afloop toen ze voor de kerk de condoleances in ontvangst namen, bedacht Jed dat zijn vader en hij opmerkelijk goed bij dit soort omstandigheden pasten. Met hun bleke, uitgebluste verschijning en hun donkere pakken kostte het hun geen enkele moeite om de ernst en de droeve gelatenheid uit te drukken die de gebeurtenis vereiste; zonder erin mee te kunnen gaan brachten ze zelfs waardering op voor de noot van voorzichtige hoop die de priester plaatste - een priester die zelf ook op leeftijd was, een oude rot op het gebied van begrafenissen, waar hij gezien de gemiddelde leeftijd van de bevolking verreweg het grootste deel van zijn tijd aan kwijt moest zijn.

Toen ze weer naar het huis gingen, waar de besloten receptie plaatsvond, besefte Jed dat hij voor het eerst een ernstige, ouderwetse begrafenis bijwoonde, een begrafenis die de werkelijkheid van de dood niet probeerde te verdoezelen. In Parijs had hij verschillende crematies bijgewoond; de laatste was die van een vriend van de kunstacademie die tijdens zijn vakantie op Lombok was omgekomen bij een vliegtuigongeluk; het had hem gechoqueerd dat sommige aanwezigen tijdens de plechtigheid hun mobiel niet hadden uitgezet.

.

Meteen na afloop vertrok zijn vader, hij had de volgende ochtend een zakenafspraak in Parijs. Jed liep de tuin in. De zon ging onder, de achterlichten van de Mercedes verdwenen in de richting van de hoofdweg, en hij moest aan Geneviève denken. Ze hadden tijdens zijn studie aan de kunstacademie een paar jaar een relatie gehad; om precies te zijn was zij het zelfs geweest bij wie hij zijn maagdelijkheid had verloren. Geneviève kwam van Madagaskar, en ze had hem verteld over de vreemde opgravingsrituelen die in haar land gebruikelijk waren. Een week na het overlijden werd het lijk weer uit de grond gehaald, de windsels werden losgemaakt en in aanwezigheid van de overledene werd in de eetkamer van de familie een maaltijd genuttigd; daarna werd het lijk weer begraven. Na een maand gebeurde hetzelfde opnieuw, na drie maanden nogmaals, hij herinnerde het zich niet zo goed meer maar hij meende dat er niet minder dan zeven opgravingen nodig waren, de laatste een jaar na het overlijden, voordat de overledene definitief als dood werd beschouwd en de eeuwige rust kon betreden. Dat hulpmiddel ter aanvaarding van de dood, en van de fysieke realiteit van het kadaver, stond volkomen haaks op de moderne westerse sensibiliteit, bedacht Jed, en heel even had hij er spijt van dat hij Geneviève uit zijn leven had laten verdwijnen. Ze was lief en rustig; hij had in die tijd vreselijke migraineaanvallen, en zonder zich te vervelen kon zij urenlang bij zijn bed zitten, eten voor hem klaarmaken, water en medicijnen brengen. Ook haar temperament was tamelijk warm, en op seksueel vlak had ze hem alles geleerd. Jed hield van haar tekeningen, die een beetje op grajff geïnspireerd waren, maar zich daarvan onderscheidden door het kinderlijke, vrolijke karakter van de personages, door wat meer rondheid in de schriftuur ook, en door het kleurenpalet dat ze gebruikte-veel cadmiumrood, indisch geel, rauwe of gebrande sienna.

Om haar studie te financieren had Geneviève haar lichaam veil, zoals dat vroeger heette; Jed vond die ouderwetse uitdrukking beter bij haar passen dan de Angelsaksische term escort. Ze vroeg tweehonderdvijftig euro per uur, en honderd euro extra voor anaal. Hij had geen enkel bezwaar tegen die activiteit en bood haar zelfs aan erotische foto's te maken om de presentatie van haar website te verbeteren. Zo jaloers, of zelfs gruwelijk jaloers, als mannen kunnen zijn op de exen van hun geliefden, en zo angstig als ze zich jarenlang, of zelfs tot hun dood, blijven afvragen of het niet fijner was met de ander, of ze bij de ander niet fijner klaarkwamen, zo gemakkelijk accepteren ze, zonder enige moeite, alles wat hun vrouw in het verleden heeft gedaan in het kader van een activiteit als prostituee. Zodra ze met een financiële transactie gepaard gaat, wordt elke seksuele activiteit geëxcuseerd, onschadelijk gemaakt en in zekere zin geheiligd door de oeroude vloek die op arbeid rust. Per maand verdiende Geneviève tussen de vijf- en tienduizend euro, zonder er meer dan een paar uur per week aan kwijt te zijn. Ze liet hem ook meeprofiteren en zei dat hij 'niet moeilijk moest doen', ze waren verschillende keren samen op wintervakantie naar Mauritius of de Malediven geweest, volledig op haar kosten. Ze was zo spontaan en zo vrolijk dat hij zich geen moment bezwaard voelde, hij had geen moment het gevoel, hoe weinig ook, dat hij zich in de huid van een pooier bevond.

Wel was hij oprecht verdrietig toen ze hem aankondigde dat ze ging samenwonen met een van haar vaste klanten - een vijfendertigjarige zakenadvocaat wiens leven, zoals Jed uit haar verhalen kon opmaken, als twee druppels water leek op het leven van zakenadvocaten zoals het wordt beschreven in - doorgaans Amerikaanse - zakenadvocatenthrillers. Hij wist dat ze woord zou houden, dat ze haar man trouw zou blijven, dus op het moment dat hij voor het laatst over de drempel van haar studio liep wist hij dat hij haar ongetwijfeld nooit meer zou terugzien. Dat was vijftien jaar geleden; haar man was nu waarschijnlijk een dolgelukkige echtgenoot en zij een gelukkige huismoeder; haar kinderen waren, dat wist hij zeker ook al kende hij ze niet, beschaafd en welopgevoed, en boekten voortreffelijke schoolresultaten. Waren de inkomsten van haar echtgenoot, de zakenadvocaat, nu hoger dan die van Jed als kunstenaar? Die vraag was moeilijk te beantwoorden, maar misschien wel de enige die verdiende te worden gesteld. 'Jij, jij hebt echt een kunstenaarsroeping, je wilt het echt...' had ze hem bij hun laatste ontmoeting gezegd. 'Je bent klein, schattig en tenger, maar je hebt de wil om iets te doen, je hebt een enorme ambitie, dat heb ik direct in je ogen gezien. Maar ik, ik doe het alleen...' (ze maakte een vaag, breed gebaar naar haar houtskooltekeningen aan de muur) '...ik doe het alleen omdat ik het leuk vind.'

Jed had een paar tekeningen van Geneviève bewaard en vond nog altijd dat ze echte waarde hadden. Misschien zou kunst wel zo moeten zijn, dacht hij soms, een onschuldige, vrolijke, haast dierlijke bezigheid, er waren opvattingen geweest die die kant op gingen, 'zo stom als een echte schilder', 'schilderen zoals de vogel zingt' enzovoort, misschien zou de kunst zo worden als de mens het vraagstuk van de dood eenmaal achter zich had gelaten, en misschien was ze af en toe al zo geweest, bij Fra Angelico bijvoorbeeld, die zo dicht bij het paradijs stond en zo vervuld was van de gedachte dat zijn aardse verblijf enkel een tijdelijke, obscure voorbereiding op het eeuwige verblijf bij zijn heer Jezus Christus was. En nu ben ik met u, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld.

.

De dag na de begrafenis kreeg hij de notaris op bezoek. Hij had het er met zijn vader niet over gehad, hij besefte dat ze het onderwerp - toch de voornaamste reden van zijn verblijf - niet eens hadden aangeroerd, maar het leek hem meteen vanzelfsprekend dat het huis niet mocht worden verkocht, en hij vond het niet eens nodig zijn vader op te bellen om het te bespreken. Hij voelde zich goed in dat huis, hij had zich er direct goed gevoeld, het was een plaats waar je kon leven. Hij hield van de knullige combinatie van het gerenoveerde deel, waarvan de muren bedekt waren met een witte isolatielaag, en het oude deel, waarvan de muren waren gemaakt van onregelmatig gevoegde stenen. Hij hield van de niet goed sluitende klapdeur, die uitkwam op de weg naar Guéret, en van het enorme fornuis in de keuken, dat je kon stoken op hout, op steenkool en ongetwijfeld op elke mogelijke brandstof. In dat huis was hij geneigd te geloven aan dingen als liefde, de wederzijdse liefde van het echtpaar, die de muren bestraalt met een zekere warmte, een zachte warmte die wordt overgebracht op de toekomstige bewoners en hun gemoed tot rust brengt. Op die manier zou hij evengoed aan spoken hebben kunnen geloven, of aan wat dan ook.

Overigens was de notaris allerminst van zins hem tot een verkoopproject te verlokken; maar nog geen drie jaar geleden zou hij anders hebben gereageerd, gaf hij toe. De vroeggepensioneerde Engelse traders, die zich eerst al meester hadden gemaakt van de Dordogne, verspreidden zich destijds golfsgewijs in de richting van de Bordelais en het Centraal Massief, snel oprukkend vanuit de bezette stellingen, en hadden de centrale Limousin al veroverd; hun verschijning in de Creuse viel op korte termijn te verwachten, met navenante stijging van de prijzen. Maar door de koersval van de Londense beurs, de kredietcrisis en het uiteenspatten van de speculatieve zeepbel zag het plaatje er nu heel anders uit: in plaats van plannen te maken voor de inrichting van pittoreske buitenhuizen hadden de vroeggepensioneerde Engelse traders nu grote moeite om de hypotheek van hun huis in Kensington af te lossen, ze dachten juist steeds vaker aan verkopen, kortom de prijzen waren volledig ingezakt. Het wachten was dus, volgens de diagnose van de notaris althans, op een nieuwe generatie rijken met een duurzamere, op industriële productie stoelende rijkdom; het zouden Chinezen kunnen zijn, of Vietnamezen wist hij veel, in elk geval leek het hem beter om voorlopig te wachten, het huis te onderhouden en eventueel wat op te knappen, altijd met respect voor de plaatselijke ambachtelijke traditie. Maar het was niet nodig om prestigieuze faciliteiten zoals een zwembad, een jacuzzi en een snelle internetverbinding te laten aanleggen; daar zorgden de nieuwe rijken na aankoop van het huis altijd liever zelf voor, daar was hij heel stellig in, hij sprak uit ervaring, hij had veertig jaar notariaat achter de rug.

.

Toen zijn vader hem het volgende weekend kwam ophalen, was alles geregeld, de spullen uitgezocht en geordend, de kleine legaten conform het testament aan de buren uitgedeeld. Ze hadden het gevoel dat hun moeder en grootmoeder kon rusten in vrede, zoals dat heet. Jed maakte het zich gemakkelijk in de nappalederen stoel terwijl de s-klasse snorrend van mechanische tevredenheid de toerit naar de snelweg op draaide. Twee uur lang reden ze op gematigde snelheid door een landschap met herfstachtige tinten, ze zeiden weinig, maar Jed had de indruk dat er een soort verstandhouding tussen hen was gegroeid, een overeenstemming over de algemene benadering van het leven. Toen ze in de buurt van het verkeersplein Melun-Centre kwamen, begreep hij dat die week voor hem een adempauze was geweest.

3

Men heeft het werk van Jed Martin vaak omschreven als het resultaat van een kille, afstandelijke bespiegeling over de toestand van de wereld, men heeft van hem een soort erfgenaam van de grote conceptuele kunstenaars uit de vorige eeuw gemaakt. Toch stonden zijn zenuwen bij zijn terugkeer in Parijs onder zo'n grote spanning dat hij meteen alle Michelin-kaarten kocht die hij kon vinden - iets meer dan honderd-vijftig. Algauw besefte hij dat de interessantste kaarten deel uitmaakten van de reeksen Michelin Régions, die een groot stuk van Europa besloeg, en vooral Michelin Départements, die beperkt bleef tot Frankrijk. De rug toekerend aan de analoge fotografie, zijn exclusieve medium tot dan toe, schafte hij een Betterlight 6000-hs achterwand aan, waarmee 48 bits rg b-opnamen konden worden gemaakt in een formaat van 6000 x 8000 pixels.

Zes maanden lang kwam hij nauwelijks buiten, behalve voor een dagelijkse wandeling naar de grote Casino-supermarkt aan de Boulevard Vïncent-Auriol. Zijn contacten met de andere studenten van de kunstacademie, die al in zijn studietijd niet bijzonder levendig waren, liepen gestaag terug tot nul, en hij was dan ook oprecht verbaasd toen hij begin maart per mail het aanbod kreeg om deel te nemen aan een groepstentoonstelling, Laten we beleefd blijven, die in mei zou worden georganiseerd door het Ricard-kunstfonds. Toch zei hij per kerende mail ja, zonder echt te beseffen dat juist zijn haast opzichtige afzondering een sfeer van geheimzinnigheid om hem heen had gecreëerd, en dat veel van zijn voormalige studiegenoten heel graag wilden weten waar hij stond.

.

Op de ochtend van de vernissage besefte hij dat hij al bijna een maand lang geen woord had gezegd, afgezien van het 'nee' dat hij elk dag herhaalde tegen de caissière (toegegeven, niet vaak dezelfde) die hem vroeg of hij een Club Casino-kaart had; maar op het vermelde tijdstip begaf hij zich toch naar de Rue Boissy-d'Anglas. Er waren misschien honderd mensen, nou ja hij had dat soort dingen nooit goed kunnen inschatten, in elk geval liep het aantal genodigden in de tientallen, en toen hij niemand herkende werd hij aanvankelijk toch even ongerust. Hij was bang dat hij zich in de dag of de tentoonstelling had vergist, maar zijn foto was er echt, opgehangen aan een achterwand, correct belicht. Na een glas whisky te hebben genomen, maakte hij verschillende malen een ellipsvormige ronde door de zaal, waarbij hij min of meer deed alsof hij in gedachten verzonken was, terwijl zijn hersenen in werkelijkheid geen enkele gedachte meer konden formuleren, behalve dan toch de verbazing dat het beeld van zijn vroegere vrienden zo volledig uit zijn geheugen was verdwenen, weggewist, radicaal weggewist, zozeer dat hij zich afvroeg of hij wel tot de menselijke soort behoorde. Maar Geneviève zou hij wel hebben herkend, ja, hij wist zeker dat hij zijn vroegere geliefde zou hebben herkend, dat was een zekerheid waaraan hij zich kon vastklampen.

.

Aan het einde van zijn derde rondgang merkte Jed een jonge vrouw op die met veel aandacht naar zijn foto stond te kijken. Hij had haar moeilijk niet kunnen opmerken: ze was niet alleen verreweg de mooiste vrouw van de avond, maar ongetwijfeld ook de mooiste vrouw die hij ooit had gezien. Met haar spierwitte, bijna doorschijnende huid, haar platinablonde haar en haar uitstekende jukbeenderen beantwoordde ze volmaakt aan het Slavische schoonheidsideaal dat de modellenbureaus en de tijdschriften in zwang hebben gebracht na de val van de USSR.

Toen hij opnieuw langskwam was ze weg; halverwege zijn zesde rondje zag hij haar weer, glimlachend te midden van een klein groepje, met een glas champagne in de hand. De mannen verslonden haar met hun blik en probeerden hun lust niet eens te verhullen; een van hen had zijn kaak half uit het lid hangen.

Toen hij daarna opnieuw langs zijn foto kwam, was ze er weer, dit keer alleen. Hij aarzelde even maar verliet toen zijn ellips, ging op zijn beurt voor het werk staan en nam het met een hoofdknik in ogenschouw.

Ze draaide zich naar hem toe, keek hem een paar seconden peinzend aan en vroeg toen: 'Bent u de kunstenaar?' 'Ja.'

Ze keek hem opnieuw aan, aandachtiger nu, minstens vijf seconden lang, en zei toen: 'Ik vind het heel mooi.'

Ze had het op normale, rustige toon, maar met oprechte overtuiging gezegd. Jed kon geen passend antwoord vinden en richtte zijn blik op het werk. Hij moest toegeven dat hij inderdaad heel tevreden over zichzelf was. Voor de tentoonstelling had hij een deel van de Michelinkaart van de Creuse uitgekozen, met het dorp van zijn grootmoeder erop. Hij had een flink schuine invalshoek gebruikt, zo'n dertig graden ten opzichte van het platte vlak, en de balg tegelijk zo ver mogelijk gekanteld om een maximale scherptediepte te verkrijgen. Vervolgens had hij met Photoshop-filters de afstandsonscherpte en het blauwige waas aan de horizon toegevoegd. Op de voorgrond waren het meertje van Le Breuil en het dorp Chatelus-le-Marcheix te zien. Verderop leken de wegen die tussen de dorpen Saint-Goussaud, Laurière en Jabreilles-les-Bordes door het bos kronkelden een feeëriek, onschendbaar droomgebied te vormen. Helemaal achteraan en links op het beeld viel nog duidelijk het rood-witte lint van de snelwega20te onderscheiden, die leek op te doemen uit een mistbank.

'Maakt u vaak foto's van wegenkaarten?'

'Ja... Ja, vrij vaak.'

'Altijd van Michelin?'

'Ja.'

Ze dacht een paar seconden na en vroeg hem toen: 'Hebt u veel van dit soort foto's gemaakt?'

'Iets meer dan achthonderd.'

Dit keer keek ze hem minstens twintig seconden strak en ronduit verbluft aan, waarna ze vervolgde: 'We moeten erover praten. We moeten een keer afspreken om erover te praten. Het zal u misschien verbazen, maar... ik werk bij Michelin.'

Uit een piepkleine Prada-tas haalde ze een visitekaartje tevoorschijn, waar hij een verdwaasde blik op wierp voordat hij het opborg: Olga Sheremoyova, afdeling communicatie, Michelin France.

.

Hij belde haar de volgende ochtend; Olga stelde voor diezelfde avond samen te dineren.

'Ik dineer niet echt...' wierp hij tegen. 'Nou ja, ik bedoel, niet echt buiten de deur. Ik geloof zelfs dat ik geen enkel restaurant in Parijs ken.'

'Ik ken er heel veel,' antwoordde ze ferm. 'Dat is een beetje mijn beroep, kan ik wel zeggen.'

Ze spraken af bij Anthony & Georges, een piepklein restaurant met een stuk of tien tafels in de Rue d'Arras. Alles in de eetzaal, van servies tot meubilair, was bij antiekwinkels op de kop getikt en vormde een gezellig mengelmoesje van meubels in achttiende-eeuwse Franse stijl, art nouveau-prullaria en Engels servies en porselein. Aan alle tafeltjes zaten toeristen, Amerikanen en Chinezen vooral - er was ook een tafeltje met Russen. Olga werd als een vaste klant ontvangen door de magere, kale en vagelijk verontrustende Georges, die een beetje de look van een voormalige lederhomo had. Anthony, in de keuken, was een gematigdebear - waarschijnlijk hield hij zich in, inaar zijn kaart verried een ware obsessie met foie gras. Jed rubriceerde hen als semimoderne homo's, die de traditioneel met hun gemeenschap geassocieerde excessen en wansmaak graag wilden vermijden, maar zich toch af en toe ook een beetje lieten gaan-toen Olga binnenkwam had Georges haar gevraagd: 'Zal ik je mantel aannemen, schat}', met een supernichterige nadruk op dat laatste woord, precies Michou. Ze droeg een bontmantel, een merkwaardige keus voor het seizoen, maar eronder ontdekte Jed een heel kort minirokje en een strapless topje van wit satijn, versierd met Swarovski-kristallen; ze was werkelijk prachtig.

'Hoe gaat het, liefje?' Anthony, met een keukenschort om zijn middel, wiegelde voor hun tafeltje. 'Hou je van kip met kreeftjes? We hebben kreeftjes uit de Limousin binnengekregen, ze zijn subliem, absoluut subliem. - Dag heer,' richtte hij zich vervolgens tot Jed.

'Vindt u het hier leuk?' vroeg Olga aan Jed toen hij weg was.

'Ik... ja. Echt typisch. Of nou ja, je hebt het gevoel dat het typisch is, maar waarvoor, dat weet je niet zo goed. Staat het in de gids?' Hij had de indruk dat dat de te stellen vraag was.

'Nog niet. Het komt in de editie van volgend jaar. Er heeft een stuk gestaan in Condé Nast Traveller, en in de Chinese Elle.'

.

Hoewel ze momenteel op het Parijse kantoor van Michelin werkte, was Olga in feite gedetacheerd door de in Zwitserland gevestigde holding Compagnie Financière Michelin. In een vrij logische poging tot diversificatie had de firma recentelijk een aanzienlijk aandeel genomen in de ketens Relais et Chateaux en vooral French Touch, die sinds een paar jaar sterk in opkomst was - waarbij om redenen van beroepsethiek een strikte onafhankelijkheid ten aanzien van de diverse gidsredacties werd gehandhaafd. De firma was algauw tot het besef gekomen dat Fransen zich globaal gezien eigenlijk geen vakanties in Frankrijk meer konden permitteren, en zeker niet in de hotels van de twee ketens. Uit een het jaar ervoor in de French Touch-hotels gehouden enquête was gebleken dat vijfenzeventig procent van de klantenkring afkomstig was uit drie landen: China, India en Rusland - een percentage dat opliep tot negentig voor de etablissementen met het label 'Droomverblijven', de meest prestigieuze in het aanbod. Olga was aangesteld om de communicatie te herijken en af te stemmen op de verwachtingen van die nieuwe klantenkring.

Het mecenaat op het gebied van hedendaagse kunst was niet echt een onderdeel van de traditionele Michelincultuur, vervolgde ze. De multinational, die zijn hoofdkwartier altijd in Clermont-Ferrand had gehouden, met in het directiecomité bijna altijd een nakomeling van de oprichters, stond bekend als een tamelijk conservatief of zelfs paternalistisch bedrijf. Haar plan om in Parijs een Espace Michelin voor hedendaagse kunst te openen stuitte op veel weerstand bij de leidinggevende instanties, terwijl dat plan het bedrijf in Rusland en China een forse imagoverbetering zou opleveren, dat wist ze zeker.

'Verveel ik u?' onderbrak ze plotseling haar betoog. 'Het spijt me, ik praat alleen maar over business, terwijl u een kunstenaar bent...'

'Helemaal niet,' antwoordde Jed naar waarheid. 'Helemaal niet, ik ben gefascineerd. Kijk, ik heb mijn foie gras niet eens aangeraakt...'

Hij was inderdaad gefascineerd, maar eerder door haar ogen, door de beweging van haar lippen als ze praatte - ze had een zachtroze, licht iriserende lippenstift die heel goed bij haar ogen paste.

Ze keken elkaar een paar seconden aan zonder iets te zeggen, en Jed wist het zeker: de blik die ze diep in zijn ogen wierp was er echt een van begeerte. En door zijn gezichtsuitdrukking wist zij meteen dat hij het wist.

'Kortom...' ging Olga verder, een beetje in de war, 'kortom voor mij is het een buitenkans om een kunstenaar te hebben die Michelinkaarten als basis voor zijn werk gebruikt.'

'Maar weet u, ik vind die kaarten echt mooi.'

'Dat is te zien. Dat is te zien aan uw foto's.'

.

Het was maar al te makkelijk om haar mee naar huis te vragen, zodat hij haar andere foto's kon laten zien. Op het moment dat de taxi de Avenue des Gobelins insloeg overviel hem toch een gevoel van verlegenheid.

'Ik ben bang dat mijn flat een beetje rommelig is...' zei hij.

Natuurlijk antwoordde ze dat het niet erg was, maar toen ze de trap op liepen voelde hij zich steeds slechter op zijn gemak, en bij het opendoen van de deur wierp hij haar een korte blik toe: ze had toch wel even met haar ogen geknipperd.Rommelig was echt een eufemisme. Rond de schraagtafel waarop hij zijn Linhof-camera had geïnstalleerd, lag de hele vloer vol met afdrukken, soms meerdere lagen dik, het waren er waarschijnlijk duizenden. Er was enkel een smalle doorgang tussen de schraagtafel en het matras, dat plat op de vloer lag. En niet alleen was de flat rommelig, hij was ook vies, de lakens waren haast bruin en zaten vol organische vlekken.

'Ja, een jongenskamer...' zei Olga luchtig, waarna ze verder de kamer in liep en op haar hurken ging zitten om een afdruk te bestuderen, haar minirokje schoof een flink stuk omhoog over haar dijen, haar benen waren ongelofelijk lang en dun, hoe kon je zulke lange, dunne benen hebben? Jed had nog nooit zo'n erectie gehad, het deed gewoon pijn, hij stond te trillen op zijn benen en had het gevoel dat hij elk moment kon flauwvallen.

'Ik...' bracht hij met krassende, onherkenbare stem uit. Olga draaide zich om en zag dat het menens was, ze herkende direct de verblinde, paniekerige blik van de man die het niet meer uithoudt van begeerte, ze was in een paar stappen bij hem, omhulde hem met haar wellustige lichaam en kuste hem vol op de mond.

4

Bij haar thuis was toch beter. Dat was natuurlijk heel andere koek: een prachtig tweekamerappartement in de Rue Guyne-mer met uitzicht op de Jardin du Luxembourg. Olga was een van die aandoenlijke Russen die in de loop van hun vormingsjaren een bepaald beeld van Frankrijk hebben leren bewonderen -hoffelijkheid, gastronomie, literatuur en ga zo maar door-en vervolgens regelmatig diep teleurgesteld zijn dat het werkelijke land zo slecht aan hun verwachtingen voldoet. Men denkt vaak dat de Russen hun grote anticommunistische revolutie alleen op touw hebben gezet om Big Macs en Tom Cruise-films te kunnen consumeren; daar zit een grote kern van waarheid in, maar bij een minderheid van hen bestond ook het verlangen om pouilly-fïiissé te degusteren of de Sainte-Chapelle te bezoeken. Door haar opleidingsniveau en algemene ontwikkeling behoorde Olga tot die elite. Haar vader, als bioloog werkzaam aan de universiteit van Moskou, was insectenspecialist - er was zelfs een Siberische schubvleugelige naar hem genoemd. Hijzelf noch zijn gezin had echt geprofiteerd van de grote versnippering die had plaatsgevonden toen het Rijk ten val kwam; ze waren ook niet in de goot beland, de universiteit waaraan hij doceerde had een aanvaardbaar budget behouden, en na een paar onzekere jaren hadden ze een stabiele, alleszins redelijke middenklasse-status bereikt - maar het feit dat Olga in Parijs op grote voet kon leven, een tweekamerappartement in de Rue Guynemer kon huren en merkkleding kon dragen, had ze zuiver aan haar salaris bij Michelin te danken.

Toen ze geliefden waren geworden, ontstond er vrij snel een regelmaat, 's Ochtends ging Jed tegelijk met haar van huis. Terwijl zij in haar Mini Park Lane stapte om naar haar werk aan de Avenue de la Grande-Armée te gaan, nam hij de metro naar zijn atelier aan de Boulevard de PHôpital. 's Avonds kwam hij weer thuis, over het algemeen iets vroeger dan zij.

Ze gingen vaak uit. Olga, die sinds twee jaar in Parijs woonde, had moeiteloos een uitgebreid netwerk van sociale relaties weten op te zetten. Door haar werk had ze regelmatig contact met de pers en de media - vooral binnen de sector van de toeristische en gastronomische rubrieken, die eerlijk gezegd weinig glamour hadden. Hoe dan ook zou een vrouw met haar schoonheid overal toegang hebben gekregen, in elke mogelijke kring. Het was zelfs verbazingwekkend dat ze geen vaste minnaar had toen ze Jed ontmoette; nog verbazingwekkender was het dat ze haar keus op hem had laten vallen. Hij was zonder twijfel een knappe jongen, maar van een klein en mager soort dat vrouwen over het algemeen niet erg aantrekkelijk vinden-het beeld van het viriele, brute beest in bed deed sinds een paar jaar weer opgang, en in feite was het veel meer dan zomaar een nieuwe mode, namelijk een terugkeer naar de natuurlijke basiswaarden, naar de seksuele aantrekkingskracht in zijn meest elementaire, ruwe vorm, zoals ook het tijdperk van de anorectische fotomodellen voorgoed voorbij was en alleen een handvol Afrikanen en perverselingen zich nog voor overdreven weelderige vrouwen interesseerden; na diverse slingerbewegingen, waarvan de amplitude overigens nooit erg groot was geweest, markeerde het prille derde millennium op alle terreinen een terugkeer naar de verheerlijking van een eenvoudig, beproefd model: schoonheid die zich bij de vrouw uitdrukt in volheid, bij de man in fysieke kracht. Voor Jed was een dergelijke situatie niet bijzonder gunstig. Ook zijn kunstenaarscarrière had niets indrukwekkends -in feite was hij niet eens kunstenaar, hij had nooit geëxposeerd, er was nooit een artikel verschenen dat zijn werk signaleerde en het belang ervan aan de wereld duidelijk maakte, bijna niemand kende hem destijds. Ja, Olga's keus was verbazingwekkend, en Jed zou zich er ook zeker over hebben verbaasd als het in zijn aard had gelegen om zich over dat soort dingen te verbazen, of ze zelfs ook maar op te merken.

Hoe het ook zij, in een paar weken tijd werd hij voor meer vernissages, previews en literaire cocktails uitgenodigd dan tijdens zijn hele studie aan de kunstacademie. Hij maakte zich snel het passende gedrag eigen. Je hoefde niet perse briljant te zijn, meestal kon je zelfs beter helemaal niets zeggen, maar je moest wel naar je gesprekspartner luisteren, naar hem luisteren vol ernst en empathie, en het gesprek soms even vooruit helpen met een 'Echt waar?' waarmee je je belangstelling en verbazing uitdrukte, of een 'Ja, dat zeker...' met een nuance van begrijpende instemming. Door zijn geringe lengte kon Jed bovendien makkelijk de onderdanige houding aannemen die cultuurdragers over het algemeen op prijs stellen - net als alle andere mensen om eerlijk te zijn. Het was kortom een milieu waar je makkelijk binnen kwam, waarschijnlijk even makkelijk als in willekeurig welk milieu, en Jed had veel baat bij zijn hoffelijke neutraliteit en zijn stilzwijgen over zijn eigen oeuvre, omdat hij daarmee de overigens gerechtvaardigde indruk wekte dat hij een serieuze kunstenaar was, een kunstenaar die echt werkte. Door met beleefde onverschilligheid tussen de andere mensen rond te dobberen nam Jed onbewust een beetje degroove-houding aan waar Andy Warhol voorheen zijn succes aan te danken had gehad, terwijl hij er toch ook een nuance van ernst aan gaf-waarin men direct een teken van betrokkenheid, van maatschappelijke betrokkenheid zag - die vijftig jaar later onontbeerlijk was geworden. Op een avond in november, bij de toekenning van een of andere literaire prijs, werd hij zelfs voorgesteld aan de befaamde Frédéric Beigbeder, die toen op het toppunt van zijn mediatieke roem verkeerde. Nadat de schrijver en publicist Olga langdurig had gekust (maar op zo'n opzichtige, theatrale manier dat het een onschuldig gebaar werd, omdat hij zo duidelijk open kaart speelde) wierp hij Jed een geïntrigeerde blik toe, waarna hij onmiddellijk weer werd aangeklampt door een populaire pornoactrice die net een reeks gesprekken met een Tibetaanse monnik had gepubliceerd. Terwijl hij de woorden van de ex-hardcorester met een regelmatige reeks knikjes beantwoordde keek Beigbeder vanuit zijn ooghoeken telkens naar Jed alsof hij hem wilde sommeren om niet weg te glippen in de menigte, die steeds dichter werd naarmate de gebakjes verder op raakten. De sterk vermagerde auteur van Vergeef me droeg in die tijd een dun baardje, met de evidente bedoeling op een Russische romanheld te lijken. Uiteindelijk werd het meisje aangesproken door een grote, slappige en halfvette kerel met halflang haar en een halfslimme, halfdomme blik, die bepaalde verantwoordelijkheden bij uitgeverij Grasset scheen uit te oefenen, en Beigbeder kon zich bevrijden. Olga stond een paar meter verderop, omringd door haar gebruikelijke wolk van mannelijke bewonderaars.

'Dus u bent het?' vroeg hij Jed ten slotte, terwijl hij hem angstwekkend diep in de ogen keek - hij leek op dat moment echt op een Russische romanheld, type 'Razoemichin, voormalig student', het verschil was verwaarloosbaar, de gloed in zijn blik had waarschijnlijk meer met cocaïne dan met brandende geloofsijver te maken maar deed dat er iets toe, vroeg Jed zich af. 'Dus u bent de gelukkige?' vroeg Beigbeder opnieuw, met stijgende nadruk. Jed wist niet wat hij moest zeggen en deed er het zwijgen toe.

'Weet u wel dat u met een van de vijf mooiste vrouwen van Parijs bent?' Zijn toon was weer ernstig en professioneel geworden, het was duidelijk dat hij de vier andere kende. Ook op die vraag wist Jed niets te antwoorden. Wat viel er in het algemeen te antwoorden op vragen die mensen stellen?

Beigbeder zuchtte, leek plotseling heel moe, en Jed zei bij zichzelf dat het gesprek nu weer makkelijk zou worden; dat hij zoals gewoonlijk de door zijn gespreksgenoot te berde gebrachte ideeën en anekdotes kon aanhoren en impliciet kon beamen; maar hij had het mis. Beigbeder was in hem geïnteresseerd, hij wilde meer van hem weten, dat was op zichzelf al uitzonderlijk, Beigbeder was een van de meest begeerde celebrity's van Parijs en er waren al aanwezigen die zich begonnen te verbazen, hun blikken op hen richtten en waarschijnlijk conclusies trokken. Jed redde zich er eerst uit door te zeggen dat hij aan fotografie deed, maar Beigbeder wilde er meer van weten: wat voor soort fotografie? Het antwoord verblufte hem: hij kende reclamefotografen, modefotografen en zelfs een paar oorlogsfotografen (hoewel hij die veeleer had ontmoet in hun nevenactiviteit van paparazzi, die ze min of meer in het geniep uitoefenden omdat het in het metier algemeen als minder nobel gold om de borsten van Pamela Anderson te fotograferen dan de verspreide resten van een Libanese zelfmoordterrorist, terwijl de gebruikte objectieven over het algemeen toch dezelfde zijn en de technische vereisten vrijwel gelijk-je kunt moeilijk vermijden dat je hand trilt op het moment van afdrukken, en ook bij de maximale lensopening is de lichtsterkte gering, dat zijn de problemen waar je bij zeer krachtige telelenzen mee te maken hebt), maar mensen die wegenkaarten fotografeerden, nee, dat was nieuw voor hem. Jed raakte een beetje in de war en liet zich ten slotte ontvallen dat je in zekere zin, ja, wel kon zeggen dat hijkunstenaar was.

'Ha ha haaaa.' De schrijver barstte in een overdreven schaterlach uit en een stuk of tien mensen keken om, onder wie Olga. 'Ja, natuurlijk, kunstenaar moetje zijn! De literatuur is als plan totaal passé! Om met de mooiste vrouwen naar bed te gaan moet je tegenwoordig kunstenaar zijn! Ik wil ookkun-ste-naar worden!'

.

En tot Jeds verbazing spreidde hij zijn armen en zette luidkeels en bijna zuiver dit couplet uit de Businessman blues in:

O was ik maar een kunstenaaaaar

Dan lag de wereld voor me klaaaaar

Dan was ik vrij en visionaiiiiir

En leefde als een miljonaiiiiir...!

Zijn glas wodka trilde tussen zijn handen. De helft van de zaal had zich nu naar hen omgedraaid. Hij liet zijn armen zakken, vervolgde verdwaasd: 'Tekst Luc Plamondon, muziek Michel Berger', en barstte in tranen uit.

.

'Dat ging goed, met Frédéric...' zei Olga toen ze terugliepen over de Boulevard Saint-Germain. 'Ja...' beaamde Jed perplex. In de realistische romans uit de Franse negentiende eeuw die hij als tiener op het jezuïeteninternaat had gelezen, gebeurde het wel eens dat ambitieuze jongelieden via vrouwen succes boekten-, maar het verbaasde hem dat hij zich in een vergelijkbare situatie bevond, en eerlijk gezegd was hij die romans uit de Franse negentiende eeuw een beetje vergeten, al een paar jaar was hij niet in staat om iets anders te lezen dan Agatha Christie, en meer in het bijzonder de romans van Agatha Christie waarin Hercule Poirot ten tonele werd gevoerd, maar in de huidige omstandigheden had hij daar weinig aan.

Kortom, hij was gelanceerd, en bijna moeiteloos haalde Olga haar directeur over om Jeds eerste tentoonstelling te organiseren, in een zaal van de firma aan de Avenue de Breteuil. Hij ging er een kijkje nemen: de ruimte was groot maar nogal troosteloos, met muren en een vloer van grijs beton; die kaalheid leek hem eigenlijk wel geschikt. Hij deed geen enkele suggestie voor een verandering, vroeg alleen of er bij de ingang een groot extra paneel kon worden neergezet. Wel gaf hij heel nauwkeurige instructies voor de belichting en kwam hij elke week langs om te controleren of ze wel strikt werden opgevolgd.

De datum voor de vernissage was vastgesteld op 28 januari - wat slim bekeken was, want het gaf de recensenten de tijd om van wintersport terug te komen en hun planning te maken. Het budget voor het buffet was heel behoorlijk. Het eerste wat Jed echt verbaasde was de pr-medewerkster: op grond van de clichés had hij zich pr-medewerksters altijd als spetters voorgesteld, maar tot zijn verbazing bleek het een ziekelijk, mager, haast gebocheld klein ding dat de ongelukkige voornaam Mary-lin droeg en hoogstwaarschijnlijk ook nog eens neurotisch was - tijdens hun eerste gesprek draaide ze de hele tijd angstig aan haar zwarte, platte haar en maakte daarin onontwarbare knopen, die ze vervolgens met een korte ruk uittrok. Ze had een permanente loopneus en vervoerde in haar gigantische handtas, eerder een karbies, een stuk of vijftien dozen wegwerpzak-doekjes - zo ongeveer haar dagelijkse verbruik. Ze ontmoetten elkaar in Olga's kantoor en het was gênant om dat weelderige schepsel met haar eindeloos begeerlijke vormen in gezelschap te zien van dat arme stukje vrouw met haar onontgonnen vagina; Jed vroeg zich zelfs even af of Olga haar niet had gekozen vanwege haar lelijkheid, om elke vrouwelijke concurrentie om zich heen uit te sluiten. Nee, onmogelijk, ze was zich veel te bewust van haar eigen schoonheid, ze was ook veel te objectief om het gevoel te hebben dat ze zich in een competitie- of concurrentiesituatie bevond als ze niet objectief in haar suprematie werd bedreigd - en dat was in haar werkelijke leven nog nooit gebeurd, ook al was ze wel eens vluchtig jaloers geweest op de hoge jukbeenderen van Kate Moss of de kont van Naomi Campbell, tijdens een modeshow op . Dat Olga voor Mary-lin had gekozen, was omdat zij de reputatie bezat een voortreffelijke pr-vrouw te zijn, ongetwijfeld de beste op het gebied van de hedendaagse kunst - in elk geval voor de Franse markt.

.

'Ik ben heel blij om aan dit project te mogen werken...' verkondigde Marylin op klagerige toon. 'Bijzonder blij.'

Olga kromde zich om op gelijke hoogte met haar te komen, voelde zich vreselijk opgelaten en bracht hen ten slotte naar een klein vergaderzaaltje naast haar kantoor. 'Ik laat jullie werken...' zei ze, waarna ze opgelucht verdween. Marylin haalde een grote agenda in a4-formaat en twee dozen papieren zakdoekjes tevoorschijn, en vervolgde: 'Ik heb eerst geografie gestudeerd. Daarna ben ik sociale geografie gaan doen. En nu zit ik helemaal in het sociale. Als je dit tenminste nog sociaal kunt noemen...' zwakte ze af.

Eerst wilde ze weten of hij binnen de geschreven pers 'absolute favorieten' had. Dat was niet het geval; om precies te zijn kon Jed zich niet herinneren ooit een krant of tijdschrift te hebben gekocht. Hij hield van televisie, vooral 's ochtends, je kon een ontspannende surftocht van cartoons naar beursberichten maken; soms, als een onderwerp hem bijzonder interesseerde, keek hij op internet; maar de geschreven pers leek hem een vreemd relict dat waarschijnlijk geen lang leven meer beschoren was en waarvan het nut hem hoe dan ook totaal ontging.

'Oké...' luidde Marylins gereserveerde commentaar. 'Dus ik neem aan dat ik min of meer carte blanche heb.'

5

Ze had inderdaad carte blanche en maakte daar optimaal gebruik van. Toen ze op de avond van de vernissage de zaal aan de Avenue de Breteuil binnen liepen, ging er een schok door Olga heen. 'Het is druk...' zei ze ten slotte, onder de indruk. 'Ja, ze zijn gekomen,' beaamde Marylin met ingehouden zelfvoldoening, waarin vreemd genoeg iets van rancune leek door te schemeren. Er waren ongeveer honderd mensen, maar wat ze bedoelde was dat er belangrijke mensen waren, en hoe kon je dat weten? De enige die Jed van gezicht kende was Patrick Forestier, Olga's directe superieur, tevens directeur communicatie van Michelin France, een typische alumnus van de prestigieuze Ecole Polytechnique, die drie uur lang had gepoogd zich kunstzinnig te kleden en daarbij zijn hele garderobe de revue had laten passeren, om uiteindelijk toch maar zijn toevlucht te nemen tot een van zijn gewone grijze pakken - zonder stropdas.

De ingang van de zaal werd versperd door een groot paneel, dat aan beide kanten twee meter ruimte overliet, en waarop Jed naast elkaar een satellietfoto van de streek rond de Grand Ballon van Guebwiller en een uitvergrote kaart van hetzelfde gebied uit de reeks Michelin Départements had opgehangen. Het contrast was frappant: terwijl de satellietfoto niets anders te zien gaf dan een brij van min of meer gelijkmatige groentin-ten met her en der wat vage blauwe vlekjes, ontplooide de kaart een fascinerend netwerk van departementale wegen, pittoreske routes, uitkijkpunten, bossen, meren en passen. Boven de twee afbeeldingen stond in zwarte kapitalen de titel van de tentoonstelling:DE KAART IS INTERESSANTER DAN HET GEBIED.

.

In de eigenlijke zaal had Jed op grote, verplaatsbare panelen een dertigtal foto's opgehangen - allemaal ontleend aan de reeks Michelin Départements, maar met een zeer gevarieerde keus aan landstreken, van het hooggebergte tot de Bretonse kust, van de beboste zones van de Manche tot de korenvelden van de Eure-et-Loir. Nog altijd geflankeerd door Olga en Jed bleef Marylin in de deuropening staan en aanschouwde de menigte journalisten, beroemdheden en critici zoals een roofdier de kudde antilopen die gaat drinken.

'Pépita Bourguignon is er,' zei ze ten slotte met een droog lachje.

'Bourguignon?' informeerde Jed.

'De kunstcritica van Le Monde.'

Bijna was hij zo dom om te vragen: 'Van Greg LeMond?', maar toen herinnerde hij zich datLe Monde een avondkrant was, en hij besloot er de rest van de avond zo veel mogelijk het zwijgen toe te doen. Eenmaal gescheiden van Marylin kon hij probleemloos tussen zijn foto's rondkuieren zonder dat iemand hem als dekunstenaar herkende, en zonder ook maar te proberen de commentaren op te vangen. In vergelijking met andere vernissages leek het geroezemoes hem eerder minder levendig; de sfeer was geconcentreerd, plechtig haast, veel mensen keken naar de werken, dat was waarschijnlijk een goed teken. Patrick Forestier betoonde zich als een van de weinigen een uitbundige gast: met een glas champagne in de hand draaide hij om zijn as om meer publiek te trekken terwijl hij zichzelf luidruchtig feliciteerde met het 'eind van het misverstand tussen Michelin en de kunstwereld'.

.

Drie dagen later kwam Marylin het vergaderzaaltje naast Olga's kantoor binnen stuiven, waar Jed zich had geïnstalleerd om de reacties af te wachten. Uit haar karbies haalde ze een doos papieren zakdoekjes en de nieuwe Le Monde tevoorschijn.

'Hebben jullie het niet gelezen?' riep ze uit met wat bij haar voor grote opwinding kon doorgaan. 'Dan is het goed dat ik er ben.'

Het artikel, van de hand van Patrick Kéchichian - een volle pagina, met een erg mooie kleurenreproductie van zijn foto van de kaart Dordogne, Lot - was lyrisch. Meteen in de allereerste regels stelde hij het oogpunt van de kaart - of van het satellietbeeld - gelijk met het oogpunt van God. 'Al bij het openingsstuk waarmee hij ons toegang verschaft tot zijn wereld, met de diepe rust die grote vernieuwers eigen is', schreef hij, 'zien we de kunstenaar - een erg jonge man - afwijken van de naturalistische, neo-heidense visie waarmee onze tijdgenoten uit alle macht het beeld van de Afwezige trachten terug te vinden. Niet zonder kranige vermetelheid neemt hij het oogpunt in van een God die aan de zijde van de mens de wereld helpt (re)construeren.' Daarna ging hij uitvoerig op de werken in, waarbij hij een opmerkelijke kennis van de fotografische techniek tentoonspreidde, om ten slotte te concluderen: 'Tussen de rationele theologie en de mystieke eenheid met de wereld heeft Jed Martin zijn keus gemaakt. Misschien wel als eerste in de westerse kunst sinds de grote renaissancisten heeft hij aan de moeilijke en heldere constructies van de "stomme os", zoals de Aquiniet door zijn studiegenoten aan de universiteit van Keulen werd genoemd, de voorkeur gegeven boven de nachtelijke verlokkingen van iemand als Hildegard van Bingen. Die keuze mag dan uiteraard betwistbaar zijn, de verheven zienswijze die eraan ten grondslag ligt is dat allerminst. Dit kunstjaar kondigt zich als bijzonder veelbelovend aan.'

'Niet dom, wat hij schrijft...' luidde Jeds commentaar.

Ze keek hem verontwaardigd aan. 'Dat artikel is kolossaal!' antwoordde ze streng. 'Goed, het is nogal opmerkelijk dat Kéchichian het heeft geschreven, normaal doet hij alleen boeken. En Pépita Bourguignon was er toch ook...' Ze zweeg een paar seconden verbijsterd en besloot toen stellig: 'Nou ja, ik heb liever een volle pagina Kéchichian dan een signalement) e van Bourguignon.'

'En wat gaat er nu gebeuren?'

'Het gaat losbarsten. Het gaat artikelen regenen, meer en meer.'

.

Ze vierden het dezelfde avond bij Anthony & Georges. 'U bent het gesprek van de dag...' fluisterde Georges hem toe, terwijl hij Olga uit haar mantel hielp. Restaurants houden van celebrity's, ze volgen de culturele en mondaine actualiteit op de voet, ze weten dat de aanwezigheid van celebrity's in hun etablissement een grote aantrekkingskracht kan uitoefenen op het afgestompt-rijke bevolkingssegment dat ze zich in de eerste plaats als klant wensen; en celebrity's houden over het algemeen van restaurants, er ontstaat geheel vanzelf een soort symbiose tussen restaurants en celebrity's. Als jonge mini-celebrity nam Jed moeiteloos de bij zijn nieuwe status passende houding van bescheiden afstandelijkheid aan, hetgeen Georges, expert op het gebied van middencelebrity's, een waarderende blik ontlokte. Er waren die avond nog niet veel gasten in het restaurant, alleen een Koreaans echtpaar, dat vrij snel vertrok. Olga liet haar keus vallen op een gazpacho met aragula en een halfgekookte kreeft op een bedje van yamswortelpuree, Jed op een pannetje kort gebakken sint-jakobsnootjes en een soufflé van jonge tarbot met kummel onder een dekentje van passe-crassane. Bij het dessert kwam Anthony hen gezelschap houden, ingesnoerd in zijn schort en zwaaiend met een fles bas-armagnac Castarède 1905. 'Cadeautje van het huis...' zei hij buiten adem, en hij vulde hun glazen. Volgens Rothenstein en Bowles bezat dat jaar een onweerstaanbare amplitude, noblesse en panache. De finale van pruimedant en rancio was typisch voor een bezonken brandewijn met een lange afdronk en een laatste sensatie van oud leer. Anthony was sinds hun vorige bezoekje wat dikker geworden, dat was vast onvermijdelijk, de afscheiding van testosteron wordt met de jaren minder en het vetpercentage neemt toe, hij bereikte de kritische leeftijd.

Verheerlijkt snoof Olga langdurig de geur van de drank op voordat ze haar lippen erin doopte, ze paste zich wonderwel aan Frankrijk aan, het viel moeilijk te geloven dat ze haar kindertijd in een goedkope huurflat in een voorstad van Moskou had doorgebracht.

'Hoe komt het dat de nieuwe koks,' vroeg ze na een eerste slok, 'ik bedoel de spraakmakende koks, bijna allemaal homoseksuelen zijn?'

'Haaa!' Anthony rekte zich wellustig uit op zijn stoel en liet een verrukte blik door de zaal van zijn restaurant gaan. 'Dat, schatje, is het grote geheim, omdat homoseksuelen altijd dol zijn geweest op koken, van meet af aan, maar niemand zei het, absoluut nie-mand. Wat sterk heeft meegespeeld, zijn denk ik de drie sterren van Frank Pichon. Dat een transseksuele kok drie sterren in de Michelingids kon krijgen, dat was echt een sterk signaal...!' Hij nam een slok, leek weg te zinken in het verleden. 'Plus natuurlijk,' hernam hij uitzonderlijk geanimeerd, 'de gebeurtenis die alles aan het rollen heeft gebracht, de atoombom, namelijk de coming-out van Jean-Pierre Pernaut!'

'Ja, de coming-out van Jean-Pierre Pernaut, dat was monsterlijk...' beaamde Georges met tegenzin. 'Maar weet je, To-ny...' vervolgde hij op sissende, geprikkelde toon, 'eigenlijk was het niet de samenleving die de homoseksuele koks niet wilde accepteren, het waren de homo's die zichzelf niet wilden accepteren als kok. Neem ons nu, wij hebben geen bespreking gehad in Têtu, nee hoor, het wasLe Parisien die het restaurant als eerste heeft besproken. In het traditionele gay-milieu vonden ze dat koken als serieuze bezigheid niet genoeg glamour had. Ze vonden het burrie, ja, burrie, precies!'Jed had ineens de intuïtie dat de klaarblijkelijke rancune van Georges ook Anthony's ontluikende vetrollen betrof, dat hij begon terug te verlangen naar een duister preculinair verleden van leer en kettingen, kortom dat ze beter van gespreksonderwerp konden veranderen. Hij haakte dus handig in op de coming-out van Jean-Pierre

Pernaut, een vanzelfsprekend, reusachtig onderwerp, zelf was hij er als televisiekijker ook diep door getroffen, diens 'Ja, het klopt, ik hou van David' live voor de camera's van France 2 zou volgens hem een van de televisiehoogtepunten van de jaren 2010 blijven, een stelling waar de andere aanwezigen zich snel in konden vinden, en Anthony schonk nog een rondje bas-ar-magnac in. 'Ik definieer mezelf in de eerste plaats als tv-kijker!' riep Jed in een vlaag van symbiosedrang, die hem een verbaasde blik van Olga opleverde.

6

Een maand later kwam Marylin het kantoor binnen, met haar karbies nog zwaarder en voller dan gewoonlijk. Nadat ze tot drie keer toe haar neus had gesnoten, legde ze een dikke map voor Jed neer, bijeengehouden met elastieken.

'Dat is de pers...' verduidelijkte ze toen hij niet reageerde.

Hij keek met een lege blik naar de kartonnen map, zonder hem open te maken. 'En?' vroeg hij.

'Kan niet beter. We hebben ze allemaal.' Dat leek haar niet bijzonder verheugd te stemmen. Onder haar snipverkouden buitenkant was die kleine vrouw een vechter, een specialiste in commandoacties: waar zij op kickte was de bal aan het rollen brengen, het eerste grote artikel binnenhalen; daarna, als alles vanzelf begon te lopen, verzonk ze weer in haar misselijkmakende apathie. Ze praatte steeds zachter, en Jed kon haar amper meer horen toen ze eraan toevoegde: 'Alleen Pépita Bourguignon heeft niets gedaan.'

.

'Goed...' besloot ze droevig, 'het was een genoegen om met u te werken.'

'Zien we elkaar niet meer?'

'Als u me nodig hebt wel, natuurlijk. U hebt mijn mobiel.'

En ze nam afscheid, op weg naar een onzeker lot-je had eigenlijk de indruk dat ze direct weer in bed zou kruipen met een pot kruidenthee. Toen ze de deur uit liep draaide ze zich nog een laatste keer om en zei met matte stem: 'Ik geloof dat dit een van de grootste successen van mijn leven was.'

Inderdaad was de kritiek, zoals Jed ontdekte toen hij de map doorbladerde, uitzonderlijk eensgezind in haar lof. Ondanks de ijver die journalisten aan de dag leggen om ontkiemende modes op te sporen en in kaart te brengen, zo niet zelf te creëren, kan het in onze moderne samenleving gebeuren dat bepaalde modes zich op een anarchistische, wilde manier ontwikkelen en tot bloei komen voordat ze zijn benoemd - dat gebeurt om precies te zijn zelfs steeds vaker sinds de massale verspreiding van internet en de daarmee gepaard gaande ondergang van de geschreven media. Het toenemende succes van kookcursussen, overal in Frankrijk; de recente verschijning van plaatselijke wedstrijden ter bekroning van nieuwe creaties op het gebied van kaas of vleeswaren; de massale, onontkoombare opmars van het wandelen, en zelfs de coming-out van Jean-Pierre Pernaut, het wees allemaal in de richting van een nieuw sociologisch gegeven: in feite voor het eerst sinds Jean-Jacques Rousseau was het platteland in Frankrijk weertrendy geworden. Van dat feit leek de Franse samenleving, middels haar voornaamste dagbladen en tijdschriften, zich in de eerste weken na de vernissage van Jeds tentoonstelling met een schok bewust te worden. En de Michelinkaart, het onopgemerkte gebruiksvoorwerp bij uitstek, groeide in diezelfde weken uit tot de bevoorrechte drager van een inwijding in watLibération zonder blikken of blozen de 'magie van het landleven' zou noemen.

.

Het kantoor van Patrick Forestier, waarvan de ramen uitzicht boden op de Are de Triomphe, was ingenieus modulair: door een paar elementen te verplaatsen kon je er een bespreking, een projectie of een brunch organiseren, dat alles in een toch beperkte ruimte van zeventig vierkante meter; met een magnetron konden er maaltijden worden opgewarmd, en je kon er ook slapen. Om Jed te ontvangen had Forestier gekozen voor de optie 'werkontbijt': op een salontafel stonden vruchtensappen, croissants en koffie klaar.

Hij begroette hem met een weids gebaar van zijn armen; hij straalde, en dat was nog een understatement. 'Ik wist het... Ik heb het altijd geweten!' riep hij, wat volgens Olga, die Jed voor de ontmoeting had gebrieft, op zijn zachtst gezegd overdreven was. 'Maar nu... moeten we het afmaken!' (hij maakte een snelle beweging met zijn rechterbeen en zijn linkerarm om, zoals Jed onmiddellijk begreep, een schot op doel te verbeelden). 'Gaat u zitten...' Ze namen plaats op de canapés die om de salontafel heen stonden; Jed schonk een kop koffie voor zichzelf in. ' We are a team,' voegde Forestier er zonder echte noodzaak aan toe.

'Onze verkoop van landkaarten is de afgelopen maand met zeventien procent gestegen,' ging hij verder. 'We zouden, en anderen zouden dat doen, de prijzen een zetje kunnen geven; maar dat doen we niet.'

Hij liet hem op zijn gemak de verheven zienswijze smaken die aan die commerciële beslissing ten grondslag lag en vervolgde: 'Het frappantste is dat er zelfs kopers voor de oude Michelinkaarten zijn, we hebben biedingen op internet gevolgd. En een paar weken geleden verpulpten we die oude kaarten nog gewoon...' voegde hij er somber aan toe. 'We hebben een patrimonium laten verbrokkelen waarvan niemand in het bedrijf de waarde vermoedde... tot uw prachtige foto's.' Hij leek te verzinken in een bekommerd gepeins over dat jammerlijk vergooide geld, misschien wel over kapitaalvernietiging in het algemeen, maar hij herstelde zich. 'Wat betreft uw...' (hij zocht naar het passende woord), 'wat betreft uwwerken, ik zou zeggen: de beuk erin!' Hij ging met een ruk rechtop zitten op zijn canapé, even dacht Jed dat hij met beide voeten tegelijk op de salontafel zou springen om als Tarzan met zijn vuisten op zijn borst te slaan; hij knipperde met zijn ogen om het visioen te verjagen.

'Ik heb een lang gesprek met juffrouw Sheremoyova gehad, met wie u geloof ik...' (hij zocht opnieuw naar zijn woorden, dat heb je met alumni van de École Polytechnique, ze zijn wat goedkoper in de aanschaf dan die van de Fcole Normale Supérieure, maar ze moeten langer naar hun woorden zoeken; uiteindelijk merkte hij dat wat hij wou zeggen niet ter zake deed). 'Enfin, we zijn tot de conclusie gekomen dat rechtstreekse exploitatie via onze kanalen ondenkbaar is. Wij mogen absoluut niet de indruk wekken dat we uw artistieke onafhankelijkheid in gevaar brengen. Ik geloof,' vervolgde hij aarzelend, 'dat de handel in kunstwerken gewoonlijk plaatsvindt via galeries.'

'Ik heb geen galeriehouder.'

'Dat meende ik te hebben begrepen. Daarom heb ik de volgende constructie in gedachten. Wij zouden een internetsite kunnen bekostigen waarop u uw werk presenteert en rechtstreeks te koop aanbiedt. Natuurlijk zou de site op uw naam staan, Michelin zou nergens worden genoemd. Ik geloof dat u beter zelf toezicht kunt houden op het maken van de afdrukken. Wel kunnen wij zonder enig bezwaar de logistiek en verzending op ons nemen.'

'Dat vind ik goed.'

'Fantastisch, fantastisch. Dit keer zitten we geloof ik echt in een win-winsituatie!' riep hij enthousiast uit. 'Ik heb het allemaal vastgelegd in een contractvoorstel, dat u uiteraard mag bestuderen.'

.

Jed ging naar buiten, een lange, lichte gang in, met een glazen wand die in de verte uitzicht bood op het poortgebouw van La Défense, de lucht was van een schitterende, haast kunstmatig lijkende winterse blauwtint; ftalocyanineblauw, dacht Jed vluchtig. Hij liep langzaam en aarzelend verder, alsof hij zich door een wattige materie bewoog; hij wist dat hij op een keerpunt in zijn leven was beland. De deur van Olga's kantoor stond open; ze glimlachte naar hem.

'Nou. Precies zoals je had gezegd,' vatte hij samen.

7

Jed was zuiver literair en kunstzinnig geschoold, hij was nooit in de gelegenheid geweest om na te denken over het kapitalistische raadsel bij uitstek: dat van de prijsvorming. Als papier had hij Hahnemühle Canvas Fine Art gekozen, dat een voortreffelijke kleurverzadiging en een erg goede kleurvastheid had. Maar de afstemming van de kleuren was met dat papier moeilijk goed te krijgen en erg onstabiel, de Epson-driver was ondeugdelijk, dus hij besloot zich te beperken tot twintig afdrukken per foto. Een afdruk kostte hem ongeveer dertig euro, hij besloot ze voor tweehonderd euro aan te bieden op de site.

Toen hij de eerste foto online zette, een uitsnede van de streek rond Hazebrouck, was de serie in minder dan drie uur uitverkocht. De prijs was kennelijk te laag. Door een beetje te experimenteren kwam hij na verloop van een paar weken uit op ongeveer tweeduizend euro voor een formaat van 40 x 60. Ziezo, dat was het dan: hij kende zijn marktwaarde.

De lente brak aan in de Parijse regio, en zonder ernaar te hebben gestreefd, koerste hij op een comfortabele welstand af. In april stelden ze verbaasd vast dat zijn maandinkomen dat van Olga had ingehaald. Dat jaar vielen de feestdagen in mei bijzonder gunstig als je ze combineerde met een snipperdag: 1 mei viel op een donderdag, 8 mei ook - en daarna was er zoals gewoonlijk Hemelvaart, met tot besluit het lange Pinksterweekend. De nieuwe FrenchTouch-catalogus was net uit. Olga had de eindredactie gevoerd, dat wil zeggen de teksten van de hoteliers hier en daar gecorrigeerd en vooral de foto's uitgekozen, of opnieuw laten maken als de opgestuurde foto's haar niet aantrekkelijk genoeg leken.

De avond viel over de Jardin du Luxembourg, ze hadden het zich gemakkelijk gemaakt op het balkon en de temperatuur was mild; de laatste kinderkreten verstomden in de verte, het hek zou zo dicht gaan voor de nacht. Van Frankrijk kende Olga eigenlijk alleen Parijs, bedacht Jed terwijl hij de French Touch-gids doorbladerde; en hijzelf eerlijk gezegd niet veel meer. In het boek leek Frankrijk een toverland, een mozaïek van prachtige streken vol chateaux en manoirs, met een verbluffende variatie, maar waar het overal goed toeven was.

'Heb je geen zin om een weekend weg te gaan?' stelde hij voor, terwijl hij het boek weer neerlegde. 'Naar een van de hotels die in je gids worden beschreven...'

'Ja, goed idee.' Ze dacht een paar seconden na. 'Maar dan incognito. Zonder te zeggen dat ik bij Michelin werk.'

Zelfs dan, dacht Jed, konden ze van de hoteliers nog een voorkeursbehandeling verwachten: jong en rijk stadskoppel zonder kinderen, esthetisch bijzonder decoratief, nog in de eerste fase van hun liefde - en dus maar al te snel geneigd om enthousiast te zijn over alles, in de hoop daarmee een voorraad mooie herinneringen te kunnen opbouwen waarop ze konden teren bij het ingaan van de moeilijke jaren en waarmee ze misschien zelfs een relatiecrisis te boven konden komen: ze waren voor elke horecaprofessional het archetype van de ideale klanten.

.

'Waar zou je eerst naartoe willen?'

Toen hij erover nadacht merkte Jed dat die vraag helemaal niet zo makkelijk te beantwoorden was. Voor zover hij wist hadden veel streken het nodige te bieden. Misschien was het wel echt waar, dacht hij, dat Frankrijk een prachtig land was - in elk geval vanuit het oogpunt van een toerist.

'We beginnen met het Centraal Massief,' hakte hij ten slotte de knoop door. 'Voor jou is dat perfect. Misschien is het wel niet het mooiste stuk, maar ik denk dat het heel Frans is; ik bedoel, dat er buiten Frankrijk niets is dat erop lijkt.'

Olga bladerde op haar beurt door de catalogus; ze wees een hotel aan. Jed fronste zijn wenkbrauwen. 'De luiken zijn slecht gekozen... Op grijs steen zou ik bruine of rode luiken hebben genomen, desnoods groene, maar zeker geen blauwe.' Hij verdiepte zich in de presentatietekst, met groeiende verbijstering. 'Wat is dit voor wartaal? "In het hart van een Cantal vermengd met zuidelijkheid, waar traditie rijmt op relaxatie en vrijheid op respect..." Vrijheid en respect, dat rijmt niet eens!'

Olga nam het boek uit zijn handen en begon te lezen. 'Ah, ik begrijp het al...! "Martine en Omar laten u de authenticiteit van gerechten en wijnen ontdekken", ze is met een Arabier getrouwd, vandaar dat respect.'

'Dat zou heel aardig kunnen zijn, vooral als hij Marokkaans is. De Marokkaanse keuken is superlekker. Misschien maken ze wel Frans-Marokkaans fusion food, pastilla met foie gras, dat soort dingen.'

'Ja,' zei Olga, niet erg overtuigd. 'Maar ik ben een toeriste, ik wil de Frans-Franse keuken. Frans-Marokkaans of Frans-Vietnamees, dat kun je doen in een hip Parijs restaurant aan het Canal Saint-Martin; maar zeker niet in een sfeerhotel in de Cantal. Misschien gooi ik dat hotel wel uit de gids...'

.

Dat deed ze niet, maar het gesprek zette haar aan het denken, en een paar dagen later stelde ze haar superieuren voor een statistisch onderzoek te doen naar de werkelijk geconsumeerde gerechten in de hotels van de keten. De resultaten werden pas zes maanden later bekend, maar zouden haar eerste intuïtie grotendeels bevestigen. De creatieve en de Aziatische keuken werden eensgezind verworpen. De Noord-Afrikaanse keuken werd alleen in het diepe Zuiden en op Corsica gewaardeerd. Ongeacht de streek boekten restaurants die zich op een 'traditioneel' of 'ouderwets' imago lieten voorstaan drieënzestig procent meer omzet dan gemiddeld. Charcuterie en kaas waren vaste waarden, maar vooral gerechten op basis van rare dieren die behalve met Frankrijk ook met een bepaalde streek werden geassocieerd, zoals ringelduif, wijngaardslak en lamprei, haalden uitzonderlijk hoge scores. De directeur van de divisie luxe en semi-luxe food, die de executive summary bij het rapport had geschreven, concludeerde zonder omwegen:

Waarschijnlijk hebben we ons ten onrechte gefocust op de smaak van een Angelsaksische clientèle op zoek naar een light gastronomische ervaring waarbij smaakindruk en hygiëne hand in hand gaan, met strenge pasteurisatie-eisen en strikte handhaving van de koudeketen. In werkelijkheid bestaat die clientèle niet: er zijn in Frankrijk nooit veel Amerikaanse toeristen geweest, en de Engelsen worden steeds schaarser; alles bij elkaar vertegenwoordigt het Angelsaksische segment nog maar 4,3 % van onze omzet. Onze nieuwe klanten, onze echte klanten, afkomstig uit jongere, ruigere landen waar de hygiënische normen van recente datum zijn en hoe dan ook slecht worden nageleefd, zijn bij een verblijf in Frankrijk integendeel op zoek naar een vintage of zelfs hardcoregastronomische ervaring; alleen restaurants die zich aan dat nieuwe klimaat kunnen aanpassen, zouden in de toekomst in onze gids mogen worden opgenomen.

8

Ze beleefden enkele weken van geluk (het was niet het hevige, koortsachtige geluk van jongeren, kon dat niet meer zijn, ze konden onmogelijk nog een weekendje lekker doortrippen of zich plat zuipen-, het was al de voorbereiding - maar ze waren nog jong genoeg om zich daar vrolijk over te maken - op het epicurische, vredige, ingetogen-geraffineerde geluk dat de westerse samenleving de vertegenwoordigers van de hoge middenklassen op de helft van hun leven biedt). Ze raakten gewend aan de theatrale toon waarop obers in eensterrenrestaurants de samenstelling van de amuses en andere appetizers aankondigden; en ook aan de lenige, plechtige manier waarop ze bij elke nieuwe gang 'Prettige voortzetting, messieurs dames!' riepen, die Jed telkens deed denken aan het 'Goede viering!' dat een jonge, mollige en waarschijnlijk socialistische priester Geneviève en hem had toegeroepen toen ze in een opwelling de Notre-Dame-des-Champs binnen waren gelopen op het tijdstip van de zondagochtendmis, vlak nadat ze de liefde hadden bedreven in de studio aan de Boulevard du Montparnasse waar zij toen woonde. Ze hadden daarna verschillende keren aan die priester teruggedacht, qua uiterlijk leek hij een beetje op François Hollande, maar in tegenstelling tot de socialistenleider was hijeunuch voor God geworden. Jaren later, toen hij aan zijn 'reeks elementaire beroepen' was begonnen, had Jed meermalen het plan opgevat om een portret te maken van een van die kuise, toegewijde mannen die in steeds kleineren getale de metropolen doorkruisten om er de troost van hun geloof te brengen. Maar hij was vastgelopen, hij had niet eens vat kunnen krijgen op het onderwerp. Als erfgenamen van een eeuwenoude spirituele traditie die niemand meer echt begreep, moesten priesters, die vroeger een vooraanstaande positie in de samenleving hadden, zich na een vreselijk lange, zware studie, waarin ze zich moesten verdiepen in het Latijn, het canoniek recht, de rationele theologie en andere vrijwel onbegrijpelijke vakken, nu overeind zien te houden onder erbarmelijke materiële omstandigheden, ze namen samen met de andere mensen de metro, gingen van evangelisatiegroep naar alfabetiserings-klas, droegen elke ochtend de mis op voor een steeds ouder publiek, elke zinnelijke vreugde was hun verboden, inclusief de elementaire genoegens van het gezinsleven, terwijl ze door hun functie toch gedwongen waren om dag in, dag uit een onfeilbaar optimisme aan de dag te leggen. Bijna alle schilderijen van Jed Martin, zouden de kunsthistorici noteren, stellen mannen of vrouwen voor die hun beroep uitoefenen in een geest van goede wil, maar wat ze uitdrukten was een op redelijkheid gebaseerde goede wil, waarin de onderwerping aan de eisen van het beroep werd gecompenseerd door een combinatie van financiële genoegdoening en narcistische bevrediging, in wisselende verhoudingen. De nederige, straatarme jonge stadspriesters, die door iedereen werden geminacht en wel alle zorgen maar geen van de genoegens van het stadsleven mochten smaken, vormden, voor wie hun geloof niet deelde, een verwarrend en ontoegankelijk onderwerp.

De French Touch-gids, daarentegen, bood een scala van beperkte maar reële genoegens. Je kon delen in de tevredenheid van de eigenaar van La Marmotte Rieuse, die zijn presentatietekstje besloot met deze serene, zelfverzekerde zin: 'Ruime kamers met terras (bad met jacuzzi), verwenmenu's, tien soorten huisgemaakte jam bij het ontbijt: het is duidelijk dat we ons in een sfeerhotel bevinden.' Je kon je laten meeslepen door het poëtische proza van de bedrijfsleider van Carpe Diem, die het verblijf in zijn etablissement in de volgende termen presenteerde: 'Een glimlach zal u begeleiden van de tuin (mediterrane soorten) naar uw suite, die al uw zintuigen zal overrompelen. Sluit uw ogen en u hebt een onuitwisbare herinnering aan de paradijselijke geuren en de waterstralen die, bruisend in de witmarmeren hammam, maar één vanzelfsprekendheid laten doorsijpelen: Hier is het leven mooi.' In het overweldigende kader van Chateau de Bourbon-Busset, waar de jongste telgen van de roemruchte familie op elegante wijze de kunst van het goede onthaal voortzetten, kon je ontroerende aandenkens bewonderen (ontroerend voor de Bourbon-Bussets waarschijnlijk) die teruggingen tot de kruistochten; sommige kamers waren voorzien van waterbedden. Die combinatie van oud-Franse ofstreek-elementen en hedendaagse hedonistische voorzieningen wekte soms een vreemde indruk, het leek haast een gebrek aan smaak; maar juist die onwaarschijnlijke mengeling, bedacht Jed, was misschien wel wat de clientèle of althans de doelgroep van de keten zocht. Hoe dan ook, de presentatieteksten bleken hun beloften volledig na te komen. Het park van Chateau des Gorges du Haut-Cézallier werd geacht reeën, eekhoorns en een ezeltje te herbergen; er was inderdaad een ezeltje. Flanerend door de tuinen van L'Auberge Verticale zou je Miguel Santamayor moeten zien, een intuïtieve kok die een 'uitzonderlijke synthese van traditie en futurisme' bewerkstelligde; en daadwerkelijk zag je in de keukens een enigszins goeroeachtige figuur heen en weer rennen, die zijn gasten na afloop van de 'symfonie van groenten en seizoenen' hoogstpersoonlijk een van zijn genotvolle havanna's kwam aanbieden.

Hun laatste weekend, dat van Pinksteren, brachten ze door in het kasteel van Vault-de-Lugny, een droomverblijf met weelderige kamers, die uitzicht boden op een park van veertig hectare waarvan het oorspronkelijke ontwerp werd toegedicht aan Le Nótre. De keuken 'sublimeerde' volgens de gids een 'onuitputtelijke streekrijkdom'; je bevond je daar in aanwezigheid van 'een van de mooiste concentraten van het echte Frankrijk'. Daar, op Pinkstermaandag, bij het ontbijt, deelde Olga Jed mee dat ze aan het eind van de maand terugging naar Rusland. Ze proefde op dat moment van een bosvruchtenconfituur, en voor elk menselijk drama onverschillige vogels kwinkeleerden in het oorspronkelijk door Le Nötre ontworpen park. Op een paar meter van hen vandaan deed een Chinees gezinnetje zich te goed aan wafels en worstjes. De worstjes bij het ontbijt waren in het kasteel van Vault-de-Lugny oorspronkelijk geïntroduceerd om tegemoet te komen aan de wensen van een traditioneel ingestelde Angelsaksische clientèle die hechtte aan een eiwitrijk en vet ontbijt; ze waren ter discussie gesteld tijdens een korte maar beslissende bedrijfsvergadering; de nog onzekere, onhandig geformuleerde, maar klaarblijkelijk op worstjes gerichte voorkeuren van deze nieuwe Chinese clientèle hadden de doorslag gegeven tot de instandhouding van deze aanvoerlijn. Andere Bourgondische sfeerhotels kwamen in die jaren tot precies dezelfde conclusie, en zo wist Martenot Worst en Pe-kelwaren, in de streek gevestigd sinds 1927, aan het bankroet en aan de rubriek 'Sociaal' van het fr3-journaal te ontkomen.

Olga evenwel, die toch al niet erg eiwit-minded was, gaf de voorkeur aan bosvruchtenconfituur, en ze begon zich echt zenuwachtig te voelen, omdat ze begreep dat haar leven hier zou worden beslist, in een paar minuten, en mannen waren tegenwoordig zo lastig in te schatten, in het begin viel het nog mee want minirokjes werkten altijd, maar daarna gingen ze zich steeds vreemder gedragen. Michelin had de krachtige wens om zijn positie in Rusland te versterken, het land was een van zijn prioritaire doelmarkten en haar salaris zou van de ene op de andere dag worden verdrievoudigd, ze zou zo'n vijftig mensen onder zich krijgen, het was een overplaatsing die ze absoluut niet kon weigeren, in de ogen van de hoofddirectie zou een weigering niet alleen onbegrijpelijk maar zelfs misdadig zijn geweest, een junior stafmedewerker heeft niet alleen verplichtingen ten aanzien van het bedrijf maar ook van zichzelf, hij is het aan zijn stand verplicht om zijn carrière te onderhouden en te vertroetelen zoals Christus de Kerk, of de vrouw haar man, in elk geval moet hij genoeg naar de roep van zijn carrière luisteren om zijn superieuren niet ontsteld te doen concluderen dat hij nooit een hogere positie waard zal zijn.

Jed bewaarde een koppig stilzwijgen, draaide met zijn lepeltje in zijn zachtgekookt ei en wierp Olga tersluikse blikken toe, als een kind dat een standje heeft gekregen.

'Je mag naar Rusland komen...' zei ze. 'Je mag komen wanneer je maar wilt.'

Ze was jong, of liever gezegd ze was nog jong, ze dacht nog dat het leven allerlei mogelijkheden biedt, dat een menselijke relatie verschillende achtereenvolgende, tegenstrijdige ontwikkelingen kan kennen.

De gordijnen van de tuindeuren naar het park werden opgetild door een windvlaag. Het gekwinkeleer van de vogels zwol abrupt aan en verstomde weer. De Chinezen van het andere tafeltje waren ineens verdwenen, alsof ze de onstoffelijkheid hadden bereikt. Jed zweeg nog altijd en legde toen zijn lepeltje neer.

'Nou, dat kost tijd...' zei ze. 'Fransoosje...' voegde ze daar liefdevol verwijtend aan toe. 'Besluiteloos Fransoosje...'

9

Op zondag 28 juni, halverwege de middag, bracht Jed Olga naar het vliegveld Charles de Gaulle. Het was droevig, iets in hem begreep dat ze een moment van dodelijke droefheid beleefden. Het mooie, rustige weer werkte niet mee om de gepaste gevoelens op te roepen. Hij had het verwijderingsproces kunnen onderbreken, zich voor haar voeten kunnen werpen, haar kunnen smeken niet in dat vliegtuig te stappen; waarschijnlijk zou ze naar hem hebben geluisterd. Maar dan? Een nieuw appartement zoeken (de huur in de Rue Guynemer liep aan het eind van de maand af)? De voor de volgende dag geplande verhuizing afzeggen? Het kon, de technische belemmeringen waren niet heel groot.

Jed was niet jong, dat was hij strikt genomen nooit geweest; maar hij was een relatief onervaren mens. Qua mensen kende hij alleen zijn vader, en niet eens goed. Die kennis kon hem qua menselijke relaties niet bijzonder optimistisch stemmen. Voor zover hij had kunnen constateren, was het bestaan van de mens georganiseerd rond werk, dat het grootste deel van het leven in beslag nam en plaatsvond in organisaties van wisselende omvang. Na afloop van de werkjaren begon er een kortere periode, die werd gekenmerkt door de ontwikkeling van diverse ziekteverschijnselen. Sommige mensen probeerden zich tijdens de actiefste periode van hun leven bovendien te verenigen in microgroeperingen, gezinnen genaamd, met als doel de instandhouding van de soort; maar meestal liepen die pogingen spaak, om redenen die verband hielden met de 'geest der tijden', bedacht hij vaag, terwijl hij een espresso dronk met zijn geliefde (ze waren de enigen aan de toog van de Segafredobar, en meer in het algemeen was er weinig leven op het vliegveld, het geroezemoes van de onvermijdelijke gesprekken werd gedempt door een stilte die onlosmakelijk met de plek verbonden leek, net als in sommige privé-klinieken). Het was maar een illusie: het algemene mechanisme voor het transport van mensen, dat tegenwoordig zo'n belangrijke rol in de vervulling van individuele lotsbestemmingen speelde, nam gewoon een kleine pauze in acht alvorens een tijdlang op volle toeren te gaan draaien, tijdens de eerste golf van grote vakantiedrukte. Het was niettemin verleidelijk om er een eerbetoon in te zien, een discreet eerbetoon van het sociale raderwerk aan hun zo vroeg onderbroken liefde.

.

Jed gaf geen enkele reactie toen Olga na een laatste kus wegliep naar de paspoortcontrole, en pas thuis aan de Boulevard de l'Hôpital begreep hij dat er haast ongemerkt een nieuwe etappe in zijn leven was begonnen. Hij begreep het doordat wat een paar dagen eerder nog zijn wereld uitmaakte, hem nu ineens volkomen leeg leek. Wegenkaarten en fotoafdrukken lagen met honderden tegelijk op de plankenvloer, en dat alles had geen enkele betekenis meer. Gelaten ging hij weer naar buiten, kocht twee rollen grofvuilzakken in de Casino-supermarkt aan de Boulevard Vincent-Auriol, ging weer naar huis en begon ze te vullen. Papier is zwaar, besefte hij, hij zou het nooit allemaal in één keer naar beneden kunnen krijgen. Wat hij nu vernietigde was het werk van maanden, of nog eerder van jaren; toch aarzelde hij geen moment. Veel later, toen hij beroemd was geworden - om precies te zijn zelfs wereldberoemd -, zou Jed herhaaldelijk de vraag voorgelegd krijgen wat het in zijn ogen betekende om kunstenaar te zijn. Hij zou weinig interessants of origineels weten te zeggen, behalve één ding, dat hij dan ook in bijna ieder interview zou herhalen: kunstenaar zijn betekende in zijn ogen vooral onderworpen zijn. Onderworpen aan raadselachtige, onvoorspelbare signalen die je, als je niet gelovig was, bij gebrek aan beter wel intuïties moest noemen; signalen die daarom nog niet minder dwingend en categorisch waren, en die geen enkele ontsnappingsmogelijkheid boden - of je moest elke notie van integriteit en elk zelfrespect laten varen. Die signalen konden ook inhouden dat je een werk, of zelfs een hele reeks werken, moest vernietigen om een radicaal nieuwe richting in te slaan, soms zelfs helemaal geen richting, zonder enig plan en enige hoop op een vervolg. Om die reden, en alleen daarom, kon het kunstenaarschap somsmoeilijk worden genoemd. Om die reden ook, en alleen daarom, onderscheidde het zich van de bezigheden of beroepen die hij eer zou bewijzen gedurende het tweede deel van zijn carrière, het deel waaraan hij zijn grote roem zou danken.

De volgende dag bracht hij de eerste vuilniszakken naar beneden, demonteerde toen langzaam en minutieus zijn technische camera en borg de balg, de matglazen, de objectieven, de digitale achterwand en de body van het toestel in hun koffertjes. Het weer in de Parijse regio bleef erg mooi. Halverwege de middag zette hij zijn televisie aan om de proloog van de Tour de France te volgen, die werd gewonnen door een vrijwel onbekende Oekraïense renner. Toen het apparaat weer uitstond bedacht hij dat hij waarschijnlijk Patrick Forestier moest opbellen.

De directeur communicatie van de groep Michelin France ontving het nieuws zonder echte emotie. Als Jed besloot geen foto's van Michelinkaarten meer te maken, kon niets hem dwingen om door te gaan; hij mocht op elk moment stoppen, dat stond expliciet zo in het contract. In feite leek het hem nauwelijks iets te kunnen schelen, en Jed was zelfs verbaasd dat hij een afspraak voor de volgende ochtend voorstelde.

.

Vlak na zijn aankomst op het kantoor aan de Avenue de la Grande-Armée begreep hij dat Forestier eigenlijk zijn hart wilde uitstorten, zijn beroepsmatige zorgen aan een gewillig oor wilde toevertrouwen. Door Olga's overplaatsing was hij een intelligente, toegewijde, meertalige medewerkster kwijtgeraakt; en je zou het haast niet geloven, maar vooralsnog werd hem niemand ter vervanging aangeboden. Hij had zich 'totaal laten naaien' door de hoofddirectie, zoals hij het zelf verbitterd uitdrukte. Natuurlijk ging ze naar Rusland terug, natuurlijk was dat haar land, natuurlijk kochten die klote-Russen miljarden banden, met hun slechte klotewegen en hun stomme kloteklimaat, maar Michelin bleef toch een Frans bedrijf, en nog maar een paar jaar geleden zou het allemaal heel anders zijn gegaan. Tot voor kort waren de desiderata van de Franse tak bevelen of werden ze althans bijzonder aandachtig in overweging genomen, maar sinds buitenlandse institutionele beleggers een meerderheid in het kapitaal van de groep hadden verworven, was dat allemaal verleden tijd. Ja, het was nu allemaal anders, herhaalde hij met een cynische glimlach, natuurlijk legden de belangen van Michelin France niet veel gewicht in de schaal vergeleken met Rusland, om nog maar te zwijgen van China, inaar als het zo doorging zou hij zich serieus moeten gaan afvragen of hij niet beter bij Bridgestone kon aankloppen, of zelfs bij Goodyear. Nou ja dat zeg ik u in vertrouwen, voegde hij eraan toe, geschrokken van zijn eigen woorden.

Jed beloofde te zullen zwijgen als het graf en probeerde het gesprek op zijn eigen situatie terug te brengen. 'O ja, de website...' Forestier leek zich die nu pas weer te herinneren. 'Goed, dan zetten we er een bericht op dat u deze reeks werken als afgesloten beschouwt. De eerdere afdrukken blijven beschikbaar, hebt u daar geen bezwaar tegen?'Jed had geen enkel bezwaar. 'Overigens is er niet veel meer over, het werk heeft heel goed verkocht...' vervolgde hij op een toon waarin weer een sprankje optimisme gloorde. 'We zullen ook in onze communicatie blijven vermelden dat de kaarten van Michelin aan de basis hebben gelegen van een kunstproject dat unanieme lof van de kritiek heeft geoogst, hebt u daar ook geen probleem mee?' Daar had Jed geen enkel probleem mee.

Forestier was helemaal opgemonterd toen hij hem naar de deur van zijn kantoor begeleidde, en terwijl hij hem hartelijk de hand schudde besloot hij: 'Ik ben blij dat ik u heb leren kennen. Het was win-win tussen ons, absoluut win-win.'

10

Een aantal weken gebeurde er niets, of ongeveer het equivalent van niets, tot Jed op een ochtend, toen hij terugkwam met zijn boodschappen, een figuur van een jaar of vijftig, gekleed in een spijkerbroek en een oude leren jas, voor de ingang van zijn flat zag staan; hij leek daar al een hele tijd te hebben gewacht.

'Dag...' zei hij. 'Neem me niet kwalijk dat ik u zo aanspreek, maar ik kon geen andere manier bedenken. Ik heb u al verschillende keren zien lopen in de buurt. U bent toch Jed Martin?'

Jed knikte. De ander klonk als een ontwikkeld man, een geoefend spreker; hij leek op een Belgische situationist, of op een proletarische intellectueel - maar dan wel een die Arrow-over-hemden droeg; toch kon je vermoeden dat hij inderdaad met zijn handen had gewerkt, die er sterk en verweerd uitzagen.

'Ik ken uw werk op basis van wegenkaarten goed, ik heb het bijna vanaf het begin gevolgd. Ik zit hier ook in de wijk.' Hij stak hem een hand toe. 'Ik heet FranzTeller. Ik ben galeriehouder.'

.

Op weg naar zijn galerie in de Rue de Domrémy (hij had een ruimte gekocht vlak voordat de wijk min of meer in de mode raakte; dat was, zei hij, een van de weinige goede ideeën van zijn leven geweest) stopten ze in de Rue du Chateau-des-Rentiers om iets te drinken in café Chez Claude, dat later hun stamkroeg zou worden en Jed de stof voor zijn tweede schilderij in de 'reeks elementaire beroepen' zou verschaffen. Het etablissement bleef hardnekkig glazen rode tafelwijn en broodjes paté met augurk serveren aan de laatste 'volkse' gepensioneerden van het dertiende arrondissement. Een voor een gingen ze dood, met de regelmaat van de klok, zonder dat er nieuwe klanten voor in de plaats kwamen.

'Ik heb in een artikel gelezen dat sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog vier op de vijf Franse cafés zijn verdwenen,' merkte Franz op, terwijl hij een blik door de gelagkamer liet gaan. Niet ver van hen vandaan zaten vier gepensioneerden zwijgend te kaarten aan een formica tafeltje, volgens onbegrijpelijke regels die wel uit de prehistorie van het kaartspel moesten dateren (klaverjassen,piket}). Verderop sloeg een dikke vrouw met een roodgevlekt gezicht in één teug haar pastis achterover. 'Iedereen luncht nu in een halfuur, en er wordt steeds minder gedronken; het rookverbod is de nekslag geweest.'

'Ik denk dat het wel terugkomt, in een andere vorm. Er is een lange historische fase van productievergroting geweest, maar die loopt nu ten einde, in het Westen in elk geval.'

'U hebt echt een vreemde kijk op de dingen...' zei Franz, nadat hij hem langdurig had aangekeken. 'Ik vond uw werk op basis van Michelinkaarten interessant, echt interessant. Toch zou ik u niet in mijn galerie hebben opgenomen. U was volgens mij te zeker van uzelf, dat leek me niet helemaal normaal voor zo'n jong iemand. En toen ik op internet las dat u had besloten te stoppen met de kaartenreeks, besloot ik u op te zoeken om u mijn diensten aan te bieden. Ik zou u graag willen vertegenwoordigen.'

'Maar ik weet absoluut niet wat ik ga doen. Ik weet niet eens of ik wel doorga in de kunst.'

'U begrijpt het niet...' zei Franz geduldig. 'Wat mij interesseert is niet een bepaalde kunstvorm, een manier, maar een persoonlijkheid, een kijk op de kunstzinnige handeling, op de plaats ervan in de samenleving. Als u morgen kwam aanzetten met een simpel velletje papier uit een spiraalschrift, met daarop geschreven: "Ik weet niet eens of ik wel doorga in de kunst", zou ik dat blaadje zonder aarzelen exposeren. En toch ben ik geen intellectueel; maar u interesseert mij.'

'Nee, nee, ik ben geen intellectueel,' benadrukte hij. 'Ik probeer min of meer de komische look van een intellectueel uit de chique buurten te hebben, want dat is handig in mijn milieu, maar ik ben er geen, ik heb niet eens de middelbare school afgemaakt. Ik ben begonnen met het opbouwen en afbreken van tentoonstellingen, vervolgens heb ik deze kleine ruimte gekocht, en met een paar kunstenaars heb ik in de roos geschoten. Maar ik heb mijn keuzes altijd puur intuïtief gemaakt.'

.

Daarna bezochten ze de galerie, die groter was dan Jed had gedacht, met een hoog plafond en betonnen wanden die werden gestut door kleine metalen balken. 'Het was een constructiewerkplaats,' zei Franz. 'Midden jaren 80 zijn ze failliet gegaan, daarna heeft het vrij lang leeggestaan, tot ik het heb gekocht. Het was een enorme klus om alles schoon te krijgen, maar het was de moeite waard. Het is een mooie ruimte, vind ik.'

Jed knikte. De verplaatsbare scheidingspanelen waren aan de kant gezet, zodat de expositievloer de maximale omvang had -dertig bij twintig meter. De ruimte stond op dat moment vol met grote sculpturen van donker metaal, waarvan de behandeling geïnspireerd had kunnen zijn op de traditionele Afrikaanse beeldhouwkunst, terwijl de onderwerpen duidelijk het Afrika van nu voor de geest riepen: alle personages lagen op sterven of moordden elkaar uit met kapmessen en kalasjnikovs. Die combinatie van de gewelddadige handelingen en de verstarde expressie van de handelende personen had een bijzonder sinister effect.

'Voor de opslag,' ging Franz verder, 'heb ik een loods in de Eure-et-Loir. De luchtvochtigheid is niet fantastisch, beveiliging is er niet, kortom het zijn erg slechte opslagcondities; inaar tot nu toe heb ik geen problemen gehad.'

Toen ze een paar minuten later afscheid namen, was Jed volkomen in de war. Voordat hij naar huis ging zwierf hij langdurig door Parijs, tot twee keer toe raakte hij zelfs verdwaald. En dat werd de weken daarna zijn dagelijkse routine, hij ging naar buiten en liep doelloos door de straten van de stad, die hij eigenlijk maar slecht kende, af en toe nam hij even pauze in een brasserie om zich te oriënteren, meestal had hij een kaart nodig.

.

Op een middag in oktober, toen hij door de Rue des Martyrs liep, werd hij plotseling bevangen door een obscuur vertrouwd gevoel. Iets verderop, herinnerde hij zich, was de Boulevard de Clichy met zijn seksshops en boetiekjes met erotische lingerie. Zowel Geneviève als Olga vond het leuk om af en toe erotische kleding te kopen in zijn gezelschap, maar over het algemeen gingen ze naar Rebecca Ribs, een heel eind verder op de boulevard, nee het was iets anders.

Hij bleef stilstaan op de hoek van de Avenue Trudaine, keek naar rechts en wist het. Een paar meter verderop was het kantoor waar zijn vader de laatste jaren werkte. Hij was er maar één keer geweest, vlak na het overlijden van zijn grootmoeder. Het architectenbureau had toen net zijn nieuwe onderkomen betrokken. Na het contract voor het cultureel centrum van Port-Ambonne hadden ze de noodzaak van een statusverhoging gevoeld, het hoofdkantoor moest nu in eenherenhuis worden gevestigd, bij voorkeur aan een geplaveide binnenplaats, desnoods aan een lommerrijke laan. En de brede Avenue Trudaine, waarvan de rijen platanen een welhaast provinciaalse rust uitstraalden, paste perfect bij een architectenbureau van enige faam.

Jean-Pierre Martin was de hele middag in bespreking, deelde de receptioniste hem mee. 'Ik ben zijn zoon,' drong Jed zachtjes aan. Ze aarzelde en pakte haar telefoon.

Een paar minuten later kwam zijn vader in hemdsmouwen en met losgeknoopte stropdas de hal binnen stormen, met een dunne map in zijn hand. Hij snoof van opwinding.

'Wat is er aan de hand? Is er een ongeluk gebeurd?'

'Nee hoor. Ik was gewoon in de buurt.'

'Ik heb het nogal druk, maar... wacht even. Laten we buiten een kop koffie drinken.'

Het bedrijf zat in een moeilijke periode, legde hij Jed uit.

Het nieuwe kantoor kostte veel geld, en ze waren een belangrijk contract voor de renovatie van een beach resort aan de Zwarte Zeekust misgelopen, hij had net een harde aanvaring met een van de vennoten gehad. Hij ademde nu regelmatiger en kwam langzaam tot rust.

'Waarom stap je er niet uit?' vroeg Jed. Zijn vader keek hem aan zonder te reageren, met een volstrekt onbegrijpende blik.

'Ik bedoel, je hebt flink veel geld verdiend. Je zou best kunnen stoppen, een beetje van het leven genieten.' Zijn vader keek hem nog altijd strak aan, alsof zijn woorden niet tot zijn geest doordrongen, of alsof hij er geen betekenis aan kon geven, tot hij zeker een minuut later antwoordde: 'Maar wat zou ik dan moeten doen?' en zijn stem klonk als die van een verdwaald kind.

.

De lente is in Parijs vaak gewoon een voortzetting van de winter - regenachtig, koud, modderig en goor. De zomer is er meestal onaangenaam: de stad is lawaaierig en stoffig, de grote warmte houdt nooit lang stand en eindigt na een paar dagen in onweer, waarna er een abrupte afkoeling volgt. Alleen in de herfst is Parijs echt een aangename stad, met zonnige, korte dagen waarin de droge, heldere lucht een prikkelend gevoel van frisheid achterlaat. De hele maand oktober bleef Jed zijn wandelingen maken, als de naam wandeling nog van toepassing was op een haast automatisch voortbewegen waarbij geen enkele indruk van buitenaf tot de hersenen doordrong en geen enkel denkbeeld of plan ze kwam vullen, een voortbewegen dat geen enkel ander doel had dan te zorgen dat hij 's avonds moe genoeg was.

Op een middag begin november, tegen vijven, stond hij ineens voor het appartement in de Rue Guynemer waar Olga had gewoond. Dat moest een keer gebeuren, zei hij bij zichzelf: in de val gelokt door zijn automatismen had hij de route gevolgd die hij maandenlang elke dag had genomen, op ongeveer hetzelfde tijdstip. Naar adem snakkend liep hij terug naar de Jar-din du Luxembourg, waar hij op het eerste het beste bankje in elkaar zakte. Hij bevond zich vlak naast het merkwaardige roodbakstenen, met mozaïeken versierde gebouwtje dat op een van de hoeken van de tuin staat, waar de Rue Guynemer de Rue d'Assas kruist. In de verte zette de ondergaande zon de kastanjebomen in een ongewone, oranjeachtige gloed - haast indisch geel, dacht Jed, en onwillekeurig kwam de tekst van Jardin du Luxembourg bij hem op:

Alweer een dag

Zonder liefde

Alweer een dag

Van mijn leven

Het Luxembourg

Is gebleven

Maar lijkt zo oud

Of ben ik het?

Zie ik het fout?

Zoals veel Russen was Olga gek op Joe Dassin, vooral op de liedjes van zijn laatste plaat, met hun gelaten, lucide melancholie. Jed rilde, voelde een onbedwingbare huilbui opkomen en barstte in tranen uit toen hij zich de tekst van Ha die tortelduifjes herinnerde.

We kregen elkaar lief zoals we scheiden

Niet denkend aan wat morgen voor ons staat

Aan wat ineens niet meer valt te vermijden

Het afscheid dat soms wat te gladjes gaat.

In het café op de hoek van de Rue Vavin bestelde hij een bourbon, maar merkte direct hoe dom dat was. Na de troost van het brandende gevoel ging er opnieuw een golf van verdriet door hem heen, de tranen stroomden over zijn wangen. Hij keek ongerust om zich heen, maar gelukkig schonk niemand aandacht aan hem, aan alle tafeltjes zaten rechtenstudenten te praten over party's en 'junior vennoten', kortom het soort dingen waar rechtenstudenten zich voor interesseren, hij kon op zijn gemak huilen.

Toen hij weer buiten stond vergiste hij zich in de richting, dwaalde een paar minuten rond in een toestand van wezenloos halfbewustzijn en merkte toen dat hij voor Sennelier Frères stond, in de Rue de la Grande-Chaumière. In de etalage van de winkel lagen penselen, bespannen spieramen in gangbare formaten, pastels en gekleurde tubes. Hij ging naar binnen en kocht zonder nadenken een basisset 'olieverfschilderen'. De langwerpige beukenhouten doos was vanbinnen in vakjes verdeeld, hij bevatte twaalf tubes extra fijne Sennelier-olieverf, een assortiment penselen en een flesje verdunner.

Onder die omstandigheden voltrok zich in zijn leven de 'terugkeer naar de schilderkunst' die zo veelvuldig zou worden becommentarieerd.

11

In het vervolg zou Jed het merk Sennelier niet trouw blijven, en voor de doeken uit zijn rijpe periode heeft hij vrijwel uitsluitend Mussini-olieverf van Schmincke gebruikt. Er zijn uitzonderingen, en bepaalde groenen, met name de vermiljoentinten die zo'n magische glans geven aan de naar zee aflopende Ca-lifornische pijnbossen van Bill Gates en Steve Jobs bespreken de toekomst van de informatica, zijn ontleend aan het Rembrandt-assortiment van de firma Royal Talens. En voor de witten zou hij bijna altijd de olieverven van Old Holland gebruiken, die hij waardeerde om hun hoge dekkingsgraad.

.

Jed Martins eerste schilderijen, hebben de kunsthistorici later benadrukt, kunnen licht verkeerd begrepen worden. Door zijn eerste twee doeken, Ferdinand Desroches, paardenslager en Claude Vorilhon, bar-tabac-houder, te wijden aan achterop rakende beroepen, zou Martin een nostalgicus kunnen lijken, de indruk kunnen wekken dat hij terugverlangde naar een lang vervlogen, al dan niet fictief Frankrijk. Niets, en dat is de conclusie die uiteindelijk uit alle studies naar voren is gekomen, stond verder van zijn werkelijke preoccupaties af; en het feit dat Martin zich allereerst over twee bedreigde beroepen boog, betekende geenszins dat hij een klaagzang over hun waarschijnlijk ophanden zijnde verdwijning wilde losmaken; de reden was veel eenvoudiger, namelijk dat ze inderdaad binnenkort zouden verdwijnen, en dat ze op doek moesten worden vastgelegd nu het nog kon. Maar al met zijn derde schilderij in de beroepen-reeks, Maya Dubois, remote administrator, zou hij zich richten op een bezigheid die allerminst bedreigd of ouderwets was, maar juist typerend voor de just- in - time-politiek waar de hele economische herstructurering van West-Europa rond de tweede millenniumwisseling op was gebaseerd.

In de eerste monografie die hij aan Martin wijdt, ontwikkelt Wong Fu Xin een curieuze analogie op basis van de kleurenleer. De kleur van de dingen in de wereld kan worden weergegeven met behulp van een bepaald aantal primaire kleuren; het kleinste benodigde aantal voor een min of meer realistische weergave is drie. Maar het is heel goed mogelijk om een kleurenpalet te maken op basis van vier, vijf, zes of zelfs meer primaire kleuren; het weergavespectrum zal er alleen maar breder en subtieler op worden.

Op dezelfde manier, beweert de Chinese essayist, kunnen de productievoorwaarden van een gegeven samenleving worden gereconstrueerd aan de hand van een bepaald aantal emblematische beroepen, dat volgens hem (hij geeft het cijfer zonder enige onderbouwing) tussen de tien en de twintig kan liggen. In het kwantitatief belangrijkste deel van de beroepenreeks, dat onder kunsthistorici de 'reeks elementaire beroepen' is gaan heten, geeft Jed Martin niet minder dan tweeënveertig emblematische beroepen weer, waarmee hij een bijzonder breed en rijk analysespectrum biedt voor de studie van de productie-voorwaarden in de samenleving van zijn tijd. De tweeëntwintig volgende schilderijen, die om confrontaties en ontmoetingen draaien en traditioneel de 'reeks bedrijfscomposities' worden genoemd, zouden dan een relationeel en dialectisch beeld willen geven van de wijze waarop de economie als geheel functioneert.

.

Het maken van de schilderijen uit de 'reeks elementaire beroepen' kostte Jed Martin iets meer dan zeven jaar. In die jaren zag hij niet veel mensen en knoopte hij geen enkele nieuwe relatie aan, geen amoureuze en geen zuiver vriendschappelijke. Hij kende momenten van zinnelijk geluk: een orgie van Italiaanse pasta na een razzia in de Casino-supermarkt van de Boulevard Vïncent-Auriol; een paar avondjes met een Libanese escortgirl wier seksuele prestaties ruimschoots de lyrische beoordelingen op de site Niamodel.com rechtvaardigden. 'Layla ik hou van je, je bent het zonnetje van mijn dagen op kantoor, mijn kleine oosterse ster,' schreven de ongelukkige vijftigers, terwijl Layla zelf droomde van gespierde, viriele, straatarme maar sterke mannen, en zo is het leven, globaal gezien, zoals het zich voordoet. Jed, die gemakkelijk te identificeren viel als 'een wat vreemde, maar aardige, totaal ongevaarlijke jongen', genoot bij Layla het soort exterritorialiteit dat de meisjes kunstenaars sinds mensenheugenis verlenen. Misschien vinden we wel iets terug van Layla, maar vooral van Geneviève, zijn voormalige Malagas-sische vriendin, in een van zijn ontroerendste werken, Aimée, escortgirl, behandeld in een uitzonderlijk warm palet op basis van omber, indisch oranje en napelsgeel. Volledig haaks op de voorstelling a la Toulouse-Lautrec van een zwaar opgemaakte, bleekzuchtige, ziekelijke prostituee, schildert Jed Martin een stralende jonge vrouw, tegelijk sensueel en intelligent, in een modern appartement dat baadt in het licht. Met haar rug naar het raam, dat uitkijkt over een parkje dat men als het Batignol-les-plantsoen heeft weten te identificeren, eenvoudig gekleed in een nauwsluitend wit minirokje, heeft Aimée net een minuscuul oranjegeel topje aangetrokken, dat haar prachtige boezem maar zeer ten dele bedekt.

Martins enige erotische werk is ook het eerste waarin men openlijk autobiografische echo's heeft kunnen aantonen. Het tweede, De architect Jean-Pierre Martin treedt terug als directeur van zijn bedrijf, werd twee jaar later geschilderd en luidde een periode van ware creatieve bezetenheid in, die anderhalf jaar zou duren en zou eindigen met Bill Gates en Steve Jobs bespreken de toekomst van de informatica, met als ondertitel 'Het Palo Alto-gesprek', dat door velen als zijn meesterwerk wordt beschouwd. Het is verbijsterend om te bedenken dat de tweeëntwintig schilderijen van de 'reeks bedrijfscomposities', vaak complex en in groot formaat, tot stand zijn gekomen binnen een tijdspanne van minder dan achttien maanden. Het is ook opmerkelijk dat Jed Martin uiteindelijk is vastgelopen op een doek, Damien Hirst en Je ff Koons verdelen onderling de kunstmarkt, dat in veel opzichten de pendant van de Jobs-Gates-compositie had kunnen vormen. Wong Fu Xin analyseert dat echec als de reden van Martins terugkeer, een jaar later, naar de 'reeks elementaire beroepen', in de vorm van zijn vijfenzestigste en laatste schilderij. De Chinese essayist overtuigt hier door de helderheid van zijn stelling: aangezien Jed Martin een uitputtende visie op de productiesector van de samenleving van zijn tijd wilde geven, moest hij op een zeker moment van zijn loopbaan toch ook een kunstenaar afbeelden.