41

 

Het was zes uur in de ochtend en Jeremy liep doelloos langs de vestingmuur van de Citadel van Saladin. De hoge torens van de Moskee van Mohammed Ali verhieven zich als twee kaarsen die zorgden voor wat licht in de duisternis van de stad.

Zijn voeten voelden versleten. Hij doolde al een tijd verward rond. Hij was door allerlei wijken gelopen, die vaak zulke kronkelende smalle straatjes hadden dat er geen drie mannen naast elkaar doorheen konden. Daarna had hij een deel van de stad bereikt dat minder opeengepakt was, minder mysterieus, met verkeersaders die recht waren en spectaculair als de Champs-Élysée in Parijs. Het was nog te vroeg om er horden auto's te zien rijden, maar binnen een paar uur zou het lawaai van motoren dat van de wind en van handwerksmannen die al aan het werk waren, verdrijven.

Jeremy haalde zich steeds het onderzoek voor de geest. Hij zocht de zwakke plek.

Keoraz moest vallen.

In het begin zou Jezabel het niet begrijpen. Erger nog, ze zou hem haten omdat hij de verschrikkelijke aard van haar echtgenoot aan het licht had gebracht. Maar na een tijdje zou alles duidelijk worden en zou ze de waarheid accepteren. Welwillend zou ze de ogen openen voor wat hij had gedaan; hij, Jeremy. Ze zou sterk moeten zijn. En hij zou er zijn om haar te steunen. Om te verhinderen dat ze zou doorslaan.

Hij zou haar de hand reiken en haar bijstaan, in het geheim, zolang het nodig was. Voor haar. Zonder daarvoor iets terug te vragen.

Ze zou hard tegen hem zijn, zoals gewoonlijk, onverzettelijk en wreed. Soms zelfs onuitstaanbaar. Uit zelfverdediging. Verdediging tegen het gevoel dat hij bij haar veroorzaakte. Hij kon niet geloven dat hun liefde veranderd was in deze verdorven haat. Diep vanbinnen voelde ze nog een enorme tederheid voor hem en juist dat maakte haar gek. Elke keer als ze hem zag zette ze hem dat gevoel betaald.

Hij moest geduld tonen en haar liefhebben.

Haar steunen.

Jeremy besefte opeens dat hij zojuist het Saladinplein was overgestoken en zich nu bij de muren van de gevangenis bevond.

Achter de burcht werd de lucht lichter.

Er klonken schoten. Ze knetterden in de droge ochtendlucht en weerklonken tegen de hoge ommuring van de binnenplaats.

Jeremy bleef stilstaan en sloot de ogen.

Hij voelde in zijn broekzak en haalde er een pakje uit om een sigaret op te steken.

Met z'n hoevelen waren ze? vroeg Jeremy zich af terwijl hij inhaleerde. Wat dachten ze die laatste minuten? Terwijl hij over het plein had gelopen, waren zij uit hun cellen gekomen, in de wetenschap dat ze hun laatste stappen zetten, dat dit hun laatste dageraad was en dat het leven, hun bestaan, hen ontnomen zou worden, omdat ze zich niet hadden weten aan te passen aan een maatschappij die ze voor eeuwig verbande.

Hij stond hier te roken, vredig, en zij waren er al niet meer.

Levenloze lichamen, doorzeefd met kogels.

De ter dood veroordeelden waren geëxecuteerd in de plechtige stilte van de vroege ochtend, zo goed als anoniem, alsof er een zekere schroom was geweest om het vonnis te vellen.

Achter de tramrails, net na een huizenblok dat gedeeltelijk verborgen lag achter de gevangenis, strekte zich een enorm kerkhof uit. Het was zo groot als vijf Caïrotische wijken. Zij die deze stad hadden gevuld, generatie op generatie, raakten er in de vergetelheid. Al die mannen die op een dag waren gearresteerd omdat men vermoedde dat ze anderen hadden gedood, al die vrouwen die de verdwijning van een van de hunnen hadden betreurd.

Jeremy schoot zijn peukje met de middelvinger weg en liep het hele plein in omgekeerde richting weer over, in de richting van de enorme en overheersende Moskee van Sultan Hassan. Hij kwam weer bij de hoofdboulevard.

Hij voelde zich uitgeput, los van zijn lichaam, een soort vage dronkenschap.

Hij wachtte op de eerste tram en reisde naar het noorden van Cairo, naar het hoofdkwartier van de Egyptische politie, waar zijn kantoor zich bevond. Om zijn vermoeidheid de kop in te drukken, pakte hij een stadsplattegrond en begon alle ziekenhuizen in de buurt van de wijk Shubra op te schrijven. Hij had zijn strategie. Zijn oorlogsplan.

Als de moord op de zwerver van Shubra inderdaad de eerste misdaad van de kindermoordenaar was - met dezelfde kenmerken van onmenselijke razernij -, had de schuldige misschien omliggende ziekenhuizen bezocht. Tijdens hun laatste telefoongesprek had Azim in het kort zijn gruwelijke avontuur verteld: een kaal zwart monster, met openliggende wangen op rotte kaken. Hij had geschreeuwd dat het een ghoela was.

Azims folkloristische verklaring over de monsterlijke aard van dat wezen was niet de enige.

Als een dergelijke figuur in Shubra iemand had vermoord, was het mogelijk dat men hem in de plaatselijke ziekenhuizen kende, omdat hij zijn vreemde wonden daar misschien had laten verzorgen.

Er waren niet veel ziekenhuizen in de buurt en het joodse hospitaal was te ver weg voor iemand die waarschijnlijk geen ander vervoermiddel had dan zijn benen. En hij verplaatste zich waarschijnlijk 's nachts, om niet gezien te worden.

Jeremy leende een auto en bracht twee uur door in het ziekenhuis Lord Kichener, dat hij goed kende, aangezien dit de plek was waar dokter Cork werkte. De dokter die hij regelmatig lijkschouwingen had toevertrouwd. Niemand scheen zich een zwarte reus met een voor de helft gevild gezicht te kunnen herinneren.

Daarna toog hij naar het tweede en tevens laatste ziekenhuis, Bulaq. Een verpleegster herkende de beschrijving die Jeremy gaf. Ook een dokter zei de figuur te kennen. Het was niet het soort patiënt dat je snel vergat.

De man was een keer gekomen om zich te laten verzorgen, meer dan anderhalve maand geleden, eind januari. Ze hadden zelfs geprobeerd hem te laten opnemen in een inrichting, voor minstens enkele weken, tot hij aan de beterende hand was. Maar hij was al gevlucht voordat het vervoermiddel ter plekke was. De man leefde op straat, als een zwerfhond; hij praatte niet, was gewond over zijn hele lichaam en hij leed aan ondervoeding. Hij was hier tegen zijn wil gebracht, met geweld, door politieagenten uit Shubra die hem hadden gevonden, ineengedoken in een ruïne in de wijk. Door zijn angstwekkende uiterlijk hadden ze eerst gedacht dat hij een lijk was waarvan de wangen waren opgegeten door beesten, totdat hij bewoog.

Bang en daarna nieuwsgierig hadden de twee plaatselijke agenten de reus, die zich niet vijandig gedroeg, vervoerd.

Ze hadden hem sindsdien niet meer gezien. Of hij was dood, of hij was heel voorzichtig en verschool zich in een of andere smerige uithoek in de omgeving.

Wat zijn aandoening betreft, twijfelde de dokter. Het leek op lepra, maar dat was het niet. De man had verteerde wangen, zonder huid, en ook de neus was gedeeltelijk weggevreten, en één oog was abnormaal groot, hing er bijna uit. De reus kon zijn kaak niet bewegen, die zat helemaal vast, wat de ondervoeding verklaarde. De patiënt kon alleen maar vloeibaar of gemalen voedsel eten, dat hij in zijn mond moest brengen door de smalle openingetjes tussen zijn verrotte tanden.

Iets na lunchtijd was Jeremy op de terugweg.

Francis Keoraz had een leger aan contacten. Het was heel goed denkbaar dat dit sinistere verhaal over het mensdier hem ter ore was gekomen en dat hij op zoek was gegaan naar dit wezen. Iets wat met een goede organisatie vast niet moeilijk was geweest. De man die door Azim een ghoela was genoemd, zat op dit moment ergens opgesloten of was gewoon ergens ondergebracht. Keoraz hield hem vast in ruil voor onderdak en eten.

Jeremy installeerde zich op het terras van een café in de tuinen van de Royal Yacht's Administration, dicht bij zijn kantoor. Hij keek uit over de Nijl, waarop een witgouden zon schitterde.

Hij bereidde zijn verslag geestelijk voor.

De zwarte reus was ontegenzeggelijk een immigrant uit Soedan, die door zijn familie was afgewezen vanwege de gruwelijkheid van zijn aandoening. Hij was opgegroeid in de krottenwijken van Shubra, die net zulke wildernissen waren als de Afrikaanse savannes. Daar waar noch de politie noch het burgerlijk recht binnendrong, in een universum dat ontsnapte aan elke regel, elke blik. Alleen en mismaakt had hij zich ontwikkeld op basis van zijn eigen mentale schema's, had hij zijn eigen regels gemaakt. Misschien had zijn geest zich nog niet ontwikkeld. En was de persoon nog steeds het kind dat aan deze ziekte leed, dat door zijn ouders was verstoten, dat door zijn leeftijdgenoten was geslagen en gepest.

Ja, die theorie voldeed.

En daardoor was een immense haat ontstaan.

Zijn barbaarsheid was slechts zijn reactie op zijn lijden. Kinderen waren in zijn ogen de oorzaak van zijn pijn, de bron van zijn eenzaamheid.

Hij uitte zijn intense lijden.

Die redenering was steekhoudend.

En Keoraz... Het karakter van Francis Keoraz was al bekend. Jeremy had er zich een vrij nauwkeurige voorstelling van gemaakt. Een man met macht, die eraan gewend was alles te hebben, steeds meer te bezitten, nog meer wilde, onbegrensd, tot hij zichzelf verloor.

Door die begeerte naar macht was hij in een spiraal van waanzin terechtgekomen.

Maar Keoraz was een beschaafd man, hij droeg het stempel van een degelijke vorming. Hij was zijn moraal volledig kwijtgeraakt, maar zou niet in staat zijn dergelijke gruwelijkheden op kinderen toe te passen.

Hij gebruikte de ghoela.

Hij manipuleerde de zwarte reus als een echte marionettenspeler. Hij trok aan de touwtjes en leidde de verwonde man het pad van de haat op. Hij zette hem aan tot de misdaden, die voor hem een uitlaatklep vormden. Een absolute bevrijding, en uiteindelijk een bron van genot voor hem.

En Keoraz genoot van dat gezag. Hij observeerde, op afstand, de weerzinwekkende handelingen van zijn monster. Als een Frankenstein was hij de donkere silhouet achter het schepsel waarop iedereen zich concentreerde.

Nee, herstelde Jeremy zichzelf, hij moest in het eindrapport verduidelijken dat Keoraz niet alleen mentaal genoot van die almacht over anderen en over leven en dood. Het was nog veel smeriger, hij genoot letterlijk: hij kwam klaar! Het zaad dat was gevonden op het dak boven de plaats van het laatste misdrijf getuigde daarvan.

Wanneer de ghoela toesloeg, stond Keoraz op een afstand te gluren om zijn vunzige behoeften te bevredigen.

Jeremy knikte triest.

Keoraz was ertoe in staat.

De miljonair Keoraz was gluiperig en geslepen. Hij voelde zich bedreigd door het onderzoek en ontvoerde zijn eigen zoon om te voorkomen dat hij van de misdaden zou worden verdacht. Het was voor Jeremy volkomen duidelijk dat Keoraz veel meer dan egoïstisch was, dat hij in een permanente staat van overleving verkeerde; hij was niet in staat menselijke banden aan te gaan, had weinig gevoel en was bovenal volledig onthecht van de wereld. Keoraz zag zichzelf als de superieure spelleider: elke vorm van leven was slechts een element in zijn amusementsshow, voeding voor zijn vermaak.

De vraag die onbeantwoord bleef, was: tot op welke hoogte was hij koud en afstandelijk? Hoe ver ging hij? Was hij in staat zijn eigen vlees en bloed te doden?

Jeremy balde zijn vuisten. Keoraz moest vallen.

Daarvoor was nog maar één ding nodig: het bewijs.

Een concrete aanwijzing die hem met de misdaden in verband bracht, met die... ghoela.

Het was slechts een kwestie van tijd.

Jeremy betaalde zijn koffie en ging even langs het politiebureau om er zeker van te zijn dat er geen boodschappen voor hem waren. Het oproer was in volle gang: onafhankelijkheidsstrijders liepen door de stad en gaven zich over aan allerlei vormen van vandalisme. Alle gezonde mannen werden opgeroepen om te helpen de oproerkraaiers in bedwang te houden.

De betogingen en de politieke moorden volgden elkaar sinds jaar en dag op. Er werd maar geen bevredigend akkoord bereikt voor alle partijen.

Jeremy negeerde de oproep en liep naar de oostelijke wijken van Cairo. Hij nam daarbij een grote omweg via het noorden, om de schermutselingen in de straten van het centrum te ontwijken.

Hij had een uur nodig om de drogman te vinden die hem de dag ervoor had geholpen bij de ondervragingen. Hij betaalde de gids in ruil voor een dienst: een lijst maken van alle mannen die Azim hadden geholpen het monster op te jagen in de nacht van zijn verdwijning, en die mannen opsporen. Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de plek van het hol van de ghoela. Ze moesten beginnen bij de imam die ze de dag ervoor hadden ontmoet; hij kende het grootste deel van de inwoners van de omgeving. Hij zou een perfect beginpunt vormen. Tussen de getuigenissen zaten misschien details die ze na konden trekken en met wat geluk konden ze dan het hol van het schepsel vinden. De drogman moest alle vragen stellen en als hij interessante resultaten boekte, werd hij nog eens extra beloond.

Jeremy gebruikte de warme maaltijd in de omgeving van het station, waar geen rellen waren.

Daarna ging hij naar huis, zijn zicht vertroebeld door de bedwelmende dampen van de wijn die hij naar binnen had gegoten.

De nacht viel over Cairo.

Hij was niet dronken, verre van dat, alleen een beetje aangeschoten. En dat was voldoende om weer wat warmte te voelen, om zichzelf moed in te praten.

De rechercheur zette vijf stappen onder de luifel van zijn wagon, maar bleef staan toen hij een vreemd voorwerp zag liggen.

Het was een veertig centimeter lange koker die op een van de kisten lag, net naast de ingang. Zo'n koker die in bibliotheken wordt gebruikt om kaarten in op te bergen.

Jeremy opende de koker en haalde er een stukje papyrus uit. Daarbij zat een briefje van dokter Cork.

Het was nog niet te donker en door zijn neus erop te drukken, kon Jeremy lezen wat er stond.

 

‘Het is een administratief document dat op het eerste gezicht dateert uit de dertiende eeuw. Het gaat over het onderhoud van het souterrain van een paleis en de kosten voor de bouw van het ziekenhuis van sultan Qalâwûn. Er wordt melding gemaakt van de mogelijkheid de souterrains die het kleine paleis met het grote paleis verbinden, af te sluiten. Mijn vriend heeft er een verklarende aantekening bij gedaan. Die souterrains bevinden zich ergens tussen de huidige Moskee van Hussein en de universiteit van al-Azhar. Ze zijn ooit ontdekt, maar er werken meerdere archeologen aan. En weet u wat? Op de lijst van die archeologen staat de naam van een van onze klanten: Fredricks Winslow, de arme kerel die anderhalve maand geleden dood is geschoten; uw 'snertonderzoek’, zoals u het noemde. Het schijnt dat hij vlak voor zijn dood luidkeels kenbaar heeft gemaakt dat hij een toegang tot die souterrains had gevonden. Bel me morgenvroeg of kom bij me langs.

Met vriendelijke groeten, dr. Cork.'

 

Jeremy stond op het punt het briefje te verfrommelen, maar kon zich op het laatste moment inhouden. De wijn steeg hem even naar het hoofd.

Winslow was niet alleen een archeoloog die in allerijl was vermoord, hij was een kennis. Jeremy en hij hadden vaak wat met elkaar gebabbeld tijdens chique feestjes. Winslow had geen goede reputatie. Men zei dat hij een amateur was die bereid was ontdekkingen te arrangeren om ze nog meer waarde te geven. Hij hield zich niet aan de protocollen en ging zijn eigen weg. Hij werkte voor geen enkel museum en bood zijn diensten aan aan de hoogste bieder onder de verzamelaars. Een 'snertonderzoek' was het zeker. Jeremy had benadrukt dat het aantal mogelijke verdachten groot was. Zijn malafide collega's, huurlingen die tot alles bereid waren of een of andere fanaticus die zwoer bij het behoud van oude plekken - de verdenkingen liepen sterk uiteen. Op het moment dat Jeremy deze zaak had laten rusten om zich geheel te wijden aan die van de vermoorde kinderen, had hij nog helemaal niets gevonden.

Jeremy bepaalde heel snel zijn standpunt.

Vanaf nu kon zelfs de meest botte magistraat zijn conclusies niet afwijzen. Er was meer dan één verband tussen hem en die moorden. Alles wat de moordenaar deed, werd gedaan om hem schade te berokkenen, het hoofd op hol te brengen.

Ook nu weer ging de realiteit verder dan fictie. Geen duivels complot, niets anders dan een duidelijke schuldige vanaf het begin, die na verloop van tijd zou worden ingerekend. Geen onverwachte wending zoals in de boeken van Agatha Christie, niets anders dan de eenvoud van de bewijzen, het trieste bewijs van de werkelijkheid.

Keoraz was zijn eerste verdachte en bleek aan het eind van het liedje de schuldige.

In een verzonnen verhaal zou de lijkschouwer het hebben gedaan, dacht Jeremy. Hij leefde te midden van bloed, een oudgediende, getraumatiseerd... Hij kende de kinderen via de stichting en zou de ghoela op een dag ontmoet kunnen hebben omdat hij hem had verzorgd in het ziekenhuis. En hij was het die autopsie had verricht op de archeoloog Winslow, hij had de mogelijkheid diens huis binnen te dringen om zijn aantekeningen in te zien.

En in een door een vrouw geschreven roman zou Jezabel de perfecte schuldige zijn. Een uit haar evenwicht gebrachte vrouw, zonder echte wortels, een wees op zoek naar houvast.

Zoveel dwaze theorieën.

Jeremy rolde aandachtig het stukje papyrus op en stopte het in zijn jasje.

Hij wilde zijn wagon instappen en merkte toen dat zijn deur niet was afgesloten.

De alcohol vloeide van zijn bewustzijn terug naar zijn ingewanden, waardoor zijn hersenen beter functioneerden.

Net op tijd om het zachte geluid te horen van een voet die voorzichtig terugschuift over het tapijt.

Het mysterie van Mont Saint-Michel
001.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0010.xhtml
Section0005_0002.xhtml
Section0006.xhtml
Section0005_0003.xhtml
Section0005_0004.xhtml
Section0005_0005.xhtml
Section0005_0006.xhtml
Section0005_0007.xhtml
Section0005_0008.xhtml
Section0005_0009.xhtml
Section0005_0010.xhtml
Section0005_0011.xhtml
Section0005_0012.xhtml
Section0005_0013.xhtml
Section0005_0014.xhtml
Section0005_0015.xhtml
Section0005_0016.xhtml
Section0005_0017.xhtml
Section0005_0018.xhtml
Section0005_0019.xhtml
Section0005_0020.xhtml
Section0005_0021.xhtml
Section0005_0022.xhtml
Section0005_0023.xhtml
Section0005_0024.xhtml
Section0005_0025.xhtml
Section0005_0026.xhtml
Section0005_0027.xhtml
Section0005_0028.xhtml
Section0005_0029.xhtml
Section0005_0030.xhtml
Section0005_0031.xhtml
Section0005_0032.xhtml
Section0005_0033.xhtml
Section0005_0034.xhtml
Section0005_0035.xhtml
Section0005_0036.xhtml
Section0005_0037.xhtml
Section0005_0038.xhtml
Section0005_0039.xhtml
Section0005_0040.xhtml
Section0005_0041.xhtml
Section0005_0042.xhtml
Section0005_0043.xhtml
Section0005_0044.xhtml
Section0005_0045.xhtml
Section0005_0046.xhtml
Section0005_0047.xhtml
Section0005_0048.xhtml
Section0005_0049.xhtml
Section0005_0050.xhtml
Section0005_0051.xhtml
Section0005_0052.xhtml
Section0005_0053.xhtml
Section0005_0054.xhtml
Section0005_0055.xhtml
Section0005_0056.xhtml
Section0005_0057.xhtml
Section0005_0058.xhtml
Section0005_0059.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml