10

 

Die dinsdagochtend trof broeder Damien een opgewekte en elegant uitgedoste Marion.

Ze droeg een witte wollen mantel over haar trui en spijkerbroek, een bijpassende muts en een tas schuin over de schouder. Haar weelderige haardos was verborgen onder het hoofddeksel en broeder Damien schonk meer aandacht aan deze kenmerken dan hij tot dusverre had gedaan. Hij merkte haar groene irissen op, die door de kou minder mat leken. Haar ronde konen gaven haar een Slavisch uiterlijk.

Hij vroeg zich een moment af wat de oorzaak was van die verwonding op haar bovenlip, maar bande die nieuwsgierigheid vervolgens uit zijn geest.

Ze kwamen voor half tien in Avranches aan en begaven zich meteen naar zolder.

Ze inventariseerden tot het middaguur zwijgzaam de werken, toen broeder Damien voorstelde te gaan lunchen. Marion had gehoopt zich van de groep te kunnen losmaken om het dagboek te lezen dat ze in haar tas had meegenomen, maar de omstandigheden leenden zich er niet voor. De conservator had hen uitgenodigd en wilde een gedetailleerd historisch overzicht schetsen van de manuscripten van de Mont Saint-Michel.

Ze wist niet of het kwam door de concentratie die vereist was voor het lezen van de titels in het halfdonker of door het vele stof, maar toen ze aan het eind van de middag thuiskwam, voelde ze een knallende hoofdpijn opkomen.

Ze vond pijnstillers in een kastje in de badkamer en ging op bed liggen in de hoop dat de pijn zou afnemen.

De halfschaduw wiegde haar tot haar gezichtsvermogen troebel werd.

Ze zonk weg in het onbewuste.

Ze zag niets anders dan de open kast.

De bonte verzameling van haar opgestapelde spullen.

De kleuren vermengden zich.

Maar opeens zag ze alles weer helder. Plotseling onderscheidde Marion perfect de details van haar kleren.

De mouwen van haar blouses waren niet mooi opgevouwen. Ze staken uit. Dat was niets voor haar.

Op dat gebied was ze maniakaal, wist ze. Alles moest feilloos geordend zijn, zodat ze 's ochtends niet hoefde te strijken. En in dit geval kon ze zich nog heel goed herinneren dat ze had gescholden vanwege het ontbreken van kleerhangers in de hangkast. Ze had met extra zorg de blouses opgevouwen en opgestapeld, met de mouwen er kundig onder geslagen.

En daar staken ze uit. Niet allemaal, maar enkele wel.

Voldoende om te weten dat iemand haar kleren had verschoven, of in elk geval opgetild.

Marion sprong uit bed. Te snel. Haar hoofd tolde.

Ze hield zich aan het voeteneind vast tot de duizeling over was.

Daarna inspecteerde ze de kamer. De sofa, het bed, de badkamer. Ze ging zelfs naar beneden.

Ze had moeite met ademhalen, doorzocht alle hoeken en gaten, klaar om tegen het geringste verdachte feit aan te lopen.

Ze ging meerdere malen terug naar de hal om te kijken of de telefoon er nog steeds was.

Ze kende de plek nog niet goed genoeg, ze had nog niet de tijd gehad zich die eigen te maken. Het was moeilijk te bepalen of er ook andere dingen waren verplaatst. Maar iets in haar zei dat dat wel het geval was.

Moest ze nu meteen de DST bellen?

Het huis was leeg, er was niemand, geen direct gevaar.

Iemand had zichzelf tijdens haar afwezigheid uitgenodigd.

Ze deed haar best om weer normaal te kunnen ademhalen.

Niemand wist dat ze hier was, niemand. Ze was veilig. Dat had de DST haar verzekerd. Het was hun werk, ze waren professionals. Ze had dus niets te vrezen.

Haar hart nam langzaam weer een normaal ritme aan.

Het slot was niet opengebroken.

Iemand van de broederschap. Iemand die de sleutel van het huis had.

De maat was vol. Ze liep naar de telefoon en toetste een van de nummers in die zuster Anne haar had gegeven.

Ze hoorde de zangerige stem van zuster Gabriela.

'Zuster Gabriela, u spreekt met Marion. Kunt u zuster Anne voor me halen, alstublieft?'

Ze hoefde niet lang te wachten, zuster Anne kwam bijna gelijk aan de telefoon.

'Wat kan ik voor u doen? Komt u bij ons dineren?'

'Wie heeft de sleutels van mijn huis?' vroeg Marion.

'Hoezo? Is er iets niet naar...?'

'Wie heeft de sleutels?'

'Nou, eh... Wij, dat wil zeggen: de broederschap. Van elke sleutel is er nog een, in de abtsgebouwen. De meeste broeders en zusters gebruiken ze dagelijks om zich te verplaatsen en er zijn sleutels van alle deuren, waaronder die van onze bijgebouwen, zoals dat waar u woont. Wat is er Marion, u klinkt nerveus, is er een probleem?'

Het verstand van Marion analyseerde dat antwoord; dat had ze niet verwacht.

'Marion?'

'Ja... Nee, geen probleem. Ik... ik heb een beetje last van achtervolgingswaan, excuses...'

'Kom dan wat bij ons eten, we...'

'Nee, dank u, ik blijf hier, ik heb nog wat te doen. Dank u, goedenavond.'

Ze hing op.

De hele broederschap had toegang tot de appartementen.

En wat dan nog? Wat had haar bezield? Het ging er niet om een verdachte aan te wijzen en zij was ook niet de kern van een complot.

Maar er was iemand geweest om haar spullen te doorzoeken.

Zuster Anne of iemand anders, veronderstelde ze, om er zeker van te zijn dat ik geen gevaarlijke dingen bij me heb. Geen wapen. Zij moet mijn veiligheid waarborgen, ze moet me in de gaten houden en ze wil er zeker van zijn dat ik geen domme dingen doe als ik gedeprimeerd ben... Dat zou ik in haar plaats ook doen.

En de brief? Het enigma?

Een spel.

Van wie? Met welk doel?

Om me te vermaken, me op andere gedachten te brengen.

Marion was niet overtuigd.

Het was allemaal niet duidelijk. De gedachten dwarrelden door haar hoofd. Haar enige zekerheid nu was dat ze zich er niet te veel aan over moest geven. Of het nu een spel was van de broederschap om haar te helpen de tijd hier door te komen, of de vrucht van een unieke geest, Marion moest zich op de achtergrond houden en toeslaan op een gunstig moment.

Maar dat belemmerde haar niet enkele maatregelen te nemen.

Ze kon moeilijk een slotenmaker langs laten komen zonder dat iemand het wist, maar ze kon op z'n minst haar privacy beschermen.

Ze verwijderde de paar voorwerpen die op het tafeltje in de hal lagen en duwde het tafeltje tegen de deur. Ze kwam weer overeind en zuchtte diep. Nu kwam er in elk geval niemand binnen als ze zelf thuis was.

De voorzorgsmaatregel kwam haar ineens wat overdreven voor.

Als ze echt gevaar liep, kon dat tafeltje haar niet beschermen. Het zou beter zijn meteen de DST te bellen. Aan de andere kant... als ze echt dacht dat alles het resultaat was van beschermende maatregelen, had ze niets te vrezen en had haar geïmproviseerde 'grendel' geen enkel nut.

Jawel. Voor mezelf. Voor mijn hoofd. Om rustig te kunnen slapen.

En ze deed er niemand kwaad mee.

Die avond at Marion niet veel. Ze bracht het grootste deel van haar tijd door met het kijken naar de deur vanaf de bank, terwijl ze verstrooid voor de tv hing.

Haar gedachten dwaalden geregeld af naar het dagboek van Jeremy Matheson. Hij kon mooi vertellen, over zijn leven, over de plek waar hij verbleef, die ooit zo luxueuze, onopgeruimde wagon. Hij beschreef zichzelf als een mooie man, zonder enige bescheidenheid, en uitte de melancholie waarvan hij vervuld was zonder enige schaamte, wat Marion verbaasde.

De woordkeuze was cruciaal, dat merkte je tijdens het lezen. Matheson had de tijd genomen voor het schrijven van zijn dagboek. En, zoals hij zelf bekende, merkte men al snel dat er geen enkele zelfingenomenheid in zat, maar de wil om een spoor na te laten van een drama dat zich vanaf de eerste bladzijden opdrong.

Het vurige verlangen om te lezen was door haar ontdekking aan het begin van de avond beteugeld. Haar hoofd stond er niet naar.

Maar nu kwam het terug.

De nieuwsgierigheid.

Wie was Jeremy Matheson?

Wat voor een soort man zou hij zijn geweest?

En waarom dat vreselijke verhaal over kinderen, dat hem, zoals hij bekende, deed huilen boven de lijst van slachtoffers?

Marion stond op om het boek met de zwarte band te pakken. Ze brak de fles gin aan, schonk zichzelf een glas gin orange in en nestelde zich in de bank. Het dorp viel onder haar ogen in slaap, achter het grote raam. Ze sloeg het boek open aan het begin, daar waar ze was gebleven.

Het mysterie van Mont Saint-Michel
001.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0010.xhtml
Section0005_0002.xhtml
Section0006.xhtml
Section0005_0003.xhtml
Section0005_0004.xhtml
Section0005_0005.xhtml
Section0005_0006.xhtml
Section0005_0007.xhtml
Section0005_0008.xhtml
Section0005_0009.xhtml
Section0005_0010.xhtml
Section0005_0011.xhtml
Section0005_0012.xhtml
Section0005_0013.xhtml
Section0005_0014.xhtml
Section0005_0015.xhtml
Section0005_0016.xhtml
Section0005_0017.xhtml
Section0005_0018.xhtml
Section0005_0019.xhtml
Section0005_0020.xhtml
Section0005_0021.xhtml
Section0005_0022.xhtml
Section0005_0023.xhtml
Section0005_0024.xhtml
Section0005_0025.xhtml
Section0005_0026.xhtml
Section0005_0027.xhtml
Section0005_0028.xhtml
Section0005_0029.xhtml
Section0005_0030.xhtml
Section0005_0031.xhtml
Section0005_0032.xhtml
Section0005_0033.xhtml
Section0005_0034.xhtml
Section0005_0035.xhtml
Section0005_0036.xhtml
Section0005_0037.xhtml
Section0005_0038.xhtml
Section0005_0039.xhtml
Section0005_0040.xhtml
Section0005_0041.xhtml
Section0005_0042.xhtml
Section0005_0043.xhtml
Section0005_0044.xhtml
Section0005_0045.xhtml
Section0005_0046.xhtml
Section0005_0047.xhtml
Section0005_0048.xhtml
Section0005_0049.xhtml
Section0005_0050.xhtml
Section0005_0051.xhtml
Section0005_0052.xhtml
Section0005_0053.xhtml
Section0005_0054.xhtml
Section0005_0055.xhtml
Section0005_0056.xhtml
Section0005_0057.xhtml
Section0005_0058.xhtml
Section0005_0059.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml