HOOFDSTUK XVIII

Terug in Moores huis nam Winter met volmaakte kalmte afscheid van Jacqueline, niet vergetend haar te bedanken voor het prettige gezelschap, maar hij stapte zijn kamer binnen met een gezicht als een donderwolk en Sammy, het mensaap-factotum, dat wel zag hoe laat het was, bleef zijn meester angstvallig uit de buurt. En toen Hanks hoofd aan het raam verscheen, stapte Winter naar hem toe en begon hem zacht maar heftig de huid vol te schelden.

«Heb je Jim gevonden?» besloot hij zijn tirade.

«We hebben het hele bos uitgekamd,» zei Hank. Zijn uiterlijk bevestigde deze woorden, want zijn gezicht en handen zaten vol bloederige schrammen en hij had winkelhaken in zijn kleren van de scherpe dorens en stekels.

Winter negeerde deze bewijzen van dienstijver echter volkomen.

«Flash is er geweest!» snauwde hij. «Flash heeft daar in het volle honderd gedanst! En jullie hebben hem laten schieten!»

«In het volle honderd gedanst?» hijgde Hank. «Hoor eens, Winter, ik heb een paar goede ogen in mijn hoofd al zeg ik het zelf, maar...»

«Hij was de tweede zigeuner die met die verdomde feeks gedanst heeft!» interrumpeerde Winter ongeduldig. «Ze heeft ons verraden en het zal haar berouwen. Die verdommeling! En dan te bedenken dat ik hem hier in deze kamer voor de loop van mijn revolver gehad heb...»

«Hij heeft geen schijn van kans,» zei Hank geruststellend. «Met zo'n premie op zijn hoofd zou de duivel in eigen persoon niet eens kans hebben!»

«De tijd werkt tegen ons,» zei Winter. «Elke minuut, elke seconde is belangrijk. Zelfs het meisje...» Hij zweeg abrupt.

«Krabbelt ze terug?» vroeg Hank nieuwsgierig. Even leek het alsof de meester zijn ondergeschikte neer wilde ranselen, maar hij wist zich te bedwingen, hoeveel moeite het hem ook kostte.

«Verdwijn nu maar, Hank,» zei hij. «Maar houd dit raam met haviksogen in de gaten. Je hebt een zware blunder gemaakt vanavond en zorg dat dat niet meer gebeurt. Onbegrijpelijk dat je Jim niet gevonden hebt. Waar zou die idioot gebleven zijn?»

«Flash moet hem meegenomen hebben,» opperde Hank. «Waarom meegenomen?» snauwde Winter. «Waarom meegenomen in plaats van hem meteen om zeep te helpen?»

«Hij moordt niet,» zei Hank, met een vage verwondering in zijn ogen. «Niet als hij de bovenhand heeft. Dat zeggen ze hier allemaal. Hij wordt van geen enkele moord verdacht, behalve die waarmee je hem hebt opgezadeld, chef.»

«Goed, verdwijn nu maar,» gromde Winter. «Maar wees op alles voorbereid. Flash hangt hier rond en ik verzeker je één ding... ik heb liever zes andere mannen tegen — één die dood is uitgezonderd — dan Flash!»

Hank verdween en Winter stak een sigaar op en plofte in een stoel neer, somber gestemd bij de gedachte aan de nadelige verandering die deze avond plotseling in de houding van het meisje was gekomen. En naar de oorzaak van die verandering had hij niet lang hoeven te gissen... En het was niet ten onrechte dat Thomas Winter zich zorgen maakte, want terstond na thuiskomst was Jacqueline naar haar vaders kamer gegaan.

Hij was nog wakker, met de leeslamp aan op het nachtkastje naast het bed en een boek in zijn handen. Erg welkom scheen ze niet te zijn naar zijn gezicht te oordelen, maar daardoor liet het meisje zich niet afschrikken. Ze nam op een stoel bij het bed plaats en vouwde de handen in de schoot.

«Vader,» zei ze, «ik moet je een vreemde vraag stellen.»

Lawrence Moore sloeg zijn boek dicht en keek zijn dochter strak aan.

«Zoals je wilt,» zei hij, «maar maak het kort. Ik ben niet in de stemming om te praten vanavond.»

«Was het echt Flash die je toen neergeschoten heeft in de stal?»

Ze kreeg de indruk dat hij de vraag had verwacht en hij wendde het hoofd af en sloot half zijn ogen.!

«Jack,» zei hij, «dat is iets waar ik liever niet over praat.»

«Je moet het zeggen, paps,» zei ze. «Ik weet dat je ergens over piekert. Dat vertraagt ook je herstel. En ik heb Flash gesproken vanavond. Hij zweert dat hij het niet gedaan heeft. Hij heeft me getart het je te vragen en hij zei dat je nooit zou zeggen dat hij in de stal geweest was die dag.»

Haar vader staarde met starre ogen naar het plafond, zwijgend.

«Je moet het zeggen, paps,» drong ze aan. «Het gaat niet alleen om Flash. Het gaat ook om ons. Als je het niet zegt, zal die schaduw altijd tussen ons blijven.»

Haar vader bleef zwijgen.

Toen klonk een andere stem, van ergens bij het raam.

«Hij zal het wel zeggen,» zei de stem. «U bent een veel te oprechte man om me in de steek te laten, mr. Moore.»

Het meisje wendde het hoofd met een ruk om en zag Flash in de kring van het lamplicht stappen. Ook Moore wendde het hoofd naar hem toe en zag de slanke gestalte, nog steeds in het potsierlijke maskeradepakje.

«Zeg het haar,» zei Flash. «Heb ik ooit een hand of een wapen tegen u opgeheven?»

Tweemaal trachtte de ander te spreken voordat er woorden over zijn lippen kwamen. Toen zei hij schor: «Nooit van je leven, Flash. En moge God me vergeven dat ik zo'n smerige laffe hond ben geweest!»

«Kalm! Kalm!» zei Flash. «Het is een beetje te veel voor haar.»

Hij trok Jacqueline omhoog uit haar geknielde houding en zette haar in een stoel. Ze scheen een bezwijming nabij.

«O, Flash, wat hebben we je aangedaan?» fluisterde ze. Lawrence Moore had zijn handen voor zijn gezicht geslagen, maar zijn dochter en Flash sloegen nauwelijks acht op hem.

Iets van de kleur was teruggekeerd op Jacquelines wangen en ze was nu een en al ademloze gespannenheid.

«Je hebt het toch niet helemaal gemeend wat je tegen me gezegd hebt, Flash?» smeekte ze.

«Ik heb het helemaal niet gemeend,» zei hij. «Ik was mezelf niet, omdat ik de gedachte niet kon verdragen dat zelfs jij je tegen me had gekeerd. Vergeet het maar... vergeet alles wat ik gezegd heb.»

«Niets zal ik ervan vergeten,» antwoordde ze. «Elk woord was waar en terecht. O, ik schaam me zo...»

«En Winter?» vroeg hij.

Ze huiverde. «Ik kan niet meer aan hem denken,» zei ze. «Ik wil niet meer aan hem denken.»

«Dat hoef je ook niet,» zei Flash. «Ik reken wel met hem af.»

Ze omklemde zijn handen.

«Ik laat je niet gaan, zolang je niet belooft dat je hem uit de buurt zult blijven,» smeekte ze.

«Ik hoef zelf niet met hem af te rekenen,» zei Flash. «Ik laat het de sheriff opknappen. Ik heb alle bewijsmateriaal hier op zak, Jacqueline, dodelijk bewijsmateriaal. Ik ga nu... naar de sheriff!»

«Flash!» hijgde het meisje. «Ben je gek geworden?»

«Helemaal niet,» zei hij. «Dat zul je wel zien als de sheriff hier is. O, ik heb je zoveel te zeggen, maar dat moet wachten tot later. Ik ga nu eerst naar de sheriff.»

«Je kunt wel gewoon door het huis gaan,» zei het meisje. «Winter zal wel in bed liggen. Hij is direct naar zijn kamer gegaan. O, Flash, ik kan het nog steeds niet echt geloven! Het lijkt wel een nieuw begin, alsof een nieuwe zon is opgegaan. Ik ben zo gelukkig dat ik wel zou kunnen zingen, Flash!»

Dat was Flash zelf ook, maar hij beperkte zich tot neuriën, toen hij even later de donkere trap afdaalde. Maar toen hij aan de voet van de trap stond, vervaagde zijn stem opeens tot een verstikt gereutel, want een enorme klauw omklemde zijn keel en zijn armen werden achter zijn rug gewrongen in een greep als van een beer... of van een gorilla.

Een deur ging voor hem open en hij zag Thomas Winter in het lamplicht staan met een havanna tussen de lippen, pantoffels aan de voeten en een krant in de hand. Het leek wel alsof het gesprek van de eerste keer op dezelfde voet werd voortgezet.

Sammy hield Flash stevig vast tot Winter hem ontwapend had. Toen werd hij in een stoel gedeponeerd met Sammy als schildwacht erachter.

Winter keek de jongen geamuseerd aan.

«Dat was een beetje onachtzaam van je, Flash,» zei hij.

De jongen knikte. «Dat was het. Je had zeker een mannetje buiten staan?»

«Ja, natuurlijk,» zei Winter. «En dat is dat! Sigaar?»

«Ik houd me liever bij een sigaretje,» zei Flash en draaide er een.

Hij durfde niet aan het einde denken, hoewel hij wist dat het onvermijdelijk, onontkoombaar was.

«Laat hem zijn tabak maar houden,» zei Winter. «Maar zoek zijn zakken even na.»

De enveloppe kwam natuurlijk te voorschijn. Winter nam de tekst even vluchtig door, zuchtte dan en wierp het papier op tafel.

«Jammer voor Jim,» zei hij. «Altijd een heel bruikbare kracht geweest. Maar nu zal hij de weg gaan van alle verraders.»

«Dat zou ik maar niet te hard roepen,» merkte Flash op. «Jim zal rond deze tijd al een heel eind uit de buurt zijn.»

Winter glimlachte en schudde het hoofd. «Dat doet er niet toe,» zei hij. «Er is geen haast bij. Wie wil de vos direct vangen? Als er een beetje op gejaagd moet worden, is het spelletje veel interessanter. Zoals de jacht op jou heel interessant geweest is!»

Flash knikte.

«En in zekere zin kom ik toch nog als overwinnaar uit de bus ook,» zei hij.

«In welk opzicht?» zei Winter en zijn stem was eensklaps hard en scherp als de snijkant van een mes. «In welk opzicht overwinnaar?»

Flash wees met een vinger naar het plafond.

«Daar heb je het voorgoed verbruid,» zei hij. «Ze kan wel op je kotsen.»

Winter veerde heftig op. Met twee snelle stappen posteerde hij zich vlak voor de jongen, de vuisten gebald, het gezicht een masker van haat.

«Kijk, kijk,» zei Flash belangstellend. «Nu laat de wolf zijn ware gezicht zien. Zo zullen nog niet veel mensen je hebben zien kijken, Winter!»

Winter wist zich te beheersen, maar het kostte hem zichtbaar inspanning. Toen stapte hij terug.

«Heeft ze dat gezien?» vroeg hij, naar het papier wijzend.

Flash schudde het hoofd.

«Dan is er nog geen man overboord,» zei Winter, met een zucht van verlichting.

«Je vergist je,» zei Flash. «Je kunt hoog of laag springen, in haar ogen ben je gebrandmerkt als een moordenaar. Ze heeft een nieuwe zon zien opgaan in haar leven, zei ze, en ik geloof nooit dat ze daar jou mee bedoeld heeft, Winter.»

Zijn zekerheid overtuigde zelfs de andere man. Winter ademde zwaar.

«Wel,» zei hij tenslotte, dat betekent dus het einde, hé? Het heeft zo moeten zijn...»

Hij streek met een hand langs zijn ogen als om iets uit zijn brein en hart te vegen.

«De geschiedenis herhaalt zich,» zei hij, «en dit betekent een keerpunt voor me, het einde van mijn jeugd. Morgen zal ik een oud man zijn.» Hij knikte als ter bevestiging van zijn gedachtengang. «Je vader heeft precies hetzelfde gedaan,» zei hij. «En dan zijn er nog mensen die niet geloven in vreemde spelingen van het lot. Je vader heeft mijn kansen op precies dezelfde manier bedorven... met zijn bemoeizucht en zogenaamde rechtschapenheid. Bij een meisje dat me zelfs nog veel liever was... Hij heeft er met zijn leven voor geboet zoals jij er nu voor zult boeten, Flash. Alleen vind ik het voor jou jammer. We hadden het ver kunnen schoppen samen, als je een beetje minder van die stomme rechtschapenheid van die brave vader van je had gehad...» Hij zweeg abrupt.

«Sammy,» zei hij geërgerd. «Je hebt de deur niet goed gesloten. Maak die deur dicht en...»

Want de deur was langzaam en geluidloos een eindje opengegaan. En nu verscheen op de drempel de schrale, rijzige, breedgeschouderde gestalte van Skinny Bill Baldwin met een getrokken revolver in beide handen. Naast hem met een groot hagelgeweer stond Trot Baldwin, terwijl achter hen de grimmige gespannen gezichten van Shorty en Rabbit Joe zichtbaar werden.