Hoofdstuk 1
‘Dit is een geintje toch zeker?’ Neo Stamos staarde naar het certificaat waarop het logo van een lokale liefdadigheidsinstelling prijkte.
Zijn oudste en enige vriend, die bovendien zijn zakenpartner was, Zephyr Nikos, kon dit niet menen. Dat bestond gewoonweg niet. Hij had dat certificaat natuurlijk voor iemand anders gekocht en gebruikte het nu om zijn vriend een beetje te jennen.
‘Geen geintje. Gefeliciteerd met je vijfendertigste verjaardag, filos mou.’ In tegenstelling tot de beginjaren in Amerika, waarin ze enkel Engels met elkaar hadden gesproken om hun beheersing van de taal te vervolmaken, spraken ze tegenwoordig meestal Grieks om hun moedertaal niet te vergeten.
‘Wat moet ik hiermee? Jij als mijn vríénd zou toch beter moeten weten.’
‘Integendeel, juist omdat ik je vriend ben, weet ik hoe hard je dit nodig hebt.’
‘Pianolessen?’ Een jaar lang nota bene. Geen denken aan! ‘Dat dacht ik toch niet.’
Zephyr leunde tegen de rand van Neo’s op bestelling gemaakte mahoniehouten bureau, dat meer had gekost dan hij in het begin in een jaar had verdiend. ‘Nou, ik dacht het wel. Je hebt de weddenschap verloren, weet je nog wel?’
Neo beperkte zich tot een vuile blik omdat hij wist dat elk argument, hoe redelijk ook, enkel zou worden opgevat als een bewijs dat hij niet tegen zijn verlies kon. Als je een weddenschap afsloot, moest je ook de consequenties aanvaarden, dat was immers al jaren hun vaste stelregel. Hij had gewoon beter moeten weten dan er een aan te gaan met zijn doortrapte vriend.
Zephyrs blik verried dat hij drommels goed wist wat er in zijn kameraad omging. ‘Zie het maar als een recept van de dokter.’
‘Een recept voor wat? Om een uur per week te verspillen? Man, ik kan niet eens dertig minuten missen, laat staan een vol uur.’ Neo schudde zijn hoofd. Hij had een exclusief bureau gespecialiseerd in herenmode in de arm genomen om zijn designpakken voor hem te kopen en zo nodig te vermaken, en dat had hij niet gedaan omdat hij een snob was die met zijn rijkdom te koop wilde lopen.
Nee, Neo Stamos had domweg geen tijd om zelf te gaan winkelen.
‘Tenzij jij iets weet waarvan ik nog niet op de hoogte ben…’ Bijvoorbeeld dat een van hun vele projecten was komen te vervallen. ‘Er is echt geen ruimte in mijn werkschema voor pianolessen.’
Weddenschap of geen weddenschap.
‘Er is inderdaad iets waarvan jij geen weet hebt, Neo. Het heet leven en het wordt overal om je heen gedaan, maar jij hebt het zo druk met ons bedrijf dat het aan jou voorbijgaat.’
‘Stamos & Nikos Enterprises ís mijn leven.’
Zephyr schonk Neo een medelijdende blik, ook al had hij zelf niet minder hard gewerkt om het verleden achter zich te laten. ‘Het bedrijf moest ons een betere toekomst geven, een beter leven. Het was nooit de bedoeling dat het ons met huid en haar zou opslokken. Weet je nog wel, Neo? We gingen het helemaal maken. Voor we dertig waren, zouden we de top hebben bereikt.’
‘En dat is ons gelukt.’ Nog geen drie jaar nadat ze in Amerika aan land waren gegaan, hadden ze hun eerste miljoen verdiend. Weer een paar jaar later waren ze multimiljonair geweest, en tegen de tijd dat Neo dertig werd, hadden ze een gezamenlijk vermogen dat in de miljarden liep. Stamos & Nikos Enterprises was voor Neo echter veel meer dan enkel zijn naam in een briefhoofd, het was de spil waar alles in zijn leven om draaide. En dat vond hij prima.
‘Je wilde ooit een groot huis kopen, een gezin stichten. Staat je daar vaag nog iets van bij?’ vroeg Zephyr spottend.
‘Een mens verandert.’ Sommige jeugddromen kon je beter achter je laten. ‘Ik ben dik tevreden met mijn penthouse.’
Zephyr rolde met zijn ogen. ‘Daar gaat het niet om, Neo.’
‘Waar gaat het dan wel om? Dat ik die pianolessen echt nodig heb? Dat geloof je toch zeker zelf niet!’
‘Om je de waarheid te zeggen wel, ja. Altijd dikke stress en nooit eens wat ontspanning, dat is praktisch vragen om een hartinfarct. Als je me niet gelooft, geloof dan je huisarts, want die heeft het je na je laatste keuring ook verteld, dat weet ik toevallig.’
‘Ik sport zes dagen per week. Mijn maaltijden worden samengesteld door een expert op voedingsgebied. Mijn huishoudster houdt zich bij de bereiding strikt aan alle voorschriften, en ik eet regelmatiger dan jij. Lichamelijk is er niets mis met mij, ik ben juist in topvorm.’
‘Je slaapt maar zes uur per nacht en je doet nooit iets wat als uitlaatklep zou kunnen dienen voor alle stress in je leven.’
‘Hallo, ik sport zes keer per week. Noem je dat soms geen ontspanning?’
‘Nee, want dat is gewoon een andere vorm van presteren voor jou. Het is nooit genoeg, jij wilt altijd meer, beter.’
Zephyr kon het weten. Ook hij stelde altijd hoge eisen aan zichzelf, al ging hij de laatste paar jaar wel eerder naar huis – om zes uur in plaats van rond achten, zoals voorheen. Hij had ook een paar hobby’s die niets te maken hadden met zijn werk, maar dat betekende nog niet dat zijn leven beduidend beter was dan dat van Neo. Het was anders, dat wel, maar nu ook weer niet drastisch anders.
‘Er is niets mis mee om goed te willen presteren.’
‘Dat is waar.’ Zephyr fronste. ‘Vooropgesteld dat je leven in balans is. Jij, mijn vriend, hebt geen leven.’
‘Ach, wat een onzin! Natuurlijk heb ik dat wel!’
‘Nee, jij stopt je hele ziel en zaligheid, plus je niet geringe energie in je werk, waardoor er niets overblijft voor de dingen die het leven zin geven.’
‘En die pianolessen, horen die volgens jou bij de dingen die mijn leven zin moeten geven?’ vroeg Neo, terwijl hij zijn vriend bezorgd bekeek. Misschien begon Zephyr wel overspannen te worden. Hij begon in elk geval duidelijk zijn greep op de realiteit te verliezen.
‘Nee, natuurlijk niet. Het biedt je alleen wel de kans om één uur per week gewoon Neo Stamos te zijn, niet de Griekse magnaat die de meeste bedrijven met gemak drie keer zou kunnen opkopen, om nog maar te zwijgen over de mensen binnen die bedrijven.’
‘Sinds wanneer doen wij aan mensenhandel?’
‘Oké, we kopen vastgoed en verkopen het daarna weer met vette winst, daar zijn we verdraaid goed in. Jouw voorstel om onze investeringen te spreiden, heeft ons trouwens evenmin windeieren gelegd. Wanneer zal het ooit eens genoeg zijn?’
‘Ik ben dik tevreden met mijn leven.’
‘Maar je bent nooit tevreden met je succes.’
‘Ben jij dan zo anders?’
Zephyr haalde zijn schouders op, waarna de prachtige stof van zijn Italiaanse maatpak zich weer naadloos in model schikte. ‘We hebben het nu over jou.’ Hij kruiste zijn armen voor zijn borst en staarde streng op Neo neer. ‘Wanneer heb jij voor het laatst de liefde bedreven met een vrouw, Neo?’
‘Opscheppen over onze veroveringen? Zijn we daar niet een tikkeltje te oud voor, Zee?’
Zephyr glimlachte. ‘Je veroveringen interesseren me geen biet. En als dat wel zo was, dan zou je deze vraag nog niet kunnen beantwoorden, omdat het nog nooit gebeurd is.’
‘Zeg, nu moet het niet gekker! Ik heb seks wanneer ik maar wil.’
‘Seks, ja, maar je hebt nog nooit de liefde bedreven.’
‘Nou en? Ik zit er niet mee, hoor.’
‘Je bent bang voor intimiteit.’
‘Hoe we van pianolessen op dit psychologische geneuzel zijn gekomen, gaat mijn verstand toch echt te boven! Sinds wanneer hou jij je eigenlijk met dat soort flauwekul bezig?’
Zephyr had de euvele moed om er gekwetst uit te zien. ‘Ik wijs je er slechts op dat je leven te beperkt is. Je moet nodig je horizon eens wat verbreden.’
‘Nu klink je net als een reclamespot voor een reisbureau.’ Als hypocriet, en niet zo’n beetje ook, dacht Neo er nijdig achteraan.
‘Ik klink als een vriend die niet wil dat je aan een stress-gerelateerde ziekte sterft nog voor je veertigste verjaardag, Neo.’
‘Waar komt dit allemaal ineens vandaan?’
‘Gregor heeft jou niet alleen gewaarschuwd, hij nam mij ook laatst terzijde tijdens ons wekelijkse rondje golf. Volgens hem steven jij af op een vroegtijdige dood als je zo doorgaat.’
‘Ik laat de bevoegdheid van die vent intrekken!’
‘Nee, dat doe je niet. Hij is onze vriend.’
‘Hij is jouw vriend. Hij is mijn huisarts.’
‘Dat bedoel ik nu de hele tijd, Neo. Er is geen balans in jouw leven. Alles draait bij jou om het werk.’
‘Hoe zit het dan met jou? Als relaties zo onmisbaar zijn voor een uitgebalanceerd leven, waarom zit jij dan nog niet knus in een vaste relatie, hè?’
‘Ik heb afspraakjes, Neo, jij niet. Want over één ding kunnen we duidelijk zijn: uitgaan met een vrouw met het vooropgezette plan om haar in de koffer te krijgen en haar daarna nooit meer te zien, dat is geen afspraakje. Dat is een los contact.’
‘In welke eeuw leef jij eigenlijk?’
‘Geloof me, ik leef in deze. En dat zou jij ook eens moeten proberen, mijn vriend. Stribbel dus niet langer tegen en neem dat cadeau gewoon aan, oké?’
‘Zomaar?’
‘Wilde je je soms onder onze weddenschap uitdraaien?’
Daar ging Neo wijselijk niet op in. ‘Ik wil helemaal geen pianolessen.’
‘Vroeger wel.’
‘O ja? Wanneer dan wel?’
‘Toen we kinderen waren, in Athene.’
‘Ik had als kind wel meer ideeën die ik heb leren loslaten.’ Een immens vermogen vergaren, slokte nu eenmaal al je tijd en aandacht op, maar dat had hij er graag voor over. Elke dag weer. Want zo had hij iets van zichzelf weten te maken, iets wat totaal anders was dan zijn waardeloze vader, die al verdwenen was voor Neo twee was geweest. En anders dan zijn moeder, die zich liever had bezat dan voor haar kind te zorgen.
‘Zegt de man die zich van de straten van Athene heeft opgewerkt tot Wall Street.’
‘Ik woon in Seattle.’
Zephyr schokschouderde. ‘De beurs is op Wall Street, en wij behoren daar tot de grote jongens.’
Neo voelde dat zijn besluit begon te wankelen, al was het enkel maar om de enige persoon om wie hij genoeg gaf niet teleur te stellen. ‘Ik zal het twee weken aanzien.’
‘Zes maanden.’
‘Eén maand.
‘Vijf.’
‘Twee, en dat is mijn laatste bod.’
‘Ik heb voor een vol jaar betaald, hoor.’
‘Als het me bevalt, zal ik alle lessen gebruiken,’ beloofde Neo, ook al geloofde hij geen seconde dat dat ook daadwerkelijk zou gebeuren.
‘Akkoord.’
Cassandra Baker streek voor de zoveelste keer de rok glad van haar nieuwe jurk. Online besteld, uit de nieuwe collectie voor het nieuwe seizoen, in een trendy A-line, met het bovenmaatse blokpatroon in marineblauw en wit dat op dit moment helemaal in was. Ja, dat ze als een kluizenaar leefde, betekende nog niet dat ze zich zo moest kleden.
Een modieuze garderobe, ook al kreeg buiten haar vrijwel niemand die te zien, was een van haar hulpmiddelen om zich normaal te voelen.
Het werkte lang niet altijd, maar ze bleef het proberen.
Ze werd geacht te spelen, want dat ontspande haar. Toch lagen haar vingers volkomen stil op de toetsen van haar Fazioli-vleugel.
Neo Stamos zou over pakweg vijf minuten hier zijn voor zijn eerste les.
Toen ze die pianolessen beschikbaar had gesteld, zoals ze elk jaar deed, had ze aangenomen dat haar leerling ook nu weer een pianist zou zijn. Een aanstormend talent dat de kans om met de excentrieke toppianiste en newagecomponiste te werken met beide handen aangreep.
Ze maakte haar haarspeld los, streek haar lange bruine haren glad en maakte daarna de speld weer vast. Haar handen vielen als vanzelf weer op de toetsen, zonder evenwel klanken te ontlokken aan het prachtige instrument.
Haar leerling zou haar liefde, haar adoratie voor de piano delen, daar was ze rotsvast van overtuigd geweest. Het was geen moment in haar opgekomen dat haar leerling een miljardair zou kunnen zijn die nog nooit van zijn leven een piano had aangeraakt! Voor een vrouw die het al Spaans benauwd kreeg wanneer ze haar deur moest openen voor een vreemde, was dit een regelrechte nachtmerrie.
Om haar zenuwen wat tot bedaren te brengen, was ze alles gaan lezen wat ze over hem kon vinden op het net. Nou, dat was reuze effectief geweest!
Haar angst om hem te ontmoeten, was er enkel nog groter door geworden. Op de weinige publiciteitsfoto’s die er van hem waren, zag hij eruit als een man die zelden of nooit naar muziek luisterde. Waarom zou zo iemand in vredesnaam pianolessen willen?
Toch wilde hij dat kennelijk. Zephyr Nikos had alle concurrentie verpletterd met een verbijsterend bod van honderdduizend dollar! Dat geloofde je toch niet? Wie betaalde er nu tweeduizend dollar voor een uur pianoles?
De organisatrice van de veiling was bijkans in extase geweest. Cassandra, die telefoongesprekken met vreemden altijd kort hield, had haast niet van de oudere dame kunnen afkomen. Ze was maar blijven herhalen hoe geweldig het was dat Mr. Nikos de lessen had gekocht voor zijn oude vriend en zakenpartner, Neo Stamos.
Vervolgens was ze gebeld door Mr. Stamos’ uiterst efficiënte en hooghartige assistente om een afspraak te maken voor de lessen. Cass was heel inschikkelijk geweest omdat haar eigen oefenschema flexibel was en haar sociale leven sowieso niets voorstelde.
Elke dinsdagmorgen om tien uur was dan ook gemakkelijk in te passen in haar schema. Voor Mr. Stamos was het, daarentegen, een uitdaging die gelijk stond aan het opgeven van zijn eerstgeborene. Tenminste, als je zijn assistente moest geloven.
Omdat ze geen idee had waarom een immens rijke, veel te knappe, duidelijk ambitieuze en extreem drukke zakenman de lessen wilde, was Cass nog nerveuzer dan ze doorgaans al was wanneer ze een nieuwe leerling voor het eerst zou ontmoeten. In feite had ze zich niet meer zo gespannen gevoeld sinds haar laatste optreden in het openbaar.
Ze liep zichzelf al de hele morgen voor te houden dat ze zich niet zo moest aanstellen. Het had geen sikkepit geholpen.
Er werd aangebeld, wat haar paniekerig deed opveren, ook al had ze het aldoor verwacht. Haar hart sloeg op hol, en ze haalde bijna hijgend adem. Hoewel ze zich omdraaide op de pianobank, was ze niet in staat om op te staan.
Toch moest ze dat doen, ze moest naar de deur gaan om haar nieuwe leerling binnen te laten.
Er werd voor de tweede maal aangebeld, gebiedend en ongeduldig, wat dat rare gevoel van verlamming gelukkig deed verdwijnen. Ze veerde overeind, wegsnellend naar de deur, terwijl allerlei angstige vragen door haar hoofd spookten.
Zou Neo Stamos zelf op de stoep staan of zijn assistente? Of misschien zijn lijfwacht of zijn chauffeur? Spraken miljardairs met hun pianolerares of hadden ze daar hun personeel voor? Werd ze geacht les te geven, terwijl zijn lijfwacht, chauffeur en assistente in hetzelfde vertrek op hem wachtten?
Alsjeblieft, dat niet, bad ze, vechtend tegen het gevoel dat ze elk moment kon gaan hyperventileren. Toch bleef ze doorlopen, haar blik strak gericht op de voordeur, en daar was ze knap trots op.
Misschien was hij wel alleen. Hoewel, als hij zelf had gereden, ontstonden er weer andere problemen. Zou hij zijn dure slee hier wel willen parkeren? In haar doorsneestraat in west Seattle? Moest ze hem misschien het gebruik van haar lege garage aanbieden?
Er werd net voor de derde maal veel te lang aangebeld toen ze de deur opende. Mr. Stamos, die er zelfs nog imposanter uitzag dan op de foto’s die ze van hem had gezien, leek zich er absoluut niet voor te generen dat hij met zijn vinger op de bel was betrapt.
‘Miss Cassandra Baker?’ Groene ogen, het diepe groen van bladeren in de zomer, in een gezicht dat in het echt bijna overweldigend aantrekkelijk was, keken haar vragend aan.
Omdat hij minstens een kop groter was dan zij, moest ze naar hem opkijken. ‘Ja.’ Daarna dwong ze zichzelf tegen hem te zeggen wat ze tegen elke nieuwe leerling zei. ‘Je mag me wel Cass noemen.’
‘Je ziet eruit als een Cassandra, niet als een Cass.’
Zijn diepe stemgeluid vibreerde als een perfect aangeslagen akkoord in haar door. ‘Al mijn protégees noemen me Cass.’ Al leek de term protégé op een of andere manier totaal niet van toepassing op deze man.
Zelf leek hij dat ook te vinden, want zijn perfect gevormde lippen trilden even. ‘Ik noem je liever Cassandra.’
Ze staarde hem onzeker aan. Hij leek het niet aanmatigend te bedoelen, al klonk het wel zo. Hij scheen het domweg als zijn goed recht te zien om de naam te gebruiken die hij bij haar vond passen in plaats van de naam waaraan zij de voorkeur gaf.
‘Volgens mij is het nu gebruikelijk dat je me binnenlaat.’ Er klonk ongeduld door in zijn stem, hoewel hij er niet geërgerd bij fronste.
Desondanks voelde ze zich prompt slechtgemanierd. ‘Natuurlijk, ik… Wil je je auto misschien in de garage zetten?’ vroeg ze met een weifelende blik op de gestroomlijnde Mercedes op haar oprit.
Hij schudde beslist zijn hoofd, zonder zelfs maar over zijn in Armani gestoken schouder naar de auto te kijken. ‘Nee, dat lijkt me niet nodig.’
‘Goed, laten we dan naar binnen gaan.’ Ze draaide zich om en ging hem voor naar de muziekkamer.
Aan het einde van de negentiende eeuw, toen het huis werd gebouwd, was dit de salon geweest. Nu vormde haar Fazioli het stralende middelpunt ervan. Verder stond er vrijwel niets in, enkel een leunstoel voor de enkele keer dat ze een gast had, plus een bijzettafeltje.
Ze gebaarde uitnodigend naar de pianobank, die exact bij de vleugel paste. ‘Neem plaats.’
Raar, flitste het door haar heen, het zag er heel natuurlijk uit, hoewel hij met zijn ruim één meter vijfentachtig eigenlijk te lang was voor dat bankje.
Hij zag er ook niet uit als een pianist. Die waren meestal slank en lenig, óf ze hadden juist een soort zwembandjes. Zijn lichaam leek echter superfit en was gespierd. Zijn handen waren sterk, met lange vingers met vierkante toppen, waarop eelt zat op plekken waar je dat niet zou verwachten bij een pianist. Of een miljardair, zo vermoedde ze. Zijn pak paste beter in de vergaderzaal dan in haar muziekkamer, en toch leek hij zich hier volkomen op zijn gemak te voelen.
Misschien had de zwartharige superrijke adonis gewoon het vermogen niet om gêne te voelen?
‘Wil je misschien iets drinken voor we beginnen?’
‘We hebben al genoeg tijd verspild, dus zullen we de plichtplegingen verder maar achterwege laten?’
‘Ik wil best een paar minuten langer doorgaan om toch het uur vol te maken, hoor,’ bood ze sussend aan.
‘Maar ik niet.’
‘Juist.’ Vreemd genoeg nam zijn bruuske optreden een deel van haar spanning weg.
Of was het enkel de opluchting dat hij geen gevolg had meegebracht, zoals ze had gevreesd? Hoe het ook zij, ze voelde zich ineens stukken beter. En dat was zo’n opluchting dat ze hem best terwille wilde zijn.
Goed, geen plichtplegingen meer dus. ‘Volgende week kun je wel gelijk doorlopen, zonder eerst aan te bellen,’ merkte ze nog op.
De veel te intrigerende groene ogen werden waakzaam samengeknepen. ‘Doe jij je deur niet op slot?’ Zonder haar antwoord af te wachten, vervolgde hij: ‘Ik heb je deur wel op slot gedaan toen ik hem dichtdeed.’
Allicht, dat was voor een man in zijn positie vast wel bittere noodzaak. ‘Het verbaasde me al dat je geen lijfwachten hebt die een huis doorzoeken voordat jij er binnen gaat.’ En niet zo’n beetje ook.
‘Voorzichtig zijn is één ding; jezelf constant omringen door lijfwachten is weer heel iets anders. Mijn assistente heeft je wel grondig doorgelicht voor ze je belde om een afspraak te maken.’ Hij bekeek haar peinzend. ‘Geef toe, jij vormt nauwelijks een bedreiging voor me.’
‘Juist.’ Het zat haar helemaal niet lekker dat hij haar had laten natrekken.
‘Het was niet persoonlijk bedoeld.’
‘Alleen noodzakelijk.’ Net als haar research naar hem op het net.
Al wist hij vast veel meer over haar dan zij over hem. Zo was hij ongetwijfeld op de hoogte van wat haar manager betitelde als haar ‘eigenaardigheden’. Toch behandelde hij haar niet alsof ze gestoord was.
‘Precies.’ Hij keek veelbetekenend op zijn horloge.
Geen Rolex, constateerde ze verbaasd. Dat zei ze echter niet. Hij was hier voor pianoles, niet voor een gezellig praatje, dat had hij heel duidelijk laten blijken. Dus vooruit met de geit!
De rest van het uur verstreek verrassend snel, hoewel de magnaat langzamerhand een heel ander soort spanning in Cass opriep.
Neo begreep zelf niet waarom het vooruitzicht dat hij vandaag zijn tweede les zou krijgen hem zo blij stemde.
Cassandra Baker was precies wat hij op grond van het rapport over haar al had verwacht: stilletjes en duidelijk slecht op haar gemak bij vreemden. Toch had ze iets wat hem enorm aantrok. O, niet haar uiterlijk, want dat was heel gewoontjes. Met haar muizige bruine haar, sproetjes en tengere lichaam was ze zeker geen schoonheid. Ze was eerder het type van het aardige buurmeisje, het type dat hij vrijwel nooit tegenkwam. Zonder toedoen van Zephyr zou hij háár evenmin ooit hebben ontmoet.
Zee was ook degene die hem had laten kennismaken met haar muziek. Hij had Neo al haar cd’s gegeven, voor zijn verjaardag en met de kerst. Aanvankelijk had hij er alleen tijdens het sporten naar geluisterd, later ook af en toe wanneer hij achter de computer zat. Tegenwoordig luisterde hij vrijwel naar niets anders meer wanneer hij thuis was.
De muziek boeide hem, de naam op het label stukken minder. Hij had dan ook pas beseft dat zij verantwoordelijk was voor de muziek waarnaar hij zo graag luisterde op het moment dat hij het rapport over haar onder ogen kreeg.
Hij had trouwens evenmin geweten dat ze een van de best verkopende newagemusici ter wereld was. Toch had ze totaal geen kapsones, wat de indruk versterkte dat ze een aardig buurmeisje was.
Het enige opvallende aan haar waren in feite haar ogen. Die waren open en eerlijk, wat hem enorm aansprak, terwijl de kleur ervan – een diep amber – duidelijk puur natuur was. Veel van zijn ‘losse contacten’ – om Zephyr te citeren – droegen gekleurde contactlenzen, maar die haalden het toch niet bij het echte werk. Bij lange na niet.
Ja, hoewel ze geen schoonheid was, intrigeerde Cassandra hem. De schuwe pianiste had iets wat hem heel erg beviel. Haar kwetsbaarheid misschien? Of het feit dat zij zijn lievelingsmuziek maakte?
Het deed er in feite ook niet toe. Hij verheugde zich erop om haar beter te leren kennen, zonder bijbedoelingen zoals seks, en hij kon zich niet heugen wanneer dat voor het laatst was voorgekomen. Misschien wel nooit.
Toen hij bij haar op de stoep stond, vier uur later, ontdekte hij tot zijn schrik dat hij haar voordeur inderdaad kon openduwen. Daarbij zat ze ook nog doodleuk te spelen, hoorde hij. Iedereen kon hier verdorie zomaar naar binnen lopen zonder dat zij iets merkte!
Met een nijdige frons op zijn gezicht betrad hij de muziekkamer.
Ze keek op van de piano, haar vingers verstillend boven de toetsen. ‘Goeiemorgen, Neo.’
‘Je deur zat niet op slot.’
‘Fijn toch? Nu kon je gelijk doorlopen.’
Zonder op haar uitnodiging te wachten, zonk hij naast haar op de pianobank neer. ‘Je kon me niet horen aankomen.’
‘Dat is ook niet nodig. Je weet inmiddels de weg.’
‘Daar gaat het niet om.’
‘O nee?’ Ze keek hem oprecht verbaasd aan.
‘Nee.’
‘Goed. Zullen we beginnen waar we vorige week zijn opgehouden?’
Neo was het niet gewend om afgepoeierd te worden. Toch werd hij niet boos. Welnee, hij voelde er enkel bewondering voor dat zo’n verlegen vrouwtje hem zo handig weer bij de les wist te krijgen. Letterlijk. Haar voordeur ging hem in feite geen fluit aan, hielp hij zichzelf herinneren.
Hij genoot van haar zachte stem, die hem door de les loodste. Haar passie voor muziek klonk door in elk woord, je zag het in de manier waarop ze de piano aanraakte. Een man zou er heel wat voor overhebben om door een geliefde met zo’n intense toewijding te worden aangeraakt.
Die laatste gedachte verklaarde ongetwijfeld ook waarom hij tijdens een pianoles zoiets misplaatst ervoer als lichamelijke opwinding.