17
Na telefoonnummers te hebben uitgewisseld met Sasha en Tania, waarbij het te laat tot me doordrong dat ik hen mijn echte nummer had gegeven omdat ik niet de hersens had om een fake te bedenken en hen te hebben beloofd dat ik met de ‘mensen van de redactie’ zou praten over hun eigen blog, holde ik door de douane en door de stationshal tot ik een telefooncel vond. In plaats van de hoorn van de haak te nemen, sloeg ik mijn ogen ten hemel voor inspiratie. In plaats van heilig licht, zag ik de grootste champagnebar ter wereld.
‘Dat jullie al open zijn!’ zei ik en ik plofte op een barkruk. ‘Het is nog niet eens half negen.’
Het meisje achter de bar keek glimlachend op van het glas dat ze aan het poetsen was. ‘We gaan om zeven uur open en ook dan zijn er al klanten.’
‘Onvoorstelbaar dat mensen hier open en bloot om zeven uur 's ochtends champagne gaan zitten drinken.’
Het was een wonderbaarlijke bar. Ik had nog nooit zoveel flessen champagne bij elkaar gezien en ik had toch een jaar samengewoond met drankorgel Jenny Lopez.
‘Tja.’ Het meisje schonk me een stijf lachje. ‘Kan ik iets voor je betekenen?’
‘O god, ja natuurlijk,’ zei ik, niet helemaal zeker wetend wat ik zou bestellen. Aan kopjes thee deden ze hier vast niet, toch?
Ik pakte de champagnekaart en was me er zeer van bewust dat ik geen van mijn beste beslissingen ooit onder invloed had genomen maar ik was er dan ook vooral op uit om het nemen van elke mogelijke beslissing nog even voor me uit te schuiven. En dit was natuurlijk niet hetzelfde als wanhopig goedkope White Elephant slurpen onder een brug. Ik zou wanhopig van een beschaafde en elegante flûte champagne genieten. Om acht voor half negen, om precies te zijn. ‘Doe maar een glas Taittinger.’
‘Natuurlijk.’ Het meisje schonk vaardig in, serveerde me beleefd en verwijderde zich toen om weer glazen te gaan poetsen. Raar, als ik alleen aan een bar in New York zou zitten, zou de barkeeper altijd een praatje met me aanknopen. Daar stond dat blijkbaar in de functieomschrijving. Als je geen zin had om te kletsen, dan was daar maar een kleine hint voor nodig: een lachje en een knikje bij de eerste flauwe grap volstonden, maar ze probeerden het altijd. Vandaag was echter zo'n dag dat ik blij was met de gebruikelijke Britse gereserveerdheid.
Ik keek toe hoe de bubbels door het oppervlak in het glas braken, eerst in een gesloten rij pareltjes, daarna trager, één voor één. Plop-plop-plop. Ik nam een slokje. Het was zalig. Niet wat ik gewend was rond deze tijd, maar een mens moet openstaan voor nieuwe dingen. Wanneer had ik voor het laatst (te veel) champagne gedronken? Erins trouwdag. Alex was die dag helemaal het einde geweest: zo zorgzaam, zo liefdevol. Hij zat urenlang glimlachend bankiersbabbels uit, alleen maar om bij mij te kunnen zijn. Niet dat hij daar niet voor beloond was, herinnerde ik me en ik voelde een lachje doorbreken. Het was de eerste keer geweest dat ik serieus de mogelijkheid had overwogen dat we het zelf ook een keer zouden doen. Trouwen dus. Die andere daad kwam al frequent genoeg aan de orde. Het grootste champagnemoment daarvoor was de bruiloft van Louisa geweest, een aanzienlijk minder romantische gebeurtenis. Voor mij dan.
‘O, verdomme, wat doe ik hier?’ vroeg ik me hardop af.
Het meisje achter de bar schonk me een lichtbezorgde blik die ze tot een lach probeerde om te vormen, maar net niet snel genoeg. Ik had niet de energie om haar opgewekt grijnzend gerust te stellen. In plaats daarvan fronste ik en wreef in mijn ogen. ‘Mag ik even afrekenen?’
‘Uiteraard, mevrouw, ogenblikje.’ Even later overhandigde ze me een klein wit bonnetje op een zilveren schaaltje en negeerde mijn dodelijke blikken over het ‘mevrouw’.
Ik liet mijn creditcard op het schaaltje vallen en was de volgende twee minuten druk met uitzoeken hoe ik ook alweer moest pinnen en chippen, voor ik mijn champagne achterovergooide – charmant als altijd – en het glas op de bar zette. Eerlijk waar. Zeg Gewoon Nee. Voor ik van gedachte kon ver an - deren stond ik op, greep mijn tas en rende over de roltrap naar beneden in hetzelfde tempo als ik naar boven was gesprint.
Manhaftig liep ik naar een afgetuigde telefooncel en constateerde verrukt dat het ding creditcards accepteerde. Aangemoedigd door de champagne toetste ik het nummer in. Met gesloten ogen wachtte ik tot de lijn zou overgaan.
‘Hallo, dit is Alex,’ meldde zijn voicemail onmiddellijk. ‘Spreek wat in als je wilt, maar weet dat ik mijn berichten nooit afluister.’
‘Alex, met mij, we moeten praten,’ gooide ik eruit. ‘Eh… ik denk dat je al op weg bent naar het festival of zoiets, maar o – man, ik moet je echt spreken. Maar ik heb geen telefoon. Dus ik bel later nog wel een keer. En ehm, ja, dat doe ik. Ik bel je nog.’
Ik hing op en keek om me heen. Het was nog maar half ne - gen 's ochtends en het was toch al druk. Bizar om weer in Enge - land te zijn en allemaal vertrouwde winkels te zien. Links van me zat een WH Smith, een Foyles Book Shop en o – halleluja! – een Marks & Spencer. De heimwee die in Parijs toch al af en toe de kop op stak, kwam aan als een mokerslag. Britse accenten om me heen en overal voetbalshirtjes en niet alleen die van Manchester United, zoals in New York. Het was allemaal zo vertrouwd en toch ook weer nieuw. Toch waren er ook bepaalde dingen precies hetzelfde. Tal van handen hielden een beker van Starbucks vast, de witte draden van oordopjes piepten onder artistiek verward haar uit en ik zag heel veel skinny jeans. Die waren blijkbaar internationaal. Maar ik voelde me er niet beter door en het zorgde er ook niet voor dat ik wilde blijven. Het enige wat ik zeker wist, was dat ik moest plassen.
Opnieuw pakte ik de hoorn en trok mijn creditcard door de sleuf. Ditmaal ging de lijn over, gevolgd door een klik en opname.
‘Hallo?’
‘Louisa?’
‘Angela?’
Ik glimlachte onwillekeurig. Het was weer te gek om haar stem te horen. ‘Ja, eh, ik ben in Londen.’
‘O, schat, wat geweldig!’ gilde Louisa. ‘Annette! Het is Angela! Ze is in Londen! Ze komt naar huis!’
‘Shit, Lou, heb je het nu tegen mijn moeder?’ krijste ik terug. ‘Wat doet zij…’
‘Ja, natuurlijk kun je haar even spreken,’ praatte Louisa door mijn woorden heen. ‘Hier is je moeder.’
‘Angela? Je moeder hier,’ verklaarde mijn moeder volkomen overbodig. Annette Clark klonk buitengewoon bozig. ‘Waar zit je?’
Mijn lippen werden een grimmig streepje. ‘Ik eh, ben in Parijs.’
‘Waarom toont het display dan een Londens nummer?’
‘Ik wou zeggen dat ik in Parijs was, maar nu op St. Pancras sta.’ Mam keek echt veel te vaak naar Inspector Morse.
‘Nou, dan moet je naar Waterloo gaan,’ meldde ze, alsof ik achterlijk was. ‘Weet je nog hoe je daar moet komen? Je kunt van die speciale kaarten kopen om in de trein te komen. Oysters heten ze geloof ik. Heb je geld? Kun je aan zo'n kaart komen?’
‘Mam, ze hadden vorig jaar ook al Oyster-kaarten,’ zei ik met een zucht. ‘Ik heb er allang een. En ja, ik weet hoe ik van St. Pancras in Waterloo moet komen, ik heb dat al eerder gedaan.’
‘Dat kan ik toch niet weten?’ antwoordde ze nijdig. ‘Je doet al maanden waar je zin in hebt daar in Amerika, we horen nooit meer wat van je! Je had wel eens even kunnen zeggen dat je thuis zou komen, dan had je vader je even opgehaald. Met liefde en plezier, weet je.’
‘Ja, dat weet ik,’ zei ik. Het idee dat pa alsnog in zijn Ford Focus zou uitrukken, deed me bijna de hoorn erop smijten. Hij zou één blik op me werpen en me onmiddellijk naar een inrichting rijden. ‘Maar ik kom eigenlijk niet naar huis toe.’
Dat had ik niet eens geweten, tot ik het mezelf hoorde zeggen.
‘Natuurlijk wel, Louisa zei het zelf,’ zei mijn moeder zelfverzekerd. ‘Hoe laat denk je hier te zijn? Heb je iets fatsoenlijks om aan te trekken voor het feest of moet ik de doos met kleren van zolder halen?’
‘Welke doos?’ Ik had geen idee waar mijn moeder het over had.
‘De doos met kleren die ik bij Mark heb opgehaald omdat jij zo nodig naar New York moest,’ legde ze uit. ‘Daar zit vast wel iets toonbaars in. Of anders kun je ook wel iets van mij lenen.’
Ik slaakte een geluidloze snik bij het idee dat ik op Louisa's feestje zou arriveren in het tuttigste wat mijn moeder bij Dorothy Perkins had kunnen bemachtigen. Daarna visualiseerde ik hoe ik uit een taxi stapte in de Balenciaga met glimmers en de Guiseppe Zanotti-hakken die Jenny had gestuurd. Als die niet tot modieuze snippers waren gedegradeerd, zou het de moeite waard zijn geweest, alleen al om Marks smoel te zien.
‘Angela, ben je daar nog?’ vroeg mijn moeder ongeduldig. ‘Denk je dat je onderweg even kunt binnenlopen bij een Wait - rose? Louisa heeft een cateraar ingehuurd en het zal allemaal best in orde zijn, maar er is geen zilveruitje te bekennen. Hoe kun je nou een familiefeestje geven zonder zilveruitjes?’
‘Mam, mag ik Louisa nog even?’ Ik beet op mijn lip, ze maakte me het wel heel makkelijk om deze knoop door te hakken.
‘Onvoorstelbaar dat je me niet even hebt laten weten dat je naar huis komt,’ drensde ze door, alsof ze me niet had gehoord. ‘We moeten eens ernstig praten over je manieren, jongedame. Je kunt bij ons logeren, uiteraard, als je maar niet denkt dat je kunt komen en gaan wanneer je wilt.’
‘Mam…’
‘Als ik Tim niet in de supermarkt was tegengekomen, had ik niet eens geweten dat je in Frankrijk zat. In Frankrijk, nota bene.
Wat moest je daar nu in vredesnaam? Waarom ben je niet rechtstreeks naar Londen gekomen? Echt iets voor jou om zo'n omweg te maken.’
‘Mam, geef me Louisa nog even!’ Ik was druk bezig driftig te worden en daar kon zij ook niets aan doen. Nou ja, een beetje wel natuurlijk, maar voor het grootste deel toch niet.
‘Wat jij maar wilt,’ zei ze mopperig. ‘Maar zeg maar niet dat ik iets over die zilveruitjes heb gezegd. Louisa?’
‘Dank je wel, Annette,’ zei Louisa. ‘Angie, heeft ze je gevraagd zilveruitjes te kopen? Ik zweer het, als ze er niet over ophoudt, verdrink ik haar nog in een vat azijn. Niet dat haar kop niet al zuur genoeg is…’
‘Waarom is ze in vredesnaam daar, Lou?’ Ik had geen medelijden met mijn vriendin, mijn moeder had zichzelf daar echt niet om half negen 's ochtends uitgenodigd.
‘Ze bood zelf aan te helpen met het feestje,’ zei Louisa. ‘Dat geloof je toch niet!’
Oké, vooruit dan maar…
‘Sorry dat je haar aan de lijn kreeg, maar ik dacht echt dat ik haar zou gaan wurgen. En het is toch je moeder…’
‘Wat erg voor je,’ zei ik en ik meende elke woord. ‘Hoor eens, Lou, ik weet dat ik heb gezegd dat ik naar huis zou komen, maar ik heb er nog eens over nagedacht en ik kan beter terug naar New York gaan.’
‘Sorry, Angela? Ik dacht dat je zei dat je in Londen was?’ Louisa klonk alsof ze het allemaal niet meer kon volgen, wat me niets verbaasde. ‘Sta je niet op St. Pancras?’
‘Ja, min of meer,’ zei ik en ik probeerde uit te dokteren hoe laat het in Parijs was. Hier was het half negen, dan moest het daar half tien zijn. Als ik binnen een uur de trein terug zou kunnen nemen, zou ik het misschien net halen. ‘Het spijt me ontzettend, ik gedraag me al de hele week als een kip zonder kop. Ik voelde me zo verloren.’
‘Kom dan naar huis,’ stelde Louisa ferm voor. ‘Als je thuis bent, kun je niet verloren zijn.’
‘Precies,’ stemde ik in. ‘En daarom ga ik naar huis.’
‘Schat, ik weet even niet waar je het over hebt,’ zei Louisa, die inmiddels ook wat ongeduldig klonk. ‘Kom je nu of niet? Moet ik het logeerbed opmaken?’
‘Ze slaapt bij ons!’ loeide mijn moeder op de achtergrond.
Hoe fijn het ook was dat ze om me vochten, die loei gaf de doorslag. ‘Als ik zeg dat ik terug naar huis ga, bedoel ik dat ik terug naar New York ga,’ zei ik. ‘Ik bel je morgen, oké?’
‘Angela, ik meen het,’ zei Louisa nu echt officieel pissig. ‘Ooit zul je eens een volwassen beslissing moeten nemen.’
‘Ik weet dat het nu nergens op slaat,’ zei ik en ik keek verlangend naar een meisje dat passeerde met een doosje Percy Pigs in haar hand. ‘Maar ik weet waar ik mee bezig ben. Vertrouw me nu maar.’
‘Vooruit dan maar,’ zuchtte ze. ‘Al ben ik er kapot van dat je niet komt. Je weet dat je welkom bent als je nog van gedachten verandert, hè?’
‘Dat weet ik en dat ga ik niet doen,’ zei ik. ‘Ik bel je snel, geniet van je dag en het spijt me dat je met mijn moeder opgescheept zit.’
‘O, het zal haar spijten als ze niet ophoudt over die uitjes,’ verklaarde Louisa dreigend. ‘Hou van je. Hou me op de hoogte.’
Uitademend keek ik opnieuw naar de klok en scande mijn omgeving op zoek naar een kaartjesloket. Terwijl ik koers zette naar het kantoor van de Eurostar, zakten mijn ballerina's van mijn hielen en maakten een smerig flapgeluid. Even later opende ik de glazen deur en stapte binnen om de vermoeid ogende man achter de balie te benaderen met mijn beste ‘help me alsjeblieft’- lach.
Hij lachte terug als begroeting. ‘Wat kan ik eens voor u doen, miss?’
‘Hallo, ik wil graag een kaartje naar Parijs,’ zei ik en ik trok mijn portemonnee alvast tevoorschijn.
‘Geen probleem,’ zei hij en hij rammelde op zijn toetsenbord.
Ik wreef de slaap uit mijn ogen en had een déjà vu van twaalf uur geleden, toen Alain precies hetzelfde deed.
‘En wanneer wilt u vertrekken?’
‘Nu meteen?’
Hij keek op van het beeldscherm. ‘Echt waar?’
Ik haalde mijn schouders op en knikte. ‘Als het kan, graag, ja.’
‘Okééé,’ zei hij en hij tikte verder om even later door andere pagina's te scrollen. ‘Lastminute winkelreisje?’
‘Nee, niet echt,’ lachte ik opgewekt. ‘Ik moet zo snel mogelijk terug naar Parijs om een stomme trut een pak rammel te geven, omdat ze mijn vriend van me af probeert te pakken. En daarna moet ik tegen hem zeggen dat ik van hem hou, of hij nu een affaire of een midlifecrisis heeft, of beweert dat hij niet met me wil trouwen of samenwonen. Ik wil gewoon met hem verder.’
De man staarde me aan. Het was goed mogelijk dat niet ieder - een die hij zo vroeg aan zijn balie had zo openhartig was.
‘Dus ik moet er echt zo snel mogelijk zijn.’
Hij staarde me nog even aan, voor hij onmogelijk breed grijnsde en zijn handen in elkaar sloeg, ‘Nou, dan zullen we je maar aan boord van de trein van half tien zetten.’
‘Half tien!’ herhaalde ik, van de ene voet op de andere springend, iets wat iedereen in het boekingskantoor erg geestig leek te vinden. ‘Hoeveel kost het kaartje?’
‘Hmm, omdat het zo lastminute is, heb ik alleen nog business - classplaatsen,’ zei hij, speurend op de site. ‘Dat wordt dan driehonderdvijftig pond.’
Mijn dansje viel onmiddellijk stil. Wauw, was dat even een effectieve manier om me meteen weer nuchter te krijgen.
‘De eerstvolgende vrije economyplek is op de trein van half een, maar dan ben je pas om kwart voor vier in Parijs.’
‘En die van half tien kan ik nog halen?’ vroeg ik met een blik op mijn creditcards.
‘Ja, je kunt zelfs nog even een kop koffie drinken. Als je maar zorgt dat je twintig minuten voor vertrek aanwezig bent.’ Hij leunde over de balie en fluisterde me toe: ‘Ze zeggen dat je er een half uur van te voren moet zijn, maar twintig minuten is meer dan genoeg. Voor het geval je nog even wilt shoppen of ontbijten of je haar wilt wassen of zo.’
‘Sorry?’
‘Laat maar,’ hij blikte naar het scherm.
‘Boek maar,’ zei ik en ik gaf hem mijn creditcard.
Hij haalde de card door de machine terwijl ik al klaar stond bij het pinapparaat, maar er gebeurde niets,
‘Ik vrees dat deze kaart is geweigerd.’ Hij trok een overdreven sip gezicht voor me. ‘Heb je er nog een die we kunnen proberen? Of een paar om het bedrag over te verdelen?’
Pijnlijk. In mijn portemonnee zag ik de Spencer Media-creditcard zitten. Als dit geen noodgeval was, wist ik het ook niet meer. En ik kon het altijd nog terug betalen. Het zou allemaal best goed komen. Toch?
Met ingehouden adem overhandigde ik de kaart, keek toe hoe die werd ingevoerd en hoorde even later het ding piepen en een betaalslip uitspuwen.
‘Dat was nog even spannend,’ zei mijn Engelse Alain en schoof een Eurostar-ticket naar me toe. ‘Zorg dat je goed hard aan haar haren trekt als je haar op haar sodemieter geeft. Dat soort krengen gaat altijd door de knieën als je dat doet,’ voegde hij er met enige overtuiging aan toe.
‘Ehm, dank je wel?’ zei ik en ik liep het boekingkantoor uit.
Weer in de stationshal herinnerde ik me weer dat ik ontzettend nodig naar de wc moest. Echt heel, heel nodig. Eén glas champagne kon echt vreselijke dingen met je doen. Gelukkig waren de toiletten vlakbij en gelukkig stond er geen rij. Ik dankte de god der damestoiletten en slingerde me in een hokje. Toen ik even later mijn handen stond te wassen kon ik niet onder mijn spiegelbeeld uit, helder verlicht en al. Ik zag er afschuwelijk uit. Ik kon het niet helpen – de twee frisse meiden naast me wierp ik een vuile blik toe omdat ze ontzet naar me loerden. Eurostar Man had gelijk, ik moest het toegeven. Ik zag er vreselijk uit, helemaal niet geschikt voor een Angela versus Solène-confrontatie, zelfs niet met de aanbevolen haartrekkerij.
Ik had nog twintig minuten voor ik per se bij de trein moest zijn en die moest ik zo goed mogelijk gebruiken. Binnen enkele seconden zat ik bij een Clarins counter van Boots, gaf het makeup meisje een verkorte versie van mijn plannen en stond toe dat ze mijn gezicht bedekte met een lading lotions, serums en make-up. Omdat ik toch al over de schreef was gegaan met de creditcard van de zaak kocht ik ook nog een paar dingen (niet meer dan beleefd) en sprintte vervolgens naar de droogshampoo-, haarborstels- en speldjesafdeling. Dit werd een missie waar ik me nog nooit aan had gewaagd, in elk geval niet zonder Kenny, Erin en een klein leger kappers. Ik maakte nog een pitstop bij Marks & Spencer om een hoeveelheid Percy Pigs te kopen waarmee ik ruwweg de hele trein zou kunnen voeden voor ik me realiseerde dat het bijna negen uur was. Toen ik naar de trein holde, verloor ik maar twee keer mijn schoen.
Ik was net bij de check-in toen ze mensen naar voren riepen voor de trein van half tien. Ik wou dat ik tijd genoeg had gehad om Alex nogmaals te bellen, ik wou dat er nog tijd was om bij Marks & Sparks even een paar onderbroeken te kopen en ik wou dat ik niet zo stom was geweest om naar Londen te gaan, maar het was niet anders. Met mijn ene hand hield ik mijn ticket en paspoort vast, met de andere propte ik zalig sappige wine gums in mijn mond voor ik mijn ticket door de check-in machine haalde en de kribbig kijkende assistent volgde naar de trein. Wat mij betreft konden we vertrekken. Ik had het gered.