Karen
Champagne schuimde op de bar. Simon keek naar het etiket op de fles en zag, terwijl hij de brief opvouwde en weer in het couvert deed, dat het Bollinger ‘28 was… dezelfde die zij gedronken hadden toen zij elkaar voor de eerste keer ontmoetten. Hij zag haar voor zich, zoals hij haar toen gezien had,
met haar bleek, mooi gelaat, vlammend haar, en haar violetkleurige ogen. En toen zag hij haar weer zoals hij haar de laatste keer gezien had, zoals zij naast hem stond, met de revolver in haar hand. En dat… dat was nu de hele geschiedenis… Hij hief bruusk zijn glas op. ‘Het beste,’ zei hij.
Sherif f Haskins keek hem begrijpend, met een verre blik .aan. ‘Dat zeg ik ook tegen haar, zoon.’
‘Je bent ‘n beste vader voor me geweest, pappie.’ De Saint splitste met zijn duimnagel ‘n papieren lucifersstrookje, draaide dat in zijn glas om, en liet de champagne, zonder daar enigszins op te letten, schuimen. ‘Mag ik nu ook eens nieuwsgierig zijn? Zie je, ik ben niet gewend aan al die medewerking van de zijde van het gezag.’
Haskins’ adamsappel dook naar beneden en verdween achter zijn zwarte das.
‘Kijk eens, zoon, dat zit zó. Een hoop vreemde wezens schuilen vreedzaam bij elkaar als een panter op roof uit is. Als ze onder elkaar herrie kregen zouden ze allemaal verslonden worden door het ondier. Neem nou bijvoorbeeld eens konijnen.’ De sheriff vulde zijn glas nog eens en lachte peinzend: ‘Ik ben er zeker van dat, als er genoeg konijnen bij mekaar kwamen en ze goed nijdig werden, ze een wilde kat op de vlucht zouden krijgen. De meeste lui in dit land zijn over het algemeen erg huiselijk, en zo tam als konijnen… maar het lijkt me toe dat het nu hoog tijd is dat ze eens bij mekaar komen en eens goed nijdig worden. Je hebt me in zeker opzicht geholpen om dat voor elkaar te krijgen.’
‘Zelfs hoewel ik je dierbare wetten heb overtreden?’ ‘We hebben met wetten niets te maken,’ verklaarde Haskins langzaam sprekend, ‘als de een of andere smeerlap probeert de baas te gaan spelen over de hele schepping, en van alle wetten gebruik maakt om daar zijn voordeel mee te willen doen. En bijvoorbeeld de kleine naties wijsmaakt dat ze in de neutraliteitswetten moeten geloven, waarmee hij dan bereiken wil dat ze zich niet aaneensluiten zullen, eer hij ze overvalt. En zoals hij hun vrijheidswetten gebruikt om zijn spionnen met vechten te laten beginnen, eer hij zich bloot geeft en het ‘n oorlog noemt. Ik heb daar machtig veel over nagedacht sinds ons gesprek van die avond, ‘n Heleboel lui zijn daar blind voor, en de politieke mensen maken daar gebruik van en helpen ze nog verder van de wijs om stemmen te krijgen van de lieden die niet denken willen; maar als ik een hoop schavuiten zie, die vlak voor mijn neus aan het konkelen zijn, en tegen ons soort
van bestuur opkomen en zeggen dat het bij hun thuis ‘n boel beter gaat, nou dan vind ik dat dat stinkende gedoe wel ‘n beetje al te dicht in onze buurt komt.’
De Saint keek zwijgend naar de magere, raar opgedirkte man, naar de kerel die een levensopvatting had, welke door haar stemmigheid geheel afweek van zijn luchtige wijze van leven, en die toch maar ‘n draad was in het onverscheurbare weefsel van het land dat hem voortgebracht had. Haskins dronk zijn glas leeg en zette het neer op de bar. ‘Dat is ‘n best drankje.’ Hij veegde zijn mond met de rug van zijn hand af. ‘Ik heb het land aan doodslaan. Maar er zijn tijden waarin het zo verdomd erg toegaat, dat er mensen moeten worden uitgeroeid om erger te voorkomen. Uit wat ik zo over je gehoord heb, maak ik op dat jij een van die lui bent die achter een prairiebrand, ‘n grote streek lang in vlammen zou doen opgaan om de vernieling tot staan te brengen. Het kan zijn dat jij mij omgepraat hebt tot je wijze van denken. Het kan ook zijn dat er nog veel meer omgepraat moeten worden eer het vuur ons te machtig wordt. Dat weet ik niet.’ Hij stond op en strekte een gespierde, bruine hand uit. ‘Ik moet gaan. Maar ik hoop dat meer van onze lui zich zullen gaan verzamelen eer het te laat is. Het zou kunnen zijn dat ik veel met je op had, zoon.’
‘Het zou kunnen zijn dat dat wederkerig was, pappie,’ zei de Saint en stak zijn eigen sterke klauw uit.