Hoofdstuk 4
Op weg naar Melody’s box zag Amy Ben het voerhok in lopen met een stapel lege hooinetten. Ze herinnerde zich het bericht van zijn moeder.
„Ben! Je moeder vroeg of je haar terug wilt bellen.”
Ben knikte kort en liep door.
Amy aarzelde even, maar ging hem toen achterna. Na haar gesprek met Judy Stillman was haar indruk dat Bens moeder helemaal niet zo’n raar mens was als hij beweerde. „Ze klonk nogal van streek, omdat je haar niet wil spreken.”
Ben draaide zich snel om. „Nou en? Wat kan mij dat nou schelen?”
Amy probeerde rustig te blijven. „Waarom bel je haar niet gewoon op? Zo erg is dat toch niet?”
„Ik bepaal zelf wel wat ik doe!” zei Ben kwaad. Hij smeet de hooinetten op de grond en liep met grote passen weer naar buiten. „Hou je erbuiten, Amy. Dit is mijn probleem, niet het jouwe!”
Amy wilde achter hem aan rennen, maar Soraya kwam net binnen. „Wat is er allemaal aan de hand?”
Amy zuchtte. „Ben weigert met zijn moeder te praten.” Ze vertelde Soraya snel wat er was gebeurd.
Tot haar verbazing begon Soraya een beetje moeilijk te kijken. „Ik denk eigenlijk dat Ben gelijk heeft, Amy. Het is inderdaad zijn probleem.”
Amy keek haar boos aan, maar Soraya knipperde niet eens met haar ogen. „Vind je dat ik mijn neus in andermans zaken steek?” vroeg Amy iets zachter. Haar boosheid begon te verdwijnen.
Soraya knikte.
„Maar ik kan er toch zo kwaad om worden!” zei Amy gefrustreerd. „Als ik eraan denk wat er met mijn moeder is gebeurd en hoe ik er alles voor over zou hebben om haar terug te krijgen…” Ze kon even niet verder praten.
Soraya kneep haar in haar arm. „Dat weet ik wel. Maar je kunt Ben niet vertellen wat hij moet doen. Dat moet hij zelf uitzoeken.”
Amy keek haar aan. „Misschien heb je wel gelijk,” fluisterde ze.
Later die ochtend zadelden Amy, Ben en Soraya hun paarden voor de buitenrit.
Ze stegen op. „Waar gaan we heen?” vroeg Soraya. Ze probeerde extra vrolijk te doen om de spanning die nog tussen Amy en Ben hing, een beetje op te heffen.
„Naar Pine Ridge?” stelde Amy voor. „Daar zijn wat lekker brede paden om op te galopperen, en boomstammen om overheen te springen.” Ze had besloten om op Gypsy te rijden, omdat ze dacht dat het goed zou zijn voor de merrie om een lange buitenrit te maken. Dan kon ze zien of Gypsy nog steeds neigingen tot bokken had.
„O, tof!” zei Soraya enthousiast. Ze klopte de grote, voskleurige Moochie waar ze op reed, op zijn hals. Ze hadden hem helemaal verwaarloosd in een klein, kaal weitje gevonden, waar hij was achtergelaten, en hij was naar Heartland gekomen om op te knappen. Inmiddels was hij helemaal beter, en bijna zo ver dat hij naar een nieuwe eigenaar kon gaan.
Ze draafden over het pad dat naar Pine Ridge leidde. De hoge bomen hielden de meeste wind tegen. Tijdens het rijden voelde Amy haar frustraties over Ben wegglijden.
Ook Ben leek meer ontspannen. Toen hij langs een paar boomstammen reed die naast het pad lagen, draaide hij zich om in het zadel. „Zullen we hier overheen springen?”
„Oké,” zei Amy. „Ik ga wel eerst.”
Ze keek even of de andere twee hun paarden onder controle hadden en klakte toen met haar tong. Gypsy galoppeerde op de stammen af en sprong er moeiteloos overheen. Amy liet haar rustig in stap overgaan. „Goed zo, meisje!” Ze aaide Gypsy over haar hals en draaide zich om om naar de anderen te kijken.
Ook Moochie sprong braaf over de boomstammen. Soraya hield naast Amy halt en samen keken ze hoe Ben het eraf zou brengen. Red was helemaal opgewonden geworden van de sprongen van de twee andere paarden. Hij gooide zijn hoofd omhoog en sprong naar voren. Amy was benieuwd wat Ben zou doen. Vroeger zou hij het gedrag van zijn paard als een uitdaging hebben gezien, een gevecht dat hij moest winnen, hoe opgewonden het paard ook werd. Maar nu klopte hij Red rustig op zijn schouder en liet hij hem langs de boomstammen draven.
„Laat je hem niet springen?” vroeg Amy verbaasd.
Ben draafde naar haar en Soraya toe. „Jawel, maar pas als hij wat kalmer is.”
Hij stuurde Red een grote volte in. De vosruin ontspande zich zichtbaar. Zijn hoofd en hals gingen omlaag en hij nam het bit weer aan. Ben maakte zijn teugels een klein beetje korter en reed Red weer op de stammen af. Red was nu veel rustiger; hij verlengde zijn passen en sprong keurig over de hindernissen, zijn oortjes naar voren.
„Dat was hartstikke goed!” riep Amy uit. Ben galoppeerde weer naar hen toe.
Ze reden verder over het pad. „Wat kan Red toch goed springen,” zei Soraya.
„Ik weet het.” Ben aaide Red over zijn schouder. „Ik bof maar met zo’n paard.”
„Hij springt alleen maar zo mooi omdat jij hem zo goed berijdt,” zei Amy.
Ben haalde zijn schouders op. „Nou, dat komt heus niet door mij, hoor. Hij zou ook zo springen met een kleuter op zijn rug.”
Amy wist best dat dat niet waar was. Red was dan wel een echt springtalent, maar hij was ook heel gevoelig, en had een steengoede ruiter nodig. „Echt niet! Je moet niet zo bescheiden doen,” drong ze aan.
Ben kreeg een beetje een kleur en hij maakte zijn teugels korter. „Kom op, dames,” zei hij, om snel van onderwerp te veranderen. „Wedstrijdje?”
Ze bleven bijna twee uur buiten rijden. Gypsy bokte niet één keer, maar toen Soraya vroeg of ze al snel weer naar haar eigenaren zou gaan, schudde Amy haar hoofd.
„Daar is ze volgens mij toch nog niet helemaal klaar voor.” Ze keek naar de gebogen nek van de merrie. Misschien kwam het wel door de manier waarop ze al haar spieren spande als ze opgewonden werd, of de manier waarop ze haar hoofd naar beneden trok om de teugels los te krijgen zodra de ruiter even niet oplette. Wat de reden ook was, Amy voelde instinctief dat ze de zwarte merrie nog niet helemaal kon vertrouwen.
Terug op Heartland zetten Amy, Ben en Soraya de paarden in de wei en gingen vervolgens Ty helpen met de rest van het werk.
Soraya moest om vier uur naar huis, maar Ty en Ben bleven tot alle paarden met voer op stal stonden, het tuig was schoongemaakt en het erf was geveegd.
„Tot morgen!” riep Amy, toen de twee jongens uiteindelijk in hun auto’s stapten.
„Dag!” riep Ty terug. „Niet de hele nacht bij Melody blijven, hè!”
Amy grinnikte. Soms leek het wel of Ty haar een beetje te goed kende.
Ze zwaaide hen uit en ging daarna een poetskist pakken om Melody te borstelen. De merrie stond over haar boxdeur naar buiten te kijken. Ze spitste haar oortjes, en hinnikte naar Amy. Dat was de eerste keer sinds ze op Heartland was!
Amy vond het geweldig dat de merrie zo blij was om haar te zien. Ze aaide Melody over haar neus. Daarna zette ze haar vast en begon haar te poetsen. Tijdens het borstelen dacht Amy even helemaal nergens aan. Ze concentreerde zich alleen maar op de ritmische bewegingen van de borstel over Melody’s vacht, die langzaamaan begon te glimmen.
Na een lange tijd stopte ze met borstelen en veegde met de rug van haar hand over haar warme, stoffige voorhoofd. „Wat ben jij braaf,” mompelde ze tegen de merrie. „Ik zal vanavond meneer Phillips opbellen om te zeggen hoe het met je gaat.”
Ze haalde de borstel over de roskam om het vuil uit de haren te krijgen. Maar toen ze weer naar Melody toe stapte om verder te gaan, bleef ze opeens stokstijf staan. Het leek wel of de buik van de merrie bewoog. Amy staarde. Daar gebeurde het weer. Er bewoog echt iets!
Amy’s hart sloeg over. Ze liet de borstel vallen en legde haar hand tegen Melody’s buik. Nu zag ze het niet alleen, ze voelde het ook. Er schopte iets! Het schopte zo hard dat je bijna de omtrek van een klein hoefje door Melody’s vacht heen kon zien. Het veulen! Het leefde nog!
Amy was dolblij.
Melody brieste zachtjes. Het leek wel of ze het geschop niet eens merkte. Amy deed haar halster af en zoende haar vlug op haar neus. Daarna rende ze de stal uit. Dit moest ze aan Lou en aan haar opa vertellen!
Met bonkend hart sprintte ze het erf over. Dit was het eerste teken dat het veulen nog leefde. Ze kon haast niet wachten om het aan de anderen te vertellen.
Amy schopte haastig haar laarzen uit en racete het huis binnen. Er stond een stoofpot op het fornuis te pruttelen, maar verder was de keuken leeg. Opeens hoorde Amy Lou en Jack in de hal praten. Ze stond op het punt om de deur open te trekken, maar wat ze haar opa hoorde zeggen, deed haar verstijven.
„En je hebt het niet aan Amy verteld?”
Amy aarzelde, haar hand op de deurknop. Wat had Lou haar niet verteld?
Lou begon te praten. „Alleen Scott weet het. Ik wilde niks zeggen tot ik een brief terug zou krijgen, opa. Ik wilde niet dat Amy zich voor niks zou verheugen. Wachten is zo vreselijk, als je elke dag hoopt dat er een brief komt.”
Een brief. Amy kreeg kippenvel. Lou had het vast over de brief uit Engeland waar ze op zat te wachten. Maar wat had dat met haar te maken?
„Lou, je moet eerlijk tegen haar zijn,” zei haar opa. Zijn stem klonk ernstiger dan Amy ooit had gehoord. „Je had het haar eigenlijk moeten vertellen voordat je die brief schreef.”
„Maar wat dan als hij niet terugschrijft?” vroeg Lou.
„Dan heeft Amy nog steeds het recht om het te weten. Je kan toch niet…”
Het werd Amy te veel. Ze deed de deur open. „Om wat te weten?”
Jack en Lou draaiden zich snel naar haar toe.
„Amy!” riep Lou geschrokken.
„Hoe lang sta je daar al?” vroeg haar opa snel.
Amy gaf geen antwoord. Ze staarde Lou aan. „Wat had je me moeten vertellen, Lou?”
Lou keek wanhopig naar Jack. „Ik… eh…” stotterde ze.
„Wat is er nou?” Amy werd steeds ongeruster. „Lou? Naar wie heb je geschreven?”
Lou haalde diep adem. „Naar pap.”
Amy was even met stomheid geslagen. Pap! Ze staarde voor zich uit.
Lou begon gehaast verder te praten. „Ik heb hem geschreven nadat we die brief hadden gevonden in mams kamer. Ik heb mijn brief naar het adres achter op die envelop gestuurd, omdat ik hoopte dat hij daar nog zou wonen. Ik heb hem geschreven wat er met mam is gebeurd… en dat we hem graag wilden zien.”
„Hem zien!” Amy kon eindelijk weer wat uitbrengen. Ze stapte achteruit. „Ben je gek geworden?”
Het leek alsof haar wereld instortte. Haar hele leven was haar vader een onbekende, afwezige figuur geweest. Natuurlijk, soms had ze best wat meer over hem willen weten. Ze vroeg zich wel eens af hoe hij eruit zou zien en of ze op hem leek. Maar ze had hem nooit willen ontmoeten. Hij had hen in de steek gelaten en hoewel ze zich hem niet meer kon herinneren, wist ze nog maar al te goed hoe haar moeder nachtenlang had gehuild. Niets of niemand had Marion kunnen troosten. Mam was er uiteindelijk overheen gekomen en was verdergegaan met haar leven op Heartland. Maar Amy had geweten dat ze dat verdriet altijd bij zich was blijven dragen, vlak onder de oppervlakte.
Ze schudde haar hoofd. „Ik wil hem niet zien! Nooit!”
„Maar hij is onze vader!” riep Lou uit.
„Nou en? Hij heeft ons gewoon in de steek gelaten!”
„Hij heeft toch geprobeerd om het weer goed te maken! Je hebt die brief zelf gezien, Amy. Hij vroeg mam of ze weer bij elkaar konden komen.”
„Dat kan me niet schelen!” riep Amy.
„Amy, rustig nou,” kwam Jack tussenbeide. „We weten niet eens of hij de brief wel heeft gekregen. Die brief aan jullie moeder heeft hij vijf jaar geleden verstuurd. Misschien woont hij daar niet eens meer.”
Amy keek hem wanhopig aan. „Maar wat als hij er nog wel woont? Opa, wat moeten we doen als hij terugschrijft en hiernaartoe wil komen?” Haar opa wilde toch zeker ook niet dat haar vader naar Heartland kwam? „Denk eens aan wat hij mam heeft aangedaan! En ons!”
Jacks ogen werden donker. „Ik…” Hij viel stil, en op dat moment wist Amy dat ze gelijk had.
Lou had ook de uitdrukking in Jacks ogen gezien. „Opa!” riep ze vol afschuw.
„Lou,” begon Jack. Maar toen hield hij op en schudde zijn hoofd. „Oké, laten we geen ruzie maken. We hebben het er nog over als je vader eventueel terugschrijft.”
„Tuurlijk doet hij dat! Ik weet het zeker!” zei Lou.
„Lieverd, je moet je er niet te veel op verheugen,” reageerde Jack vermoeid. „Hij heeft ons adres hier tenslotte altijd al geweten, en zelfs al wou je moeder hem niet zien, hij heeft altijd de mogelijkheid gehad om met jullie in contact te komen. Dat heeft hij niet gedaan.”
„Maar misschien was hij bang dat mam boos zou worden,” zei Lou. „Nu hij mijn brief heeft, weet hij dat we hem graag willen zien.”
Amy werd kwaad. „Jij misschien! Hou mij erbuiten, Lou.”
Lou draaide zich met vonkende ogen naar haar om. „Amy!”
„Hou op met ruzie maken!” Jack hief zijn handen omhoog en keek zijn kleindochters aan. „Alsjeblieft!”
Amy zag hoe gespannen zijn gezicht stond en slikte de boze woorden die ze wilde zeggen in. Het was vast niet makkelijk voor hem. Hij had altijd geprobeerd neutraal te reageren als ze het over hun vader hadden gehad, maar nu begreep ze pas hoe moeilijk dat voor hem geweest moest zijn. Hij was degene die hun moeder had geholpen toen ze moeizaam haar leven weer probeerde op te pakken na de scheiding. Als ze ruzie bleef maken met Lou, zou hij het nog moeilijker hebben.
Ze staarde haar zus kwaad aan, maar zei verder niks.
„Dank je wel,” zei hun opa zacht. „Nou, zijn jullie het ermee eens om het er niet meer over te hebben?”
Amy en Lou staarden elkaar aan; de lucht tussen hen in was zwaar van de spanning. Maar Lou wilde blijkbaar ook niet dat Jack van slag raakte. Ze knikte. „Oké.”
Amy knikte ook, tot duidelijke opluchting van haar opa. „Ik ga andere kleren aantrekken.” Ze liep naar de trap. Ze wilde nu even alleen zijn.
Boven in haar kamer ging ze op haar bed zitten. Haar gedachten maalden rond in haar hoofd, en nu pas schoot haar weer te binnen dat ze naar het huis was gekomen om Lou en haar opa te vertellen over het veulen. Maar zelfs dat leek nu niet zo belangrijk. Hoe had Lou dat kunnen doen, naar hun vader schrijven zonder eerst met haar te overleggen?
Maar van binnen wist ze eigenlijk best waarom Lou had geschreven. Haar moeder had haar altijd verteld over de speciale band die Lou en hun vader hadden gehad. Ze zei altijd dat ze zo op elkaar leken, allebei praktisch, dapper en koppig. Amy had ook foto’s gezien van Lou en haar vader die samen aan het rijden waren. Hoe moest Lou zich wel niet hebben gevoeld? Ze was al elf toen hun vader hen in de steek liet.
Denkend aan de foto’s deed Amy haar nachtkastje open. Ze rommelde in de la tot ze de foto vond die ze daar bewaarde. Ze stonden er alle vier op, zij, Lou, mam en pap. Ze zaten op het strand naast een enorm zandkasteel. Iedereen lachte. Amy keek naar zichzelf, een magere kleuter met steil, toen nog blond haar, vlak naast haar moeder. Pap had zijn arm om Lou’s schouders gelegd.
Amy keek eens goed naar het gezicht van haar vader, en nam de foto daarna mee naar de spiegel. Ze leek veel meer op hem dan op haar moeder. Ze hadden dezelfde bruine ogen en dikke wimpers, dezelfde hoge jukbeenderen en koppige monden. En toch kende ze hem helemaal niet. Ze zagen er dan wel hetzelfde uit, maar ze waren vreemden voor elkaar.
Ze keek nog eens naar de foto. „Ik wil je niet zien,” fluisterde ze boos.
Maar ondanks haar woorden wist Amy, ergens in een diep hoekje van haar hart, dat ze er heel graag achter wilde komen wat voor iemand haar vader was.