8
Zaterdag 17 oktober 1987
Toen Wilhelmina de volgende zaterdag wakker werd, voelde ze zich alsof ze de nacht in het binnenste van haar vleugel had doorgebracht en dat alle 88 hamertjes op haar hoofd hadden geklopt. Ze wenste dat het betekende dat ze griep zou krijgen — alles wat haar maar een excuus kon geven om niet naar de feestelijkheden op de universiteit te hoeven vond ze acceptabel. Larry zou nooit begrijpen waarom ze niet wilde gaan. Hij zou gaan zeuren over haar plicht en haar verantwoordelijkheden en hij zou haar net zo lang onder druk zetten tot ze ten slotte een onechte glimlach op haar gezicht zou plakken en met hem mee zou gaan. Wilhelmina had nog nooit in haar leven een discussie met hem gewonnen. Als de reünie voorbij zou zijn en Larry weer terug zou gaan naar zijn chique kerk in Springfield zou ze wekenlang gedeprimeerd zijn.
Ze nam twee tabletten voor de hoofdpijn en zocht schone lakens voor het bed in de logeerkamer. Had ze maar een geldig excuus om thuis te blijven, een excuus waar Larry niets tegenin kon brengen. Ze deed nog steeds haar best iets te verzinnen toen de telefoon ging.
'Hallo, professor. Met Mike Dolan. Ik hoop dat ik niet ongelegen bel.' Ze was blij Mikes stem te horen, ook al voelde ze zich nog steeds schuldig dat ze nog niet met hem over het Evangelie had gesproken.
'Nee, hoor. Je stoort me helemaal niet! Wat kan ik voor je doen?'
'Nou, ik hoop dat je het meende van die pianolessen, want Lori heeft haar vader en mij sinds afgelopen zaterdag niet meer met rust gelaten.'
'Natuurlijk meende ik het. Vond haar vader het goed?'
'Nadat ik hem een beetje onder druk had gezet wel. Wat ik u wilde vragen, ziet u... nou, ik heb aangeboden Lori Helens oude piano te geven, maar ik weet niet zeker of die nog wel in behoorlijke staat is.'
'Zou je het fijn vinden als ik er eens naar keek?'
'Als het niet teveel moeite is, zou ik het erg op prijs stellen. Er heeft al jaren niemand meer op gespeeld.'
'Zou vanmiddag schikken?'
'Nou, als je andere plannen hebt, wil ik die niet in de war schoppen. Liet heeft niet zo'n haast.'
'Nou, eigenlijk komt vanmiddag me heel goed uit.'
'Mooi! Goed dan. Zal ik je om een uur of één op komen halen?'
'Ik kan zelf wel rijden, Mike. Dat vind ik niet erg.'
'Nee, ik wil niet dat je voor mij je benzine verbruikt. Ik haal je rond één uur op.' Hij legde neer voordat ze tegenwerpingen kon maken.
Wilhelmina neuriede zacht terwijl ze het logeerbed opmaakte. Een tweede ritje in Mikes pick-up was niet half zo erg als de hele middag gedwongen gezellig doen op Faith College. Ze had een geldig excuus om er niet heen te hoeven en dat was het enige wat belangrijk was.
Laurentius en zijn vrouw Marjorie arriveerden die ochtend in stijl. Met veel zwier, alsof hij koninklijk bezoek was, liep hij Wilhelmina's huis binnen en nam direct de leiding. Met zijn aristocratische neus, zijn stuurse blik en hangende oogleden deed hij Wilhelmina meer dan ooit denken aan een zeearend. Larry's imponerende verschijning overschaduwde zijn mollige, grijze vrouw Marjorie vatte het bijbelse gebod dat vrouwen hun mannen onderdanig moeten zijn, heel letterlijk op en had het, voor zover Wilhelmina wist, nooit gewaagd ergens een eigen mening over te hebben. En zolang ze met Larry, de meest vooraanstaande autoriteit ter wereld op alle gebieden, getrouwd was, zou ze die wel nooit krijgen ook.
Dominee Laurentius Horatio Brewster, professor doctor in de theologie, had al een staat van dienst van 45 jaar. Tijdens de lunch besloot Wilhelmina zijn enorme kennisbron aan te boren voor wat suggesties over een manier om Mike met het Evangelie te bereiken. Maar ze moest wel voorzichtig zijn en de vragen algemeen houden, want anders zou Larry zijn eigen vragen gaan stellen. Ze gaf een schaal sandwiches met ham door.
'Larry, hoeveel van jouw werk bestaat uit het dienen van mensen die al christen zijn en hoeveel tijd investeer je in het bereiken van ongelovigen?'
'Nou, ik heb een tamelijk grote gemeente onder mijn hoede, zoals je weet, dus heb ik veel specialistische taken aan assistenten gedelegeerd. Ik heb op het moment een zeer capabele collega die verantwoordelijk is voor evangelisatie en het bereiken van ongelovigen.'
'Hoe doet hij dat? Gaat hij de straat op om ze te halen?'
'Natuurlijk niet. Het is tegenwoordig een theologisch vakgebied. Je kunt erin afstuderen.'
Daar schrok Wilhelmina van. Als dominees een speciale graad moesten halen om met ongelovigen als Mike te communiceren, hoe kon zij dan hopen dat ze er iets van terecht zou brengen? Haar tas vol met kaartjes leek plotseling belachelijk vergeleken met een universitaire graad in evangelisatie.
'Stel dat jouw collega die verantwoordelijk is voor evangelisatie een ongelovige tegenkomt... het doet er niet toe hoe dat gebeurt. Wat zou hij dan tegen hem zeggen? Hoe zou hij dan beginnen?'
Larry nam een hap van zijn sandwich en veegde zorgvuldig zijn mond af. 'Nou, om te beginnen zou hij de zondaar wijzen op zijn diepe verdorvenheid, zijn losbandigheid en de verworden staat van zijn ziel, zijn slechtheid en zijn onreinheid...'
'O, lieve help, Larry, we hebben het hier niet over iemand die gruwelijke moorden pleegt. Het gaat om een heel gewoon iemand.'
Hij staarde haar geduldig met halfgesloten ogen aan. 'In de Bijbel staat in Romeinen 3:23 dat allen gezondigd hebben en de heerlijkheid Gods derven. Dus zelfs die heel gewone persoon van jou is in Gods ogen een laag, verworden schepsel dat de straf van de dood verdient en...'
'Doe niet zo opgeblazen! Mike is helemaal niet "laag" of "verworden".'
Larry glimlachte schrander. 'Hebben we het nu over een bestaand persoon?'
Wilhelmina had haar tong wel af willen bijten. Larry was haar weer te slim afgeweest. Nu zou hij niet tevreden zijn voordat hij het hele verhaal te horen kreeg. Ze had het onderwerp nooit aan moeten roeren. Ze gaf hem een schaaltje augurken in de hoop hem af te leiden, maar Larry was gestopt met eten. Zijn vork vol salade was in de lucht blijven steken. Hij zou haar aan blijven staren tot ze zijn vraag had beantwoord.
'Nou, goed dan! Wat zou het als hij een bestaand persoon is? Dan snap ik nog steeds niet waarom je ermee zou moeten beginnen hem laag en verworden te noemen. Hij zou zich onmiddellijk omdraaien en weglopen. En dat zou ik hem helemaal niet kwalijk nemen ook.'
'Toch moet de waarheid gezegd worden, Wilhelmina. Als hij niet gewezen wordt op de enorme, gapende kloof die hem van God scheidt, zal deze zondaar niet inzien waarom hij zich moet bekeren of waar hij een Redder voor nodig heeft.'
Wilhelmina kon het niet opbrengen. Hoe zou ze met Mike Dolan over morele verdorvenheid of het vuur van de hel kunnen praten? Ze had er spijt van dat ze Larry om advies had gevraagd.
'Heeft er iemand trek in cake?' vroeg ze toen Larry even stilviel.
Marjorie schraapte haar keel ten teken dat ze eindelijk iets wilde zeggen. 'Ik wil je niet opjagen, Wilhelmina, maar het is bijna één uur. Waarom ga jij je niet omkleden terwijl ik de tafel afruim?'
Wilhelmina haalde diep adem. 'Ik ga niet met jullie mee, Marjorie. Ik heb een andere afspraak.'
Larry legde zijn vork neer. 'Je gaat niet mee? Wilhelmina!'
'Luister eens, spaar me je gepreek over verplichtingen en verantwoordelijkheden maar, Larry Ik ga niet en daarmee uit. Faith Bible College zal zonder mij feest moeten vieren. Ik word zo opgehaald, dus jullie zullen me moeten excuseren. Laat de vaat maar staan, Marjorie. Die doe ik later wel.'
Ze pakte de schalen en begon naar de keukendeur te lopen, maar Larry stond op van zijn plaats aan het hoofd van de tafel en posteerde zich voor haar.
'Wat is dit allemaal voor onzin?' Zijn manier van doen en zijn stem leken zo op die van vader dat Wilhelmina de neiging kreeg om te gaan lachen.
'Larry, wie heeft vorig jaar de wedstrijd van de reünie gewonnen? En het jaar daarvoor? Kun jij het je herinneren? Kan het je echt iets schelen? Het is verspilling van tijd om naar zulke gelegenheden te gaan en ik heb er dit jaar geen tijd voor. Ik heb een andere afspraak.'
Larry's strenge manier van doen veranderde in een pastorale, meelevende houding. Hij legde zijn arm om haar schouders. 'Ik denk dat ik wel weet waarom je een beetje uit je doen bent, Wilhelmina. Je voelt je in je eer gekrenkt, hè? En daarom heb je besloten Faith College dit jaar te mijden. Nou, we moeten allemaal wel eens een moeilijke situatie het hoofd bieden en de beste manier om dat te doen is bij wijze van spreken de koe bij de horens te vatten, op te staan, het stof van je beschadigde trots te kloppen en...'
'Dit heeft niets met gekrenkte eer en koeienhorens te maken, Larry. Ik heb beloofd de piano van een van mijn leerlingen uit te proberen en dat vind ik belangrijker dan een saaie receptie en wat kinderachtige wedstrijden.'
Larry, die verbouwereerd probeerde te verwerken dat zijn preek werd afgebroken, sputterde nog even tegen. 'Nou! Dat moet dan wel een leerling met een uitzonderlijk talent zijn als jij je verplichtingen op de reünie ervoor verzaakt!'
Wilhelmina dacht aan Lori's mollige vingertjes. 'Jazeker! Ze is heel veelbelovend.'
'Maar je hebt toch geen hele dag nodig om die piano te bekijken? Je kunt vanavond toch wel bij het diner met de oud-studenten zijn?' Het was geen vraag, het was een bevel.
'Natuurlijk, Larry.' Ze had voor deze middag haar vrijheid gewonnen en dat betekende een gedeeltelijke overwinning. Toen ze zich omdraaide om de schalen naar de keuken te brengen, hoorde ze de lawaaierige uitlaat van Mikes pick-up. Hij toeterde.
'Ik moet gaan. Tot straks.' Ze glipte langs haar broer heen, zette de schalen in de gootsteen en hoopte snel te kunnen vertrekken. Maar Larry had door het eetkamerraam Mikes pick-up al gezien en beende als een woedende stier achter haar aan.
'Lieve help! Het is... het is een pick-up!'
'Natuurlijk is het een pick-up, Larry. Hoe moet je een piano anders vervoeren?'
'Maar jij kunt toch niet in zo'n ding gaan zitten? Het is een roestbak! En er zitten honden in!'
Toen Wilhelmina de deur opendeed, hoorde ze hoe Buster en Heinz haar luid blaffend begroetten. Even stond ze in de verleiding om Larry te vertellen dat hij een zelfingenomen kwast was, maar toen werd ze er door haar geweten aan herinnerd dat haar eigen mening over Mike en zijn auto eerst niet zo heel veel van die van haar broer had verschild.
'Ja, Larry, er zitten honden in de pick-up. En weet je? Ze hebben niet eens een stamboom.'
'Ik houd je toch niet bij je visite vandaan?' vroeg Mike en gebaarde naar Larry's fraaie slee die op Wilhelmina's oprit stond geparkeerd.
'Integendeel. Je verlost me ervan.' Ze had vurige blosjes op haar wangen en ze maakte een nerveuze indruk. Mike hielp haar op de stoel naast zijn kleinzoon Mickey en kroop toen zelf achter het stuur. Nadat hij de motor had gestart, liet hij de pick-up in z'n vrij staan.
'Ik wil niet nieuwsgierig zijn, maar ik zie aan het nummerbord dat je visite, wie het ook mag zijn, uit Massachusetts komt.'
'Het zijn mijn broer en zijn vrouw maar en ze zijn hier niet naartoe gekomen om mij te bezoeken. Ze komen voor de reünie op de universiteit.'
'O.' Dus daarom wilde ze vandaag zo graag met hem mee. Toen Mike de auto in z'n achteruit zette en de oprit afreed, voelde hij een plotselinge vlaag van woede jegens de hoge heren van de universiteit die haar zo harteloos aan de kant hadden gezet. Hij vond het begrijpelijk dat ze er niet heen wilde. Toen hij door de stad reed, floot hij toonloos en probeerde iets te bedenken waarmee hij haar op kon vrolijken.
'Gaat u die stomme zus van mij echt pianoles geven?' vroeg Mickey aan Wilhelmina.
'Zeg, zo hoor je niet over je zus te praten!' zei Mike.
'Ach, opa, Lori is zo'n sufferd. Ze is echt oliedom. Die leert nooit pianospelen.'
'Ben jij misschien soms een ietsepietsie jaloers?' vroeg hij.
'Helemaal niet.' Maar aan de manier waarop Mickey dieper wegkroop in zijn stoel merkte Mike dat hij een teer punt had geraakt.
'Ik vraag het alleen maar. Sommige kinderen zouden ervan balen als hun zus iets nieuws kreeg — zoals een piano en pianoles, bijvoorbeeld.' Mickey sloeg zijn armen over elkaar. 'Professor Brewster heeft me verteld dat ze twee broers heeft. Ik vraag me af of die wel eens jaloers op haar zijn geweest omdat ze piano kon spelen?'
Hij keek naar Wilhelmina en hoopte haar in de conversatie te betrekken, maar toen hij de verdrietige uitdrukking zag die over haar gezicht gleed, wenste hij dat hij de vraag niet had gesteld.
'Ik geloof dat ze soms wel een beetje jaloers waren,' zei ' ze en hield haar blik op haar schoot gericht. 'Maar ze hebben allebei talenten die ik weer niet bezit, dus dat houdt de zaak uiteindelijk in evenwicht.' Ze keek Mickey aan. 'Ik denk dat je je gelukkiger zou voelen als je Lori de kans gaf zichzelf te zijn en je richt op de talenten die jij hebt.'
Even later parkeerde Mike de auto voor zijn kleine bungalow. Hij liep voor hen uit het huis binnen en was er trots op dat hij had schoongemaakt. Zijn huis zag er heel wat netter uit dan bij Wilhelmina's vorige bezoek. Maar ook al lagen er nergens vuile sokken of half opgegeten boterhammen, toch ontdekte hij tot zijn ergernis dat er op het bankje bij de piano zoveel stof lag dat hij zijn naam erin zou kunnen schrijven.
'Ik geloof dat mijn hulp dit heeft vergeten toen ze stofte.' Hij haalde zijn zakdoek uit zijn zak en veegde het stof weg. 'Ga zitten, Wilhemina. Ga je gang.'
'Het is een prachtige, oude piano en van een goed merk. Hij is vast nog heel goed.' Ze ging zitten en deed de klep van het klavier open en stortte zich er toen op in een duizelingwekkende demonstratie van haar bekwaamheid. Haar handen gleden van de ene kant van het klavier naar de andere.
'Tjonge! Ik geloof niet dat hij ooit in z'n leven zo is bespeeld,' zei Mike toen ze stopte. 'Hij staat zich vast af te vragen wat hem nu toch is overkomen.'
'Het is echt een heel mooi instrument. Het zou heel wat geld waard zijn, mocht je ooit besluiten het te verkopen.' Ze speelde nog een gedeelte van een andere melodie, die Mike vaag bekend voorkwam.
'Deze klinkt minder vals dan die bij het Kankercentrum,' zei hij met een grijns.
Wilhelmina keek naar hem op. Ze glimlachte bijna. 'Ja, daar heb je gelijk in. Maar ik zou hem toch wel laten stemmen als je hem naar het huis van je zoon hebt gebracht. Ik kan je meneer Amato's telefoonnummer wel geven. Hij is heel bekwaam en zijn prijzen zijn redelijk.'
Ze liet haar vingers nog een paar minuten doelloos over het klavier dwalen, alsof ze haar werk niet graag te snel wilde afmaken en experimenteerde daarna nog een tijdje met de pedalen. Ten slotte sloot ze de klep en stond op. Ze pakte de foto van Helen die op de piano stond.
'Was dit je vrouw? Lori heeft me verteld dat zij degene was die piano speelde.'
'Dat klopt, maar niet zoals jij. Ze speelde meestal op haar gehoor. Populaire melodietjes, kerstliedjes en dergelijke. Als we een groepje vrienden op bezoek hadden, vroegen we haar altijd of ze wilde spelen en dan zongen we mee. Niets bijzonders.'
Mickey zuchtte met het ongeduld van de jeugd. 'Is ze klaar, opa? Kunnen we nu gaan vissen?'
'Ja, Mickey, ik ben klaar. Je opa mag me naar huis brengen.' Ze zette Helens foto weer op zijn plaats.
Mike keek dreigend naar zijn kleinzoon. Wilhelmina zou niet langer willen blijven nu ze wist dat Mike nog andere plannen had. Hij moest haar opvrolijken, maar hij wist niet hoe.
'Eh... en hoe moet het met de muziek, Wilhemina?
Moeten we geen boek of iets dergelijks voor Lori kopen?'
'Nog niet direct. En ik heb trouwens toch boeken genoeg die ze van me kan lenen.' Ze pakte haar tasje en begon langzaam in de richting van de deur te lopen.
Mike wilde haar niet terugbrengen, omdat hij wist dat ze dan de hele middag neerslachtig alleen thuis zou zitten. Maar hij wist dat Wilhelmina er ook nooit in zou toestemmen om met hen mee te gaan vissen.
'Ik, eh... Ik geloof dat er nog wat oude bladmuziek in dat bankje daar zit. Zou je daar nog even naar willen kijken voordat je weggaat? Ik kom zo terug.'
Hij schoot de keuken in, greep een plastic boodschappentas en begon daar alles in te stoppen wat hij maar tegenkwam. Een pakje bevroren knakworsten, een half brood, vier ietwat uitgedroogde donuts, drie blikjes frisdrank, een knijpfles mosterd en een ongeopende zak chips. Mike keek even naar een rol afplakband en overwoog die mee te nemen om er Mickeys mond mee dicht te plakken.
'Opa heeft beloofd dat hij straks met me gaat vissen,' hoorde hij hem tegen Wilhelmina zeggen. Hij kon Wilhelmina's gemompelde antwoord niet verstaan. 'Ja, daarom ben ik blij dat het niet zo lang duurde voor u die piano had uitgeprobeerd.'
Mike knoopte de hengsels van de plastic tas aan elkaar en liep terug naar de huiskamer.
'Heb je iets aan die muziek?' vroeg hij.
'Nou, ik zou het niet weggooien. Je weet maar nooit.'
'Daar bedoelt ze mee dat het rommel is, Mickey. Goed. Laten we maar gaan.'
Hij gooide de tas met eten achter de voorstoel van de pick-up, liet de honden achterin springen en Wilhelmina en Mickey instappen en reed weg. Tien minuten later reed hij haar oprit voorbij.
'Wacht even. Je bent mijn straat voorbij gereden.'
'Het spijt me, mevrouw, maar we ontvoeren u. U kunt schreeuwen zo hard u wilt, maar dat helpt geen zier.'
'Maar ik moet eigenlijk...'
'De kapitein en de bemanning van dit piratenschip houden zich doof voor uw gesmeek om genade, nietwaar, matroos Mickey?'
Mickey fronste zijn voorhoofd. 'Hè?'
'Ziet u wel? Wat heb ik u gezegd?' Mike wierp een blik op Wilhelmina en zag een glimlachje op haar gezicht.
'Ach, als we niet te lang weg blijven kan ik misschien...'
'Laat me je eens een directe vraag stellen, Wilhemina, en ik wil dat je me een eerlijk antwoord geeft. Wil je echt dat ik je terugbreng naar huis, zodat je met je broer naar al die toestanden op de universiteit kan gaan?'
Ze was even stil. 'Nee. Niet echt.'
'Dat dacht ik al.' Hij glimlachte breed naar haar en zong met zijn schorre stem het refrein van een piratenlied dat de kinderen soms zongen.
'Mike...' zei ze toen hij uitgezongen was, 'ik... ik wil je graag bedanken. Omdat je een jonkvrouw in nood hebt gered.'
Ze reden bijna een uur over smalle buitenweggetjes die de kronkelige loop van de rivier volgden tot ze bij een nationaal park kwamen. Een week of twee geleden had het park waarschijnlijk een spectaculaire aanblik geboden, maar nu waren de herfstbladeren niet meer op hun mooist. De bomen waren bijna kaal en het bos had zich schrap gezet voor de naderende winter. Mike zette de pick-up op een lege parkeerplaats.
'Het lijkt erop dat we hier zo'n beetje de enigen zijn,' zei hij. 'Ik hoop dat je je wandelschoenen aanhebt.'
Wilhelmina droeg panty's en tamelijk dure, leren pumps met lage hakken. Maar als een gevangene die een wanhopige vlucht naar de vrijheid onderneemt, kon het haar niet schelen of ze haar schoenen bedierf of niet. Mickey greep zijn hengel en rende vast met de honden vooruit. Mike pakte haar arm om haar te steunen, terwijl ze voorzichtig haar weg zocht over het smalle, oneffen wandelpad.
'Het spijt me dat ik niet sneller kan lopen.'
'O, dat geeft niet. Je maakt vast niet veel boswandelingen.'
'Nee, niet bepaald. Ik kan me de laatste keer zelfs niet eens herinneren.'
Ze liepen een kwartier en al die tijd tuurde Wilhelmina strak naar het pad, op haar hoede voor boomwortels, slangen en andere onbekende gevaren. Ze begon er spijt van te krijgen dat ze aan dit avontuur was begonnen. Plotseling slaakte Mike een voldane zucht.
'Ahhh... wat kan een mens opknappen van de tevredenheid die een bos uitstraalt. Begrijp je wat ik bedoel?'
Wilhelmina fronste haar voorhoofd. 'Nee. Hoe kan een bos nou tevreden zijn?'
'Nou, als je er eens mee op zou houden je zorgen te maken over slangen en boomwortels en de tijd zou nemen om rond te kijken, zou je wel begrijpen wat ik bedoel.'
'Het valt niet mee om van de wandeling te genieten, meneer Dolan. Dit pad is slecht en mijn schoenen zijn er niet voor geschikt.'
'Sorry dat ik het zeg, mevrouw, maar volgens mij hebt u geen last van het pad of van uw schoenen. Ik kan me voorstellen dat u vandaag niet naar de universiteit wilde, maar toch moet het moeilijk voor u zijn om te bedenken wat u allemaal mist. Ik denk dat een deel van u daar zou willen zijn en een ander deel niet.'
Mike kende haar nauwelijks, maar toch begreep hij haar beter dan haar eigen broer. Beter dan zijzelf. Ze knipperde met haar ogen om haar tranen terug te dringen en keek voor het eerst omhoog naar de kale boomtakken die zich boven haar hoofd uitstrekten. Ze weefden samen een ingewikkeld patroon dat wel zwarte kant leek. De helderblauwe lucht erboven stak er tegen af.
'Hoe weet je dat de bomen tevreden zijn, Mike?' vroeg ze zacht.
'Luister maar eens even.' Blij liet haar stilstaan en in zwijgende verwondering luisterde ze naar de diepe, doordringende stilte rondom hen. Het rustige deinen van de bomen begeleidde het gezang van de vogels in de verte, het zachte kabbelen van het water, het ruisen van de droge bladeren in de wind.
'Hoor je niet dat ze bijna zuchten van tevredenheid, Wilhemina? En bomen zie je nooit ruzie met elkaar maken of elkaar commanderen. Ze vinden er voldoening in om gewoon maar te leven en te groeien en stilletjes met de seizoenen mee te veranderen.'
Ze liepen weer verder en de stilte van het bos en de muziek van de fluisterende bladeren onder haar voeten leken wel een schitterende, steeds luider klinkende symfonie. Tegen de tijd dat ze bij een picknickplekje bij de oever van de rivier aankwamen, was Wilhelmina's hart verkwikt en tot rust gekomen.
Ze ging aan de picknicktafel zitten, terwijl Mike en Mickey de oever af klauterden tot aan de rand van het water. Ze keek toe hoe ze het aas aan het haakje vastmaakten en de lijn uitgooiden in het midden van de rivier. Ze luisterde naar het gemompel van hun stemmen terwijl ze erover spraken wat voor vis ze zouden vangen en welk aas ze het beste konden gebruiken.
Toen Mickeys visspullen helemaal in orde waren, klom Mike weer tegen de oever op en ging naast haar op de bank zitten.
'Mag je wel vissen in een nationaal park?' vroeg ze.
'Hij vangt nooit iets,' fluisterde Mike.
'Nooit? Dan verbaast het me dat hij het toch nog leuk vindt om te gaan vissen.'
'Nou, hij denkt dat hij wel een paar vissen heeft gevangen, zie je.'
'Waarom zou hij dat in vredesnaam denken?'
'Omdat ik een paar keer een vis die ik gevangen had, aan zijn haakje heb vastgemaakt toen hij niet keek. Maar nooit in een nationaal park,' liet hij er snel op volgen.
Wilhelmina dacht aan de holle beloften van decaan Bradford. 'Vind je het niet verkeerd om Mickey zo voor de mal te houden en valse hoop bij hem te wekken?'
Mikes glimlach verdween. 'Nou, zo heb ik het nooit gezien. Ik wilde hem alleen maar aanmoedigen om het te blijven proberen. Ik verwachtte dat hij vroeg of laat zelf wel iets zou vangen als hij het maar bleef proberen.'
'Het spijt me, Mike. Ik had het recht niet om dat te zeggen. Je bent een fantastische opa en ik weet zeker dat ik een afschuwelijke oma zou zijn geweest. Ik heb helemaal geen geduld met kinderen.'
'Nou, dat zou je anders niet zeggen als je had gezien hoe opgewonden Lori de hele week door de zitkamer heeft lopen dansen. Ze is helemaal weg van je.'
Ze zaten naast elkaar, luisterden naar de stilte en keken hoe Mickey steeds opnieuw geduldig zijn lijn uitgooide en weer inhaalde. Maar de vredige omgeving en de rustige middag waren niet aan Wilhelmina besteed, omdat ze voor haar geestesoog beelden van Faith College zag en omdat ze in haar hart rouwde om haar verlies.
Mike haalde diep adem en liet de lucht toen langzaam weer uit zijn longen ontsnappen. 'Ahhh... wat ruikt het hier heerlijk, hè,Willymina? Het bos... het mos... de dode bladeren... de aarde? Dat is het kostelijkste parfum dat ooit is gemaakt.'
Wilhelmina snoof even voorzichtig. 'Ja, best lekker eigenlijk. Het was me niet opgevallen.'
Aan het einde van de herfstmiddag stak de wind op en ze huiverde in haar dunne trui. 'Hé, je hebt het koud,' zei Mike.
'Hier, neem mijn jack maar.'
Nog voordat ze kon protesteren, had hij zijn versleten vliegerjack al uitgetrokken en om haar schouders gelegd.
'Nu krijg jij het koud.'
'Ik maak wel een vuurtje.' Hij liep haastig de open plek rond, zocht afgebroken takken, brak ze op zijn knie in kortere stukken en stapelde ze op een kaal stukje grond naast de picknicktafel op elkaar.
'Mag je wel vuur maken in een nationaal park?'
'Dat weet ik niet.'
'Nou, denk je niet dat je dan eerst toestemming moet vragen voordat je het doet?'
Mike beet op zijn lip en ze wist dat hij zijn best deed om niet te lachen. Hij liep met grote stappen naar de dichtstbijzijnde boom en klopte eerbiedig op de stam.
'Neem me niet kwalijk, meneer. Vindt u het goed als we hier een fikkie stoken? Mijn vriendin heeft het een beetje koud.' Hij liep met een brede grijns op zijn gezicht terug naar Wilhelmina. 'Hij zei dat het goed was, als we maar voorzichtig zijn.'
Mikes kleine toneelstukje was zo komisch, zijn glimlach zo aanstekelijk en haar eigen vraag zo belachelijk, dat Wilhelmina onwillekeurig in de lach schoot.
'Je vindt me vast een verwaande, saaie, ouwe taart.'
'Nee, maar ik denk dat jij mij een vreselijke schurk vindt. Laat me eens zien: hoeveel overtredingen heb ik vandaag al begaan? Ontvoering, vissen zonder vergunning, een kind van het rechte spoor halen, vuur maken op verboden terrein...'
Wilhelmina glimlachte. 'Ach, schei uit en maak je vuurtje. Je hebt me niet ontvoerd, ik ben vrijwillig meegegaan. En van vissen kun je niet beschuldigd worden tot je iets vangt. Trouwens, ik heb gehoord dat die lange meneer daar toestemming heeft gegeven om vuur te maken, dus ga je gang.'
Mike doorzocht snel al zijn zakken. 'Dat kan niet! Ik heb geen lucifers!'
Ze moesten allebei zo lachen dat Mickey zijn hengel in de steek liet en naar boven klom. 'Wat is er zo grappig, opa?'
'Mickey, blijf jij eens even hier bij de professor terwijl ik terug ren naar de auto om te kijken of daar lucifers in liggen.'
Buster en Heinz renden voor Mike uit alsof ze precies begrepen wat hij had gezegd. Mickey liet zich naast haar op de picknickbank zakken en staarde naar de grond.
'Je mag wel gaan vissen als je wilt, hoor,' zei Wilhelmina tegen hem. 'Je hoeft hier niet bij mij te blijven.'
'Nee, ik blijf hier. Dat wil opa.' Mickey keek somber, alsof hij zich in een vreselijk lot schikte. Hij zat met zijn ellebogen op zijn knieën en liet zijn hoofd op zijn handen rusten.
'Nou, dat vind ik heel verantwoordelijk voor zo'n jonge knul als jij.'
'Ik ben de oudste. Iedereen verwacht van je dat je verantwoordelijk bent als je de oudste bent. Pete mag gekkigheid uithalen en stomme dingen doen omdat hij de kleinste is, maar als ik iets doe — ook al gaat het per ongeluk, zoals de afstandsbediening van de stereo kapotmaken — dan zegt mijn vader: "Dat moet je betalen! We verwachten van je dat je je gedraagt naar je leeftijd!" Pete en Lori krijgen lang niet zo vaak op hun kop als ik. Ik moet altijd op Pete passen en voor Lori zorgen... en ze is zo'n sufferd. Soms wou ik dat ik de oudste niet was.'
Hij schepte zijn hand vol grint en begon de steentjes naar de rivier te gooien. Wilhelmina dacht onwillekeurig aan haar oudste broer. Vader had hem de verantwoordelijkheid gegeven om haar en Peter naar school te brengen en hen op te halen. Het werd van hem verwacht dat hij een krantenwijk had en dat hij, weer of geen weer, 's morgens vroeg zijn kranten bezorgde. Als vader lang van huis moest om op verschillende plaatsen te preken, zei hij tegen Larry dat hij de man in huis moest zijn. Larry was als een kleine volwassene geboren en Wilhelmina kon zich niet herinneren dat hij ooit een zorgeloos, huppelend kind was geweest. Geen wonder dat hij nog steeds het gevoel had dat hij in alle situaties de leiding moest nemen. Ze keek naar Mickeys sombere gezicht terwijl hij zijn laatste steentje in het water gooide.
'Weet je, Mickey, ik heb nog nooit in mijn leven gevist. Ik heb er helemaal geen verstand van. Maar als je het niet erg vindt om me met mijn vreselijke schoenen naar de waterkant te helpen, lijkt het me wel leuk om het te leren.'
'Natuurlijk niet! Kom maar mee, professor.' Hij nam haar bij de hand en leidde haar naar het pad naar de rivier. 'Misschien kunt u uw schoenen wel uitdoen en u van de oever laten glijden. Er ligt daar mooi zand.'
Ze aarzelde en schopte ze toen uit. Mickey pakte haar beide handen en trok haar de oever af. Toen Wilhelmina's tenen door haar kousen scheurden en de ladders in haar panty's omhoog schoten, voelde dat, alsof er honderden insecten over haar benen kropen. Maar in ieder geval bereikte ze de voet van de heuvel zonder iets te breken.
'Nou, wat moet ik doen?'
'Eerst moet u het aas aan het haakje doen.' Mickey zwiepte de hengel in het rond. Het haakje zette zich vast in haar trui en trok er een groot gat in.
'O, nee! Sorry!' Zijn paniekerige pogingen om haar te bevrijden, richtten nog meer schade aan in de trui. Zijn gezicht was het toonbeeld van wanhoop.
'Het geeft niet, Mickey. Ik had toch altijd al een hekel aan deze trui. Laat mij het maar doen.' Het lukte haar het haakje los te maken, maar het rafelige gat in haar trui was niet meer te herstellen. De trui zou samen met de panty in de vuilnisbak verdwijnen.
'Goed, wat moet ik verder doen?'
Hij haalde een kronkelende, met modder besmeurde worm uit een blikje en hield haar die voor. 'Die moet u aan het haakje prikken.'
'Ehh... nou, zou jij het misschien kunnen doen omdat dit mijn eerste keer is?'
Mickey schraapte met zijn nagel wat modder van de onfortuinlijke worm en spietste hem toen in koelen bloede aan de haak. Hij gaf haar de hengel.
'Ach, heden, dat arme beest!'
'Het is maar een stomme worm. Nou moet u de lijn uitgooien. Zo.' Hij gaf haar een demonstratie met een onzichtbare hengel. 'Maar zorg ervoor dat u de hengel niet loslaat.'
Wilhelmina greep de hengel vast, reikte met haar arm naar achteren zoals Mickey haar had laten zien en gooide toen met een perfecte beweging de lijn uit.
'Dat was fantastisch! Weet u zeker dat u nooit eerder hebt gevist?'
'Heel zeker. Je hebt vast goed lesgegeven. En wat nu?'
'Nu moeten we gewoon wachten. Als er een vis aan de worm sabbelt, voelt u een klein rukje en gaat de dobber naar beneden.'
'Wat is een dobber?'
'Ziet u dat rode dingetje dat daar...? Hé! Hij gaat naar beneden! U hebt beet!'
'Wat?'
'Gauw! Haal hem in! Haal hem in!'
'O, lieve help! Hier, doe jij het maar, Mickey'
'Geen denken aan! Het is uw vis, professor. Gewoon aan het molentje draaien.'
Wilhelmina's handen beefden terwijl ze met veel moeite aan het slingertje draaide. Ze voelde hoe de vis zich verzette en aan de andere kant van de lijn tegenwerkte. Ze draaide uit alle macht. 'Gaat het goed?'
'U hebt 'm bijna. Het gaat prima.'
'Wilhemina? Mickey? Waar zitten jullie?'
'Hier beneden, opa. Gauw, de professor heeft een vis gevangen!' Mike klauterde de oever af en ging naast haar staan. Hij hijgde een beetje.
'Mike, neem alsjeblieft dit ding van me over.'
'Geen sprake van! Het is illegaal om in een nationaal park een vis te vangen.' Ze staarde hem aan en er kwam een brede grijns op zijn gezicht. 'Pak gauw dat net daar, Mickey, en loop een klein stukje het water in. Zorg dat je klaarstaat om hem te vangen. Ze heeft hem bijna hier.'
'Daar is hij, opa. Ik zie hem.'
'Steek het net eronder.'
Wilhelmina bleef aan het molentje draaien terwijl Mickey wild in het water rond stapte. 'Ik heb hem!' riep hij ten slotte en zwaaide triomfantelijk met het net. Een klein visje, nauwelijks langer dan tien centimeter, sprong er als een sprinkhaan in rond. Mike lachte zich in tranen.
'Ik heb wel sardientjes gezien die groter waren!'
'O, Mike, zet dat arme ding terug! Het is nog maar een jonkie.'
'Je hoort geen medelijden te hebben met de vis. Hoe moeten we dan ooit een visser van je maken?'
Helder, alsof ze hardop waren uitgesproken, kreeg Wilhelmina ineens de woorden van Jezus in gedachten. 'Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken.' Maar hoe moest ze beginnen? Vissen naar de ziel van mensen was vast niet zo eenvoudig als vissen in een rivier.
'Ze had ook al medelijden met de worm, opa,' zei Mickey.
Dat was waar. Wilhelmina had voor de vis en een zielloze worm meer medelijden gevoeld dan voor Mike. Ze had eerst niets met hem te maken willen hebben. Toch wilde God volgens de kaartjes in haar handtas niet dat iemand verloren zou gaan.
O, God, doet U het, bad ze. Maak me een visser van mensen!
'Nou, dat was dan je eerste visavontuur,' zei Mike terwijl hij het visje teruggooide in het water. 'Hé, wat is er met je trui gebeurd?'
Wilhelmina slikte haar emoties weg. 'Ik, eh... ik heb een ongelukje gehad met het haakje.'
'O.' Hij beet weer op zijn lip. 'Nou, hoe dan ook, ik heb wat lucifers gevonden, dus we kunnen eten gaan koken als we willen.'
'Eten! O, lieve help, ik had tegen Larry gezegd dat ik op tijd terug zou zijn voor het diner.'
'Nou, als we nu onmiddellijk terug gaan, kan ik ervoor zorgen dat je over iets meer dan een uur thuis bent.'
Wilhelmina keek op haar horloge. 'Maar tegen de tijd dat ik me verkleed zou hebben en dergelijke zou het te laat zijn. Ach, laat maar. Ik kan het diner dit jaar wel overslaan.' Ze was verbaasd te merken hoe opgelucht ze zich voelde.
'Je bent er niet kapot van, geloof ik. Wat stond er op het menu?'
'Biefstuk.'
'Ik kook iets beters! Kom mee.' Hij pakte haar bij de hand en hielp haar de oever op. Zijn handpalm was warm en ruw door zijn werk.
Toen ze boven kwamen, kon ze maar één schoen vinden. 'Ik vraag me af wat er met de andere is gebeurd.'
'O, o, Buster! Kom hier!' De hond sprong vrolijk op Mike af en Wilhelmina's doorweekte schoen bungelde in zijn bek. 'Geef me die schoen, vervelend beest!'
Buster wilde spelen. Hij dartelde om hen heen en weigerde de schoen af te staan, hoe Mike ook tegen hem tekeer ging. Wilhelmina keek hulpeloos toe hoe de tanden van de hond in het leer drongen.
'Alsjeblieft, Buster. Ik heb mijn schoen nodig.' Onmiddellijk liet hij hem voor haar op de grond vallen. Mike pakte hem snel op en schoof hem, nat en slijmerig, aan haar voet.
'Tjonge, wat spijt me dat, Wilhemina. Ik wil graag een nieuw paar voor je kopen.'
'Doe niet zo mal. Het zijn maar schoenen.'
Al gauw had Mike een laaiend vuur gestookt. Wilhemina zat naast hem terwijl hij een worstje voor haar roosterde aan een stok waar hij een punt aan had gemaakt. Toen het flink was verbrand, vouwde hij er een boterham omheen en gaf het haar.
'Alsjeblieft. Dat is beter dan die biefstuk bij het diner, hè?'
'Nou, dat weet ik niet... maar mijn tafelgenoten zijn beslist gezelliger.'
Ze aten het hele pak worstjes leeg. Wilhelmina kon zich niet herinneren dat ze ooit zo van een hotdog had gesmuld. Mickey at de. meeste chips en de honden aten de oudbakken donuts op. Ze zaten meer dan een uur rond het vuur te praten en te lachen en luisterden naar malle liedjes die Mike voor hen zong. Hij kreeg Wilhelmina en Mickey zelfs zover dat ze een malle canon met hem meezongen, waarna ze allemaal schaterden van de lach. Pas toen de eerste druppels begonnen te vallen, merkten ze dat de lucht donker was geworden en dat er dreigende onweerswolken boven hun hoofd hingen.
'We worden kletsnat!' riep Mike. 'Mickey, jij en de professor gaan terug naar de auto. Ik pak de visspullen en doof het vuur. Snel!'
Mickey ging er als een haas vandoor en lag al gauw een heel eind op Wilhelmina voor. In het invallende duister liep ze struikelend het pad af en probeerde er niet aan te denken hoeveel wilde dieren zich achter de bomen hadden verstopt. Het begon harder te regenen. Twee keer schrok ze zich wezenloos van Buster en Heinz toen die terugrenden door het bos om haar te zoeken. Na een paar minuten konden de slangen en andere beesten haar niet meer schelen. Ze verlangde alleen nog maar naar de warmte die de verwarming van de auto haar beloofde en naar bescherming tegen de stromende regen.
Tegen de tijd dat ze de parkeerplaats bereikte, was Wil-helmina doornat. Ze klom naast Mickey in de auto, maar voor ze het portier dicht kon trekken, sprongen de beide honden ook naar binnen.
'O, nee! Vervelende beesten! Eruit! Eruitl' riep ze, maar ze weigerden de regen weer in te gaan. De geur van de natte honden stond haar vreselijk tegen. Ze klommen met hun natte poten over haar schoot en ze vroeg zich af of haar rok nog te redden zou zijn of dat die ook de vuilnisbak in zou moeten.
Toen Mike ten slotte het bos uit kwam rennen en het portier van de pick-up opentrok, wierp hij een blik op de vier natte, in elkaar gedoken schepsels in de cabine en barstte in lachen uit.
Het leek wel of alle lichten in Wilhelmina's huis aan waren toen ze de oprit opreden. De auto van haar broer stond naast de garage geparkeerd. Ze keek op haar horloge. Het diner van de reünie was dit jaar blijkbaar vroeger afgelopen dan gewoonlijk. Ze wenste Mike en Mickey welterusten en sloop toen door de achterdeur naar binnen in de hoop dat ze stilletjes naar boven zou kunnen verdwijnen en andere kleren aan zou kunnen trekken voordat haar broer haar zou zien.
Maar Larry zat met zijn hoofd op zijn handen gesteund aan de keukentafel. Hij had zijn pak nog aan en zijn das nog om. Marjorie zat naast hem en kneep in een doorweekte zakdoek. Haar ogen waren rood van het huilen. Larry wierp een blik op Wilhelmina en sprong overeind.
'Lieve help! Wat is er met jou gebeurd? Heb je een ongeluk gehad?'
Ze keek omlaag naar haar kleren. Regenwater droop van de voorkant van Mikes versleten vliegerjack en uit haar piekerige haar. Op haar rok zaten modderige pootafdrukken en hondenhaar. Een losse draad hing uit het rafelende gat in haar trui en van haar panty's waren alleen nog wat gehavende flarden over. Busters tandafdrukken stonden in haar rechterschoen. Ze onderdrukte de neiging om te gaan giechelen om de geschokte uitdrukking op het gezicht van haar broer.
'Nee, alles is goed met me, Larry.'
'Maar waar heb je in vredesnaam gezeten? We waren vreselijk bezorgd over je!'
'Het spijt me... Ik... ik dacht dat jullie nog op de universiteit zouden zijn. Ik had nooit gedacht dat jullie je zorgen over me zouden maken. Is het diner al afgelopen?'
'We zijn niet naar het diner geweest.'
'Nou, dat is mal. Jullie hadden toch wel zonder mij...'
'Wilhelmina. Het verpleegtehuis heeft gebeld vlak nadat je vertrokken was. Het gaat om vader. Hij is overleden.'
9
Maandag 19 oktober 1987
Toen om 7.25 uur 's morgens de zakenvlucht naar New York over zijn huis daverde, wist Mike dat hij zich had verslapen. Met moeite zette hij zich ertoe om op te staan, maar zijn ledematen weigerden dienst. Hij had overal pijn.
Buster en Heinz hoorden dat hij zich bewoog en sprongen kwispelend, een spoor van haren achterlatend en met hun tong uit hun bek de slaapkamer binnen om hem te begroeten.
'Ja... ja, ik weet het jongens. Ik ben te laat vandaag. Jullie moeten zeker naar buiten, hè?' Buster blafte als antwoord.
Mike ging langzaam overeind zitten en zwaaide zijn benen over de rand van het bed. 'Ik weet wel dat ik langzamer wordt, jongens, maar dit oude lijf waarin ik gevangen zit, laat me in de steek. Ik kan er ook niets aan doen. Sorry, jongens.' Hij klopte Heinz op zijn kop en krabde Buster snel even achter zijn oren. Toen schuifelde hij in zijn ochtendjas en op zijn pantoffels naar de achterdeur om de honden eruit te laten.
Hij keek naar ze vanachter het keukenraam. Ze sprongen met tomeloze energie in de achtertuin rond en bleven staan om elk nieuw geurtje te besnuffelen of om in de boomtoppen naar eekhoorns te turen. Mike herinnerde zich dat hij zich eens ook zo had gevoeld,jong en vol energie en met het idee dat de wereld elke ochtend nieuw en vol avontuur was.
Diep in zijn hart voelde Mike zich nog steeds zo. Hij verwelkomde elke nieuwe dag en hield enorm van het leven. Maar zijn lichaam had hem verraden.
In de verte hoorde Mike de deur van een auto dichtslaan en Buster en Heinz raceten luid blaffend langs de zijkant van het huis. Even later ging de bel bij de voordeur. Mike keek op de keukenklok. Wie kon dat nu zijn om tien over half acht s morgens? Hij was nog niet eens aangekleed.
Toen hij de voordeur opendeed, stonden Steve, Cheryl en alle drie zijn kleinkinderen op de stoep.'Hartelijk gefeliciteerd!' riepen ze.
'Ik was vergeten welke dag het is!' Mike was vandaag 66 geworden. Hij had er niet aan gedacht.
Lori gaf hem een doos donuts terwijl ze met z'n allen zijn zitkamer binnengingen. 'Hebt u al ontbeten, opa?'
'Nee, eigenlijk niet. Bedankt.'
'Ik zet wel koffie, pa,' zei Cheryl en gaf hem een kus op zijn wang. 'Gefeliciteerd!'
'Hebben we u wakker gemaakt, opa? U hebt uw pyjama nog aan.'
'Nee, Pete. Ik was al uit bed... maar, zeg! Moeten jullie vandaag niet naar schooljongens?'
'Jawel. Papa zegt dat we direct naar school moeten als we u uw verjaardagscadeau hebben gegeven,' zei Mickey tegen hem.
Steve liet zich in Mikes luie stoel vallen en liet de rugleuning zakken. 'Cheryl brengt ze later met de auto naar school. Ik wist dat ze hun aandacht helemaal niet bij hun schoolwerk zouden hebben als ze u vanochtend niet direct uw cadeau zouden geven.'
Mike hield zijn handen op. 'Nou, geef het dan maar. Ik ben dol op cadeaus uitpakken.'
Om de een of andere reden vond Peter dat erg grappig. Hij begon te giechelen. 'Het is niet hier, opa. En het is niet eens ingepakt, omdat...'
Lori sloeg haar hand voor Peters mond. 'Stil! Je mag het niet zeggen! Papa, zorg dat hij zijn mond houdt. Hij verklapt het.'
Steve lachte en zette de stoel weer rechtop. 'U kunt zich maar beter aankleden, pa. Deze kinderen kunnen het geheim niet veel langer bewaren. Hé, Cheryl, we nemen die koffie mee in de auto.'
Toen Mike zich had aangekleed, kropen ze met z'n allen in Steves stationcar. De kinderen waren onrustig van opwinding.
'U zult heel verbaasd zijn, opa.'
'Niet als jij het verklapt, suffie.'
'Ik hoop maar dat die verrassing niet te ver weg is,' zei Mike,'want ik ben bang dat die kinderen anders knappen als ballonnen.'
Steve reed de bekende route naar het vliegveld en parkeerde naast een kleine hangar die niet werd gebruikt en die niet ver van hun eigen hangar stond.
'Ogen dicht, opa,' commandeerde Lori. 'En niet gluren.' Mike stapte uit de auto en kneep zijn ogen stijf dicht. Peter en Lori namen hem bij de hand en leidden hem langzaam naar de hangar.
'Goed, nu mag u ze opendoen.'
Steve deed de lichten aan. 'Tada!'
Er stond een gehavend, oud vliegtuig in de spaarzaam verlichte hangar. Het rook naar schimmelig hout en wonderolie. Mike liet vol ongeloof zijn ogen van de voorkant naar de achterkant gaan.
'Een Fokker DR-1 driedekker?'
Hij liep er langzaam naartoe, bijna bang dat het prachtige beeld zou verdwijnen als hij er te dichtbij kwam. Zijn ogen streelden elke centimeter van het vliegtuigje, van de schuine staart tot de enkele, geverniste propeller. Hij tuurde in het krappe, open, eenpersoons cockpitje en staarde omhoog naar de drie smal toelopende, boven elkaar gemonteerde vleugels.
'Is het echt van mij?'
'Ja. Hartelijk gefeliciteerd, pa.'
'Misschien is het wel het vliegtuig van de Rode Baron geweest,' zei Peter.
'Nou, hij vloog in ieder geval wel in zo'n vliegtuig.' Mike liet zijn hand over de verbleekte, rottende romp glijden en wistnogsteeds niet of hij droomde. Het was een echt gevechtsvliegtuig uit de Eerste Wereldoorlog. En het was van hem.
'Vindt u het mooi, opa?' vroeg Lori.
'Liefje, ik vind het prachtig! Het is schitterend! Ik... ik ben sprakeloos!'
Steve lachte. 'Dat is dan voor het eerst.'
'Hoe ben je er in vredesnaam aan gekomen? Ik kan het niet geloven.' Mike hoopte dat hij niet zou gaan huilen.
'Er moet wel wat aan gedaan worden, zoals u ziet,' zei Steve en stak zijn vinger door het oude canvas. 'Maar ik dacht dat het u iets te doen zou geven als u met pensioen was.'
'Hé, je probeert me toch niet op stal te zetten, hè?' Mike probeerde zijn wenkbrauwen te fronsen, maar het lukte hem niet helemaal. Hij kreeg het niet voor elkaar om de uitdrukking van ontzag en verbazing van zijn gezicht te laten verdwijnen terwijl hij naar zijn nieuwe vliegtuig keek.
'U hebt uw hele leven hard gewerkt, pa. U verdient een hobby voor uw pensioen. Maar u kennende gaat deze oude kist volgend voorjaar al de lucht in.'
Even had Mike het vergeten. Hij zou niet lang genoeg meer leven om in de cockpit te zitten en met dit prachtige, fantastische stuk antiek te vliegen. Hij dook onder de driedubbele vleugels door om zijn tranen te verbergen en begon maar wat aan de staart te prutsen.
Het was niet eerlijk. Hij wilde niet sterven. Er waren zoveel redenen om te leven, nog zoveel dingen die hij wilde doen. Maar zijn zoon, Mike junior, had waarschijnlijk ook niet willen sterven. Hij was nog maar 19 geweest en thuis hadden zijn vriendin en een '54 Chevy op hem gewacht. En Helen had ook niet willen sterven. Wat zou ze dol zijn geweest op haar kleinkinderen. Nee, het leven was niet altijd eerlijk. Maar hij had er veel langer van kunnen genieten dan Mike junior en Helen. Hij moest dankbaar zijn.
'Ik zal u helpen het rood te verven, opa,' zei Lori. 'En we kunnen er van die kruisdingen op maken, net als op het vliegtuig van de Rode Baron.'
'En ik zal u helpen de motor op te knappen,' voegde Mickey eraan toe. 'Hé, kijk eens naar dit gave landingsgestel.'
'Als u de Fokker weer op gang krijgt, pa, dan duikel ik ergens een Sopwith Camel op en dan kunnen we schijngevechten houden.'
'En dan zwiep ik je staart eraf,' zei Mike terwijl hij zijn tranen wegveegde.
'Gaat u er een mitrailleur op zetten, opa?' vroeg Peter.
Mickey klom omhoog om het dashboard te inspecteren. 'Ja, waar zou de mitrailleur eigenlijk komen?'
'Hier op de voorkant, zodat de Rode Baron tegelijkertijd kon vliegen en schieten,' zei Mike. 'Dat was nog eens vliegen. Man tegen man.'
Mickey klauterde in de cockpit en begon een denkbeeldige mitrailleur af te vuren, compleet met geluidseffecten. 'Wacht even, opa. Hoe kon hij schieten zonder de propeller te raken?'
'Dat is een heel goede vraag.' Mike ging op de laagste vleugel staan en trok zichzelf op tot dezelfde hoogte als Mickey. 'De eerste vliegtuigen konden maar moeilijk met wapens worden uitgerust omdat er zoveel draden en stijlen in de weg zaten, om nog maar niet te spreken van de staart en de bladen van de propeller. De piloten zeiden toen dat als je een kanarie losliet in de cockpit en die kon eruit ontsnappen, dan moest er ergens een belangrijke draad ontbreken.'
'Hoe schoten ze dan?'
'Nou, eerst schoten ze ook niet. Toen de Eerste Wereldoorlog begon, waren vliegtuigen nog maar zo recent uitgevonden dat ze ze alleen maar gebruikten voor verkenningsvluchten en om geschut te ontdekken. De piloten van beide partijen zwaaiden zelfs naar elkaar als ze elkaar in de lucht tegenkwamen.'
'Dat meent u niet!'
'Jawel, echt waar. Toen vuurde er op een dag een Britse piloot in een Bristol Scout een revolver af op een Duits vliegtuig. De arme man schrok zo dat hij landde en gevangen werd genomen. Hij werd de eerste piloot die werd neergeschoten. Daarna begon de bewapeningswedloop.'
Peter klauterde naast Mickey op de vleugel. 'Hadden ze toen ook al bommen?'
'Weet je wat de eerste bommen waren? Bakstenen! Ze gooiden gewoon bakstenen naar elkaar. Bommen waren te zwaar. De vliegtuigen konden niet hoog genoeg komen als ze die aan boord hadden. Of soms gooiden ze een werpanker aan een touw uit en probeerden ze de propeller van het vijandelijke vliegtuig te pakken te krijgen.'
'Maar in oude films heb ik gezien dat ze met mitrailleurs schoten tijdens hun luchtgevechten,' zei Mickey.
'Dat klopt, want op een keer bedacht iemand een manier om dat te doen. Een Franse stuntpiloot vond het eerste synchronisatiemechanisme uit, waardoor hij tussen zijn propeller door kon schieten, maar toen hij een motorstoring had, kregen de Duitsers zijn vliegtuig te pakken. Ze namen Fokker in dienst, de man die dit vliegtuig heeft ontworpen, om zijn idee te pikken. Fokker kwam erachter hoe hij de mitrailleur met de propeller kon synchroniseren en het resultaat werd bekend onder de naam "Fokker-zweep".Toen ze eenmaal het probleem van het tussen de propellerbladen doorschieten hadden opgelost, schoten de Duitsers zoveel vliegtuigen neer dat de geallieerde piloten "Fokkervoer" werden genoemd.'
'De Rode Baron was gaaf!'
'Hé, aan welke kant sta jij eigenlijk, Mickey? Maar ik geef het toe, de Duitsers hadden een paar uitstekende piloten... Baron von Richthofen, Oswald Boelcke, Max Immelman. Dat waren superkerels. Eigenlijk waren er aan beide kanten fantastische helden. Ze vlogen zonder parachute, hadden weinig of geen gevechtstraining gehad en soms maar nauwelijks genoeg vliegtraining. Ze bedachten al vliegend en vechtend nieuwe manoeuvres.'
'Waarom bedachten ze die?'
'Nou, er werden nieuwe vliegtuigen gebouwd en de oude werden zo snel gemodificeerd dat er geen tijd was om ze behoorlijk te testen. Soms betekende een klein foutje dat de piloot vast kwam te zitten in een kapot vliegtuig. Er is een verhaal over een arme kerel die vastzat in een vliegtuig dat in een spin was geraakt. Hij kon er met geen mogelijkheid meer uit en besloot er zo snel mogelijk een einde aan te maken. Hij gaf vol gas en dook recht op de grond af. Tot zijn grote verbazing kwam het vliegtuig uit de spin en overleefde hij het, zodat hij aan anderen kon vertellen hoe je uit een dodelijke spin moet komen.'
'Opa, u weet ook alles,' zei Peter.
Steve tilde Peter van de vleugel en zette hem op de grond. 'Dat komt omdat opa naar school is geweest en dat moet jij ook.'
'En opa's verjaardagstaart dan?' vroeg Lori.
'Die eten we vanavond als toetje. Dan zie je opa weer. Kom nu. Het is tijd om te gaan.' Cheryl nam de kinderen mee naar de auto.
'Dag, opa. Veel plezier op uw verjaardag!'
Toen de kinderen weg waren, inspecteerden Mike en Steve als twee opgewonden kinderen elke vierkante centimeter van het nieuwe vliegtuig.
'Wat een schitterende, oude kist!'
'Denkt u dat u alle onderdelen kunt vinden die u nodig hebt, pa?'
'Als we iets niet kunnen vinden, improviseren we wel iets.'
'Wat een draden en stijlen. Dat was wat, hè?'
'Moet je die drie fantastische vleugels eens zien.'
'Ik vind het vierkante ontwerp van de romp mooi.'
'Weinig ruimte in de cockpit, hè?'
'Je zult op dieet moeten, Steve, anders pas je er nooit in.'
'Pete zei dat ik voor kerst een mitrailleur voor u moest kopen.'
'Het kan ook wel een verfje gebruiken.'
'En een wasbeurt. Het stinkt vreselijk.'
'Dat is de wonderolie. Die gebruikten ze om de motoren mee te smeren. Tjonge, wat komen er een herinneringen boven bij die geur.'
Ten slotte sloten ze de hangar af en liepen ze het korte stukje over het asfalt naar het volle kantoortje van Luchtvaartbedrijf Dolan. Mike was in de wolken en kon zijn aandacht bijna niet bij het werk van die dag bepalen. Steve glimlachte ook terwijl hij de post van die ochtend pakte en er doorheen bladerde.
'Hé, pa... wat is dit?' Zijn glimlach verdween toen hij een envelop van vliegerarts Cole openscheurde. 'Het is een herinnering voor uw vliegmedische keuring. Hebt u uw papieren nog niet laten vernieuwen?'
Mikes euforische stemming was direct verdwenen. Hij had geen afspraak voor een keuring aangevraagd, omdat hij wist dat hij bij een medisch onderzoek zou worden afgekeurd.
'Je weet wat ze zeggen over de oude dag... je geheugen laat je het eerste in de steek... en wat er daarna gebeurt ben ik vergeten.'
'Dit is geen grapje, pa. U hebt nog maar, hoeveel... minder dan een week, want u moet uw papieren voor het einde van de maand in orde hebben.'
'Ja, ja, komt voor elkaar.'
'U hebt uw medisch onderzoek al gehad, hè?'
'Ik heb je toch verteld dat ik een paar weken geleden naar de dokter ben geweest.'
'Laat me dan de formulieren met uw persoonlijke gegevens vanmiddag naar hem toebrengen, zodat hij ze kan tekenen. Anders moet u aanstaande maandag al aan de grond blijven. Alleen deze week mag u nog vliegen.'
Mike griste Steve de formulieren uit handen. 'Laat maar. Ik zal er vandaag naartoe gaan. Ik breng ze zelf wel langs.' Hij vond het vreselijk om tegen zijn zoon te liegen. Maar de waarheid vond hij nog vreselijker. Plotseling kon hij zijn tranen niet meer bedwingen.
'Steve... ik... ik wil je nogmaals bedanken... voor het vliegtuig...' Mike klemde zijn armen stijf om zijn zoon heen.
10
Dinsdag 20 oktober 1987
De hele gemeenschap die aan Faith Bible College was verbonden, treurde om het verlies van haar voormalig hoofd en professor, dominee Horatio Wesley Brewster. Het universiteitsbestuur liet alle lessen vervallen. De kerk op de campus zat stampvol tijdens de herdenkingsdienst. Maar Wilhelmina kon niet om haar vader rouwen. Ze had maanden geleden al om hem gerouwd, toen zijn laatste beroerte hen voorgoed van elkaar had gescheiden.
Terwijl voorname sprekers lofredes hielden over haar vader, vond ze geen troost in de wetenschap dat hij nu eindelijk rust had, het goed had en gezond was. Ze had het er moeilijk mee dat hij niet levend was gestorven, zoals Mike het had uitgedrukt. In plaats daarvan was hij langzaam weggekwijnd, stukje bij beetje overleden. Het leek haar geen mooi einde voor een leven dat zo vruchtbaar en productief was geweest en bijna kon ze begrijpen waarom Mike een einde aan zijn eigen leven wilde maken voordat zijn waardigheid werd aangetast en hij zich niet verdienstelijk meer kon maken.
Ze dacht aan haar eigen leven, aan de leegte en de onbeduidendheid van haar eigen dagelijks bestaan sinds haar pensioen. Kon je eigenlijk wel zeggen dat dat leven was? Haar bestaan was zinloos, het diende geen goed doel — maar Mike Dolan, die zoveel had om voor te leven, die zoveel levenslust bezat en zo van het leven genoot, moest sterven. Het was onbegrijpelijk.
Terwijl ze naar de lovende woorden over haar vader luisterde, zonk Wilhelmina steeds dieper weg in een depressie. Ze hoopte dat haar vrienden die zouden aanzien voor verdriet.
Na de begrafenis kwamen Wilhelmina's familie, vroegere collega's en vrienden bijeen in haar huis. De zitkamer en eetkamer zaten vol mensen die kwamen condoleren en zelfs in de gang en keuken waren mensen. Hun plechtige gezichten, sombere stemmen en donkere kleren maakten haar nog neerslachtiger. Ze wou dat ze allemaal naar huis gingen.
Als verdoofd zette ze koffie, schikte ze het eten waar de dames van de kerk voor hadden gezorgd, op schalen en schonk thee in. Toen ze een blad vol vuile borden naar de keuken droeg, kwam haar broer Larry achter haar aan en deed de deur naar de zitkamer achter hen dicht.
'Gaat het, Wilhelmina? Je hebt de hele middag nog bijna geen woord tegen iemand gezegd.'
'Het gaat prima, Larry.'
'Vader zou niet willen dat we om hem rouwen.'
'Nee. Dat weet ik.'
Ze liet de gootsteen vollopen met water en afwasmiddel en begon de afwas te doen. Ze wenste dat hij weg zou gaan. In plaats daarvan bleef hij met gefronste wenkbrauwen naar haar kijken en speelde hij met de horlogeketting die langs de voorkant van zijn driedelige kostuum bungelde. Er kwam weer een van zijn preken aan.
'Het is je pensioen, nietwaar? Dat is het wat je echt dwarszit.'
Ga weg. Ga nou maar weg en laat me met rust. Ze hield haar handen in het water, zodat hij niet zou zien dat ze trilden.
'Er zit me niets dwars, Larry. Afgezien van het feit dat onze vader net is overleden, gaat het prima met me.' Ze hoopte dat hij de trilling in haar stem voor verdriet zou verslijten.
'Je hebt sinds het voorjaar de tijd gehad om plannen te maken en orde op zaken te stellen om van je pensioen te gaan genieten. Maar alles wat je hebt gedaan is rondhangen en mokken. Iedereen maakt zich zorgen over je.'
'Wie zegt dat ik iets moet doen? Het is mijn leven! Als ik er voor kies om de hele dag op de bank te zitten, wat maakt dat dan uit?'
'Je hebt veel te veel talenten om er niets mee te doen, Wilhelmina.'
'Trouwens, ik zit niet op de bank. Ik ga wat leerlingen privé-les geven.'
'Van de universiteit?'
Wilhelmina dacht aan Lori's pianoles met mevrouw G-sleutel en meneer Bassleutel en knipperde met haar ogen om haar tranen terug te dringen. 'Jij zou het nooit goedkeuren,' mompelde ze.
'Wat bedoel je?'
'En ik werk ook nog voor de Kankerstichting.'
'Ja. Dat vertelde Peter me.' Hij haalde zijn horloge tevoorschijn en klikte verstrooid het klepje open, alsof hij nog een andere afspraak had en zij zijn tijd verspilde. 'We dachten dat je in het bestuur zat. We hadden er geen idee van dat het werk inhield dat je contact had met de patiënten.'
Wilhelmina zette zo hard een kopje op het afdruiprek dat het bijna brak. 'Kanker is niet besmettelijk, Larry. En hebben Peter en jij niets beters te doen dan mijn leven bespreken?'
Hij kreeg de gekwelde uitdrukking van een martelaar op zijn gezicht. 'Je bent niet jezelf, Wilhelmina. Peter en ik zijn allebei bezorgd over je. We vinden dat je je er overheen moet zetten.' Hij klikte het horloge open en dicht, alsof hij zijn woorden daarmee wilde benadrukken. 'Wat zou vader hebben gezegd?'
'Vader is er niet meer. Die hoef ik nu niet meer tevreden te stellen. En ik ben op geen enkele manier van plan om mijn leven zo in te richten dat ik jou en Peter daarmee tevreden stel!' De geschokte uitdrukking op zijn gezicht was de voor haar doen ongewone uitbarsting meer dan waard. Ze greep een handdoek om haar handen aan af te drogen en liep met grote passen naar de zitkamer.
Het tafereel was onveranderd. Om iets om handen te hebben, verzette ze de schalen op de eettafel, schoof ze het suikerpotje dichter naar de koffiepot en legde ze het bestek in keurige rijtjes. Ze had het ongemakkelijke gevoel dat ze werd gadegeslagen. Ze keek op. Haar broer Peter en decaan Bradford wierpen steelse blikken op haar terwijl ze met elkaar spraken. Ze pakte een bord met een hele gelaagde chocoladetaart op en liep vastbesloten op hen af.
'Hier, neemt u hier wat van, decaan Bradford.' Ze duwde hem het bord in handen. Hij sperde zijn ogen wijd open. 'Peter, kan ik je even spreken, alsjeblieft?' Ze greep Peter bij zijn arm en trok hem mee naar de keuken.
'Luister, Mina, niet zo overdreven reageren...' Hij probeerde zijn charmante, diplomatieke glimlach op haar uit, maar die bevroor onder haar ijskoude blik.
'Je hebt niet het recht je ermee te bemoeien, Peter. Ik heb tegen je gezegd dat je niet voor mij om een baan moet gaan bedelen.'
'Ik bedelde niet. We bespraken wat mogelijkheden, dat was alles.'
'Daar heb je het recht niet toe! Misschien wil ik die baan wel helemaal niet meer terug. Is dat wel eens bij je opgekomen?'
'Die universiteit was je leven, Mina. Dat weten Larry en ik allebei, dus probeer ons maar niets anders wijs te maken. En na alles wat vader voor die universiteit heeft gedaan, zijn ze ons wel een paar kleine gunsten verschuldigd.'
Zonder dat ze het wilde, sprongen er tranen van boosheid in Wilhelmina's ogen. 'Ik wil mijn baan niet terug omdat ze het vader verschuldigd zijn. Begrijp je dat dan niet? Als decaan Bradford me vraagt terug te komen, dan wil ik dat hij dat vraagt om mijzelf. Om wat ik te bieden heb.
Begrijp je dat, Peter? Bemoei je met je eigen zaken!'
Twee uitbarstingen op één dag. Na een leven van onthouding. Wat mankeerde haar? Ze liep voor de tweede keer de keuken uit en liet haar broer stomverbaasd achter. Nu hadden ze helemaal een hoop te bespreken. 'We probeerden alleen maar om haar te helpen... Arme Wilhelmina.' Ze wilde hun medelijden niet, ze wilde hun respect. Maar dat was ze blijkbaar kwijtgeraakt toen ze haar baan kwijtraakte.
Toen ze terugkwam in de woonkamer, wemelde het er nog steeds van de mensen. Ze praatten en aten en niemand leek nog van plan te zijn om naar huis te gaan. Ze voelde zich een vreemde in haar eigen huis. Ze wilde maar dat deze dag voorbij was. Ze was het zo zat om beleefd te zijn tegen iedereen.
'Wilhelmina.' Iemand tikte haar op haar schouder. Ze draaide zich om.
Catherine Hall keek Wilhelmina aan en haar ogen leken wel in haar hart te kijken. 'Ik begrijp het,' zei Catherine alleen maar.
En Wilhelmina wist dat van alle mensen die daar bij elkaar waren, Catherine degene was die haar verlies het beste begreep. Acht jaar geleden was Catherine, na een leven op het zendingsveld met haar man John, alles kwijtgeraakt door een politieke opstand. De zendingspost, de kliniek en de kerk waren allemaal tot de grond toe afgebrand. Haar man was gemarteld en vermoord. Plotseling zag Wilhelmina haar problemen weer in het juiste perspectief.
'Je vader was een heel bijzonder mens, Wilhelmina. Je bent vast heel trots op hem. Hij is nu de hemel binnengeleid. "Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht.'"
Catherine was de enige persoon die over Wilhelmina's vader in termen van vreugde sprak in plaats van met droevige en zwartgallige woorden. Niemand anders scheen te geloven dat de hemel een paradijs was of dat een man van 89 misschien wel blij was om daarheen te gaan na het verstikkende grensgebied dat het verpleegtehuis voor hem was geweest.
'Dank je, Catherine.' Meer kon ze niet uitbrengen.
'John en ik hadden zoveel aan je vader te danken. Het waren zijn preken die ons hebben gestimuleerd om naar het zendingsveld te gaan. Hij daagde ons uit met de woorden: "Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal hetzelve vinden.'"
John was een van vaders meest begaafde studenten geweest, een man die makkelijk diploma's en titels had kunnen halen en een vooraanstaande positie in de kerk had kunnen krijgen. Maar hij had ervoor gekozen om dat allemaal aan de kant te zetten en in een onstabiel derdewereldland te gaan werken. Wilhelmina had Johns beslissing om zendeling te worden altijd een vreselijke verspilling gevonden. Vandaag vroeg ze zich voor het eerst af of ze het misschien bij het verkeerde eind had gehad.
'John dankte God dagelijks voor de inspiratie en de aanmoedigingen die hij van je vader had ontvangen. Ik heb vaak gewenst dat je vader naar alle plaatsen had kunnen reizen waarheen hij zendelingen had uitgezonden en dat hij de miljoenen levens had kunnen zien die dankzij hem veranderd zijn.'
Wilhelmina verlangde naar een vertrouwelijk gesprek met Catherine. 'Laten we naar een plekje gaan waar we kunnen praten,' fluisterde ze.
Ze baanden zich door de volle kamers een weg naar de keuken. Daar was gelukkig niemand. Wilhelmina stak haar handen in het lauwe sop en begon af te wassen. Ze deed haar best om te bedenken waar ze moest beginnen. Hoe kon ze haar eigen, lege leven beschrijven, het gevoel dat ook zij alles kwijt was? Catherine pakte een theedoek en begon af te drogen. Ze wachtte geduldig.
'Catherine... hoe heb jij toch alles doorstaan? Ik bedoel, toen je John verloor en alles waar je je hele leven voor had gewerkt... hoe...?' Tranen verhinderden dat ze haar vraag afmaakte.
Catherine droogde een kopje af en zette het op het aanrecht. 'Toen ik bitter en verslagen was en het bijltje erbij neer wilde gooien, heeft je vader met me gepraat. Hij vond me... ik weet niet eens hoe... maar op een dag stond hij in Boston bij me op de stoep toen ik zo depressief was dat ik nauwelijks meer functioneerde. Hij heeft heel lang geen woord gesproken. Hij hield me alleen maar vast en huilde met me mee. Toen heeft hij me verteld dat je moeder kanker had en waarschijnlijk zou sterven en hij vertelde over zijn eigen gezondheid, die achteruit ging. Hij zei tegen me: "We hebben maar twee mogelijkheden: we kunnen onszelf verliezen in wanhoop of onszelf vinden in Christus."
Hij herinnerde me aan de discipelen Jacobus en Johannes, die een belangrijke positie wilden in het koninkrijk van Christus. "Kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drink...?" vroeg Jezus hen. Je vader zei dat alles wat me op het zendingsveld was overkomen en alles wat er in zijn leven gebeurde, deel uitmaakte van die beker. We hoeven ons niet te schamen als de bittere smaak ervan ons afschrikt. Zelfs Jezus bad: "Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan!" Maar uiteindelijk bad Jezus: "Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede!"
Toen vroeg je vader me: "Is een dienstknecht meer dan zijn heer? Zouden jij en ik ook niet bereid moeten zijn om alle dingen schade te achten?'"
Wilhelmina dacht aan haar vaders laatste levensjaar. Geleidelijk aan was hij alles kwijtgeraakt — hij kon niet meer lopen, niet meer praten, niet meer denken en redeneren. Hij was zijn waardigheid kwijtgeraakt. Maar hij was bereid geweest om het om Christus' wil allemaal te verliezen, zonder te weten waarom. Wilhelmina wist dat ze het mis had gehad. Vader was wel 'levend' gestorven. Ze stond Catherine toe haar armen om haar heen te slaan en liet haar tranen de vrije loop.
'Alles veranderde voor me na die dag met je vader,' vertelde Catherine haar. 'Nu doe ik dingen waarvan ik nooit had gedroomd dat ik ze zou kunnen. Maar eerst moest ik ermee ophouden om met mijn vuist naar God te zwaaien en waarom te vragen. In plaats daarvan leerde ik in te stemmen met Zijn wil voor mijn leven, wat die ook inhield.'
Wilhelmina droogde haar tranen en keek haar vriendin weer aan. 'Catherine, ik begrijp God niet, en ik ben opstandig geweest. Ik wil Hem nu gehoorzamen, maar... maar ik denk dat God iets van mij vraagt... Ik moet iemand helpen... en ik weet niet hoe. Hoe vertel je iemand over Christus? Hoe overbrug je de kloof als er... culturele verschillen zijn? Wat zeg je dan?'
Catherine pakte weer een kopje en droogde het langzaam af. Ze dacht over de vraag na, alsof ze geen pasklaar antwoord wilde geven. Toen ze ten slotte antwoord gaf, had ze tranen in haar ogen.
'Voor je ook maar een woord tegen die persoon zegt, Mina... voor je zelfs maar je mond open doet om te spreken, ga op je knieën en vraag God je te helpen die persoon lief te hebben. Christus heeft ons niet gered door Zijn woorden, wel? Hij heeft ons gered door Zijn liefde. Heb je die persoon lief? Heb je hem echt lief?'
Wilhelmina gaf geen antwoord. Ze wist het niet. Ze keek hoe Catherine's tranen over haar wangen rolden. 'Men had ons gewaarschuwd dat we de zendingspost moesten verlaten, dat er moeilijkheden op komst waren. Maar John weigerde te gaan. Hij stuurde mij naar een veilig gebied, maar hijzelf stond erop bij de plaatselijke bevolking te blijven. Hij hield van hen. Hij was een heel begaafd spreker. Hij bezat veel kennis, was welbespraakt, had overtuigingskracht. Maar na Johns dood zijn er meer mensen tot Christus gekomen dan tijdens zijn hele leven. "Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden." Je woorden hoort hij misschien niet, Mina. Maar hij zal wel Christus zien in je liefde.'
Later die middag, nadat iedereen eindelijk naar huis was gegaan, reed Wilhelmina in haar eentje naar de begraafplaats. Het was een grauwe, koude dag geweest en terwijl ze naar het graf van haar vader liep, trok ze de ceintuur van haar regenjas strakker aan. De gure wind fluisterde dat de winter in aantocht was.
De open tent, het hek en dé stoelen waren weggehaald en de aarde rond haar vaders graf zag er lelijk uit. Het leek wel een wond en de aarde lag hoog opgetast alsof een gewoon graf niet groot genoeg was geweest. De grafkransen lagen al te verwelken in de koude lucht en er dwarrelden dorre bladeren over de naakte aarde. De kale boomtakken schuurden tegen elkaar door de wind.
Naast zijn graf lag dat van haar moeder, glad en met gras overdekt. Die wond was, net als Wilhelmina's verdriet, in de loop der tijd geheeld. De pijn die ze nu voelde, zou ook slijten. Net als de seizoenen veranderde ook het leven voortdurend. Alleen God bleef steeds dezelfde.
Ze herinnerde zich dat ze had gelezen over de joodse gewoonte om een kleine steen op de grafsteen te leggen na een bezoek aan het graf en ze bukte zich om er een op het graf van haar ouders te leggen.
Toen liep ze terug naar de auto en reed naar het gebouwtje waarin het kantoor van de begraafplaats huisde. Een dikke vrouw in een jurk van drukke, oranje stof hing in een stoel achter de balie en las een roddelblad.
'Neem me niet kwalijk. Heeft u een boek of iets dergelijks waarin ik kan opzoeken of een bepaalde persoon hier is begraven?' vroeg Wilhelmina.
De vrouw wuifde met haar sigaret naar een plank vol ordners. 'Alles staat daar. Alfabetisch. Ga uw gang.'
Wilhelmina liet haar ogen langs de rommelige planken gaan en bladerde door drie ordners voordat ze vond wat ze zocht. Ze vroeg hoe ze in de 'Tuin van Rust' moest komen en reed toen over het kerkhof naar een stille, oudere plek, die achteraan gelegen was.
De twee graven waren keurig verzorgd. Roodbruine chrysanten, verlept door het koude herfstweer, groeiden in grote potten op de graven. Een bronzen gedenkplaat van de Amerikaanse luchtmacht markeerde de voet van het graf. Een klein, verbleekt Amerikaans vlaggetje wapperde in de wind. Kpl. Michael G. Dolan, jr, Amerikaanse Luchtmacht stond er op de grafsteen, 1 maart 1948 — 23 september 1961. Hij was nog maar 19 jaar geweest.
Rechts van Michaels graf was dat van zijn moeder. Helen Ann Dolan. Weer trok Wilhelmina de jaartallen van elkaar af. Mikes vrouw was gestorven toen ze 48 was.
Wat voor iemand was ze geweest? Wilhelmina wist niets over haar, behalve dat ze piano had gespeeld en met haar twee zoons naar de kerk ging. Haar grafsteen stond in het midden van een dubbel graf. Het graf naast Helen was leeg.
Terwijl Wilhelmina om zich heen keek naar de kale boomtakken, het dorre, bruine gras en de verwelkte bloemen, kwam er een wanhopig, dringend gevoel over haar. Ze bukte zich om twee kleine steentjes te pakken, legde die op de beide grafstenen en bad dat God haar zou helpen voor het te laat was.
11
Vrijdag 23 oktober 1987
Een toeterende auto wekte Wilhelmina uit een droomloze slaap. Uitgeput van de begrafenis van een paar dagen geleden was ze in slaap gevallen op de bank. Waar kwam dat getoeter vandaan? Wazig keek ze naar haar grootmoeders klok op de schoorsteenmantel. Bijna half zeven 's avonds.
Ze gaapte en ging rechtop zitten. Ze had pijn in haar nek van de vreemde houding waarin ze had geslapen. Weer hoorde ze getoeter. Het klonk alsof de auto bij haar op de oprit stond. Wat voor dag was het? Zaterdag? Nee, vrijdag. Moest ze vanavond ergens heen? De bel ging.
Met een vaag gevoel van bezorgdheid streek Wilhelmina haar kleren glad en liep naar de voordeur. Mike Dolan stond op de stoep.
Er was nog maar een week verstreken sinds ze met hem was wezen vissen, maar Wilhelmina schrok toen ze zag hoe mager en ziek hij eruit zag. Zijn huid was wat gelig, als oude bladmuziek. Maar zijn glimlach was niet veranderd.
'Goedenavond, mevrouw. Ik hoop dat ik je niet stoor.'
'Nou, nee... niet echt.'
'Ik denk dat ik je weer een beetje overval, maar het is een heerlijke avond en ik hoopte dat je met ons mee zou willen komen om ons te helpen.'
'Wie moet ik helpen? Waarmee?'
Mike grinnikte. 'Waarom pak je je jas niet en ga je dat ontdekken? Heb je al gegeten? We hebben wat donuts en een kan koffie in de auto.'
Wilhelmina staarde hem zwijgend aan terwijl ze de dingen voor zichzelf op een rijtje probeerde te zetten. Ze wilde geen donuts eten. Ze had een hekel aan verrassingen. En ze had gehoopt dat ze nooit meer in Mikes pick-up zou hoeven zitten. Wat ze eigenlijk wilde, was weer naar binnen gaan en op de bank wat lezen. Maar ze dacht ook aan Gods opdracht.
'Goed dan. Kom maar binnen. Ik zal me klaarmaken.'
'Nee, ik wacht hier wel buiten. Mijn kleinzoon Pete zit in de auto.'
Terwijl ze snel naar boven liep om haar haar te kammen en een trui te halen, begon Wilhelmina te twijfelen. Ze wist niet eens waar ze heen ging. Ze was blij met de kans om Mike te spreken, maar hoeveel zou ze kunnen zeggen met zijn kleinzoontje erbij? Ze zou zeker niets over Mikes ziekte kunnen zeggen of er met hem over kunnen praten waarom zelfmoord verkeerd was. Misschien had ze er niet mee in moeten stemmen om te gaan. Ze bekeek haar spiegelbeeld terwijl ze haar haar kamde en was ervan overtuigd dat ze heel dom was.
Mike hielp haar met instappen, haastte zich toen om de auto heen en kroop achter het stuur. Peter zat tussen hen in met een doos donuts tegen zich aangeklemd. Er zaten klodders kleverige, rode jam op zijn gezicht, een fijn laagje poedersuiker op de voorkant van zijn trui en hij had zijn mond vol koek.
'Er zijn er nog een paar met jam over,' zei hij tegen haar. 'Die vind ik het lekkerste.'
'Dat zie ik. Misschien wil ik er later wel een.'
Toen ze door de stad reden, scheen het meeste verkeer te bestaan uit auto's met jonge mensen, die de vrijdagavond op stap gingen. Maar er reden ook tientallen auto's de hoofdingang van het stadspark binnen en Mike volgde ze. Op een groot bord stond: Achtste Jaarlijkse Luchtballonwedstrijd. Pijlen stuurden toeschouwers naar rechts en deelnemers naar links. Mike ging linksaf.
'O, Mike, dat meen je niet!'
'Het wordt fantastisch. U vindt het vast leuk.' Peter sprong van opwinding op en neer op zijn stoel.
Het was hetzelfde veld waar de vliegerwedstrijd was gehouden, maar ditmaal stonden er tientallen pick-ups en busjes langs de zijkant geparkeerd. Groepjes mensen waren druk bezig met het uitladen van manden, ventilatoren en allerlei vreemde attributen. Mike parkeerde de pick-up en zette de motor af.
'Daar heb je Max,' zei hij. 'Kom op.'
'Kan ik hier niet blijven kijken? Ik heb hier helemaal geen verstand van.'
'Zeg, ik meende het, hoor, dat Max onze hulp nodig heeft. We zijn zijn grondploeg, dus je kunt nu niet meer terugkrabbelen. Zonder ons komt hij niet ver.'
Wilhelmina hees zichzelf uit de pick-up en sjokte achter Mike en Peter aan over het gras. Ze zag dat er weer journalisten rondliepen en vroeg zich af of de hele stad weer zou gaan zien hoe zij zichzelf belachelijk maakte.
Max was een stevige buldog van een kerel. Hij was ongeveer vijfenzestig en had een onaangestoken sigaar in zijn mond. Als hij acteur was geweest, had hij makkelijk de rol van Winston Churchill kunnen spelen.
'Max, mag ik je voorstellen aan het nieuwe lid van je grondploeg, Wilhemina Brewster? Dit is mijn ouwe luchtmachtkameraad Maxwell Barker. Hij zal ons vertellen wat we moeten doen.'
Max nam Wilhelmina kritisch op, alsof hij wilde bepalen of ze wel aan de eisen voldeed. 'Brewster, hè? Hebt u soms op de een of andere manier connecties met het Brewsterinstituut en de Brewsterbibliotheek en al die andere Brewsters op de universiteit?' Wilhelmina knikte. Hij bromde iets onverstaanbaars en wees toen met zijn duim naar de achterkant van de pick-up. 'Laten we maar gaan uitladen.'
Ze verwachtten duidelijk van Wilhelmina dat ze zou helpen, dus ging ze aan de slag en hielp hen om een rieten mand uit Max' pick-up te tillen. Hij voelde verbazend fragiel aan. Het was weinig meer dan een uit z'n krachten gegroeide wasmand. Aan de binnenkant zat een brandblusser vastgegespt, die er vreemd misplaatst uitzag. Ze zetten de mand op de grond en daarna gooide Max hun een serie andere spullen toe, die ze naast de mand op de grond legden. Links en rechts van hen waren langs de hele rand van het grasveld zo'n vijfentwintig teams met hetzelfde bezig. Max gooide Mike een lange zak toe.
'Hier, help me die brander eens op te zetten.'
Hij sprong van de pick-up en gaf Wilhelmina het ene uiteinde van een dik touw. Het andere einde zat vast aan de mand.
'Kunt u een knoop maken, mevrouw Brewster? Maak dit maar aan de bumper vast. Stevig genoeg om te houden, maar los genoeg om snel los te kunnen maken.'
Ze voelde zich overweldigd door de verantwoordelijkheid. Ze kreeg visioenen van de knoop die te vroeg losraakte, waardoor de ballon er vandoor ging zonder dat er iemand in zat. Of erger nog, dat hij wegzweefde met de pick-up er nog aan vast als de staart van een vlieger, omdat ze de knoop te stevig had aangetrokken. Ze keek hulpeloos naar Max, maar die was al bezig om Mike te helpen met het opzetten van het frame voor de propaangasbrander. Peter deed pogingen om de nylon ballon uit een enorme zak te trekken.
'Stevig genoeg om te houden, maar los genoeg om snel los te kunnen maken...' mompelde ze in zichzelf terwijl ze met het touw prutste.
'Laten we Peter even helpen met de ballon,' riep Mike haar toe toen ze een knoop had gemaakt, waarvan ze hoopte dat die naar behoren was.
Ze greep een handvol nylon en begon de kleurige ballon uit de zak te trekken en op het veld uit te spreiden. Maar hoe langer ze trok, hoe meer er leek te zijn. Het nylon bleef maar eindeloos uit de zak golven.
'Tjonge, wat een enorm ding! Het moeten wel duizenden meters zijn! Ik had nooit gedacht dat hij zo groot was!' Ze was stomverbaasd.
'Ja, ik denk dat mijn hele huis er wel in zou passen,' zei Mike. 'We moeten hem helemaal uitspreiden. Het uiteinde met de kabels wordt aan de mand vastgemaakt, dus zorg ervoor dat dat hier komt te liggen.'
Wilhelmina keek naar de andere ballonvaarders, die ook hun ballonnen over het gras aan het uitspreiden waren. 'Is dit echt een wedstrijd? Waar is de eindstreep?'
'Het is een wedstrijd, ja, maar de eindstreep is waar de wind ons ook maar naartoe blaast. Ze sturen eerst een ballon van de wedstrijdleiding omhoog en die gooit ergens een kruis uit op het platteland. Al gauw daarna moeten wij ook de lucht in — voordat de windrichting verandert — en moeten we er achteraan. Vervolgens gooien wij onze vlag zo dicht mogelijk bij het kruis en de vlag die er het dichtst bij ligt, wint.'
Elke keer als Mike wij zei kreeg Wilhelmina een vreemd gevoel in haar maag. Ze bleef maar aan de ballon trekken en hem over het gras uitspreiden en hij bleef maar groter en groter worden. Ten slotte was de zak leeg en lag er een enorme zee van nylon voor haar met strepen in verschillende kleuren. Max legde de mand op zijn kant en maakte de kabels van de ballon eraan vast. Het hele grasveld leek nu wel bedekt met vrolijk gekleurd nylondoek en de manden in verschillende vormen lagen op hun kant te wachten. Er voer een rilling van opwinding door haar heen.
Door een luidspreker werd omgeroepen dat alle piloten zich bij het loket van de wedstrijdleiding moesten melden voor een korte vergadering. Max veegde zijn vettige handen af aan het zitvlak van zijn broek en beende weg met de onaangestoken sigaar nog steeds stevig tussen zijn tanden geklemd.
'Nog even en dan wordt het echt spannend,' waarschuwde Mike haar. Hij stak de stekkers van twee grote ventilatoren in een draagbare generator en startte die. 'Als Max terugkomt, hebben we allemaal een taak. Pete, jij moet de opening van de ballon wijd houden. Zo, zie je wel? Wilhemina, als Max het zegt moet je deze twee ventilatoren aanzetten en ervoor zorgen dat ze in de ballon blazen.'
'O, Mike, ik kan toch niet...'
Hij schonk geen aandacht aan haar tegenwerpingen en wees naar de bovenkant van de ballon halverwege het veld. 'Ik ga daar staan om de touwen vast te houden en ervoor te zorgen dat we niet wegzweven voordat we klaar zijn.'
'Maar, Mike... ik heb nog nooit...'
'Als Max de brander aansteekt, moeten jullie er allebei voor zorgen dat je uit de buurt blijft. Dat ding is heet!'
'Mike, hoor eens...'
'O, en vergeet niet om oordopjes in te doen. De brander maakt een vreselijk lawaai. Zorg dat je klaar bent. Daar komt hij aan.'
De piloten kwamen haastig terug van hun vergadering. Max liep voorop en kauwde nog steeds op zijn sigaar.
'De wedstrijd gaat beginnen, opa!'
Wilhelmina keek omhoog terwijl er een felblauwe ballon opsteeg en langzaam boven hen zweefde.
'Aan de slag,' zei Mike. Hij rende over de veelkleurige zee van nylon om de touwen die aan de bovenkant van de ballon bevestigd waren, vast te houden.
'Start de ventilatoren maar, mevrouw Brewster,' riep Max boven het lawaai van de generator uit. Hij hielp Peter om de onderkant van de ballon open te houden terwijl Wilhelmina naar de schakelaar van de ventilator tastte. De eerste startte dreunend en trilde bijna uit haar handen toen ze hem op de opening probeerde te richten.
'Goed. Nu de volgende,' schreeuwde Max.
De tweede ventilator startte met een schok en ze worstelde om hem in de richting van de traag zwellende ballon te draaien. Peter zag eruit alsof zijn kleren elk moment door de wind konden worden weggeblazen. Hij moest zo lachen dat hij bijna niet kon blijven staan. Max kroop in het binnenste van de enorme ballon en vouwde die van binnenuit open en zorgde ervoor dat de lucht van de ventilatoren elk leeg plekje bereikte.
Langzaam en statig kwam de ballon als een prehistorisch monster op het veld voor Wilhelmina tot leven en rees met de seconde hoger. Rondom haar richtten tientallen ballonnen zich op, alsof er plotseling overal levende wezens uit het stof der aarde oprezen. Een verrukkelijk gevoel van opwinding maakte zich van haar meester bij het adembenemende schouwspel.
'Uit de weg,' riep Max terwijl hij langs haar heen rende. 'Ik ga de brander aansteken.'
Ze gebaarde naar Peter en ze stapten allebei opzij. Maar ze vergat de oordopjes in haar oren te stoppen en greep naar haar hart dat een slag miste door het plotselinge, oorverdovende gebulder van de brander. Door de intense hitte deed ze een paar stappen achteruit.
Toen de lucht binnenin warmer werd, begon de bovenkant van de ballon zich langzaam en bedachtzaam te verheffen. Hij draaide in verticale richting en trok de mand overeind. Ze zag dat Mike moeite moest doen om de touwen vast te houden en de ballon te leiden, zodat hij zich rustig op zou richten. Het was een schitterend gezicht, mooi en gracieus als ballet.
'Stap in! Stap in!' schreeuwde Max. Hij had het tegen haar. 'Schiet op, mevrouw Brewster!'
'Nee... ik... dat kan niet!'
'Ik heb iemand nodig om uit te kijken,' riep hij. 'Stap nou in!'
Diep in haar hart verlangde Wilhelmina ernaar om het te doen. Maar ze bleef staan, alsof ze wortel had geschoten en ze was niet in staat zich te verroeren. Mike rende naar haar toe en trok aan haar arm.
'Kom, instappen, professor. U vindt het fantastisch als u eenmaal boven bent.' De mand steeg een heel klein stukje op, maar zat nog met Wilhelmina's knoop aan de bumper van de pick-up vast.
'Dat kan niet... ik kan het gewoon niet.' Het lukte haar niet haar voeten in beweging te krijgen.
'Nou moet er snel iemand instappen!' brulde Max. Een aantal andere ballonnen was al opgestegen en zweefde langzaam de lucht in.
'Ga jij maar, Mike. Ik kan het niet.'
Hij keek haar even aandachtig aan en scheen haar enorme angst te begrijpen. 'Goed, professor,' zei hij vriendelijk. 'Maak het touw dan maar los.'
Hij rende naar de mand en hees zichzelf over de rand terwijl Wilhelmina de knoop losmaakte. Max brandde nog een keer en de vlam schoot met een oorverdovend woesj de lucht in. Het leek wel of de ballon diep ademhaalde. Even hing hij bewegingloos en toen begon de mand zachtjes te wiegen en over de grond te stuiteren.
'Max, wacht nog even!' riep Mike terwijl de ballon langzaam bij haar vandaan huppelde. 'Ik ben vergeten tegen haar te zeggen wat ze moet doen!'
'Ik kan nu niet meer stoppen!' De ballon ging nog een halve meter de lucht in.
'Wilhemina, luister! Je moet met de pick-up achter ons aan rijden!'
'Wat?' Ze kon hem nauwelijks boven het gebulder van de branders uit horen. Ze liep op een drafje over het veld achter hem aan terwijl de ballon langzaam opsteeg.
Hij zette zijn handen aan zijn mond en schreeuwde naar beneden. 'Kom met mijn pick-up achter ons aan!' De reusachtige ballon boven haar hoofd bleef maar stijgen, alsof hij omhoog werd getrokken en dreef bij haar vandaan. Ze rende harder om hem bij te houden.
'Ik kan jouw pick-up niet besturen!' hijgde ze.
'Wilhemina, het moet. Je moet ons ophalen!'
'Maar... maar...'
'Hier, vangen!' Hij gooide haar vanuit de ballon de sleutels toe en ze kwamen een meter of drie voor haar in het gras terecht. Toen ving de ballon plotseling als een enorm zeilschip wind en zweefde weg in de onbewolkte avondhemel. De lucht was vol fleurige ballonnen. Wilhelmina bleef staan om op adem te komen en keek vol ontzag toe terwijl ze langzaam wegdreven. Nooit zou ze dat schitterende schouwspel vergeten.
Ze stond nog steeds naar de lucht te staren toen ze iemand aan haar mouw voelde trekken. Peter stak haar Mikes sleutels toe.
'We raken ze kwijt, hoor,' zei hij.
'Wat? Zijn dit zijn sleutels dan niet?'
'Nee, opa's ballon. We moeten opschieten en ze volgen.'
'Moeten we nu direct weg?'
'Hoe moeten we er anders achter komen waar ze gaan landen?' zei hij grinnikend.
Het duurde even voordat het tot Wilhelmina doordrong wat Peter tegen haar zei. Ze keek weer bezorgd naar de lucht en zocht Mikes ballon. Die zweefde hoog boven de bomen met een zorgwekkende snelheid bij haar vandaan. Ze greep Peter bij zijn arm en haastte zich naar de pick-up.
'U vergeet de zak,' zei Peter tegen haar toen ze bij de parkeerplaats kwamen.
'Wat voor zak?' vroeg ze hijgend.
'De zak waar de ballon in moet. Die moeten wij meenemen.'
Wilhelmina kreunde. Snel ging ze de grote canvas zak halen en sleepte hem onhandig achter zich aan. Ze was buiten adem. Ze had zich nog nooit in haar leven zo ingespannen. Ze keek weer naar de lucht. De ballonnen zweefden snel in noordoostelijke richting.
Tastend stak ze de autosleutels in het contact, maar vergat de auto in z'n vrij te zetten. De pick-up schoot met een schok vooruit en bleef toen abrupt weer staan, waardoor Peter bijna tegen het dashboard klapte. Er gleed wat kleingeld en een envelop op de vloer.
'Sorry, ik heb al jaren niet meer in een auto met versnellingen gereden. Je kunt maar beter je riem omdoen.' Ze startte de motor opnieuw en reed huppend als een kangoeroe de parkeerplaats af en de poort uit. Peter raapte de envelop op en trok de inhoud eruit. Ze wierp een blik op het briefhoofd. Vliegmedische keuringsdienst.
'Wat is dat, Peter? Dat ziet er belangrijk uit. Je kunt het maar beter terugleggen.'
'Ik kan al lezen. Wilt u het horen?' Hij las langzaam en met tussenpozen. 'Ge-ach-te... me-neer... Do-lan. Uw... wat staat hier?'
'Vliegmedische.'
'Vliegmedische keu-ring... ver-loopt... op... de... laat-ste za-ter-dag... van... de-ze... maand...'
'Peter, niet nu. Alsjeblieft. Je moet me helpen om die ballon te vinden.'
Hij schoot de brief weer in de envelop en tuurde uit het raam. Wilhelmina zocht haar weg door het verkeer terwijl ze met de versnellingspook worstelde en de pick-up op een komische manier hupte en schokte.
'Ik ken ze niet meer zien,' zei hij tegen haar.
'Kan ze niet meer zien. Meen je dat?'
'Ja. Ik weet niet waar ze heen zijn.'
'Nou, misschien zien we ze wel weer als we de brug over zijn. Ik rijd nu in de verkeerde richting, maar dit is de enige manier om de rivier over te komen.'
'We hadden de walkie-talkie misschien mee moeten nemen.'
'Is die er dan?'
'Ja. Oom Max... nou ja, hij is niet echt mijn oom, maar zo noem ik hem... oom Max neemt altijd een walkie-talkie mee in de ballon, zodat hij met ons kan praten en...'
'O, Peter, waar is onze walkie-talkie?'
Peter grijnsde een groot gat bloot waar zijn voortanden zouden moeten zitten. 'Kweenie. Waarschijnlijk nog in de auto van oom Max.'
'Natuurlijk. Nou, we gaan nu niet meer terug om hem te halen. We moeten hem maar zo goed mogelijk volgen. Blijf naar de lucht kijken.'
Peter tuurde een paar minuten ingespannen naar buiten. Daarna werd hij het blijkbaar zat, want hij begon op zijn stoel te draaien.
Plotseling zag ze gekleurde stippen in de lucht. 'Peter, kijk! Daar zijn ze!'
'We hebben ze gevonden! En ik zie opa's ballon ook.'
'Ja, laten we er nu voor zorgen dat we ze in het oog houden.'
Peter wiebelde rusteloos op zijn stoel. 'Eh... professor Brewster?'
'Wat is er, Peter?'
'Ik moet plassen.'
De mensen en de auto's in het park onder Mike werden steeds kleiner toen de ballon hem stil mee omhoog nam. Ze staken de rivier over, een kronkelende strook grijs staal, en zweefden over de glinsterende stad.
'Ik hoop wel dat die vriendin van je zo slim is om ons te volgen,' zei Max. 'Ik heb geen zin om de hele nacht in een weiland te zitten.'
'Ze komt wel.'
'Waarom stond ze daar dan maar te staan toen we opstegen?'
'Ik denk dat ze helemaal van slag was. Ze heeft dit soort dingen nooit eerder gedaan. Ze heeft haar hele leven in leslokalen en concertgebouwen doorgebracht.'
'Klinkt spannend.'
'Ja, ik snap wat je bedoelt.' Mike leunde over de rand van de krappe mand en keek naar de stad onder hen terwijl ze er traag overheen zweefden.
'Ik dacht dat we haar wel aan 'boord zouden kunnen krijgen als we haar niet teveel tijd gaven om erover na te denken. Maar ze was vreselijk bang. Ze beefde als een riet. Sorry, Max.'
'Ik vergeef het je... op voorwaarde dat ze ons weer vindt. Denk je dat ze zo slim is geweest om de walkie-talkie mee te nemen?' Hij pakte de ontvanger en zette die aan. Ze luisterden naar het geruis.
'Misschien denkt Pete eraan. Maar misschien ook niet.'
'Dit is de laatste keer dat jij de grondploeg mag uitkiezen.'
Mikes glimlach verdween toen de ironie van Max' woorden tot hem doordrong. Hij wendde zich af en staarde naar het voorbijglijdende landschap: glooiende heuvels en weidegrond; miniatuurhuisjes en schuren; verspreid staande groepjes kale bomen.
Morgen.
Morgen moest Mike zijn laatste vlucht maken. Daarna zou zijn vliegbrevet niet meer geldig zijn. Hij was niet bang, maar wel diep bedroefd. Zijn leven was voorbij. Hij had het allerlaatste stukje bereikt. Waarom had hij het gevoel dat zijn leven nog maar net was begonnen?
'Zie jij de ballon van de wedstrijdleiding ergens?' vroeg Max.
'Ja, ik zie hem. Voor ons, verderop.'
Max liet de brander een seconde of tien branden en Mike voelde de hitte ervan op de bovenkant van zijn hoofd. Hij kon zelfs het geluid van stemmen op de grond beneden hem horen en keek naar de kleine mensjes en autootjes, die zich in alle richtingen bewogen. De avondlucht rook schoon en zuiver terwijl ze langs zijn gezicht streek.
Het was vreemd om door de heldere avondlucht te zweven zonder plexiglas raam, zonder het gebrom van motoren, zonder toerenteller en luchtsnelheidsmeter om in de gaten te houden. In tegenstelling tot een vlucht in een vliegtuig bood een vlucht in een luchtballon geweldige vrijheid. Max hoefde niet op instrumenten en wijzertjes te letten, geen aandacht te besteden aan zijn stuur of zijn rolroer en hoefde zelfs geen vliegplan in te dienen. Eigenlijk kon Max heel weinig doen om hun richting te bepalen of zelfs maar te bepalen waar ze zouden landen. Mike benijdde Max om zijn vrijheid. Misschien was deze willekeurige, niet te plannen reis onderaan een reusachtige bel warme lucht in feite wel vliegen in zijn zuiverste vorm.
'Je bent de laatste tijd nogal mager, Mike. Voel je je wel goed?'
'Jawel, ik ben op dieet geweest. Ik moest wat afvallen.'
'Nou, het gaat me niet aan, maar ik denk dat je hebt overdreven. Je bent teveel afgevallen.'
'Jij bent al net zo erg als Steve. Die is ook jaloers. Zeg, het gaat me niet aan, hoor, maar was jij niet opgehouden met roken?'
'Ik heb die sigaar toch niet aangestoken?'
'Nog niet, maar kom je niet in de verleiding als hij de hele tijd zo in je mond bungelt?'
'Heb je een lucifer, Mike?'
Hij doorzocht zijn zakken. 'Nee.'
'Nou, ik ook niet. Ik ben erachter gekomen dat je niet met roken ophoudt door geen sigaren meer te kopen. De beste manier om te stoppen is geen lucifers meer te kopen!' Ze lachten allebei. Mike draaide zich om en keek weer naar beneden.
'Kijk nu eens aan! Dat lijkt mijn pick-up wel daar beneden, Max. Eén koplamp maar.'
'Ja, maar ze rijdt wel op een doodlopende weg.'
'Dat kunnen jij en ik zien, maar zij niet. In ieder geval volgt ze ons.'
'Hoe zit het met jou en die mevrouw Brewster? Nieuw vriendinnetje?'
'Nee, gewoon een vriendin.'
'Dan vind je het vast niet erg als ik zeg dat ze er wel erg alledaags uitziet.'
'Ze is mooi op een andere manier, Max,' zei Mike rustig. 'En ze kan ook fantastisch pianospelen. Maar ze is een van de ongelukkigste mensen die ik ooit heb ontmoet. Glimlacht zelden, altijd streng, als je begrijpt wat ik bedoel. Ze heeft geld zat, maar ik geloof niet dat ze ooit een dag in haar leven plezier heeft gehad. Ik heb in de krant gelezen dat haar vader onlangs is overleden, dus dacht ik dat ze hiervan zou opvrolijken. Ik wilde haar de kans geven op een beetje lol in jouw ballon. Maar ze durfde het niet te proberen.'
Mike keek hoe zijn kleine pick-up aan het einde van de onverharde weg kwam en stopte. Hij keerde zich naar Max. 'Ik begrijp mensen zoals zij niet. Ik bedoel, wat heeft het nou voor zin om op deze heerlijke wereld te leven als je alleen maar eet en slaapt en werkt en sterft? Het leven is er om geleefd te worden, om risico's te nemen, om nieuwe dingen te proberen.'
'Ja, dat ben ik met je eens. Maar er zijn heel veel mensen die een sleurleven leiden. Ze zijn te bang om de gebaande paden te verlaten en voor de verandering eens echt te leven.'
'Ik weet het en dat is jammer. Waarom kunnen mensen hun angst voor hun sterfelijkheid niet eens opzijzetten en een paar risico's nemen? We kunnen toch niets doen om ons leven vast te houden, dus we kunnen net zo goed levend sterven.'
Max bromde wat en gebaarde met zijn afgekloven sigaar.
'Je wordt nog eens een echte filosoof. Ik zal ervoor zorgen dat ze dat op je grafsteen zetten "Hij is levend gestorven."'
Mike keek zijn vriend aan. 'Dat zou ik op prijs stellen, makker,' zei hij zacht.
Onder hem was Wilhelmina gekeerd en ze reed snel terug naar de hoofdweg. Toen trok een plotselinge beweging aan de horizon Mikes aandacht. De felblauwe ballon zakte achter een heuvel, bleef even uit het zicht en zweefde toen weer omhoog.
'Kijk! De ballon van de wedstrijdleiding zakt. Die gooit vast het kruis naar beneden.'
'Het is maar goed dat jij zo alert bent, Mike. Ze hebben dat ding zo snel naar beneden gegooid dat je het zou missen als je maar met je ogen had geknipperd. Die vent is een uitstekende piloot.'
'En jij ook, vriend. Hij gooide het daar vlak achter die heuvel. Kom op, we gaan ervoor!'
Met de precisie van een expert liet Max de brander precies lang genoeg branden om ervoor te zorgen dat ze vaart kregen en wat stegen. Daarna liet hij zich door de wind naar het punt voeren waar de organisatie het kruis naar beneden had gegooid. Toen ze aan de andere kant van de heuvel kwamen, liet Mike zijn ogen over de grond gaan tot hij het grote, fluorescerend oranje kruis had gevonden.
'Daar ligt het, Max. En je gaat precies in de goede richting.'
'Gauw, waar is onze vlag?'
'Ik dacht dat jij die had.'
Max beet zijn sigaar bijna in tweeën. 'Je wilt toch niet zeggen dat we die stomme vlag vergeten zijn?'
Mike lachte toen hij de verzwaarde vlag vanachter zijn rug tevoorschijn haalde en ermee naar Max wuifde.
'Waar ben je in vredesnaam mee bezig, Mike? Probeer je me soms een hartaanval te bezorgen? Geef hier dat ding!'
'Let jij nou maar op die brander en zorg dat we daar komen zonder neer te storten. Ik gooi dat ding wel naar beneden. Zeg maar wanneer.'
Mike leunde over de rand en gooide de vlag praktisch op bet kruis. Ze juichten terwijl Max de brander gebruikte om weer te stijgen.
'Dat doet niemand ons na,' zei Max. 'Dit vraagt om een sigaar.'
'Ik dacht dat je geen lucifers had?'
'Misschien kan ik hem wel met de brander aansteken.' Ze bulderden van het lachen.
Terwijl ze moeiteloos door de donker wordende lucht zweefden, voelde Mike zich kalm.' Weet je, Max, ik ben toch blij dat ik de kans had om met je mee te komen. Kijk eens naar die lucht. Is het geen schitterende avond? We hebben een fantastische vlucht gehad.'
'Ja, ik vind het jammer dat het voorbij is, maar ik heb bijna geen brandstof meer. We moeten uitkijken naar een plaats waar niets groeit en waar we kunnen landen. Ik hoop maar dat je vriendin ons kan vinden in het donker.'
'Nou, als ze ons niet kan zien, kan ze ons vast wel horen. We hebben zitten lachen als een stel hyena's.'
'Kijk, daar is een perfect plekje. Hou je vast, dan probeer ik daar terecht te komen. Ik sta overigens niet bekend om mijn keurige landingen.'
'Ik geef vlieglessen, weet je nog? Ik weet alles van ruwe landingen.'
'Zet je dan maar schrap. Ik ga de lucht eruit laten.'
Max trok aan een scheurlijn die een hele lap nylon aan de bovenkant van de ballon losmaakte. Het enorme omhulsel begon in elkaar te zakken toen de lucht eruit liep. De beslissing om te landen was onomkeerbaar. De grond kwam snel op hen af. De mand stuiterde een of twee keer, landde met een schok en kiepte toen om. Mike en Max vielen bovenop elkaar als een verwarde kluwen armen en benen. De leeggelopen ballon zakte sierlijk naast hen op de grond.
'Gaat het, Mike?'
'Ja, en met jou? Ik geloof dat ik je tegen je hoofd heb geschopt.'
'Het gaat wel. Maar goed dat ik met jou was. Ik geloof niet dat die mevrouw Brewster het leuk had gevonden om bovenop mij terecht te komen. Dit veld is hobbeliger dan het er vanuit de lucht uitzag.'
'Elke landingsbaan van de wereld ziet er gladjes uit tot je erop landt. Hé, daar komt die eenogige pick-up van mij. Voor een eerste keer heeft ze ons best aardig gevolgd, vind je ook niet?'
'Ja, maar na vandaag... nu je haar zomaar middenin dat park hebt achtergelaten... denk je dat het je lukt om haar nog een keer om te praten?'
12
Wilhelmina vond het vreselijk om te horen dat ze de eerste prijs in de luchtballonwedstrijd hadden gewonnen. Somber stond ze tussen Mike en Max, die hun champagneglazen hieven. Max kauwde nog steeds op zijn sigaar. De flitslichten verblindden haar. Videocamera's zoemden. Morgenochtend zou haar toto in alle ochtendbladen staan en omdat het overmorgen zondag was, zouden ze er in de kerk ook wel weer over beginnen. Hoe overleefde ze haar slechte reputatie? Als haar vrienden al hun neus ophaalden voor een vliegerwedstrijd, wat zouden ze hier dan wel niet van vinden?
Tegen de tijd dat de trofeeën waren uitgereikt, de toespraken waren gehouden en er een einde aan de feestelijkheden was gekomen, was het bijna elf uur. De kleine Peter kon zijn ogen nauwelijks meer openhouden.
'Vind je het goed als ik hem eerst thuisbreng, professor? Hij is bekaf.'
'Ik heb geen haast. 'Toen hij eenmaal in de pick-up zat, viel Peter binnen een paar minuten met zijn zweterige hoofdje op Wilhelmina's schoot in slaap. Mike keek naar hem en glimlachte.
'Dit was nu de derde keer dat ik er vandoor ben gegaan en je met een van mijn kleinkinderen heb achtergelaten. Het spijt me,Wilhelmina.'
Ze glimlachte toen ze terugdacht aan de dag waarop ze met Lori naar het concert in Hartford was geweest, aan de middag waarop ze met Mike had gevist en aan de tijd die ze met Peter had doorgebracht terwijl ze op het platteland de ballon hadden achtervolgd.
'Weet je, ik heb nooit veel geduld met kinderen gehad, maar jouw kleinkinderen zijn echt... heel bijzonder. Peter doet me erg denken aan mijn jongere broer op die leeftijd.'
Mike zette de pick-up stil. 'We zijn thuis, Pete. Zeg eens welterusten tegen professor Brewster.'
Peter ging rechtop zitten en keek om zich heen. Hij knipperde slaperig met zijn ogen en sloeg toen zijn armen om Wilhelmina's nek en omhelsde haar. Ze knipperde zelf ook met haar ogen om de plotseling opwellende tranen terug te dringen. 'Welterusten, Peter,' mompelde ze. Toen voegde ze er nog iets aan toe wat haar moeder altijd had gezegd. 'Droom maar fijn.'
Terwijl Mike naar de pick-up terugliep, begon Wilhelmina's hart te bonken. Het was zover. Eindelijk was ze met hem alleen. Wat moest ze zeggen? Hoe moest ze beginnen?
'Ik hoop dat je een leuke avond hebt gehad,Wilhelmina.'
'O, ja! Ik heb me uitstekend vermaakt.'
'Maar de volgende keer moet je mee de lucht in. Het is een fantastische ervaring.'
'Het spijt me, Mike. Ik had ook moeten gaan, maar... ik weet het niet... ik geloof dat ik verlamd was van angst.'
'Ik ken dat gevoel. Het overkwam mij toen ik voor het eerst parachute zou springen. Ik liep naar de open deur van het vliegtuig, keek naar beneden... en verstijfde. Natuurlijk had ik niet naar beneden moeten kijken. Je moet nooit kijken voordat je springt!'
'En? Wat gebeurde er? Heb je ten slotte toch de moed verzameld om te springen?'
'Nee. Dat was ook niet nodig. De officier die erbij was gaf me een schop tegen mijn achterwerk en duwde me naar buiten. Wat een gevoel, om voor de eerste keer uit dat vliegtuig te vallen! Dat vergeet ik nooit meer. Ik dacht dat mijn leven voorbij was.'
'Maar je parachute is toch wel opengegaan?'
'Jazeker. Ze maken het trekkoord aan het vliegtuig vast, zodat hij direct opengaat als je springt... of wordt geduwd. Ze nemen niet het risico dat je flauwvalt of vergeet er zelf aan te trekken.'
Wilhelmina huiverde. Even was ze jaloers op al zijn ervaringen, op zijn avontuurlijke aard. 'Hoe is het om parachute te springen?'
'Als je die open deur eenmaal voorbij bent, is het fantastisch! Je valt voor je gevoel wel een jaar door de lucht, hoewel het in werkelijkheid maar een paar seconden duurt, dan hoor je woesj en gaat de parachute open. Hij trekt je omhoog alsof je een marionet bent en God de touwtjes vastheeft. Daarna kun je je ontspannen en van de sprong genieten.'
Toen Mike God noemde, zag Wilhelmina haar kans. Ze had het gevoel dat ze voor de open deur van het vliegtuig stond en probeerde moed te verzamelen. Ze haalde diep adem en waagde een onhandige sprong.
'Geloof je in God, Mike?'
'Jazeker. Ik zou blind zijn als ik dat niet deed.'
'Ben je christen?'
'Ik heb nooit begrepen hoe ik die vraag moet beantwoorden. In mijn jeugd ging ik naar de kerk. Ik ging elke week met mijn moeder naar de zondagsschool. Dat deden wij kinderen allemaal. Ik dacht dus altijd dat ik christen was. Toen zat ik tijdens de oorlog een keer met de mannen te wachten tot we konden vertrekken voor een escortevlucht met een formatie bommenwerpers over Duitsland... voor ons waren er al ontzettend veel vliegtuigen neergeschoten, begrijp je wel? Nou, hoe dan ook, ik raakte aan de praat met een andere piloot. Hij vroeg me of ik christen was. Ik zei ja, ik ga naar de kerk. Hij zei dat dat niet voldoende was. Door naar de kerk te gaan word je geen christen. Je zult het niet geloven, maar die dag werd ik neergeschoten en mijn vliegtuig stortte neer, dus konden we ons gesprek nooit meer afmaken. En ik heb die jongen daarna nooit meer gezien. Ik denk dat hij het niet heeft gered. Ik weet dus nog steeds het antwoord niet op die vraag. Ik ben nu al jaren niet in de kerk geweest. Niet meer sinds Helen is gestorven.'
Ze reden Wilhelmina's oprit op. Ze zocht naar woorden. 'Heb je zin om nog even binnen te komen? Ik kan koffie zetten...'
'Nou, het is al laat. Ik wil je niet uit je bed houden.'
Wilhelmina had nog nooit in haar leven in haar eentje een man op bezoek gehad. Haar broers zouden er schande van spreken. Maar ze keek naar Mikes magere, bleke gezicht en wist dat er niet veel tijd meer was.
'Toe, Mike. Ik wil graag de rest van je verhaal horen.'
'Welk verhaal bedoel je?'
'Over die keer dat je werd neergeschoten.'
Hij keek haar onderzoekend aan. 'Je staat erop?'
'Ja, ik sta erop. Kom mee.'
Hij zette de motor af en liep achter haar aan de voordeur binnen. Ze hoorde hem zachtjes fluiten toen hij haar smaakvol ingerichte zitkamer binnenging.
'Wat een kast van een huis. Lori had me er al over verteld.'
'Doe niet zo mal. Ga zitten en doe of je thuis bent. Ik zal koffie zetten.'
Toen ze even later terugkwam, stond Mike voor de schoorsteen de trofee te bewonderen die ze met de vliegerwedstrijd had gewonnen.
'Waar is de rest?' vroeg hij.
'De rest?'
'Ja, de prijzen die je met pianospelen hebt gewonnen.'
'O, lieve help, dat was jaren geleden. Ik heb al die gekke dingen niet bewaard.'
'Je bent te bescheiden. Als je iets wint, moet je er trots op zijn. Er een beetje over opscheppen.'
Wilhelmina's handen beefden toen ze de kopjes op de salontafel zette. Hoe moest ze het gesprek nu weer op godsdienst brengen?
'Ik meende het toen ik zei dat ik graag de rest van je verhaal wil horen,' begon ze.
'Goed, maar niet voor niets. Als ik jou een verhaal vertel, moet jij iets voor me op de piano spelen. Goed?'
'Heb je een verzoeknummer?'
'Speel maar wat je wilt,' zei hij lachend. 'Het maakt me niet uit. O, misschien kun je wel iets van dat concert spelen waar je met Lori naartoe bent geweest.'
'Dat concert duurde twee uur.'
'Maakt niet uit. Speel er maar een stukje van.'
'Goed, als je wilt. Nou, nadat je het met een andere piloot over het geloof had gehad, moest je dus een gevaarlijke vlucht boven Duitsland maken. En toen?'
Mike glimlachte en ging naast haar op de bank zitten. Hij nam een paar slokjes van zijn koffie en leunde toen op zijn gemak achterover.
'Ik. ben er nooit precies achtergekomen waar ik door ben geraakt. Er was een enorme explosie. Boem! En toen was mijn hele staart weg. Er waren overal vlammen en rook. Ik probeerde de neus omhoog te houden om tijd te winnen en boven de oceaan te komen, maar het was hopeloos, dus besloot ik dat ik er maar beter uit kon springen. Het was de eerste keer dat ik 's nachts sprong. En de laatste keer ook, denk ik. Het was pikdonker, afgezien van wat artillerievuur aan de horizon in de verte. Geen maan, geen sterren en ik kon niet zeggen hoever ik van de grond af was tot ik die raakte.'
'Was je in Duitsland?'
'Bezet Frankrijk. Dat kwam dus op hetzelfde neer. Overal nazi's. Ik hoorde dat er een paar op me schoten terwijl ik met mijn parachute naar beneden kwam. Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had. Het was maar goed dat het donker was, want anders hadden ze me geraakt.
Ik kwam tamelijk hard neer in het midden van een veld en ik dacht echt dat ik allebei mijn enkels had gebroken. Maar ik had ze alleen maar verstuikt. Mijn eerste gedachte was dat ik zo ver mogelijk bij mijn parachute uit de buurt moest zien te komen en dekking moest zoeken. Dus worstelde ik me uit de koorden en kroop over de grond naar een groepje struiken aan de rand van het veld. En al die tijd verwachtte ik dat de nazi's me weer als schietschijf zouden gaan gebruiken.
Ondertussen waren alle boerenhonden in Frankrijk als dollen aan het blaffen, dus besloot ik dat ik maar beter in beweging kon blijven. Ik bleef langs het hek kruipen, want daar stonden struiken en hoog gras waar ik me in kon verstoppen. Het liep tegen het voorjaar en er lag een heel dun laagje sneeuw op de grond. Ik herinner me nog dat ik dacht dat ik een spoor achterliet dat elke sufferd kon volgen, maar ik wist niet wat ik anders moest doen. Ik had het ook koud, want mijn kleren werden vochtig.
Na een tijdje zag ik zaklantaarns over het veld aankomen in de richting van de plek waar ik de parachute had laten liggen. Ik meende er vier of vijf te zien.'
'Nazi's?'
'Dat wist ik niet, maar ik ging het niet zitten afwachten. Ik begon te rennen, al bukkend en waggelend op mijn twee geblesseerde enkels, en ondertussen hield ik hen steeds over mijn schouder in de gaten. Ik dankte God dat er geen maan was. En ja hoor, ze vonden de parachute en begonnen het spoor te volgen dat ik voor hen in de sneeuw had achtergelaten.'
'Wat deed je toen?'
'Ik ging nog harder lopen! Opeens baf. Ik sloeg met een klap tegen de vlakte en alle mensen, wat zag ik een sterretjes!'
'Hadden ze je neergeschoten?'
'Nee, ik was over een afrastering van ijzerdraad gevallen, die zo'n dertig centimeter boven de grond was gespannen. Ik had zo lopen rennen dat ik die helemaal niet had gezien en ik sloeg zo hard tegen de bevroren grond dat ik buiten westen raakte.
Ik denk dat ik een paar minuten later ben bijgekomen, want ze stonden allemaal over me heen gebogen. Geen uniformen, alleen boerenkleding en ze spraken allemaal Frans, "boesja, boesja". Waarschijnlijk hadden ze het erover dat ik zo'n sukkel was. Ik probeerde een paar zinnetjes in het Engels, maar ze schudden alleen maar hun hoofd. Het enige wat ze konden zeggen was "Amerika" en ze wezen naar mijn uniform. Twee van hen droegen mijn parachute, dus nam ik aan dat ze me gingen helpen me te verstoppen voor de nazi's.'
'En deden ze dat?'
'Ja. De paar weken die volgden leken wel verstoppertje spelen en toneelspelen tegelijk. Alleen was het geen spelletje. Ze verstopten me in schuren en kasten en hooibergen en houtstapels. Ik bleef nooit te lang op een plaats. Het leek wel of het Franse verzet me stukje bij beetje door heel Frankrijk verplaatste. Soms verkleedden ze me als boer, soms als oma en ik geloof dat ze op een gegeven moment zelfs een naziuniform voor me hadden.
En al die tijd verstond ik geen woord van hun "boesja, boesja" en had ik geen idee waar ik heenging of wie er bij me was. Ik moest ze gewoon vertrouwen of ik ze nu begreep of niet, want ik kon mezelf niet helpen. Ik deed maar alles wat ze wilden, trok de kleren aan die ze me gaven en ging naar de plaatsen waar ze me mee naar toe namen en uiteindelijk kwam ik veilig en wel in Engeland terecht.'
'Hoe lang had je erover gedaan?'
'O, tussen de drie en vier weken, denk ik. Ik kwam uiteindelijk op een armzalige vissersschuit terecht, waarmee ik het Kanaal overstak samen met twee andere piloten, een Britse kerel en een Canadees. Geloof me, toen ik daar in het pikdonker in dat kleine bootje op het water dobberde, was ik dolblij dat ik niet bij de marine was gegaan.'
'Hebben ze je na die vreselijke beproeving naar huis gestuurd?'
'Waarom zouden ze? Ik was niet gewond of iets dergelijks. Ik bood mijn excuses aan dat ik hun mooie P-51 aan brokken had gevlogen en toen gaven ze me weer precies zo'n zelfde vliegtuig om in te vliegen.'
'En toen moest je er weer heen vliegen?'
'Natuurlijk, waarom niet? Er was geen reden om aan de grond te blijven. Tjonge, wat waren dat mooie kisten.Vlogen als een Cadillac.' Hij zat even in gedachten verzonken.
Wilhelmina zag weer een mogelijkheid. 'Nou, je zult God wel gedankt hebben dat Hij je had bewaard.'
'Ja en het Franse verzet was ik ook wel een paar woorden van dank verschuldigd. Zeg, en nou ben jij me een liedje verschuldigd, weet je nog?'
'Ja, dat weet ik nog. Je wilde "Romeo en Julia", maar ik geloof niet dat ik daar de muziek van heb. Of als ik die wel heb, weet ik niet waar ik die moet zoeken.'
'Dat geeft niet. Speel maar wat je wilt. Je kunt me wijsmaken dat het dat stuk toch is. Ik heb er geen verstand van.'
Wilhelmina glimlachte toen ze op het bankje ging zitten. Ze keek achterom naar Mike, die tevreden onderuitgezakt en met gestrekte benen op haar bank zat. Hij had zijn handen achter zijn hoofd gevouwen. Heb je hem lief? had haar vriendin Catherine gevraagd. Zonder liefde hadden haar woorden geen betekenis.
Mike. Hij was zo vriendelijk en zachtmoedig, soms zelfs bijna teder, en plotseling wist Wilhelmina dat het niet alleen plichtsgevoel was waardoor ze het verlangen had om hem over Christus te vertellen. Hij had haar hart geraakt, een deel van zijn kortstondige leven met haar gedeeld en ze verlangde ernaar om hem op haar beurt over het eeuwige leven te vertellen.
'Wat dacht je van de "Mondscheinsonate" van Beethoven?'
Mike glimlachte. 'Prima.'
Mike keek geboeid toe terwijl Wilhelmina zich klaarmaakte om te gaan spelen. Ze zat een ogenblik heel stil met gebogen hoofd voor het klavier, alsof ze zich concentreerde op de muziek. Hij vroeg zich af of het te vergelijken was met alle controles die hij altijd moest uitvoeren voordat hij ging vliegen. Toen boog ze haar lange, sierlijke handen en begon te spelen, een langzame, indringende, aangrijpende melodie, die toch ook mooi en gevoelig was. Na een paar minuten herkende Mike de melodie. Het was dezelfde muziek die hij door de muren van het kantoortje van dokter Bennett had gehoord op de dag waarop hij had gehoord dat hij zou gaan sterven. Hij kreeg een brok in zijn keel bij de herinnering en slikte. Hij wenste dat ze op zou houden. Hij wilde deze laatste avond van zijn leven niet aan sterven denken.
Maar Wilhelmina ging zo op in de muziek en speelde met zoveel diepe emoties en gevoel, dat het verkeerd zou zijn om haar te storen. Hij keek naar haar handen, die liefhebbend over de toetsen gleden als die van een moeder die haar pasgeboren baby streelde. Het waren krachtige, jonge handen. Hij zag dat er zweetdruppeltjes op haar voorhoofd kwamen. Alle energie die hij erin had geïnvesteerd om zoveel mogelijk uit het leven te halen, had zij geïnvesteerd in haar muziek. Al haar energie, al haar emoties, al haar hartstocht. En het resultaat was dit ontroerende, meeslepende geluid.
Geen wonder dat ze zo gedeprimeerd was sinds ze gepensioneerd was. Het probleem was niet dat het haar aan plezier en avontuur ontbrak. Ze hadden haar haar enige manier om zich uit te drukken afgenomen — haar leven en haar ziel. Hij probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn om nooit meer te vliegen, nooit meer de opwinding van het opstijgen te ervaren, de vrijheid die het gaf om langs de hemel te zweven. Hij slikte moeizaam.
Het stuk duurde maar een paar minuten, maar tegen de tijd dat ze de laatste, melancholieke noot had gespeeld, was het alsof ze naar een ander oord was meegevoerd. Hij verbrak de stilte die volgde niet voordat ze zich ten slotte ontspande en naar hem keek. Toen klapte hij zachtjes.
'Dat was prachtig,' fluisterde hij. Hun ogen ontmoetten elkaar en even wisselden ze zwijgend de erkenning uit van de eigenaardige liefde die ze voor elkaar hadden. Toen wendde Mike zijn ogen af, plotseling bang dat ze zijn onuitgesproken vaarwel zou herkennen. Hij stond op en liep naar de piano. 'Heb je nog een toegift? Misschien iets met loopings en kurkentrekkers?'
Ze keek hem vragend aan. 'Bedoel je arpeggio's?'
Hij lachte. 'Ik weet niet wat ik bedoel. Het lijkt wel of we twee verschillende talen spreken. Pilotenjargon en muzikantenjargon.'
'Wil je dit?' Haar vingers vlogen met een indrukwekkende snelheid over het klavier heen en weer en vonden toch elke noot met chirurgische precisie. Na ongeveer een minuut stopte ze abrupt.
'O, niet stoppen! Dat was ongelooflijk! Alsof je naar een vliegshow of iets dergelijks staat te kijken.'
Wilhelmina lachte hardop. 'De muziekcritici hebben mijn muziek op veel verschillende manieren beschreven, maar dit is de eerste keer dat ik met een vliegshow ben vergeleken. Ik voel me gevleid — geloof ik.'
'Ik bedoelde het als een compliment. Wat was dat voor stuk? Speel de rest eens.'
'Dat was het derde deel van hetzelfde stuk, de "Mondscheinsonate". Maar de rest kan ik me zonder muziek niet zo goed herinneren.'
'Weet je, ik geloof dat ik jouw muziek wel mooi zou kunnen gaan vinden als ik er meer naar luisterde. Wat is jouw lievelingsstuk?'
'Lieve help, er zijn duizenden stukken . Hoe zou ik er een uit moeten kiezen?'
'Ik weet het niet. Ik heb in de loop der jaren in veel verschillende vliegtuigen gevlogen, maar ik denk wel dat ik een favoriete kist zou kunnen kiezen als het moest.'
'Nou, als ik de keuze beperk tot pianomuziek...' Even leek ze in gedachten verzonken. 'Ik denk dat ik dan het "Keizersconcert" van Beethoven zou moeten zeggen.'
'Kun je daar iets voor me uit spelen?'
'Nou, het is een concert, zie je. Ik heb er een orkest voor nodig. Maar ik heb er wel een opname van. Wil je die horen?'
'Is het een opname van jou?'
'Ik ben bang van niet.'
'Jammer. Nou ja, goed. Laat toch maar eens horen.'
Ze legde de plaat op de installatie en Mike luisterde naar het luide, majestueuze begin. Hij glimlachte waarderend. 'Dat vind ik mooi. Wie had het geschreven, zei je?'
'Ludwig van Beethoven.'
'Nou, Beethoven klinkt als iemand die echt van het leven genoot. Luister toch eens... zoveel vreugde en plezier.'
'Eigenlijk is het zo dat hij geen gemakkelijk leven heeft gehad, Mike. Hij raakte zijn gehoor kwijt — een van de grootste tragedies die een muzikant kan overkomen. Tegen de tijd dat hij stierf, was hij bijna stokdoof.'
'Dus moest hij ophouden met componeren?'
'Nee, hij bleef componeren, maar hij heeft zijn eigen muziek waarschijnlijk nooit meer gehoord op de manier waarop wij die horen. Hij kon alleen nog maar in zijn geest luisteren. Hij was gedeeltelijk doof toen hij dit concert schreef.'
'Dat verklaart dan waarom deze muziek zo barstensvol leven zit.'
'Wat bedoel je?'
'Beethoven kreeg toch een zware klap te verduren? Maar in plaats van zich erdoor te laten deprimeren, stortte hij zich met hart en ziel op zijn muziek en maakte hij iets heel moois.'
Hij zag dat ze tranen in haar ogen kreeg. Hij kon maar beter snel van onderwerp veranderen.
'Hé, luister eens, het lijkt wel of er op twee piano's tegelijk wordt gespeeld.'
'Nee, het is er maar een.'
'Heeft die man dan drie handen? Hoe kan hij twee melodietjes tegelijk spelen?' Ze gaf geen antwoord. 'En hoe noemde je dit ook al weer? Een concert?'
'Ja, het is een soort wedstrijd tussen het orkest en een solo-instrument, de piano in dit geval.'
'Zo klinkt het ook precies. Eerst valt het ene team aan en dan het andere. Wat voor instrument speelt er nu?'
'Dat is een hobo.'
Mike kneep in het puntje van zijn neus. 'Klinkt als een verkouden eend. En nu?'
'Dat is een hoorn.'
Ze gingen weer op de bank zitten en ze legde hem de muziek uit terwijl het concert voortduurde. Ze gebruikte moeilijke woorden als motief en expositie, doorwerking en reprise tot het veel te ingewikkeld voor hem werd. Maar ze leek zo verdiept in haar lezing, zo blij dat ze weer les kon geven dat hij haar niet durfde te vertellen dat hij haar niet meer kon volgen. Toen het eerste deel bijna afgelopen was, werden ze allebei stil en luisterden. Hij kreeg bijna tranen in zijn ogen van de gevoelige, tinkelende melodie. Hij dacht aan zijn vrouw. Helen hield van mooie dingen.
'Dat was prachtig,' fluisterde Mike. 'Net een speeldoosje.'
'Wil je de rest horen?' Hij knikte en ze stond op om de plaat om te draaien.
'Ik weet zeker dat die ouwe meneer Beethoven een hoop lol heeft gehad toen hij dat componeerde!' zei Mike toen het vrolijke laatste deel begon.
'Jij stelt je hem zeker schaterend van de lach aan zijn muziektafel voor?'
'Hij componeerde nooit aan een bureau! Luister maar! Hij was ergens buiten. Onder een boom, of zo.'
'Je hebt gelijk, weet je. Dat staat ook in alle boeken. Hij componeerde buiten — of deed daar in ieder geval zijn inspiratie op. Ik weet niet waarom, maar ik heb hem me altijd aan een bureau voorgesteld. Ernstig. Somber. Waardig.'
'Geen denken aan! Luister maar naar die muziek. Hij had plezier.'
Toen het concert het einde naderde, werd de muziek langzamer en geleidelijk zachter tot ze bijna wegstierf. Toen zette ze weer in en eindigde met een majestueuze finale.
'Tjonge, ik dacht even dat het een zachte dood zou sterven,' zei Mike. 'Maar zie je wel? Die ouwe Beethoven heeft toch besloten om er een uitbundig einde aan te maken.'
Plotseling veranderde de uitdrukking op Wilhelmina's gezicht. 'Mike, we moeten praten,' zei ze met trillende stem.
'Goed, waarover?'
'Je hebt nu een paar maanden de tijd gehad om erover na te denken en ik... ik hoopte dat je van gedachten was veranderd over... eh... het beëindigen van je leven.'
Mike streek met zijn hand over zijn gezicht. Zijn naderende dood was niet iets waarover hij wilde praten. Het was iets wat hij gewoon moest doen. Hij stond op.
'Het is laat. Ik moet er vandoor.'
'Mike, nee! Alsjeblieft! Kunnen we er niet tenminste over praten?'
'Nee. Nee, dat kan niet. Je hebt er geen idee van hoe moeilijk het voor me is om dit te doen, maar het moet. Ik hoopte dat je het ondertussen wel vergeten zou zijn. Ik had het je eigenlijk helemaal niet willen vertellen.' Hij deed een paar stappen in de richting van de deur.
'O, Mike, luister toch alsjeblieft naar me. God wil niet dat je zelfmoord pleegt. In de Bijbel staat...'
'Wilhelmina, niet doen.' Hij keerde haar zijn rug toe en liep naar de deur. Ze liep achter hem aan.
'Mike, ga alsjeblieft niet boos weg.'
Hij keerde zich om. 'Ik ben niet boos op je, Wilhelmina. Maar begrijp je het dan niet? Ik wil niet dat je me ompraat. Dat wil ik niet. Het spijt me.' Hij nam voorzichtig haar hand en drukte die tegen zijn wang. 'Dank je voor een heel gedenkwaardige avond,' fluisterde hij. 'Welterusten.'
Zodra de deur dichtging, slaakte Wilhelmina een wanhopige kreet. De tijd was om. Waarschijnlijk zou ze Mike nooit meer zien.
Alle gemiste kansen en onuitgesproken woorden kwamen als een vloedgolf op haar af. Waarom had ze niet meer haar best gedaan om met hem te praten? Mike ging sterven zonder Christus te kennen en zij was zo opgegaan in haar eigen verdriet dat ze niet tegemoet was gekomen aan wat hij nodig had. Had ze haar eigen problemen niet een paar uur opzij kunnen schuiven omwille van hem? Ze was opstandig tegen God geweest, maar Mike was er de dupe van. Radeloos staarde ze naar de gesloten voordeur. 'Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop.'
'O, God, vergeef me,' huilde ze.
Langzaam liep ze de zitkamer binnen en zag dat die er minder ordelijk uitzag dan anders. Mike's koffiekopje stond op de grond in plaats van op de tafel. Zijn schoenen hadden moddersporen achtergelaten op het tapijt. De kussens lagen slordig op de bank. Het leek wel of zelfs de olieverfschilderijen scheef aan de muren hingen.
Dat had Mike met haar leven gedaan sinds ze hem had ontmoet. Hij had haar ordelijke, voorspelbare leven op zijn kop gezet. Terwijl ze naar de schoorsteenmantel keek, waar de klok van haar grootmoeder in de schaduw stond van de protserige vliegertrofee, kwam er een vraag in Wilhelmina op waarover ze nog niet eerder had willen nadenken: waarom had Mike zo zijn best gedaan om haar in zijn leven te betrekken?
Waarom had hij haar meegenomen naar de vliegerwedstrijd? En mee uit vissen? Waarom had hij haar vanavond meegenomen naar de luchtballonwedstrijd? Zij had contact met hem gehouden om hem van zijn zelfmoord te weerhouden, maar waarom had hij de moeite genomen om met zo'n chagrijnige, ouwe taart als zij op te trekken? Waarom had hij zoveel moeite gedaan om haar op te vrolijken, om met haar mee te leven en haar met consideratie te behandelen?
Uit Mikes leven was meer gebleken wat liefde was dan uit het hare. Mike had muziek gehoord in het ruisen van de bladeren. De bladeren offeren zichzelf eigenlijk op, had hij tegen haar gezegd. Ze vallen van de takken en sterven om ervoor te zorgen dat de boom de komende winter kan overleven. Mike ervoer Gods vrede in het stille bos. Hij herkende hoop in plaats van wanhoop in de muziek van Beethoven. Ze zag nu in dat er tientallen mogelijkheden waren geweest om hem over het Evangelie te vertellen, maar ze had zoveel zelfmedelijden gehad dat ze die niet had opgemerkt.
Terwijl er herinneringen aan Mike bij haar bovenkwamen, liet Wilhelmina zich op de bank zakken. In gedachten zag ze hoe hij haar de hand had gedrukt na het pianorecital en met een grijns de klep van die afschuwelijke piano stevig had gesloten. Hij had natuurlijk gelijk gehad. Hij was vals geweest. Maar net als het kind in De nieuwe kleren van de keizer was hij de enige die eerlijk genoeg was geweest om het te zeggen.
Ze herinnerde zich de dag in de donutzaak toen hij van zijn stoel was gesprongen en haar hand had gegrepen, onmiddellijk bereid om haar mee te nemen in zijn vliegtuig. Ze zag hem voor zich tijdens de vliegerwedstrijd, toen hij, met zijn sleutels rammelend in zijn zak, over het gras had gerend, zijn ronde, rimpelige gezicht opgeheven naar de lucht en haar en zijn kleinkinderen aanmoedigend om het nog eens te proberen. Ze herinnerde zich zijn malle gesprek met een boom in het nationaal park en al zijn pogingen om haar die dag op te vrolijken terwijl hij haar ook gewoon naar huis had kunnen brengen. Ze dacht eraan hoe hij had geregeld dat ze mee kon vliegen in Max' heteluchtballon en dat hij niet boos was geweest toen ze had geweigerd. En ze herinnerde zich de warmte van zijn zachte aanraking en de stoppels op zijn wang toen hij haar hand tegen zijn wang had gedrukt.
In al haar herinneringen glimlachte Mike en zwaaide hij met zijn malle baseballpet. Maar haar voorhoofd was altijd gefronst.
'Wat bezielt me in vredesnaam?' riep ze hardop uit. 'Hoe kon ik zo egoïstisch zijn?'
Kon ze maar teruggaan en helemaal opnieuw beginnen. Had ze nog maar een kans. Maar door de manier waarop hij vanavond 'welterusten' had gezegd, had ze geweten dat hij eigenlijk 'vaarwel' bedoelde.
Wilhelmina liet zich op haar knieën naast de bank vallen en drukte haar hoofd in de kussens waar Mike had gezeten. Gebed was in het verleden nauwelijks meer voor haar geweest dan een ritueel, dat ze uitvoerde uit plichtsbesef en soms als ze problemen had. Nu riep ze het voor het eerst in haar leven met al haar hartstocht en kracht uit tot God. Voor Mike was de tijd voorbij. Bidden was de enige mogelijkheid die nog openstond.
13
Zaterdag 24 oktober 1987
Toen Mike thuiskwam, was het half twee 's nachts. Buster en Heinz begroetten hem met slaperig enthousiasme en kropen toen weer op hun berenvel in elkaar om verder te slapen. Mike had er spijt van dat hij Wilhelmina had laten staan, maar hij wist hoe kwetsbaar hij zich voelde. Hij kon niet het risico nemen dat ze hem zijn beslissing uit zijn hoofd praatte. Hij stond middenin de volle huiskamer, overmand door verdriet. Over een paar uur zou zijn leven voorbij zijn.
Hij staarde door zijn tranen naar Helens foto op de piano. Hij had in de afgelopen dagen zoveel over Helen nagedacht en zich herinnerd hoe lang ze in bed had gelegen, terwijl het leven op een pijnlijke manier uit haar wegvloeide. Ze moest zich net zo hebben gevoeld als hij nu, zich ervan bewust dat ze ging sterven, maar wensend dat ze kon blijven leven.
Mike had al verschillende keren in zijn leven oog in oog gestaan met de dood — toen hij was neergeschoten boven Frankrijk, toen hij boven de Adirondacks een motorstoring had gehad en toen hij de eerste keer aan kanker moest worden geopereerd. Telkens had hij in doodsangst gezeten, omdat hij niet wist hoe het zou aflopen. Maar ditmaal wist hij wel hoe het zou aflopen, net als Helen toen. Toch had ze de dood moedig onder ogen gezien, zonder zelfmedelijden. Hij wou dat ze hier was om hem moed te geven.
Langzaam liep hij naar hun slaapkamer en ging aan haar kant op de rand van het bed zitten. Hij staarde naar de vloer.
Ze was er al ruim 17 jaar niet meer, maar toch was vanavond de pijn in zijn hart even groot als op de dag waarop ze was gestorven. Hij had haar nodig. Maar hij kon haar op geen enkele manier terughalen.
Hij zat lange tijd bewegingloos in het donker totdat de behoefte haar tegen zich aan te houden of zelfs maar een klein stukje van haar aan te raken, hem overweldigde. Hij deed het licht aan, trok de la van haar nachtkastje open en zocht naar iets wat eens van haar was geweest.
Hij slaakte een kreet toen hij hem zag. Helens Bijbel voelde zwaar aan in zijn handen toen hij hem voorzichtig optilde. De rug was lang geleden gebroken en de bladzijden waren dun en versleten door intensief gebruik. Hij drukte hem tegen zijn borst en herinnerde zich hoeveel ze ervan had gehouden, en wat een belangrijk deel van haar leven die Bijbel eens was geweest. Hij deed zijn ogen dicht en zag haar weer voor zich, zoals ze er aan de keukentafel in had zitten lezen, hem onder haar arm had gestopt als ze de jongens 's zondags had meegenomen naar de kerk en hem 's avonds, nadat ze erin had gelezen, in haar laatje had gelegd.
Hij fluisterde haar naam en liet zijn vingers over de in goud gedrukte letters op de kaft glijden. Helen Ann Dolan. Dit oude, versleten boek, waar de bladzijden uitvielen, had Helen eens troost en kracht geschonken. Hij sloeg het open en wenste dat hij er ook kracht uit kon putten. Hij zag dat ze veel verzen had onderstreept. Tussen de bladzijden zaten tientallen briefjes en dingetjes die ze had bewaard. Terwijl hij er doorheen bladerde, kreeg hij het gevoel dat ze naast hem zat en hem door de versleten pagina's leidde, die gemarkeerd waren met dingen die haar herinnerden aan gebeurtenissen uit haar leven en aan de mensen van wie ze hield.
Eerst viel de Bijbel open bij een verbleekte zwart-witfoto van Mike junior en Steve, die in geruite, flanellen pyjama's voor de fotograaf poseerden. Hun nieuwe puppy Queenie probeerde zich uit Steves armen los te wringen. De kleine
Mike had een brede grijns op zijn gezicht en liet trots zien dat hij zijn voortanden kwijt was. Mike glimlachte ook en herinnerde zich dat Mike junior dat jaar vaak 'Alles Wat Ik voor Kerst Wil Is Mijn Twee Voortanden' had gezongen. Op de achterkant van de foto stond in Helens handschrift hoe oud ze waren. Michael junior, 6 jaar. Steven, 4 jaar, met Queenie.
Mooie, gelukkige herinneringen vulden Mikes hart. Al die kerstdagen, zo veel jaren geleden. Speelgoedvrachtwagentjes en, uiteraard, speelgoedvliegtuigjes. Op de avond voor kerst om 12 uur nog lastige fietsonderdelen in elkaar knutselen. Helens zelfgebreide wanten en mutsen. De vreugde en verrukking op de gezichten van de jongens op kerstochtend. Magere jaren en goede jaren. Herinneringen aan een heel leven door een eenvoudige foto.
Zijn ogen werden naar een vers op dezelfde bladzijde getrokken. Helen had het met rood onderstreept. 'Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des Heeren; des buiks vrucht, is een beloning.'
Mike stopte de foto terug en bladerde verder tot de Bijbel weer openviel, bijna achterin. Daar zat een oude foto van hemzelf, die tijdens de oorlog was genomen. Hij was in uniform en zijn hand rustte op de romp van zijn P-51 Mustang.
'Beste vliegtuig waar ik ooit in heb gevlogen,' mompelde hij. Helen had zijn favoriete foto gekozen. Maar zo was Helen geweest — ze had nooit haar zin willen hebben en had haar gezin altijd gegeven waar het gelukkig van werd.
Om de een of andere gekke reden moest Mike aan gevulde paprika's denken. Dat was Helens favoriete gerecht geweest en ze had het altijd besteld als hij haar mee uit eten nam in de City Diner. Toch had ze het in alle jaren van hun huwelijk nooit thuis klaargemaakt, omdat ze wist dat Mike het niet te eten vond. Het scheen hem nu toe dat Helen tijdens al hun jaren samen altijd had gegeven zonder aan zichzelf te denken. En hij had altijd maar genomen.
Net als naar de kerk gaan. Het had zoveel voor haar betekend. Waarom was hij niet af en toe met haar meegegaan, al was het maar voor kerst of pasen? Hij had toch wel iets onbaatzuchtigs kunnen doen? Maar ze had nooit iets voor zichzelf gevraagd. En hij had haar nooit iets aangeboden. Er was altijd nog wel een motor die gerepareerd moest worden, een charter die gevlogen moest worden.
Hij zag dat er ook op deze bladzijde een vers was onderstreept en hij moest met zijn ogen knipperen om zijn tranen terug te dringen terwijl hij het las. 'Desgelijks gij vrouwen, zijt uw eigenen mannen onderdanig; opdat ook, zo enigen den Woorde ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder Woord mogen gewonnen worden; als zij zullen ingezien hebben uw kuisen wandel in vreze.'
Hij sloeg de Bijbel dicht en veegde de tranen weg die een voor een op de verbleekte kaft vielen. Het was pijnlijk om dit Boek te lezen, haar Boek. Het toonde hem een bekende wereld, maar vanuit Helens perspectief, alsof hij in haar hart was en door haar ogen keek. Hij had een kant van haar ontdekt waar hij nooit aandacht aan had geschonken.
Maar als een blinde die naar het licht verlangt, was Mikes verlangen om te zien nu uiteindelijk groter dan zijn angst om tot inzicht te komen. Hij veegde zijn tranen weg en sloeg de Bijbel weer open.
Een velletje geel, gelinieerd papier dat uit een schrift was gescheurd, trok zijn aandacht. Er was in onregelmatige hanenpoten op geschreven, waarschijnlijk door een van zijn zoons. Hij vouwde het papiertje open en er viel een foto uit, die van Mike junior was gemaakt op de dag van zijn eindexamen. Het blaadje moest onderdeel zijn geweest van een langere brief, want er zat geen echt begin of einde aan en bovenaan stond blz. 3: ...dus het enige wat we kunnen doen is op hoop van zegen onze helikopters heen en weer laten vliegen.
Je denkt hier veel na over leven en dood, omdat je er elke dag zoveel van om je heen ziet. Als je thuis in de kerk zit, denk je dat de Bijbel en zo sprookjes zijn en hoewel u mij en Steve elke week meesleepte naar de zondagsschool, was ik er altijd trots op dat ik geen geloof nodig had om op te steunen. Maar hier in Vietnam kan je beste kameraad het ene moment nog leven en lachen en grapjes maken, en het volgende moment is hij in honderd stukken geblazen. Dat zet je aan het denken. Waar draait het eigenlijk allemaal om?
De nacht nadat mijn makker Rick was omgekomen, had ik zoveel verdriet dat ik niet wist wat ik anders moest doen, dus pakte ik de Bijbel die u me had gestuurd. En al die verhalen over Jezus, Die aan het kruis stierf, kwamen me opeens niet meer voor als sprookjes, want ik heb de dood gezien en nu begrijp ik wat Zijn dood werkelijk heeft betekend. Ik heb hier de mens (en mezelf) op zijn allerslechtst gezien en eindelijk begrijp ik waarom Jezus voor mij moest sterven. Het leek wel of alle stukjes op hun plaats vielen. Ik ben blij dat ik niet, zoals Rick, hoef te bombarderen of napalm naar beneden hoef te gooien, want ik kan de Vietcong niet meer haten. Ik weet niet wat ermee gebeurd is, maar sinds ik echt in Christus geloof is al mijn haat verdwenen. We praten er nog wel over als ik thuiskom. Heeft Queenie haar puppy's al? Vergeet niet dat ik er een aan de broer van Kathy heb beloofd, dus zorg ervoor dat hij als eerste kan kiezen...
Er voer een huivering door Mike heen toen hij naar de foto van zijn zoon keek. Hij herinnerde zich wat Mike juniors officier hem over zijn laatste vlucht had verteld. Hij had als vrijwilliger een vlucht boven vijandelijk terrein gemaakt om gewonde Vietnamese burgers op te pikken toen hij was neergeschoten.
Mike keek neer op het Boek om te zien welk gedeelte Helen had onderstreept om dit vreselijk verdrietige hoofdstuk van hun leven samen te markeren. Hij las de woorden: 'Want alzo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.'
Mike herinnerde zich de vreselijke maanden na Mike juniors begrafenis. Hij was zo opgegaan in zijn eigen verdriet, dat hij al Helens pogingen om hem te troosten had afgeweerd. Hij had zichzelf de schuld gegeven van de dood van zijn zoon. Als hij niet prat was gegaan op zijn eigen prestaties in de oorlog... als hij er maar niet zo op had aangedrongen dat zijn zoon ook ging vliegen... Mike junior had in de cockpit op zijn schoot gezeten en al bijna het stuur van het vliegtuig vastgehouden eer hij kon lopen.
Maar hoewel Mike zichzelf beschuldigde, had Helen dat nooit gedaan. Hij kon alleen maar raden hoeveel verdriet ze had gehad om het verlies van haar zoon, maar hij had haar geen troost kunnen bieden. Dit velletje papier, dit bijbelvers moesten haar steun hebben gegeven, haar leed hebben verzacht en haar hoop hebben gegeven.
Mike had Helens Bijbel opengeslagen om een deel van haarzelf te kunnen zien en aanraken. In plaats daarvan zag hij zichzelf en dat beeld was vernietigend. Toch kon hij niet stoppen voor het compleet was.
Hij vond nog een ander onderstreept gedeelte en een foto. Ditmaal van Steve, genomen net voordat hij naar Vietnam was vertrokken. Hij droeg zijn marine-uniform. Geen glimlach. Kort geknipt haar. Kaak gespannen, boos en vastberaden om de dood van zijn broer te wreken. Mike herinnerde zich hoe Helen had gehuild op de dag waarop Steve was uitgevaren. Hij dacht toen dat het was omdat ze bang was Steve ook te verliezen. Maar nu vroeg hij zich af of er niet nog een andere reden was geweest.
Na de begrafenis van Mike junior had Steve geweigerd met zijn moeder mee te gaan naar de kerk. 'Er is geen God!' had hij tegen haar geschreeuwd. 'Hoe zou een liefhebbende God dit kunnen laten gebeuren?'
Hij scheurde hem met trillende vingers open en trok er een brief uit die een week voor haar dood was gedateerd.
Mijn liefste Mike,
Wat heb ik vaak gebeden voor de dag waarop je deze Bijbel, het meest waardevolle van alle boeken, zou openslaan. Ik kan alleen maar raden waarom je hem nu hebt opengedaan. Om antwoorden te zoeken? Of hoop? Wat de reden ook is, ik weet dat je zult vinden wat je zoekt, want ik heb het uitgeprobeerd en ik heb ondervonden dat Gods Woord ruimschoots voorziet in al mijn behoeften. Zelfs nu, vlak voor mijn sterven, geeft Zijn Woord me kracht en vrede.
Ik hou van je, Mike. Toch ligt in de diepten van die liefde ook mijn grootste verdriet — ik heb nooit een manier gevonden om mijn geloof in Christus met je te delen. God weet hoezeer ik het heb geprobeerd, hoe ik heb gebeden om een kans om je te vertellen wat mijn geloof voor me betekent. Maar ik heb nooit een mogelijkheid gevonden.
Je bent zo'n goede man, zo'n geweldige vader en echtgenoot. Je hebt zo onbaatzuchtig voorzien in alles wat we nodig hadden. Hoe kan ik je laten zien dat je een Redder nodig hebt? Je hebt nooit achter andere vrouwen aangezeten, je hebt nooit gewelddadige woedeaanvallen — hoe kan ik tegen je zeggen dat je hebt gezondigd of dat je Gods heerlijkheid mist? Je bent de vriendelijkste, meest liefhebbende man die ik ooit heb gekend. Ik heb me tot God gekeerd omdat ik de zonde in mijn eigen hart zag en wist dat ik veranderd moest worden. Ik haalde mijn kracht bij God vandaan, omdat ik zwak was. Maar jij bent altijd zo capabel geweest, zo sterk, zo onafhankelijk. Vergeef me alsjeblieft, maar ik wist nooit hoe ik tegen je moest zeggen dat je je leven in Gods handen moet leggen en Hem het roer in handen moet geven.
Weet je nog dat de jongens klein waren en ze zo graag een vliegtuig wilden besturen?Je zette ze op de stoel van de piloot en liet ze het stuur vasthouden en dan dachten zij dat ze het vliegtuig
echt bestuurden. Maar jij bediende al die dubbele besturing, hield het vliegtuig in de lucht en zette het weer veilig aan de grond. Wat zou het een ramp zijn geweest als ze echt hadden geprobeerd om zelf te vliegen!
God is je hele leven bij je geweest, Mike. Hij heeft je geleid, je op het juiste spoor gehouden, ook al dacht je dat jij je eigen leven bestuurde. Hij wil dat je veilig bij Hem in Zijn koninkrijk komt. Elke dag van het leven dat me nog rest, bid ik voor jou en Steve. Ik bid zoals Jezus eens heeft gebeden: 'Vader, ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt. 'Ik geloof dat Michael al in de hemel is, maar hoe waarlijk in het paradijs zijn als jij en Steve daar niet bij ons zijn? Ik weet dat God mijn gebeden verhoort en ik moet erop vertrouwen dat Hij op de een of andere dat Hij op de een of andere manier iemand in jouw leven zal brengen die je ertoe zal brengen om voor het kruis van Christus te knielen. Ik moet vertrouwen en geloven dat je, op de dag dat jij als ik, oog in oog staat met de dood, de volgende woorden van Jezus zult kennen en begrijpen: 'Ik ben de Opstanding en het leven; die in mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestort en een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid.' In het Boek dat je in je handen houdt staan de antwoorden op alle vragen die je ooit maar zou kunnen bellen. Mike, leg je hand in Gods hand en laat je leiden. Ik hou van je met heel mijn hart, Helen.
Er werd zo zacht op Wilhelmina's deur gedopt dat ze eerst dacht dat ze het zich had verbeeld. Maar nadat de klok van haar grootmoeder drie uur had geslagen hoorde ze het weer. Ze stond op uit haar geknielde houding en liep haastig naar de deur. Mike stond op de stoep met een versleten Bijbel tegen zich aangeklemd.
'Ik... eh... zag dat je lichten aan waren... en... ik...'
Wilhelmina sloeg haar armen om hem heen en hield hem stevig vast. Hij klemde zich aan haar vast.
Dank U, God. Dank U wel.
Ten slotte leidde ze hem de zitkamer binnen en ging naast hem op de bank zitten. Ze wachtte tot hij eerst zou spreken.
'Ik moest met iemand praten... Ik...' Hij slaakte een diepe, trillende zucht. 'Ik heb mijn hele leven op de stoel van de piloot gezeten, mijn eigen vliegplannen gemaakt en het vliegtuig bestuurd... Maar toen ik vanavond in de ballon van Max vloog, besefte ik dat hij een vrijheid bezat die ik nooit heb bezeten. Hij gaf zich over, liet zich door de wind dragen en landde waar de wind hem ook maar heen blies. Helen had ook die vrijheid... die vrede. Ze probeerde nooit de dingen zelf in de hand te houden, zoals ik altijd heb gedaan. Snap je een beetje wat ik bedoel?'
'Ja. Maar begrijp je waar Helens vrede, Helens vrijheid vandaan kwamen?'
Hij tilde haar versleten Bijbel op. 'Nu wel. Nu het te laat is. Ik heb zo'n puinhoop van mijn leven gemaakt door te proberen het zelf te besturen. Ik heb veel verdriet en pijn veroorzaakt, vooral bij de mensen van wie ik het meeste hield. Ik wil tegen God zeggen dat ik er spijt van heb... dat het me spijt dat ik zoveel verkeerd heb gedaan... maar ik weet niet hoe. Hoe kan ik al mijn fouten ooit weer goed maken voor Hem nu mijn leven bijna voorbij is?'
'Dat hoeft niet, Mike. Als je er echt spijt van hebt - en ik weet dat dat zo is - zal God je vergeven.'
Zijn ogen vulden zich met tranen. 'Zomaar?'
'Toen Jezus aan het kruis stierf, was dat niet om iets wat Hij had gedaan. Het was om al onze fouten. Als je gelooft en aanvaardt dat Zijn offer voor jou was — voor jouw zonden — dan aanvaardt God dat ook.'
'Maar waarom zou Hij dat voor me wil) en doen? Ik heb zoveel fouten...'
'Als jij had geweten dat jouw zoon in Vietnam zou sterven, zou jij dan met hem van plaats hebben willen ruilen? Om in zijn plaats te sterven?'
Mike sloeg zijn handen voor zijn gezicht. 'Ik heb wel een miljoen keer gewenst dat ik het was geweest in plaats van Mikey. Hij was nog maar 19.'
'Daarom juist. God heeft jouw plaats ingenomen en is voor jouw zonden gestorven, omdat Hij van zijn kinderen houdt. Zijn liefde is nog groter dan de liefde die jij voor je kinderen hebt. Jezus is gestorven, opdat jij eeuwig leven zou kunnen hebben.'
'Eeuwig leven... maar ik ga sterven.'
'Als je naar Gods verbazingwekkende liefde kijkt en naar het offer dat Hij door Zijn Zoon voor jou heeft gebracht, kun je dan nog geloven dat Hij je bij je dood voor eeuwig zou vernietigen? God wil je leven schenken. Eeuwig leven.'
'Is dat wat hier bedoeld wordt?'
Hij gaf haar een bladzijde van een brief. Wilhelmina las de regels die hij aanwees hardop. 'Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij gestorven; en een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Ja, Mike. Dat is precies wat hier bedoeld wordt.'
'O, God, vergeef me!' huilde hij.
'Laten we met Hem praten... samen.' Ze knielde voor de bank neer en Mike knielde naast haar en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Ze baden samen en huilden tranen van berouw en tranen van vreugde.
14
Toen de zon die ochtend opkwam, zat Mike aan Wilhelmina's keukentafel en sloeg haar gade terwijl ze roereieren klaarmaakte, sneetjes toast met boter besmeerde en een pot koffie zette. De stilte tussen hen beiden was vriendelijk en begripvol.
Wilhelmina voelde zich verdoofd van uitputting, waardoor haar bewegingen traag en onhandig werden. Maar de lofzang die in haar hart weerklonk, tilde haar boven haar vermoeidheid uit. Het beeld van de koffiepot die voor haar stond vertroebelde en ze moest moeite doen om haar tranen van geluk te bedwingen. Ze had net het eten op tafel gezet toen de telefoon ging.
'Hallo, met Carol. Ik heb vanochtend een lift nodig naar de kerk. Zou jij me op kunnen halen?'
Natuurlijk. Het was zaterdag - koorrepetitie! Wilhelmina was het helemaal vergeten. Ze keek op de keukenklok en zag dat ze zich zou moeten haasten.
'Natuurlijk, Carol. Ik ben over ongeveer een half uurtje bij je'
'Je stem klinkt schor. Voel je je wel goed, lieverd?'
'Ja, hoor. Ik ben alleen maar moe. Tot straks.'
Mike keek op zijn horloge. 'Ik kan maar beter gaan. Je hebt plannen.'
'Mijn vriendin Carol heeft een lift nodig. Het koor van de kerk repeteert. En ik sta op het rooster om orgel te spelen.' Ze zag hoe hij zijn roereieren op zijn bord heen en weer schoof.
Mike was stil voor zijn doen terwijl Wilhelmina snel haar ontbijt opat. Hij at heel weinig. De stilte die viel, voelde nu ongemakkelijk aan en ze wenste dat ze niet zo snel hoefde te vertrekken en zo abrupt afscheid van hem hoefde te nemen. Ze wilde zich net verontschuldigen dat ze zo'n haast had, toen Mike weer op zijn horloge keek en opstond.
'Tjonge, het is laat. Ik moet er vandoor, een vlucht doen. Steve zal zich wel afvragen wat er met me aan de hand is.'
Wilhelmina liep achter hem aan naar de deur en probeerde de juiste woorden te vinden. Maar nog voor ze iets kon zeggen, sloeg Mike zijn armen om haar heen en hield haar stevig vast.
'Bedankt. Voor alles,' fluisterde hij. Toen was hij verdwenen.
Wilhelmina droogde haar tranen en haastte zich naar boven om andere kleren aan te trekken. Toen ze zich de journalisten bij de luchtballonwedstrijd herinnerde, kreunde ze. Misschien wisten de koorleden er al van. En de dirigent... Kon ze vandaag maar thuisblijven. Moedeloos bekeek ze zichzelf in de spiegel. Donkere kringen tekenden zich af onder haar ogen, die nog rood en dik waren van het huilen. Haar haar zat afschuwelijk, maar ze had geen tijd om het behoorlijk te doen. Carol zou vast zeggen dat ze er vreselijk uitzag. Maar Wilhelmina kon haar de glans van wat er gisteren was gebeurd niet uitleggen en evenmin de vreemde mengeling van vreugde en verdriet die ze nu ervoer. Misschien zou ze op een dag kunnen vertellen over het wonder dat ze had meegemaakt en waarvan God haar deel had laten uitmaken, maar vandaag zeker nog niet. Als ze niet eens aan Mike kon denken zonder dat de tranen haar in de ogen sprongen, hoe kon ze dan praten over wat God in zijn leven had gedaan?
Tegen de tijd dat ze bij Carols huis kwam, was het al later dan ze had beloofd. Carol zag er beledigd uit. Ze sleepte twee plastic tassen met koffie- en theekannen en koekjes met zich mee en had moeite met instappen.
'Wilhelmina toch! Je weet toch dat ik vandaag vroeg moet zijn! Het is de laatste zaterdag van de maand. Dan moet ik toch altijd voor eten en drinken zorgen? Dus ik moet...'
'De laatste zaterdag van de maand?' £r klikte iets in Wilhelmina's vermoeide brein. Ze ging bovenop haar remmen staan en Carols boodschappentassen schoten van de bank af.
'Lieve help! Wat bezielt je? Straks vallen die kannen kapot!'
Wilhelmina herinnerde zich de brief van de vliegerarts die op het dashboard van Mikes pick-up had gelegen. Peter had haar die langzaam, spellend voorgelezen. Ze herinnerde zich hoe stil Mike was geweest tijdens het ontbijt, hoe haastig hij was vertrokken en plotseling drong de waarheid tot haar door. Het certificaat van Mikes vliegmedische keuring verliep vandaag. Hij was op weg gegaan om zijn laatste vlucht te maken.
'O, nee toch! Carol, stap uit! Ga de auto uit!'
'Wilhelmina! Wat is er in vredesnaam...'
'Stel nou geen vragen. Daar heb ik geen tijd voor. Stap nou uit!'
Carol tastte met wijdopen ogen van angst naar het handvat van de deur.
'Wat mankeert jou?'
'Ik kan vanmorgen niet naar koor. Zeg maar dat ik niet kom.'
'Maar... hoe moet het dan met het orgel en...?'
'Carol, alsjeblieft Ik moet opschieten!'
'Maar hoe kom ik dan bij de kerk?'
Wilhelmina duwde Carol haar portemonnee in handen. 'Hier. Hier zit geld in. Neem maar een taxi. En stap nu alsjeblieft uit.'
Carol pakte snel haar tassen en deed het portier open. Ze staarde Wilhelmina verbijsterd aan terwijl ze de auto uitstapte. 'Ik weet niet wat jou de laatste tijd bezielt, maar...'
De rest hoorde Wilhelmina niet meer. Zodra het portier dichtsloeg, keerde ze met gierende banden midden op straat en liet Carol met haar twee boodschappentassen en Wilhelmina's portemonnee in haar armen achter. Toen reed ze zo snel ze kon de stad door en smeekte God dat ze op tijd zou zijn.
De omgeving rond het vliegveld was een doolhof van toegangswegen en hangars. Ze had geen idee waar ze Luchtvaartbedrijf Dolan moest zoeken. Wilhelmina reed onbeheerst rond terwijl ze haar ene oog op de weg hield en het andere op de tientallen bordjes die haar het gevoel gaven dat ze in alle richtingen tegelijk moest rijden. Ze reed de ene doodlopende weg na de andere in tot ze radeloos was. Hoewel het zaterdag was, was het stil op het vliegveld en er was niemand aan wie ze de weg kon vragen.
Ze bleef stilstaan op een kruising en probeerde te beslissen welke kant ze op zou gaan, toen ze plotseling het geronk van een vliegtuigmotor hoorde. Er stond een klein, eenmotorig vliegtuigje op de startbaan helemaal aan het einde van de weg. God, laat het alstublieft Mike zijn!
Wilhelmina gaf vol gas en raasde op volle snelheid de weg af. Toen ze aan het einde ervan kwam, kon ze de donkerblauwe letters op de zijkant van het vliegtuig lezen: Luchtvaartbedrijf Dolan. Maar een hoog, gazen hek scheidde de weg van de startbaan. Ze ging rechtsaf en racete over de toegangsweg die evenwijdig aan het hek liep en zocht naar een opening. Toen ze er ten slotte een vond, reed ze die binnen en scheurde met volle snelheid het asfalt op.
Mike stond onder het vliegtuig aan het landingsgestel te prutsen. Hij keek verbaasd op toen de auto met gierende remmen stopte en Wilhelmina eruit sprong. Wat moest ze tegen hem zeggen? Hoe moest ze beginnen? Ze maande zichzelf tot kalmte. Ze moest zich rustig gedragen en niet paniekerig doen. Ze mocht hem niet weer op de vlucht jagen.
'Hoor jij niet achter het orgel te zitten?' vroeg Mike.
'Je had me een vlucht beloofd, weet je nog?' Ze moest schreeuwen om boven het geluid van de motor uit te komen. 'Ik heb besloten vandaag met je mee te vliegen in plaats van te gaan orgelspelen.'
Mike keek haar even indringend aan en schudde toen zijn hoofd. 'Deze keer niet,Wilhelmina.'
Ze kon hem nauwelijks verstaan. Ze deed een paar passen in zijn richting en haar loshangende jas flapperde in de wind. 'Maar ik wil het graag. Mag ik alsjeblieft met je mee?'
'Ik dacht dat jij niet durfde te vliegen?' Hij probeerde te glimlachen, maar zijn ogen stonden verdrietig.
'Jij bent een goede piloot. We gaan toch niet neerstorten?'
Hij wendde zijn ogen af en staarde nietsziend langs de startbaan in de richting van de heuvels in de verte. 'Begrijp je het dan niet? Ik probeer toch alleen mijn familie veel verdriet en pijn te besparen?'
'Maar je bespaart ze helemaal niets. Ze ervaren evenveel verdriet en het maakt niet uit hoe je sterft en wanneer.'
'Wilhemina, hou alsjeblieft op. Maak dit nou niet moeilijker voor me dan het al is.'
Wilhelmina had haar hele leven gebouwd aan een muur van behoedzaamheid en terughoudendheid, die haar werkelijke gevoelens in moest tomen, mensen op een afstand moest houden, moest voorkomen dat ze gekwetst zou worden. Maar toen ze naar Mike keek, koos ze ervoor om die muur van onverschilligheid omver te halen. Voor het eerst in haar leven opende ze haar hart.
'Begrijp je het dan niet, Mike? Ik hou van je. Ik wil je niet op deze manier kwijtraken.'
'Geef je er dus de voorkeur aan om me stukje bij beetje te zien sterven? Aangesloten op een stel machines alsof ik niet eens menselijk meer ben? Zodat jij en de anderen om mijn bed kunnen staan en me zielig kunnen vinden?'
Warme tranen rolden over Wilhelmina's gezicht toen ze zich voorstelde hoe Mike langzaam maar zeker zou wegteren. 'Misschien heb je gelijk,' zei ze ten slotte. 'Maar toch wil ik met je mee, Mike.'
Hij staarde haar aan. 'Weet je wel wat je zegt?'
'Ja.' Ze deed nog een stap naar hem toe. 'Ik heb mijn hele leven het zekere voor het onzekere genomen, nooit heb ik het risico genomen dat ik gekwetst zou worden.Voor ik jou tegenkwam, wist ik niet wat het betekende om te leven. Of wat het betekende om lief te hebben. Je hebt mijn leven veranderd. En nu wil ik niet meer zonder je leven. Alsjeblieft, Mike.'
Er vloog een passagiersvliegtuig boven hun hoofd dat alle andere geluiden overstemde. Ze stonden zwijgend op de winderige startbaan naar elkaar te staren. Toen was het vliegtuig voorbij en klonk alleen nog het geluid van de stationair draaiende propeller van Mike's vliegtuig achter hen.
Ten slotte schudde Mike zijn hoofd. 'Ik kan je niet meenemen.'
'Waarom niet?'
'Omdat ik ook van jou houd, Wilhemina Brewster. En omdat jouw leven nog niet voorbij is.'
'Maar het jouwe ook niet, Mike. Of het nu nog een week duurt of een maandje hebt de rest van je leven nog voor je. Je kunt de rest van de tijd die God je nog schenkt, gebruiken om met je familie te praten, hen te vertellen over je nieuwe geloof. Steve heeft nog steeds bittere gevoelens tegenover God. Toon hem Gods liefde. Naar jou luistert hij wel. Jij weet beter dan wie ook wat je tegen hem moet zeggen.
En hoe zou het met Mickey moeten? Hij wil op jou lijken. Leer hem wat je zelf hebt geleerd over vertrouwen op God. En Lori ook. Ze heeft zoveel tegenstrijdige verhalen gehoord over hemel en hel dat ze niet meer weet wat ze moet geloven. Maar jou zou ze wel geloven. Ze houdt zoveel van je, Mike. En die kleine Peter... nou, dit zou Peters hart breken. Hij denkt dat jij de beste piloot ter wereld bent. Je hebt vannacht tegen me gezegd dat je niet meer je eigen leven wilt besturen en dat je je aan God wilt overgeven...'
'Dat is ook zo. Maar ik begrijp het niet... de dood, bedoel ik. Ik begrijp niet wat God aan het doen is — waarom mijn leven zo moet eindigen.'
'Je hoeft het ook niet te begrijpen. Weet je nog dat je boven Frankrijk werd neergeschoten? Toen moest je ook je redders vertrouwen en hen volgen waar ze je ook maar mee naar toe namen, of je het nu begreep of niet. Als je zelf had geprobeerd je route te bepalen, had je het nooit gered. Maar je hebt hen vertrouwd en je bent weer veilig en wel thuisgekomen. Nu zit je in dezelfde situatie, Mike. We zouden niet kunnen begrijpen wat God met ons leven wil, zelfs al zou Hij het ons uitleggen. We spreken Zijn taal niet eens. Maar we moeten erop vertrouwen dat Hij een goede reden heeft voor alles wat Hij ons laat overkomen en dat...'
Plotseling hield ze op met praten omdat ze haar eigen woorden hoorde alsof iemand anders ze sprak — tegen haar. 'O, Mike! Ik sta tegen mezelf te praten! God zegt dit ook tegen mij!'
'Wat bedoel je?'
'Ik heb ook altijd de touwtjes van mijn eigen leven in handen gehouden. Ik heb alles gepland en georganiseerd. En ik ben heel opstandig geweest tegen God, omdat Hij mijn plannen in de war stuurde. Toen ik mijn baan aan de universiteit kwijtraakte, was het alsof God tegen me zei dat ik moest sterven. Ik wilde ook niet buigen voor Zijn wil.'
Mike sloeg zijn armen om haar heen en ze legde haar hoofd op zijn schouder. 'Maar als we ons leven werkelijk aan Christus hebben gegeven,' zei ze, 'dan zou ons leven van Hem moeten zijn en zou Hij ons moeten kunnen gebruiken zoals Hij dat wil.'
'Je wilt dus zeggen dat ik God moet vertrouwen als ik mijn leven aan Hem toevertrouw, ook al vraagt Hij me te sterven.'
'Ja, en ik denk dat ik hetzelfde moet doen.' Een klein privé-vliegtuigje dook vlak over hun hoofden heen en landde vlakbij op een landingsbaan. Mike kuste haar zachtjes op haar wang en glimlachte toen naar haar door zijn tranen heen. Er vonkte weer een oprechte glimlach in zijn ogen, met alle bekende hartelijkheid en humor.
'Zeg, Wilhemina Brewster. Hoorde ik. je niet zeggen dat je was gekomen voor die vlucht die ik je had beloofd? Kom op. Mijn Cessna staat hier al klaar om op te stijgen.'
Wilhelmina's hart begon te bonzen door nieuwe angst. Ze haalde diep adem. Maar haar leven lag in Gods handen.
'Laten we gaan,' zei ze.
Hij pakte haar arm en hielp haar in de passagiersstoel te klimmen, liep toen om het vliegtuig heen naar de kant van de piloot en stapte in. Hij gaf meer gas en de kleine Cessna kwam ronkend tot leven. Het vliegtuig trilde onder haar. Wilhelmina greep zich vast aan de zitting van haar stoel toen ze over het asfalt taxieden. Ze keek over de lange, verlaten startbaan en voelde hoe haar maag ineenkromp van angst.
'Rustig maar. Het is minder hobbelig dan een ritje in mijn pick-up.'
'Alles is minder hobbelig dan een ritje in jouw pick-up!'
Krakend klonk de stem van de verkeersleider door de radio. 'Roger, Cessna Three Fox Charlie, you're cleared for take-off. En het is prachtig weer om te vliegen, Mike. Er is geen bewolking en je hebt meer dan tien kilometer zicht.'
Mike glimlachte naar Wilhelmina en stak geruststellend zijn duim omhoog. Hij voelde zich thuis in deze cockpit. Ze zag aan hem hoeveel hij van vliegen hield en hoe gelukkig het hem maakte dat hij zijn vreugde met haar kon delen.
Hij duwde de gashendel naar voren en het kleine vliegtuigje schoot de startbaan af. Even later kwam het soepel los van de grond en zweefde het de strakblauwe lucht in.