27

‘Weet je het zeker?’

‘Pappa’s rattensmoel, mamma’s tweekleurige ogen.’

‘De ene bruin, de andere blauw.’

Ik knikte. Die twee botteriken van het Paraíso kon je niet gemakkelijk vergeten. ‘En de letters js hingen om zijn hals.’

‘Jorge Serano.’

‘Ja. En ik hoorde Zuckerman zijn naam noemen.’

Ik voelde me even opgetogen. En toen niet meer.

‘Wat zijn Zuckerman en hij daar verdomme in het lab aan het doen?’

‘Heb je toevallig konijnen gezien?’

Ik keek hem aan om aan de weet te komen of hij een geintje maakte. Ja dus.

‘Hoor eens, als jij gelijk hebt wat betreft Jorge Serano…’

‘Ik weet het zeker, Galiano.’

‘Jorge Serano verbindt Zuckerman met het Paraíso. Zuckerman kende Patricia Eduardo. Dit zou wel eens de eerste doorbraak kunnen zijn die een en ander met elkaar in verband brengt.’

We zaten in de patrouillewagen van Galiano, een wijk ten oosten van Zuckermans kliniek.

‘Zuckerman heeft ruzie met Eduardo. Eduardo wordt dood teruggevonden in een pension dat het eigendom is van de ouders van een employé van Zuckerman.’ Ik deed mijn best maar kon mijn stem niet rustig krijgen.

‘Krijg alsjeblieft geen hartaanval.’

‘Wat jij ziet is energie en doelbewustheid.’

‘Jouw vastberadenheid inspireert me. Laten we maar eens met Serano gaan praten.’

Toen we de kliniek weer binnenkwamen, was Serano weg.

Net als Zuckerman.

En de vrouwen die op hulp hadden zitten wachten.

Eén-nul voor de eed van Hippocrates.

De receptioniste gaf toe dat Jorge Serano bij de kliniek in dienst was.

Ze omschreef hem als een persoonlijke assistent van dokter Zuckerman. Het enige adres dat ze van hem had, was het pension van zijn ouders.

Ik stelde voor nog eens een kijkje in het laboratorium van Zuckerman te gaan nemen. Galiano weigerde dat omdat hij liever op een huiszoekingsbevel wilde wachten.

We reden naar het Paraíso.

De oudere Serano’s hadden sinds onze eerste ontmoeting geen infuus met wat extra intelligentie toegediend gekregen. Ze hadden hun zoon al in geen weken gezien en wisten niet waar hij uithing. Ze hadden geen idee waar Jorge op negenentwintig oktober was geweest. Ze kenden geen Maria Zuckerman, en hadden nooit van haar kliniek gehoord.

Galiano haalde de foto van Patricia Eduardo tevoorschijn. Ze hadden haar nooit gezien, en hadden geen idee hoe ze in hun septic tank terecht was gekomen.

Señora Serano bewonderde het paard.

Nadat we uit het Paraíso waren vertrokken, zette Galiano me af bij het hoofdkwartier van de fafg, en ging de zoektocht naar Jorge Serano op touw zetten. Ik had net een van de geraamtes van Chupan Ya klaargelegd toen Ryan belde.

‘Ik heb iets in de onderbroeken van Nordstern gevonden.’

‘Remsporen?’

‘Je bent een echte lolbroek, Brennan. Ik heb je nodig om iets te vertalen.’

‘Jouw Spaans is beter dan het mijne.’

‘Een ander soort vertaling. Biologieachtig.’

‘Kun je het zelf niet uitdokteren? Vanaf het moment dat ik toestemde om Galiano te helpen heb ik nauwelijks tijd gehad om naar de botten van Chupan Ya te kijken, en dat is het werk waarvoor ik ben aangenomen.’

‘Bat vertelde me dat je nog niet had geluncht.’

Vergeleken bij Ryan was mijn grootmoeder een amateur wat bezorgdheid voor het regelmatige nuttigen van maaltijden betrof.

‘Ik heb Mateo beloofd…’

‘Ga maar.’ Mateo was uit het niets naast mijn werkplek opgedoken. ‘Wij zijn er nog steeds als jij jouw moordenaar in de kraag hebt gevat.’

Ik drukte de hoorn tegen mijn borst.

‘Weet je het zeker?’

Hij knikte.

Ik wees Ryan de weg en verbrak de verbinding.

‘Mag ik je iets vragen, Mateo?’

‘Natuurlijk.’

‘Wie is Alejandro Bastos?’

Het litteken op zijn lip werd zo smal als een dolksnede. Hij wees met een hand naar het skelet dat tussen ons in lag.

‘Een legerkolonel. De moordlustige rotzak die hiervoor verantwoordelijk is. Ik hoop dat hij in de hel wegrot.’

Direct na een hete pook in mijn neus staat melige, te lang gefrituurde vis op mijn lijstje van favorieten. En dat zat ik te eten terwijl Ryan door het afsprakenboek bladerde dat hij in Nordsterns koffer had gevonden.

Ryan vond de juiste aantekening en hield me het boek voor zodat ik het kon lezen.

Op zestien mei had Nordstern een ontmoeting met Elias Jimenez geregeld.

Ik dacht terug.

‘Dat was twee dagen voordat hij mij kwam interviewen.’

Ik kauwde en slikte. Het eerste was puur een formaliteit.

‘Wie is Elias Jimenez?’ vroeg ik.

‘Professor in de celbiologie aan de universiteit van San Carlos.’

‘Stond het interview op tape?’

‘Niet op een van de cassettes die ik heb afgeluisterd.’

‘Staat de professor het genoegen van jouw gezelschap te wachten?’

‘Zodra rechercheur Galiano tijd heeft.’

‘Onder de indruk van academici?’

‘Ik ben een politieman die in een vreemd land op bezoek is. Ik heb geen autoriteit. Geen wapen. Geen ruggensteun. Wat dat betreft zou ik net zo goed journalist kunnen zijn.’

‘En je bent een vent die strikt volgens de regels handelt.’

‘Zo is het maar net.’

Ik duwde de vis zover mogelijk bij me vandaan.

‘Wel alle genoompjes uit een doosje! Alweer een ritje in het Batmobiel!’

Op weg naar de Ciudad Universitaria in wijk 12 bracht Galiano Ryan en mij op de hoogte van de vorderingen van de afgelopen middag. Wat betrof Jorge Serano viel er weinig te melden. De knul had een dik strafblad van voornamelijk kleine vergrijpen. Winkeldiefstal. Vandalisme. Rijden onder invloed. Maar Jorge was niet in de buurt gebleven om over indiscreties uit het verleden te babbelen. Hij was net zo grondig verdwenen als geld in een casino.

Galiano’s partner had onderzoek naar Antonio Díaz gedaan.

Hernández had ontdekt dat de officier van justitie in het begin van de jaren tachtig luitenant in het leger was geweest en het grootste deel van zijn diensttijd in de buurt van Solala had doorgebracht. Alejandro Bastos was zijn commandant geweest.

Terrifico.

Hernández had eveneens ontdekt dat een aantal hooggeplaatste politieambtenaren ook onder Bastos had gediend.

Mucho terrifico.

Professor Jimenez werkte in het Edificio M2, een blauw met wit rechthoekig geval midden op de campus. We volgden de bordjes met Ciencias Biologías, en vonden zijn kantoor op de tweede verdieping.

Wat ik me van Jimenez herinner is het gezwel ter grootte van een walnoot en met de kleur van een pruim. Het enige wat ik me verder nog herinner is een heel oude man met indringende zwarte ogen.

Jimenez stond niet op toen we binnenkwamen. Hij keek gewoon toe toen we door de deur naar binnen marcheerden.

De kamer was ongeveer twee bij drie. De muren gingen schuil onder kleurenfoto’s van cellen in diverse fasen van miose. Of meiose. Dat wist ik niet zeker.

Jimenez gaf Galiano geen kans om iets te zeggen.

‘De man kwam me naar stamcellen vragen. Ik heb hem een korte samenvatting gegeven en zijn vragen beantwoord. Meer kan ik er niet over zeggen.’

‘Olaf Nordstern?’

‘Dat herinner ik me niet. Hij zei dat hij onderzoek deed voor een artikel.’

‘Wat vroeg hij precies?’

‘Hij wilde weten welke types embryonale stamcellen president George Bush voor onderzoek had vrijgegeven.’

‘En?’

‘Dat heb ik hem verteld.’

‘Wat hebt u hem precies verteld?’

‘Volgens de nih…’

‘De National Institutes of Health,’ vertaalde ik.

‘…bestaan er nog tweeënzeventig.’

‘Waar?’ vroeg ik.

Jimenez trok een uitdraai uit een stapel paperassen en gaf hem aan mij. Terwijl ik de namen en aantallen doorliep, kreeg Galiano een spoedcursus over het onderzoek van stamcellen.

BresaGen Inc., Athene, Georgia, 4;

CyThera Inc., San Diego, Californië, 9;

esCell International/Melbourne, Australië, 6;

Geron Corporation, Menlo Park, Californië, 7;

Göteborg Universiteit, Zweden, 19;

Karolinska Instituut, Stockholm, Zweden, 6;

Maria Biotech Co.Ltd – Maria Infertility Hospital Medical Institute, Seoul, Korea, 3;

Miz Medi Hospital – Seoul National University, Seoul, Korea, 1;

National Centre for Biological Sciences/Tata Institute of Fundamental Research, Bangalore, India, 3;

Reliance Life Sciences, Mumbai, India, 7;

Technion University, Haifa, Israel, 4;

University of California, San Francisco, 2;

Wisconsin Alumni Research Foundation, Madison, Wisconsin, 5.

Mijn aandacht sprong meteen terug naar de derde op de lijst. Stilzwijgend liet ik het aan Ryan zien. Hij keek me even aan.

‘Is tweeënzeventig genoeg?’ vroeg Galiano die naar de uitleg over es-cellen 101 had geluisterd.

‘Natuurlijk niet, verdorie.’

Jimenez had de eigenaardige gewoonte zijn hoofd naar links te laten zakken wanneer hij het woord voerde. Misschien drukte het gezwel op zijn stembanden. Of misschien wilde hij het verbergen.

‘Een aantal van die types zou kunnen verschalen, of hun pluripotentie verliezen, of gewoon doodgaan. Vier van de zes kolonies die door een van de biotechbedrijven in de Verenigde Staten tot stand zijn gebracht – en ik zeg niet welke – blijken onstabiel te worden.’ Jimenez snoof luidruchtig. ‘Ze hebben inmiddels al een achterstand wat betreft de aanvragen.’

Hij wees met een knokige vinger naar de uitdraai die ik vasthield.

‘En kijk eens naar die lijst. Heel wat van de types zijn privé-eigendom.’

‘En privé-bedrijven staan niet er niet om bekend dat ze graag delen.’ Ryan.

‘Dat heb je goed begrepen, jongeman.’

‘Onderneemt de Amerikaanse regering iets om toegankelijkheid te verzekeren?’ vroeg Galiano.

‘De nih is bezig de menselijke embryonale stamcellen te registreren. Desondanks geeft de nih toe dat de distributie van celtypes zal worden overgelaten aan de welwillendheid van de laboratoriums waar ze tot stand zijn gekomen.’

es-cellen zouden weleens een waardevol handelsartikel kunnen worden.’ Ryan.

Jimenez lachte kakelend.

‘Na de aankondiging van Bush zijn de aandelen in stamcellen omhooggeschoten.’

In mijn achterhoofd vormde zich een heel akelig vermoeden.

‘Is het erg moeilijk om menselijke es-cellen te kweken, meneer Jimenez?’

‘Je speelt het niet klaar in de biochemieles van tweedejaars, als u dat bedoelt. Maar voor iemand die erin is opgeleid is het niet zo ingewikkeld.’

‘Hoe gaat het in zijn werk?’

‘Je zorgt dat je verse of ingevroren embryo’s krijgt…’

‘Waarvandaan?’

‘Van de laboratoria voor reageerbuisbevruchting.’

‘Klinieken voor paren die een behandeling vanwege onvruchtbaarheid ondergaan,’ vertaalde ik voor mijn politiemaatjes.

‘Je haalt cellen uit de binnenste massa van de blastokysten. Je stopt die cellen in kweekschaaltjes met een groeimedium, aangevuld met een serum van runderfoetussen…’

Mijn hartslag schoot naar stratosferische hoogten.

‘…op voedingsbodems van embryonale fibroblast, afkomstig van muizen, die met gammastralen moeten zijn bestraald om te voorkomen dat ze zichzelf zullen kopiëren. Dan laat je de cellen negen tot vijftien dagen groeien. Wanneer de binnenste celmassa zich heeft gedeeld en zich klontertjes hebben gevormd, maak je de cellen los van de buitenkant, doe je ze weer in de kweek en…’

Ik luisterde niet meer. Ik wist wat Zuckerman aan het doen was.

Ik slaagde erin Ryans blik te vangen en gaf aan dat we weg moesten.

Jimenez dreunde door over een alternatieve techniek; het inspuiten van es-cellen in de testikels van immuun gemaakte muizen.

‘Hartelijk dank, professor,’ onderbrak ik hem.

Ryan en Galiano keken me aan of ik gek was geworden.

‘Nog één vraag. Heeft Nordstern u nog naar ene Maria Zuckerman gevraagd?’

‘Best mogelijk.’

‘Wat hebt u hem verteld?’

‘Hetzelfde wat ik u ook ga vertellen, jongedame. Ik heb nog nooit van haar gehoord.’

‘Zuckerman is bezig een stamceltype te ontwikkelen.’

We zaten weer in de Batmobiel. Mijn gezicht gloeide en in mijn buik krioelden vreemde schepseltjes.

‘Waarom?’ vroeg Ryan.

‘Hoe moet ik dat verdorie nou weten! Misschien streeft ze naar een prijs. Of misschien is er wel een zwarte markt voor.’

Ik deed mijn ogen dicht. Tegen de achterkant van mijn oogleden voerde de vis van de lunch een toneelstukje op. Ik deed ze weer open.

‘Maar ik weet absoluut zeker dat Zuckerman dat aan het doen is. Ik heb het laboratorium gezien, en ik heb het serum van runderfoetussen gezien.

‘Dat spul zal toch ook wel voor iets anders worden gebruikt.’ Galiano.

‘Zes van de bestaande stamceltypes zijn in het bezit van het Monash Instituut voor Reproductieve Biologie in Melbourne, Australië.’ Ik slikte moeizaam. ‘Zuckerman heeft twee jaar bij een onderzoeksinstituut in Melbourne gewerkt. Als je het controleert, durf ik te wedden dat het het Monash was.’

‘Maar waarom?’ vroeg Ryan weer.

‘Misschien verwacht Zuckerman dat de zwarte markt zal groeien nu de regering van de Verenigde Staten er door het verminderen van de overheidssubsidie voor heeft gezorgd dat es-cellen nog maar beperkt verkrijgbaar zijn.’ Galiano keek me aan. ‘Gaat het wel?’

‘Ik voel me prima.’

‘Je ziet rood.’

‘Ik voel me prima.’

‘En onze brave dokter is van plan om er tussenuit te knijpen,’ zei Ryan.

Galiano keek me weer aan en wilde iets gaan zeggen, maar in plaats daarvan gaf hij gas en zette de radio aan.

‘Net als die klootzakken die in illegale donororganen handelen.’ Ryan klonk wat minder sceptisch. ‘Wel alleje…’

Ik onderbrak Ryan.

‘En Jorge Serano helpt haar.’

Ik luisterde naar Galiano die een opsporingsbevel doorgaf voor Zuckerman en Serano. Mijn maag maakte een raar geluid. Hoewel de beide mannen me aankeken, zeiden ze er niets over.

We legden een aantal kilometers af waarbij we luisterden naar het gerommel van mijn maag dat met de radio wedijverde.

Ik was de eerste die iets zei.

‘Waar past Patricia Eduardo in dit verhaal?’

‘Waar past Antonio Díaz in dit verhaal?’ vroeg Galiano.

‘Waar past Ollie Nordstern in dit verhaal?’ vroeg Ryan.

Niemand van ons had een antwoord.

‘Een voorstel,’ zei Ryan. ‘Bat gaat naar een rechter om het huiszoekingsbevel in handen te krijgen.’

‘En reken maar dat ik niet naar die goorlap van een Díaz zal gaan.’

‘Ik luister de rest van de interviewbandjes af. Brennan neemt de rest van de paperassen van Nordstern door.’

‘Prima,’ stemde ik toe. ‘Maar dat doe ik dan in het hotel.’ Ik had er ineens dringend behoefte aan om in de buurt van mijn badkamer te blijven.

‘Stel je geen prijs op mijn gezelschap?’ Ryan trok een gekwetst gezicht.

‘Het komt door die vlieg,’ zei ik. ‘We kunnen niet met elkaar overweg.’

Toen we na een bezoekje aan het hoofdbureau waar we Nordsterns mappen ophaalden bij mijn hotel terugkwamen was het inmiddels al over vijven.

Het trottoir zag er inmiddels uit alsof het door een Tomahawk-raket was geraakt. Vier pneumatische boren waren samen op volle sterkte in de aanval gegaan en de trillingen drongen door tot in elke hersenkwab van mijn arme hoofd. Schijnwerpers en kookketels wezen erop dat het lawaai best weleens de hele nacht kon doorgaan.

Ik uitte half binnensmonds een kleurrijke vloek.

Ryan en Galiano vroegen of ik me wel zou redden. Ik overtuigde hen ervan dat ik alleen wat rust nodig had. Ik zei niets over de badkamer.

Toen ze met brullende motor wegreden zag ik dat de jongens zaten te lachen.

De paranoia laaide weer op.

Ik vloekte nog eens hartgrondig.

Boven liep ik meteen naar mijn ehbo-doos.

Katy lacht me altijd uit. Wanneer we naar het buitenland gaan, heb ik een hele apotheek bij me. Oogdruppels. Neusspray. Maagtabletten. Laxeermiddeltjes. Je weet maar nooit.

Vandaag wist ik het wel.

Ik slikte iets voor de spijsvertering en een mondjevol norit, en ging languit op bed liggen.

En vloog meteen daarop naar de badkamer. Jaren later ging ik weer liggen. Ik rilde maar voelde me wel wat beter.

De pneumatische boren hamerden.

Mijn hoofd deed mee.

Ik zette de ventilator aan maar in plaats van de herrie wat te verminderen, maakte hij het lawaai alleen maar erger.

Ik ging weer naar de badkamer, doopte een washandje in koud water, legde die op mijn voorhoofd en ging weer plat terwijl ik me serieus afvroeg of ik nog wel verder wilde leven.

Ik was maar net weggesoesd toen mijn gsm overging.

Een knallende vloek. ‘Ja!’

‘Met Ryan.’

‘Ja.’

‘Voel je je al wat beter?’

‘Loop naar de hel, samen met je vervloekte vis.’

‘Ik zei je nog dat je beter de gepaneerde hotdog kon nemen. Wat is dat voor herrie?’

‘Pneumatische boren. Waarom belde je?’

‘Je sloeg de spijker op de kop wat Melbourne betrof. Zuckerman was twee jaar aan het Monash Instituut voor Reproductieve Biologie verbonden. Een beurs voor onderzoek of iets dergelijks.’

‘Uhhuh.’

Ik luisterde half naar Ryan en half naar mijn maag.

‘Je raadt nooit wie daar ook was.’

Die naam wist mijn volle aandacht te vangen.