18

Galiano belde me pas zaterdagochtend laat terug. Hij stond op dat moment op het punt het stuk schorem in kwestie te ondervragen.

‘Wie is het?’

‘Miguel Angel Gutiérrez.’

‘Ga door.’

‘Gutiérrez was gisteravond bij de ruïnes van Kaminaljuju op zoek naar zijn wortels. Opa, onze vriendelijke buurtgluurder, had persoonlijk belangstelling voor dat uitstapje en belde het bureau. Gutiérrez werd gepakt toen hij bezig was zich over de vangrail te hijsen, een metertje of tien boven de plek waar De la Alda had gelegen.’

‘Toeval?’

‘Als de handschoen van O.J. Gutiérrez is tuinman. Hij werkt regelmatig in de tuin van de De la Alda’s.’

‘Echt?’

‘Echt.’

‘Wat zegt-ie?’

‘Niet veel. Op dit moment is hij in gesprek met zijn priester.’

‘En?’

‘Ik denk dat de bijdrage aan de kerk weleens ter sprake kan komen. Hernández is op dit moment bezig zijn woonwagen te doorzoeken.’

‘Enig verband met het Paraíso of met Patricia Eduardo?’

‘Niet dat we weten. Nog nieuws bij jou?’

Ik vertelde hem over het monster van het kattenhaar en de reproductie van de schedel.

‘Niet slecht, Brennan.’

Het was precies wat Ryan zou hebben gezegd.

‘Hou me op de hoogte.’

’s Middags maakte ik de flat schoon en deed de was. Vervolgens trok ik mijn sportschoenen aan en ging naar het fitnesscentrum. Op de lopende band met een tegengewicht van drie kilo bleven twee namen in mijn hoofd meelopen.

Ryan en Galiano.

Galiano en Ryan.

Mijn woede was wat afgenomen sinds de avond ervoor toen ik Ryan met een ijzig welterusten de deur uit had gezet. Maar ik was nog steeds ontzettend kwaad.

Waarom?

Omdat hij en zijn collega-compadre gisteravond over me hadden gepraat alsof het om een bowlingafspraakje van vorige woensdag ging.

Ryan en Galiano.

Galiano en Ryan.

Hadden ze het echt gedaan?

Natuurlijk.

Was ik paranoïde?

Galiano en Ryan.

Wat hadden ze tegen elkaar gezegd?

Ik herinnerde me een voorval met Ryan. Op een boot. Ik had een T-shirt aan gehad, een afgeknipte spijkerbroek, en niks eronder.

O god.

Galiano en Ryan.

Ryan en Galiano.

Ik bleef lopen tot mijn longen in brand stonden en mijn beenspieren trilden. Tegen de tijd dat ik onder de douche stond was mijn kwaadheid de rode zone uit.

Die avond ging ik met Susanne Jean uit eten in Le Petit Extra in de Rue Ontario. Ze luisterde met een lachje om haar mond naar mijn verhaal over Sjors en Sjimmie.

‘Hoe weet je zo zeker dat ze niet strikt professioneel met elkaar hebben gepraat?’

‘Vrouwelijke intuïtie.’

Haar wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Meer niet?’

‘De Mannen-Zijn-Zwijnen-theorie.’

‘En dat is niet seksistisch?’

‘Natuurlijk wel, maar meer heb ik eigenlijk niet.’

‘Kom tot bedaren, Tempe. Je bent overgevoelig.’

Diep vanbinnen had ik ook al dat gevoel.

‘En van wat jij me hebt verteld valt er eigenlijk niets te vergelijken.’

‘Volgens de theorie verzinnen ze wel iets.’

Ze lachte met dat diepe keelgeluid.

‘Je raakt de kluts kwijt, meisje.’

‘Dat weet ik ook wel. Hoe gaat het met de schedel?’

Susanne had de ct-scans geconverteerd en zou de schedel maandagmiddag om vier uur klaar hebben.

Bij het afscheid wees ze met een lange donkere vinger naar een plekje tussen mijn ogen.

‘Jij hebt een flinke stoeipartij tussen de lakens nodig, dame.’

‘Ik heb niemand om mee te stoeien.’

‘Volgens mij heb je er een te veel.’

‘Hm.’

‘Weieens aan een b.o.b. gedacht?’

‘Oké, ik zal happen. Wat is een b.o.b?’

‘Een Battery Operated Boyfriend.’

Een Vriendje Op Batterijen. Susanne gaf vaak blijk van een interessante kijk op het leven.

Zondag kreeg ik een telefoontje van Mateo Reyes. De leider van de fafg meldde goede vooruitgang bij de slachtoffers van Chupan Ya. Er waren nog maar negen lijken niet geïdentificeerd. Ik vertelde hem dat de situatie rondom de Specters onder controle was en dat ik zou terugkomen zodra ik de zaken in Montreal had afgewikkeld.

Mateo gaf een verzoek van Ollie Nordstern door. De verslaggever had hem dagelijks gebeld en wilde me dringend spreken. Ik gaf geen commentaar.

Mateo had goed nieuws over Molly Carraway. De archeologe was uit het ziekenhuis ontslagen en zou met haar vader naar Minnesota terugkeren. Men verwachtte dat ze volledig zou herstellen.

Mateo had ook treurig nieuws. Señora Ch’i’p was vrijdagnacht in haar slaap overleden. De oma uit Chupan Ya was eenenzestig geworden.

‘Weet je wat ik denk?’ zei Mateo ongewoon gespannen.

‘Wat dan?’

‘Ik denk dat die oude dame zichzelf heeft gedwongen net zo lang adem te blijven halen tot haar kleintjes netjes waren begraven.’

Ik was het met hem eens.

Toen ik de verbinding verbrak voelde ik wat warms over mijn wangen stromen.

‘Vaya con Dios, Señora Ch’i’p.’

Met de rug van mijn hand veegde ik een traan weg.

‘Wij zullen de draad weer oppakken.’

Toen ik maandag op het lab terugkwam, lagen de botten van de romp nog steeds te weken. De ochtendbespreking duurde verbazingwekkend kort omdat het weekend maar drie nieuwe casussen had opgeleverd. Een steekpartij in Laval. Een tractorongeluk bij St. Athanase. Een zelfmoord in Verdun.

Ik had net het gemummificeerde hoofd op mijn werktafel gelegd toen ik op het raam hoorde kloppen. Ryan stond in de gang en keek me lachend aan.

Ik wees naar het hoofd en gebaarde dat hij moest weggaan.

Hij klopte opnieuw. Ik negeerde hem.

Hij tikte nog eens, dit keer harder. Toen ik opkeek, hield hij zijn politiepasje tegen het raam gedrukt.

Ik sloeg mijn ogen ten hemel, stond op en liet hem binnen.

‘Voel je je al wat beter?’

‘Ik voel me prima.’

Ryans blik viel op de tafel.

‘Jezus christus, wat is er met hem gebeurd?’

Het was inderdaad bizar. Het was ongeveer achttien centimeter in doorsnee, had lang zwart haar en een verschrompelde bruine huid. Het gelaat leek op een vleermuis die een menselijk gezicht imiteerde. Uit de lippen staken spelden, en uit een gat in de tong hing een gerafeld koord.

Ik stelde het vergrootglas bij zodat Ryan kon meekijken en liet het over de neus, de wangen en de kaken gaan.

‘Wat valt je op?’

‘Kleine sneetjes.’

‘De huid werd teruggetrokken om de spieren te verwijderen. De wangen zijn vermoedelijk met een of ander materiaal opgevuld.’

Ik draaide het hoofd om.

‘De schedelbasis werd beschadigd om de hersens eruit te halen.’

‘Wat is dit verdorie?’

‘Een door Peruviaanse koppensnellers buitgemaakte schedel.’

Ryan keek me aan alsof ik hem had verteld dat het een buitenaards sterrenkind was.

‘De meeste werden tussen de eerste en de zesde eeuw voor Christus langs de zuidkust vervaardigd.’

‘Een verschrompeld hoofd?’

‘Ja, Ryan. Een verschrompeld hoofd.’

‘Hoe is dat van Peru in Canada gekomen?’

‘Verzamelaars zijn dol op dit soort dingen.’

‘Is dat wettelijk toegestaan?’

‘Sinds zevenennegentig is het in de Verenigde Staten verboden. Ik weet niet hoe dat in Canada zit.’

‘Heb je er ooit eerder een gezien?’

‘Ik heb een aantal vervalsingen gezien, maar nog nooit een echte.’

‘Deze is dus echt?’

‘Volgens mij lijkt hij authentiek, en aan de beschadigde tanden te zien is er met dit ventje nogal wat in de rondte getrapt.’

Ik legde de schedel op de tafel.

‘De authenticiteit zal door een archeoloog moeten worden bepaald. Wat doe jij hier?’

Ryan bleef naar het hoofd kijken.

‘Jouw mening over de romp.’

Hij stak zijn hand uit, raakte het haar aan en prikte in de wang.

‘Worden er stroomopwaarts zeventigjarigen vermist?’

‘Hè?’

Hij keek op en veegde zijn hand af aan zijn spijkerbroek.

‘Ik heb nog maar een voorlopig onderzoek gedaan, maar deze vent heeft heel wat kilometers op de teller staan.’

‘Dus vermoedelijk niet Clément.’

‘Vermoedelijk niet.’

Ik pakte mijn meetlat, maar Ryan maakte geen aanstalten om weg te gaan.

‘Was er nog iets?’

‘Galiano vroeg of ik een persoonlijk gesprekje met die stoute Chantale wilde voeren. Scheelt hem een reisje. Hij stelde voor dat jij zou meegaan.’

Meegaan? Een vonkje rood.

Ryan wees op de schedel.

‘Waarom zit er een gat in het voorhoofd?’

‘Touw.’

‘Het lijkt me vreselijk als ze zoiets met mij zouden doen.’

Ik trok een gezicht van ‘bewaar me’.

‘De Specters doen niet meer mee waar het om de septic tank gaat. Nu Gutiérrez in de kraag is gegrepen ziet het ernaar uit dat die hele theorie over een seriemoordenaar van de tafel is. Maar Galiano dacht dat het geen kwaad kon om met ons prinsesje te gaan praten.’

‘Heeft Galiano weer gebeld?’ Cool.

‘Vanochtend.

‘Heeft Gutiérrez bekend?’

‘Nog niet, maar Galiano is ervan overtuigd dat dat nog wel komt.’

‘Fijn om te horen dat hij jou op de hoogte houdt.’

‘Ik zit hier, hij zit daar. Ik doe die ondervraging om een collega ter wille te zijn.’

‘Daar ben je goed in.’

‘Zo is het.’

‘God zegene de geslachtsklieren.’

‘Jij bent een wetenschapper, Brennan. Jij bekijkt botten. Ik ben een politieagent. Ik ondervraag mensen.’

Toen ik wat terug wilde zeggen, ging Ryans pieper. Hij trok hem van zijn broekband en las wat er op het schermpje stond.

‘Ik moet ervandoor. Hoor eens, je hoeft niet mee naar Chantale. Galiano dacht dat je er graag bij betrokken wilde blijven.’

‘Wanneer is dat uitstapje?’

‘Ik zou tegen zessen uit Drummondville terug moeten zijn.’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Normaliter kijk ik dan naar het Shopping Channel.’

‘Wat is er aan de hand, Brennan? pms?’

‘Wat!’

Hij hief zijn handen alsof hij zich wilde verdedigen.

‘Ik pik je rond kwart voor zes op.’

‘Mijn hart klopt vol verwachting.’

‘En Brennan.’ Ryan wees met zijn duim naar de tafel. ‘Leer een lesje van onze Peruviaanse vriend. Stop voordat je je hoofd verliest.’

Ik bracht de rest van de dag met onze Peruviaanse vriend door. Röntgenfoto’s bevestigden dat de schedel van een mens afkomstig was, niet van een hond of een vogel die door vervalsers vaak werden gebruikt. Ik nam foto’s, schreef een verslag en nam toen contact op met het hoofd van de afdeling Antropologie van de McGill Universiteit. Hij beloofde dat hij de juiste expert zou opsporen.

Om twee uur kwam Robert Gagné langs om te zeggen dat de profielschetsen binnenkort klaar zouden zijn. Het tempo waarin het dna van het kattenhaar zou zijn bepaald schokte me net zoals Susanne dat met haar schedelmodel had gedaan. De politie moest altijd wekenlang op een uitslag wachten.

Gagnés reactie was identiek aan die van Susanne. De zaak was buitengewoon. Hij was erdoor geïntrigeerd. Hij zou er spoed achter zetten.

Tegen drieën was ik op weg naar St. Hubert.

Tegen halfvier was ik op weg naar huis, en op de stoel naast me stond een doos met daarin de schedel van het Paraíso. Het gezicht zou ik zelf zo goed mogelijk moeten reconstrueren.

Er was erg veel verkeer, het was rijden en stilstaan, waarbij ik de ene keer mijn hand op de versnellingshendel had en de andere keer met mijn vingers op het stuur trommelde. Geleidelijk aan werd het meer stilstaan dan van rijden. Op Victoria Bridge liep het helemaal vast en kwam ik geen meter meer vooruit. Ik was omringd door een autoshowroom van vier rijstroken breed.

Ik had daar tien minuten gestaan toen mijn gsm ging. Ik pakte hem snel, blij met de afleiding.

Het was Katy. ‘Hai, mam.’

‘Hai, liefje. Waar ben je?’

‘In Charlotte. De colleges voor dit jaar heb ik achter de rug.’

‘Is dat niet een beetje laat?’

‘Ik moest nog een project afmaken.’

Katy was vijfdejaars aan de universiteit van Virginia. Ze was intelligent, geestig, aantrekkelijk en blond, maar mijn dochter wist nog niet precies wat het leven haar te bieden had, en ook nog niet wat ze ermee aan moest.

Ik zou niet weten wat het leven haar mét te bieden had! Ook al waren mijn ex-echtgenoot en ik van elkaar vervreemd, daarover waren we het in elk geval eens.

‘Wat was je aan het onderzoeken?’ vroeg ik terwijl ik de auto in de versnelling zette om zo’n dertig centimeter verder te kunnen rijden. ‘Het effect van kaassaus op het geheugen van de rat.’ Katy’s hoofdvak was psychologie. ‘En?’

‘Ze zijn dol op het spul.’

‘Heb je je al voor het volgende semester ingeschreven?’

‘Ja.’

‘Bijna het laatste, hè?’ Pete en ik betaalden voor twaalf semesters waarin ze naar de betekenis van het leven mocht zoeken.

‘Ja.’

‘Ben je bij pappa?’

‘Nee, ik zit bij jou thuis.’

‘O?’ Katy zat meestal liever in het huis waar ze als kind had gewoond dan in mijn huisje in de stad.

‘Boyd is bij me. Dat vind je toch wel goed?’

‘Tuurlijk. Waar is Birdie?’

Ik kon ineens drie meter doorrijden.

‘Op mijn schoot. Jouw kat is niet zo dol op Boyd.’

‘Dat klopt.’

‘Zijn haren staan aldoor overeind.’

‘Is je vader de stad uit?’

‘Ja, maar ze komen vandaag terug.’

‘Ze?’

‘Oeps.’

‘Het geeft niet.’

‘Hij heeft een nieuwe vriendin.’

‘Leuk.’

‘Ik denk dat de maat van haar beha haar IQ overtreft.’

‘Daar kan ze niks aan doen.’

‘Ze houdt niet van honden.’

‘Daar kan ze wel wat aan doen.’

‘Waar ben je?’

‘In Montreal.’

‘Zit je in een auto?’

‘Ja, het gaat lekker vlot.’

Ik reed inmiddels met een vaartje van zo’n kilometer of twintig per uur.

‘Wat doe je daar?’ vroeg ze. Ik vertelde het haar.

‘Waarom gebruik je de echte schedel niet?’

Ik vertelde haar over Díaz en Lucas en het in beslag genomen skelet. ‘Ik had een professor in de sociologie die ook Lucas heette. Richard Lucas.’

‘Deze heet Hector.’

Ik had het nog niet gezegd of ik wist wat er zou komen. Gedurende Katy’s hele vierde jaar was ze dol op kinderrijmpjes. En ze was er al eentje aan het opdreunen.

Hector Protector was dressed all in green;

Hector Protector was sent to the queen…

‘Hector de Snijder moest worden opgehangen aan zijn milt,’ onderbrak ik haar.

‘Dat is vreselijk.’

‘Het is een eerste probeersel.’

‘Probeer het maar liever niet nog eens. De dichtkunst hoeft niet te lijden onder het feit dat jij gefrustreerd bent.’

‘Hector de Beschermer is Coleridge niet.’

‘Wanneer kom je weer naar Charlotte, mam?’

‘Dat weet ik nog niet. Ik wil eerst mijn werk in Guatemala afmaken.’

‘Veel succes.’

‘Heb je al een vakantiebaantje?’

‘Daar ben ik mee bezig.’

‘Veel succes.’

Gagné belde toen ik mijn oprit in reed. ‘We hebben een overeenkomst.’ Zijn woorden sloegen nergens op. ‘Waar heb je het over?’

Ik dook de ondergrondse garage in.

‘We hebben onze mitochondriale technologie net op computer gezet, en ik besloot er wat mee te gaan spelen. Ik dacht dat ons dat wat meer zou opleveren voor het geval dat het monster uit de septic tank erg beschadigd was.’

Ik drukte op de knop van mijn afstandsbediening. De deur ging ratelend omhoog. Toen ik de garage in reed hoorde ik Gagnés stem van steeds grotere afstand komen en af en toe zelfs helemaal wegvallen.

‘Twee van de monsters komen overeen.’

‘Ik heb je maar één monster gegeven.’

‘Er zaten vier monsters in de envelop.’ Ik hoorde papier ritselen. ‘Paraíso, Specter, Eduardo, De la Alda.’

Minos moest mijn verzoek verkeerd hebben begrepen. Toen ik hem om haren had gevraagd, had ik alleen het haar van de spijkerbroek uit de septic tank bedoeld. Hij had monsters van alle vier de katten gegeven.

Ik kon de vraag nauwelijks uit mijn mond krijgen.

‘Welke monsters zijn gelijk, monsieur Gagné?’

Achter me maakte de garagedeur een klikkend geluid en ging omlaag.

Ik kon Gagné niet goed meer verstaan. Ik deed mijn uiterste best om iets uit zijn woorden op te maken. Mijn mobieltje begon te piepen.

Ik hoorde alleen nog stilte.