Mobiele tactische commandocentrale, Noordwest-Oregon
Vrijdag, 19.01 uur
Op het dak van de bus stonden schotelantennes in diverse richtingen opgesteld om de signalen van allerlei relaissatellieten af te tappen. Computers verwerkten de signalen en neusden door een ingewikkelde mengeling van transmissies afkomstig van honderdduizenden nietsvermoedende mensen.
De bus stond aan het einde van een korte, onverharde weg naar een ondiepe vuilstortplaats. Compost, dood hout, rottend vuilnis en ontwortelde bomen lagen er als een barricade van revolutionairen op een grote hoop. Een boer of houthakker gooide hier al jaren zijn afval weg en bespaarde zich op die manier het geld dat hij bij de stortplaats van het district moest betalen. Van de borden met privéterrein en verboden toegang ging geen grote dreiging uit; Adam Lentz had veel effectievere intimidatiemethoden tot zijn beschikking.
Maar de laatste tijd was hier niemand geweest, zeker niet in het donker. De mannen van zijn professionele afluisterteam hadden het rijk voor zich alleen - en met alle zwarte apparatuur die in de bus stond opgesteld was het grootste deel van Noord-Amerika binnen handbereik. Drie takken vol stekelige dennennaalden dienden als camouflagenet op het dak. De dikke wolken verduisterden de sterren en maakten de nacht donker en ondoordringbaar. Maar bomen noch wolken hinderden de satelliettransmissies.
De computers in het dashboard van de mobiele commandocentrale scanden duizenden frequenties, haalden transmissies door stemherkenningsprogramma's, zochten sleutelwoorden en concentreerden zich op waarschijnlijke transmissieplaatsen.
Ze waren al urenlang zonder succes aan hun onzichtbare surveillance bezig, maar Adam Lentz was een volhouder. En als hij het onderwerp niet zelf ter sprake bracht, durfde de rest van zijn team er niet over te beginnen.
Lentz werd niet snel ongeduldig. Die eigenschap had hij in de loop der jaren gecultiveerd. Dankzij zijn geduld, zijn koele emotieloosheid en de afwezigheid van berouw had hij zijn huidige machtspositie bereikt - door niemand erkend maar desondanks aanzienlijk. Weinig mensen begrepen wat hij deed, maar Lentz was tevreden met zijn plek in de wereld en het belang van zijn activiteiten.
Toch zou hij nog veel tevredener zijn geweest als hij agent Mulder had kunnen vinden.
'Hij kan niet weten dat we hem zoeken,' mompelde Lentz. De man aan het commandopaneel keek hem aan. Zijn gezicht was onbewogen en verried geen enkele verrassing. 'We zijn heel discreet geweest,' zei de man. Lentz tikte peinzend met zijn vingers op het dashboard. Hij wist dat Mulder en Scully uit elkaar waren gegaan. Agent Mulder had het lijk van de vrachtwagenchauffeur gezien, dat de mannen van Lentz netjes hadden opgeruimd. Mulder én Scully waren naar Dormans eenzame huisje in het dal gereden, dat nu - samen met het lijk van Patrice Kennessy - een smeulende puinhoop was.
Daarna waren ze gevlucht. Lentz was ervan overtuigd dat Mulder of Scully de kleine Jody en zijn met nanobeestjes geïnjecteerde hond bij zich had.
Maar de ziekte verspreidde zich door iets anders. Patrice Kennessy en de jongen waren ergens bang voor geweest. Was die hond soms dol geworden? Waren die nanomachientjes in dat beest - die Lentz op de videoband zo duidelijk en niets verhullend aan het werk had gezien - soms de kluts kwijt? Vernietigden ze nu mensenlevens?
Dat vooruitzicht was angstaanjagend, en hij wist dat zijn superieuren volstrekt gelijk hadden als ze dat hele gevaarlijke onderzoek wilden uitwissen.
Hij moest de orde in de wereld herstellen.
Buiten werden de nachtinsecten van Oregons diepe bossen wakker. Ze zoemden en snorden. Sprinkhanen, boombeestjes... Lentz kende hun wetenschappelijke namen niet. Hij had nooit veel belangstelling voor de dierenwereld gehad. Het nestgedrag van de mensheid in het algemeen was al interessant genoeg.
Hij leunde achterover en wachtte, maakte zijn geest leeg en dacht nergens aan.
Lentz was iemand met veel zware verantwoordelijkheden en duistere geheimen en vond het heel rustgevend om zijn geest op nul te zetten. Hij hoefde geen plannen te maken, geen complot te beramen. Hij voerde zijn taken altijd stap voor stap uit.
En in dit geval kon hij pas de volgende stap doen als hij nieuws over agent Mulder had.
De man aan het commandopaneel zat plotseling rechtop. 'Er komt iets,' zei hij. Hij trok zijn koptelefoon omlaag en draaide aan de knoppen van zijn ontvanger.
'Transmissienummer bevestigd, frequentie bevestigd.' Hij wendde zich al glimlachend tot Lentz voordat hij zijn zelfbeheersing had herwonnen en zijn gezicht weer in de plooi had. 'Stempatroon bevestigd. Het is agent Mulder. Ik neem het op.'
Hij gaf de koptelefoon aan Lentz, die hem snel op zijn plaats trok. De technicus was nog steeds met de knoppen en de recorder bezig. Lentz luisterde naar het door ruis en allerlei geluiden bemoeilijkte gesprek tussen Mulder en Scully. Lentz had een ijzeren beheersing over zijn reacties, maar hij sperde zijn ogen wijd open en trok zijn wenkbrauwen hoog op.
Scully had inderdaad de jongen en de hond bij zich - en de jongen was van een ernstige verwonding genezen... maar het meest verbijsterende was dat de sukkel van de organisatie, Jeremy Dorman, niet bij de brand van DyMar was omgekomen. Hij leefde nog, vormde nog steeds een bedreiging... en nu bleek ook Dorman drager van die smerige nanotechnologie te zijn.
Na allerlei dreigementen en toelichtingen regelden Dorman en agent Scully plaats en tijd van een ontmoeting. Mulder, Scully, Dorman, Jody en de hond vielen allemaal recht in zijn schoot... als Lentz en zijn mannen genoeg tijd voor een hinderlaag hadden.
Zodra het mobiele telefoongesprek was afgelopen, bracht Lentz zijn team in actie. 'Terug naar DyMar,' zei hij. 'Topsnelheid.'
Elk lid van zijn team wist precies waar de uitgebrande resten van het laboratorium lagen. Alle huurlingen hadden immers meegedaan aan de zogenaamde demonstratie waarbij het onderzoekslaboratorium was verwoest. Ze hadden zelf de brandbommen gegooid, de versnellende middelen aangebracht en het gebouw laten ontploffen, zodat er weinig meer dan een bouwvallig skelet van restte. 'We moeten er eerder zijn dan zij,' zei Lentz.
De bus schoot als een moordzuchtige haai het doodlopende onverharde pad af en reed met roekeloze en hoogst onvoorzichtige snelheid de weg op, die glad was van de bladeren.
Maar van een gewoon verkeersongeluk lag Lentz op dat moment niet wakker.