Hoofdstuk 4

 

 

 

‘We zijn laat, Koninklijke Hoogheid.’

Dat realiseerde Kostas zich maar al te goed. In de foyer van het kasteel wachtte hij op Stella’s komst. Hun eerste gasten konden elk moment arriveren. Op de binnenplaats hadden zich duizenden mensen verzameld die een glimp wilden opvangen van hun koning en toekomstige koningin.

Journalisten van over de hele wereld stonden ongeduldig te wachten, drie rijen dik, camera’s in de aanslag. De noodzaak om voor de komst van hun gasten eerst zowel het volk als de media te begroeten, drukte zwaar op zijn gemoed. Bovendien moest hij straks de belangrijkste toespraak van zijn carrière houden. Hij had geen tijd voor een rebelse prinses die voor de zoveelste keer haar punt wilde maken.

Vanuit zijn ooghoeken ving hij een glimp blauw op. Zijn toekomstige koningin maakte haar opwachting, en even was het alsof haar ogen in brand stonden. Met de zoom van haar saffierblauwe gewaad in haar hand daalde ze behoedzaam de trap af. De geconcentreerde blik op haar gezicht, haar vastberaden kin, het vuur dat in haar elektrisch blauwe ogen gloeide, benamen hem de adem. Ze was vastbesloten te overwinnen. Hij las het in elke koppige lijn van haar lijf… in de pure wilskracht die ze uitstraalde. Nog nooit in zijn leven had hij zoiets sexy’s gezien.

Hij haalde diep adem om van het hele plaatje te kunnen genieten, het te kunnen absorberen, want het was niet mis. De jurk, die volmaakt kleurde bij haar ongelooflijke ogen, wikkelde zich in een verleidelijke omhelzing om haar slanke welvingen. Haar in losse krullen opgestoken haar benadrukte haar lange slanke hals. De diamanten die in haar oren en om haar hals glinsterden, reflecteerden een gloed die van binnenuit leek te komen.

Niet voor het eerst in zijn leven werd hij volkomen beneveld door haar verschijning. Geïntrigeerd. Wanneer Stella een ruimte betrad, verbleekte iedereen om haar heen.

Op de laatste trede bleef ze staan. Haar saffierblauwe ogen verwijdden zich onmerkbaar toen hij geen moeite deed om het effect dat ze op hem had te verbergen; ze had hem helemaal ingepakt. De lucht tussen hen was geladen. Hij wachtte af wat ze ging doen. Ze perste haar lippen opeen en nam die koele, blasé houding aan die, wist hij zo langzamerhand, haar eerste verdedigingsmechanisme was.

‘Het spijt me dat ik zo laat ben,’ zei ze. ‘Mijn haar wilde niet.’

Hij bestudeerde de volmaakte krullen. ‘Er zit geen haar niet op zijn plaats.’

‘Nu.’ Ze keek naar de antieke glazen deuren die naar de ingang van het kasteel leidden. ‘Er zijn duizenden mensen buiten. Ik zag ze vanuit mijn raam.’

‘Tienduizenden. En we zijn laat. Ben je klaar?’

Ze knikte. Hij bood haar zijn hand om haar de laatste tree af te helpen. Ze nam hem aan. De energie die tussen hen heen en weer schoot toen hij zijn vingers om die van haar sloot was een levende, ademende entiteit. Stella keek even naar hun verstrengelde handen en liep vervolgens met opgeheven hoofd naast hem naar de deuren.

‘Je ziet er verbijsterend mooi uit, maar waar is de achterkant van je jurk?’ fluisterde hij in haar oor.

Ze glimlachte. ‘Het leek me goed om de boel een beetje op te schudden.’

Het leed geen twijfel dat ze dat zou doen.

De flitsende camera’s verblindden hen toen ze de zuilengang van het kasteel betraden. Er steeg een gejuich op uit de menigte op de binnenplaats. Bij de opwinding, het gevoel van verwachting dat de nacht vervulde, huiverde hij. Even stond zijn hart stil.

De menigten die zich altijd voor zijn vader hadden verzameld, waren gecoördineerd geweest. Dit was spontaan. Niemand was gedwongen te komen en toch… waren ze er, dicht op elkaar gepakt. Kostas kwam goed uit de peilingen sinds de aankondiging van de komende verkiezingen en het nieuws van zijn verloving met Stella. Het bewijs dat de hoop wortel had geschoten in zijn land.

Als hij het vertrouwen van het volk kon winnen, kon hij deze natie opnieuw opbouwen. Dan kon hij alles wat fout was gegaan rechtzetten.

Stella kneep in zijn hand. Hij had zich niet gerealiseerd dat hij stokstijf was blijven staan. Hun blikken vonden elkaar, vol emotie. Toe maar, leken haar ogen te zeggen. Grijp het moment. Glimlachend stapten ze naar voren om de menigte te begroeten.

De pers kon geen genoeg krijgen van Stella en Kostas. Het stel liet zich uitgebreid fotograferen alvorens ze hun plek innamen boven aan de trap, naast de familie Constantinides. Toen kwam de eerste limousine aanrijden.

Een volledig herstelde, desalniettemin fragiel uitziende koning Gregorius stond naast koningin Amara, geflankeerd door Nikandros, zijn vrouw Sofía, Aleksandra en haar echtgenoot, Aristos. Dat hij weer alleen was trof hem op hetzelfde moment dat Stella’s aanwezigheid naast hem die ruimte in hem vulde. Ze was de sterkste vrouw die hij kende.

Zelfverzekerd en volkomen op haar gemak begroette ze iedere gast met haar volmaakte charme, maar wat hem vooral trof was de manier waarop ze contact legde met iedere nieuw aangekomen gast. In elke korte begroeting wist ze iets te leggen wat de ontmoeting gedenkwaardig maakte. Die vaardigheid was een uitvloeisel van haar koninklijke afkomst, maar ging ook dieper. Omdat ze werkelijk om mensen gaf.

Toen ze de eerste vorsten, politici en hooggeplaatste Carnelianen hadden begroet, had hij er schoon genoeg van. Hij legde een hand tegen de sexy blote rug van zijn verloofde.

Stella keek naar de mensenmenigte, die nog steeds zwaaide en hun namen scandeerde. ‘We kunnen ze niet zomaar achterlaten.’

‘We moeten wel. We hebben een strakke agenda.’

Ze trotseerde hem met een koppige blauwe blik. ‘Als je de mensen voor je wilt winnen, Kostas, moet je de mensen kennen.’ Met die woorden trok ze de zoom van haar jurk op en liep naar de trap.

Zacht vloekend liep hij achter haar aan. Zijn lijfwacht stapte naar voren. ‘U kunt zich niet in die menigte begeven, Koninklijke Hoogheid. U kent de –’

‘Dreiging,’ zei hij grimmig. Hij realiseerde zich maar al te goed dat hij een doelwit was voor moordenaars. Dat velen hem dood wensten. Maar zijn toekomstige koningin was inmiddels de trap af gedaald om bloemen aan te nemen van een jong meisje. Haar koppige rug tartte hem haar te volgen. Dat deed hij dan ook maar. Deze keer vloekte zijn lijfwacht. De man deelde instructies uit aan zijn veiligheidsteam en liep achter hem aan de menigte in.

Stella glimlachte Kostas suikerzoet toe, toen hij naast haar kwam staan en een arm om haar middel sloeg. ‘Dit is Berdina. Je vader heeft haar ooit de hand geschud.’

Hij schudde Berdina’s hand. Daarna de hand van een oudere dame naast haar, die even daarvoor Stella had omhelsd. Omhelsd! Ze liepen langs de eerste rij met oudere dames en kinderen die hen wilden begroeten, mensen die bevestigd wilden zien dat er verandering op komst was.

Een man met een getekend gezicht stapte naar voren om hem de hand te drukken. ‘Komen er echt verkiezingen? We hebben hier zo lang op gewacht.’

‘Ja,’ bevestigde Kostas, ‘u hebt mijn woord.’

‘Maar gaan ze ook echt iets betekenen?’ vroeg de man.

‘Het zijn geen schaduwverkiezingen,’ beloofde hij hem. ‘De mensen krijgen echte macht. Samen zullen we dit land veranderen.’

Tegen de tijd dat hun vertwijfelde pr-medewerker hen terugriep, had Kostas een schorre keel. Met een stevige hand om Stella’s middel leidde hij haar naar de trap terug.

Tevreden keek ze hem aan. ‘Blij dat je dat hebt gedaan?’

‘Ja,’ gaf hij toe. ‘Al is mijn beveiliging dat niet.’

‘Waarom niet? Onze lijfwachten waren er toch bij?’

‘Ik ben een doelwit voor aanslagplegers, Stella.’

Haar mond viel open. Ze staarde hem aan, miste een tree en zou gevallen zijn als hij haar niet tegen zich aan had getrokken.

‘Doelwit voor aanslagplegers,’ fluisterde ze. ‘In vredesnaam, ik had niet –’

‘Denk na,’ zei hij. ‘Je had het te druk met je punt maken.’

Haar gezicht werd vuurrood.

‘Ik weet dat het lastig is,’ zei hij, terwijl hij haar via de trap van het kasteel naar binnen leidde, ‘maar kun je alsjeblieft iets minder impulsief zijn, vooral als het om het protocol gaat?’

 

Thee mou. Stella’s hoofd tolde, het bloed joeg door haar aderen, terwijl ze Kostas’ grote passen in de lange gang naar de balzaal probeerde bij te houden. Aan zoiets afschuwelijks had ze helemaal niet gedacht, toch had ze dat moeten doen. Kostas had haar uitgelegd wie zijn vijanden waren; en natuurlijk was hij een doelwit.

Maar aanslagplegers? Ze proefde de angst in haar mond. Het leek haar belangrijk dat Kostas minder afstandelijk overkwam, minder stijf en formeel. Ze voelde zijn spanning zodra ze naar buiten gingen. Toch leek hij geraakt door de enthousiaste reactie die de mensen hem getoond hadden. Hun blijdschap had hem ontroerd, al kon hij dat niet tonen.

Lypami,’ mompelde ze, toen ze voor de massieve deuren naar de balzaal bleven staan. Het spijt me.

Kostas keek op haar neer. ‘Wat zou je ervan zeggen om voortaan iets minder dwars en iets gehoorzamer te zijn?’

Haar mond viel open. ‘Alsof ik –’

Hij legde een vinger tegen haar mond. Een stralende glimlach lichtte zijn sombere gezicht op. ‘Ik wilde je alleen maar op stang jagen. Je zult je vuur hier vanavond nodig hebben, yineka mou.’

Haar mond brandde waar hij haar had aangeraakt, en ze was helemaal van slag door het koosnaampje. Deze kloppende, onontkoombare band met hem, die al tussen hen brandde vanaf het moment waarop ze vanavond de trap was afgedaald, wilde ze helemaal niet voelen.

Alsof hij er al niet spectaculair genoeg uitzag in formeel militair kostuum: een streng zwart uniform versierd met gouden knopen en een rode sjerp. Het maakte hem buitenproportioneel groot.

Toen ze haar hoofd boog, haalde hij zijn hand weg. ‘Maak je over mij geen zorgen. Ik heb het onder controle.’

‘Dat is het enige waar ik niet aan twijfel.’

Een diepe basstem kondigde hun komst aan. Stella pakte Kostas’ arm en liep met hem de zaal in, door de menigte van bijna vijfhonderd gasten naar de plek waar Nik hen opwachtte. De kakofonie van geluid van het applaus van de gasten weerkaatste tegen de honderden glas-in-lood ramen die de muren sierden.

Het verbijsterende paarse, gouden en oranje licht van de glazen ramen, belicht door een dozijn antieke kroonluchters, zette de toon voor de avond. Stella en Kostas namen hun plek in naast Nik op een laag balkon. Uitkijkend over de volgepakte balzaal kreeg Stella kippenvel: een glinsterende, geprivilegieerde menigte die over het lot van de koning kon beslissen. Haar lot, verbeterde ze zichzelf, want het was immers ook haar lot.

Het werd stil toen Kostas hun gasten begroette. In een menigte was hij behoedzaam, maar als redenaar was hij dwingend. In zijn stem klonk de hartstocht door voor zijn visie van een nieuw Carnelia, gebaseerd op het zelfbeschikkingsrecht van zijn bevolking, op de modernisering die een nieuw verlicht tijdperk zou inluiden. Hij daagde zijn volk uit zijn uitdaging aan te nemen en van een betere toekomst te dromen.

‘Ik leg me erop vast,’ mompelde ze zacht, toen hij uitgesproken was.

Hij boog zijn hoofd. Zijn adem was als een warme liefkozing bij haar oor. ‘Efharisto. Misschien ben je in de toekomst ook bereid om je vast te leggen op… andere onderdelen van ons partnerschap.’

Haar wangen brandden. ‘In je dromen, Kostas.’

‘Daar ben je al, Stella.’

Ze ontweek zijn blik en keek naar de menigte, toen Nik het woord nam. Ze ging er niet in mee. Behalve dan dat haar hele lijf al voor hem was gezwicht. Het werd er niet beter op door de stevige hand die Kostas tegen haar blote rug legde. Zijn grote hand brandde op haar huid.

Dat aspect van de jurk had ze bij haar keuze domweg over het hoofd gezien. Daardoor kon ze zich bij de introducties maar moeilijk concentreren. Zijn bezitterige hand op haar rug was een geheugensteun aan de overweldigend mannelijke man die hij was.

Met opeengeklemde kaken probeerde ze zich te concentreren, gezichten te verbinden aan de namen die Kostas haar had gegeven, vertrouwd zien te raken met de vips met wie ze beleefde praatjes aanknoopte. Zo legde ze de grondslag voor relaties die ze later verder uit zou bouwen.

Het was vermoeiend, en het kostte een grote mentale inspanning om al die informatie over zoveel mensen te absorberen, ondanks haar goede geheugen. Ze snakte naar een pauze. Opeens voelde ze Kostas naast haar verstijven.

Ze volgde zijn blik naar het stel dat recht voor hen stond. De lange donkerharige man van middelbare leeftijd droeg een militair uniform, de strepen op de schouder duidden op een mooie staat van dienst. Hij was niet echt aantrekkelijk, maar zijn doordringende donkere ogen hielden haar aandacht vast. Haar yaya had altijd gezegd dat je mensen aan hun ogen moest beoordelen, en de donkere blik van deze man beloofde weinig goeds.

Generaal Houlis.

Kostas trok haar mee. ‘Generaal Houlis, mag ik u voorstellen aan mijn verloofde, Stella Constantinides. Stella, generaal Houlis is de bevelvoerder van de Carneliaanse marine en hij is lid van mijn Uitvoerende Raad.’

Stella bood de generaal haar hand.

Met een spottende blik boog hij zich eroverheen. ‘Het genoegen is geheel aan mijn kant, Koninklijke Hoogheid,’ zei hij, zich weer oprichtend. ‘We hebben… uitgezien naar uw komst hier in Carnelia.’

De generaal stelde Stella voor aan zijn echtgenote. Daarna keek hij haar weer aan. ‘U bent vanavond warm onthaald.’

Ze rechtte haar schouders. ‘Het was geweldig. Ik verheug me erop de hechte banden te herstellen die ooit tussen Carnelia en Akathinia hebben bestaan. Ik koester de herinneringen eraan uit mijn jeugd. Het verheugt me ook,’ zei ze zogenaamd onschuldig, ‘om te zien hoe blij de bevolking is met de komende verkiezingen. Hun geloof in een betere toekomst is –’

‘Inderdaad,’ onderbrak de generaal haar. ‘De vraag is alleen of ze al aan zulke veranderingen toe zijn.’

‘Ze zijn er al heel lang klaar voor.’ Kostas keek de generaal scherp aan. ‘Angst en intimidatie hebben hun de mond gesnoerd. Veranderingen zijn altijd moeilijk, maar de kortstondige pijn van het onbekende levert uiteindelijk winst op. Dat vertrouwen moeten we allemaal hebben. Degenen die zich tegen verandering verzetten, doen dat alleen uit eigenbelang. Uit angst om wat ze te verliezen hebben.’

De ogen van de generaal glinsterden. ‘Of ze voelen niets voor veranderingen die hun zijn opgedrongen. Zijn er niet genoeg voorbeelden van landen die te laat merkten dat de oude manier toch beter was?’

‘Oude manier zoals in het onderdrukken van hun rechten? Zoals in de angst voor hun eigen veiligheid als ze weigeren zich aan de regels te houden? U bent het vast met me eens dat dat nauwelijks een verbetering kan worden genoemd.’

‘Soms,’ wierp de generaal tegen, ‘missen mensen het vermogen om zulke belangrijke beslissingen te nemen. Soms ontbreekt het hun aan visie.’

‘Vandaar de overgangsperiode.’ Kostas klonk kil. ‘Ik heb een rotsvast vertrouwen in dit volk. Er is maar één weg voorwaarts voor dit land.’

Generaal Houlis trok een schouder op. ‘De tijd zal het leren.’

Stella haalde diep adem. De generaal keek haar aan. ‘Als ik de geruchten mag geloven, neemt u zitting op de eerste rang van de Uitvoerende Raad om uw visie uit te dragen…’

Ze opende haar mond om te antwoorden, maar Kostas’ vingers verstrakten om haar middel. ‘Eerst komen er verkiezingen,’ zei de koning. ‘Er moeten nog veel details bestudeerd worden voor de nieuwe raad vorm krijgt.’

‘Maar zij heeft zitting in de raad?’

Ze rechtte haar rug bij de onverholen minachting in de stem van de generaal.

‘Hare Majesteit,’ zei Kostas met nadruk, ‘zal een belangrijke rol spelen in de regering van dit land, ja.’

‘Vindt u niet,’ kwam Stella tussenbeide, ‘dat het tijd wordt dat de raad het vrouwenstandpunt beter verwoordt? Iets meer empathie, compassie, om de vergissingen uit het verleden goed te maken?’ Ze hield haar hoofd schuin. ‘We leven tenslotte niet meer in de middeleeuwen.’

‘Nee,’ zei de generaal. ‘Dat is waar. Helaas gaat het vaak mis wanneer emoties wetsontwerpen in de weg staan.’

Ze keek hem strak aan. ‘Ik beloof u, generaal Houlis, dat mijn emoties mijn gezonde verstand niet in de weg zullen staan. In mijn ervaring kunnen empathie, begrip voor elkaar en communicatie grote conflicten uit de wereld helpen.’

‘U bent zo populair, dat het u vast geen moeite zal kosten die boodschap over te brengen. U hebt met uw werk wereldwijd veel krediet vergaard.’ Hij trok een wenkbrauw op. ‘De volgende Eva Péron, misschien?’

‘Ik zou die vergelijking bepaald niet trekken.’

‘Toch is het een intrigerende vergelijking. Sommigen zeggen dat Eva in feite alle macht bezat.’

Kostas werd gevaarlijk stil naast haar. ‘Het gaat niet om macht vergaren, generaal Houlis. Het doel is die in de handen van het volk te leggen.’

De andere man trok een schouder op. ‘Ik wil alleen maar duidelijk maken dat uw verloofde iemand is om rekening mee te houden.’

Stella huiverde. Wat wilde hij daarmee zeggen?

Kostas legde zijn hand onder haar elleboog en nam afscheid van generaal Houlis en diens vrouw. Hij beefde zo ongeveer van woede.

‘Als ik je vraag geen olie op het vuur te gooien, moet je dat ook niet doen. Je aanstelling in de raad is een delicate kwestie. Je moet niet op de zaken vooruit lopen.’

‘Heb je je soms al bedacht?’

Hij keek haar woedend aan. ‘Ik kom nooit op een belofte terug, dat zul je nog wel merken, maar je moet geduld hebben. We moeten dit met kleine stapjes doen.’

‘Dat begrijp ik, Kostas, maar vertel me niet wat ik wel of niet mag zeggen.’

Fel keek hij haar aan. ‘Ik geef je macht, maar ik blijf koning van dit land, Stella. Je luistert naar me als ik je iets beveel. Gehoorzaamt me als ik om je medewerking vraag.’

Haar huid prikte alsof hij haar geslagen had. ‘Ik heb nog niets toegezegd. Misschien wil je dat in overweging nemen, want straks zit je zonder vrouw.’

‘Stella…’

‘Ik neem even een pauze.’

Ze rukte zich los, waarna ze weg beende, regelrecht op Alex en Sofía af.

Alex nam haar bevreemd op. ‘Wat is er gebeurd? Je ziet eruit alsof je elk moment kunt ontploffen.’

‘Drie keer raden.’

‘Kostas, Kostas en Kostas.’ Haar zus pakte een glas champagne van een dienblad van een passerende ober. ‘Je hebt duidelijk nog niet genoeg gedronken.’

Dat sprak voor zich. Ze nam een slok van het bubbeldrankje. ‘Misschien vermoord ik hem wel voor dit achter de rug is.’

‘Wat heeft hij nou weer gedaan?’

‘Hij zei dat ik hem moest gehoorzamen.’

Alex glimlachte. ‘Wat heb je daarop gezegd?’

‘Dat ik nog niets heb toegezegd.’ Ze haalde diep adem. ‘Hoe was jouw avond?’

Alex glimlachte. ‘Ach, je weet wel. De gewone praatjes. Het is vreemd dat deze mensen vorig jaar nog onze vijanden waren, en dat we nu met ze optrekken.’

‘Niet deze mensen,’ voegde Stella eraan toe, ‘de leiders. Wat kijk je opeens raar. Wat is er aan de hand?’

‘Niets, ik…’

‘Alex.’

‘Cassandra Liatos is hier. De vrouw die –’

‘Ik weet wie ze is.’ Stella’s hart bonkte tegen haar ribben. ‘Waar is ze?’

‘Ze staat naast de chocoladefontein… met de man in het grijze pak.’

Stella draaide zich behoedzaam om naar het stel. De man in stijve militaire dracht naast Cassandra was ongetwijfeld kapitein Mena, maar haar aandacht ging vooral uit naar de vrouw zelf. Cassandra had het volmaakt weelderige figuur waar ze altijd zo jaloers op was. Met haar verbijsterende schoonheid, lange zijdezachte lokken en exotische ogen was ze het soort vrouw dat verkeersopstoppingen veroorzaakte.

Het soort vrouw voor wie mannen hun hoofd verloren.

Sprakeloos staarde ze naar de persoon die haar leven op zijn kop had gezet. ‘Weet Nik dat ze hier is?’

‘Ja.’ Het antwoord kwam van Sofía. ‘Hij heeft ervoor gekozen niet met haar te spreken.’

Dat kon ze niet. Zoveel zelfbeheersing had ze niet. ‘Ik moet met haar praten.’

‘Dat lijkt me geen goed idee.’ Alex legde een hand op haar arm. ‘Laat het los, Stella.’

Maar ze was al op weg naar de fontein. Cassandra keek met grote ogen op, toen Stella dichterbij kwam. Stella begroette eerst kapitein Mena, vervolgens de vrouw naast hem. ‘Mag ik u even storen?’

De andere vrouw knikte. Alleen uit de onrust in haar donkere ogen bleek dat ze besefte dat dit allesbehalve een onschuldig onderonsje zou worden. Stella ging haar voor naar een van de terrassen buiten. Oog in oog met de vrouw die al wekenlang door haar hoofd spookte, haalde ze diep adem.

Efharisto,’ mompelde ze. ‘Het spijt me dat ik je heb weggesleurd.’

Cassandra schudde haar hoofd. ‘Toen ik Nikandros zag, wilde ik hem spreken. Mijn verloofde haalde me over dat niet te doen. Hij zei dat ik hem beter met rust kon laten.’

‘Zo lijkt iedereen erover te denken.’ Stella drukte haar champagneglas tegen haar borst. ‘Ik moet weten of je van mijn broer hield. Of hij van jou hield. Het is de enige rationele verklaring die ik kan vinden voor zijn buitenissige gedrag. Ja, die competitie tussen hem en Kostas was altijd al onnozel, maar er moet meer hebben gespeeld.’

Cassandra dacht even na. ‘Ik was verliefd op allebei,’ zei ze. ‘Dat moet je weten. Het was een onmogelijke situatie. Ik kende hun geschiedenis. Dat maakte het heel… moeilijk.’

‘Toch moet je voor een van de twee sterkere gevoelens hebben gehad.’

‘Ik was verliefd op Kostas,’ zei Cassandra kalm. ‘Ik aanbad Athamos, maar ik voelde meer voor Kostas.’

Stella was onvoorbereid op de intense steek jaloezie die door haar heen schoot. Voor de intense pijn om de gedoemde gok van haar broer. Athamos was niet iemand geweest die zijn hart snel had geschonken, maar als hij voor iemand zou zijn gevallen, was zijn liefde waarschijnlijk heel diep gegaan.

‘Wist hij het?’

‘Ik weet het niet. Ze wisten allebei dat ik tijd nodig had om na te denken. Ik probeerde te bedenken hoe ik Athamos moest afwijzen. Het was…’ Cassandra drukte haar handen tegen haar wangen. ‘Het was gebeurd voor ik het wist. Ik kwam erachter toen ik de volgende dag in de krant het nieuws van het ongeluk las.’

Toen Athamos dood was. Ze kon er niets aan doen, toch moest ze het vragen. ‘Vraag je je wel eens af, als je het eerder had gezegd…’

Cassandra’s olijfkleurige huid werd grauw. ‘Elke dag. Elke dag sinds het gebeurde. Maar ergens moest ik mezelf toch vergeven. Doorgaan. Athamos zou niet terugkomen door mezelf te straffen.’

Stella beet hard in haar lip. De metaalachtige smaak van bloed vulde haar mond. Cassandra had dit niet kunnen voorzien. Toch kon ze de vrouw diep vanbinnen niet vergeven dat ze Athamos de waarheid had onthouden vóór alles uit de hand was gelopen. Bovendien vermoedde ze dat Cassandra op twee paarden had gewed. Als de kroonprins van Carnelia als potentiële echtgenoot was afgevallen, had ze nog altijd de brokken op kunnen rapen met Athamos, en toch koningin kunnen worden.

Ze keek de vrouw tegenover haar aan. ‘Ben je gelukkig nu, met je verloofde?’

Cassandra sloeg haar ogen neer, maar niet voor Stella de emotie in die donkere ogen had zien schitteren. Het verdriet. ‘Ik heb… vrede gevonden.’

‘Bij een man die dit land de vrede wil onthouden?’

De vrouw rechtte haar schouders. ‘Het is niet wijs anderen te veroordelen voor je in hun schoenen hebt gestaan.’

Toch trok de intense jaloezie die Stella bekroop zich niets aan van wijsheid. Athamos was dood. Cassandra Liatos was overduidelijk nog verliefd op Kostas. Misschien was hun relatie wel nooit echt beëindigd. Misschien hield Kostas nog van haar. Opeens werd ze misselijk.

Dat was belachelijk, hield ze zichzelf voor. Het huwelijk van Kostas en haar had niets met liefde te maken. Het was een partnerschap. Toch besefte ze opeens wat het haar zou kosten wanneer ze zich door haar oude gevoelens voor haar verloofde zou laten beheersen.

Ze keek Cassandra aan. ‘Ik wens jou en kapitein Mena veel geluk. Ik hoop dat je de vrede vindt die je zoekt. Dat hoop ik oprecht.’

Ze draaide zich om, waarna ze naar binnen liep. Alex had gelijk; hier was het laatste woord nog niet over gezegd.

 

‘Hoeveel rechtbanken wilt u installeren?’

Kostas probeerde zich te concentreren op zijn gesprek met een hoge rechter uit Carnelia. De aanblik van zijn verloofde in de armen van Aristos Nicolades had een vreemde, ontbrandbare kracht in hem losgemaakt die veel op jaloezie leek. Een onbekende emotie waar hij weinig ervaring mee had. Als hij zijn zinnen op een vrouw had gezet, won hij haar voor zich. Als ze met hem speelde, hem probeerde te inspireren serieus over haar na te denken, had hij haar binnen het uur geloosd.

Maar Stella in de armen van de casinomagnaat, druk met elkaar in gesprek, liet hem bepaald niet koud. Het liefst stapte hij erop af om er een eind aan te maken.

Diep ademhalend richtte hij zijn aandacht weer op de vrouw voor hem, een machtige vrouw, een potentiële bondgenoot. ‘Ik weet het nog niet precies. U kunt erop rekenen dat u erbij zit.’

Hij beëindigde het gesprek. Vervolgens liep hij nog nagloeiend naar de dansvloer. Het was traditie dat het verloofde stel als eerste de dansvloer op ging, maar dat was niet gelukt. Eerst was zijn verloofde naar buiten gegaan met Cassandra Liatos, een botsing die hij niet had weten te voorkomen, daarna had Aristos haar meegetrokken naar de dansvloer. Zijn evenementenplanner was in alle staten.

Hijzelf trouwens ook. Zodra Stella met Aristos van de dansvloer kwam, pakte hij haar hand. Toen hij haar zorgeloze blik zag, steeg zijn bloeddruk nog eens tien punten.

‘Wat betreft die streep waar we het onlangs over hadden,’ mompelde hij in haar oor nadat hij haar naar de zijkant van de dansvloer had getrokken, ‘die naderen we nu heel snel.’

Ze keek hem met haar violetkleurige ogen aan. ‘Ga je me soms straffen als ik hem overschrijd?’

‘Dat is een aanlokkelijke gedachte.’

Haar ogen werden groot. ‘Als je het waagt me aan te raken!’

‘Dat zou ik niet doen. Niet uit woede. Er zijn meer manieren om iemand te straffen, yineka mou. Ik vind wel iets passends.’

Haar volmaakte huid liep rood aan. Ze keek hem aan. ‘Je wist dat ze hier zou zijn, toch heb je niets gezegd.’

‘Cassandra?’

‘Ja.’

‘Ze stond op de gastenlijst, die heb je gezien. Ik zag niet in waarom ik het hele onderwerp weer zou oprakelen.’

‘Oprakelen?’ Ze staarde hem aan. ‘Mijn broer is gestorven toen die auto van de klif stortte. Het spijt me dat ik het hele verhaal wil weten.’

‘Ik heb mijn excuses aangeboden. Ik heb je het verhaal verteld, Stella. Het moet ergens eindigen.’

Ze zette haar handen op haar heupen. ‘Was je bang dat ik zou merken dat ze nog steeds verliefd op je was? Ben je nog steeds verliefd op haar, Kostas? Ik wil graag weten hoe de zaken ervoor staan voor ik me in dit huwelijk stort. Is dit een huwelijk met drie mensen?’

‘Nee,’ antwoordde hij effen. ‘Ik ben niet verliefd op haar. Ik heb je verteld dat het toen is geëindigd. Al doet het me deugd te zien dat je het je aantrekt. Misschien is er nog hoop voor ons.’

‘Ik trek het me niet aan,’ snauwde ze. ‘Ik voel me eerder vernederd.’

Ze trok het zich wel degelijk aan. Hij zag dat de groenogige jaloezie haar verteerde. Dat vervulde hem met een intens genoegen. De bandleider gaf een teken dat de dansvloer voor hen was. Kostas leidde haar naar het midden van de dansvloer, de mensen weken voor hen uiteen. ‘Misschien is het handig om te weten dat het traditie is op Carnelia om elkaar te kussen tijdens de eerste dans. Laten we het overtuigend doen, iedereen wacht erop.’

Haar ogen werden groot. ‘Waarom vertel je me dat nu pas?’

Hij sloeg een arm om haar middel en drukte haar tegen zich aan. ‘Stel jezelf die vraag maar, paidi mou, dan kun je het antwoord wel raden.’

Ze verbleekte. ‘Schei uit met die belachelijke koosnaampjes. Ze zijn niet op ons van toepassing.’

‘Daar ben ik het niet mee eens.’ Hij begon met haar te dansen. ‘Ze zijn juist heel toepasselijk.’

Haar hele lichaam was verkrampt, maar onder zijn vingers voelde hij de passie. Hij kon de polsslag van haar woede voelen, de richting die haar gedachten op gingen, terwijl ze een uitweg zocht voor het onvermijdelijke dat komen ging.

‘Waarom geniet je niet gewoon?’

‘Misschien moet ik maar gewoon mijn ogen sluiten en aan een ex-vriendje denken. Aan iemand die ik echt wil kussen. Dat inspireert me meer dan de gedachte jou te kussen.’

De jaloezie sloeg onmiddellijk en keihard toe. Met een stroeve glimlach om zijn lippen drukte hij haar dichter tegen zich aan. ‘Weiger me, Stella, ontken je gevoelens, maar waag het niet ooit tegen me te liegen.’

Gedreven door woede omvatte hij haar kaak en drukte hij zijn mond bezitterig op haar lippen. Om zo alle aanwezigen – en haar – duidelijk te maken dat hij de enige was die haar zo mocht aanraken.

Aanvankelijk reageerde ze stroef. Ze gaf alleen een beetje mee om de vijandigheid die om hen heen zweefde, te verhullen. Tot de kus opeens een andere dimensie kreeg. Tot haar zachte verleidelijke mond hem tien jaar terug wierp naar een andere kus, een andere tijd. Een tijd waarin haar geloof in hem een glanzend licht was geweest in de duisternis die hem had omgeven. Hem herinnerde aan wie ze was. De vrouw die vanavond met hem boven aan die trap had gestaan, de vrouw die hem had aangespoord het moment te grijpen. De vrouw die bereid was een gigantische stap met hem te nemen met een onbekende uitkomst.

De kus werd teder, met zachte drang probeerde hij haar over te halen. Zijn duim streelde haar satijnzachte huid, de hand om haar middel trok haar in de hitte die ze samen veroorzaakten. Er ontsnapte een klein, dierlijk geluid aan haar keel, toen hij zijn mond over haar mond sloot, lippen die over weelderig, gewijd territorium gleden, haar dromerig liefkoosden.

Met een zuchtje gaf ze zich over. Haar mond werd zachter, haar lippen weken voor hem uiteen. Hij eiste ze op in een kus die in beginsel puur was. Zonder reserves gaven ze zich er allebei aan over.

Heel even waren ze zich geen van beiden bewust van de honderden mensen om hen heen. Het enige wat tussen hen bestond, was de waarheid. Dat dit… dít altijd goed was geweest.