HOOFDSTUK 3
Verlichting: je hoeft geen
boeddhist te worden
3.1. Hoe bereik je verlichting?
Voordat de Boeddha de verlichting bereikte, heette hij Gautama. Volgens de verhalen over zijn verlichting nam hij zich op basis van een groot mededogen voor om voor alle levende wezens de oorzaken van het lijden te achterhalen. Zodat alle wezens zich van hun lijden konden bevrijden. Om dit te bereiken, beoefende hij verschillende methoden, onder meer extreme ascese.
Toen dit niet tot het gewenste resultaat leidde, ging hij mediteren onder de bodhiboom, tot hij zijn doel bereikte. Hij werd een boeddha, en ging daarna zijn methode onderwijzen aan anderen zodat deze dezelfde staat konden bereiken. Waarschijnlijk is dit verhaal gebaseerd op een historische gebeurtenis, aldus deskundigen.52 Dat geldt echter niet voor de vele verhalen over wonderen die deze nacht gebeurd zouden zijn. Verhalen over confrontaties met woeste demonen en andere verleidingen, waarbij Gautama zijn innerlijke rust niet liet verstoren.
Door de meditatie kreeg Gautama inzicht in de wet van oorzaak en gevolg en de cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte. Hij doorzag de waarheid van het lijden en de rol van karma daarin. Volgens het verhaal verdwenen bij het opgaan van de zon de laatste obstakels en veranderde Gautama in de Boeddha, een volledig ‘ontwaakte’ of verlichte.
Vanaf het moment dat hij verlicht raakte, leefde de Boeddha in een constante stroom van gelukzaligheid. Hij was verlost van het lijden: dat is wat verlichting in het boeddhisme betekent. Maar het levensverhaal van de Boeddha vertelt ook dat hij in deze staat van verlichting nog steeds pijn had, ziek en oud werd en uiteindelijk, aldus de overlevering, stierf aan een voedselvergiftiging.
Janny de Boer stelt dat de Boeddha slechts schijnbaar leed aan ziekte, ouderdom en dood. Hij vertoonde enkel de menselijke kenmerken van dit lijden en de omstanders interpreteerden dat als ziekte, ouderdom en dood. In de geest van de Boeddha was volgens Janny geen enkele vorm van lijden meer aanwezig.
De verlichte staat van de geest wordt ook wel de natuur van de geest genoemd. Sogyal Rinpoche beschrijft deze natuur van de geest als ‘zijn diepste wezen, absoluut en altijd onaangetast door verandering en dood. Op dit moment is zij verborgen in ons eigen geest, afgesloten en verduisterd door de chaos van onze gedachten en emoties.’53
Rinpoche schrijft dat we in ons dagelijks bestaan soms wel een vluchtige glimp van deze natuur van de geest kunnen opvangen, bijvoorbeeld bij de opkomst van de zon achter een berg, of als we sneeuw zien neerdwarrelen. Rinpoche: ‘Zulke momenten van verlichting, vrede en gelukzaligheid overkomen ons allemaal. Ze blijven ons op een bijzondere manier bij.’54
Alex de Haan noemt deze momenten de relatieve natuur van de geest. Om de relatieve natuur van de geest te ervaren, hoef je niet te wachten tot de uiteindelijke verlichting. In meditatie probeer je deze relatieve natuur van de geest te ervaren in het moment dat voorafgaat aan het opkomen van gedachten en emoties. Alex vertelt dat dergelijke ervaringen een tijdelijk euforisch gevoel kunnen geven. Zelf heeft hij tijdens een meditatie een keer een korte ervaring van de relatieve natuur van de geest gehad. Dat is weer een ervaring waarop je kunt gaan mediteren: je gaat heel geconcentreerd onderzoeken wat die ervaring betekent. Je kunt dan onderzoeken wat de uiteindelijke natuur van de geest is. Daardoor kan de geest zuiverder en helderder worden, waardoor je uiteindelijk het boeddhaschap of de verlichting kunt bereiken, aldus Alex.
Volgens Janny de Boer hebben alle boeddhisten een vergelijkbaar idee over verlichting.55 Wel staan in de diverse stromingen verschillende begrippen op de weg naar verlichting centraal. De twee hoofdstromingen zijn Hinayana en Mahayana, het kleine (of bescheiden) voertuig en het grote voertuig. Binnen het Mahayana-boeddhisme wordt het Vajrayana onderscheiden, dat ook in het Tibetaans boeddhisme beoefend wordt (zie kader op pagina 38-39).
Een Hinayana beoefenaar streeft naar de bevrijding van het lijden voor zichzelf. Daarvoor moet hij zelfloosheid of egoloosheid realiseren. Dit bereik je door jezelf te bevrijden van alle verstoringen in je geest.
Ook een Mahayana-beoefenaar streeft ernaar zich op deze wijze te bevrijden van het lijden. Hij heeft echter ook de motivatie om mededogen en liefde voor alle voelende wezens te ontwikkelen en zich in dienst van deze wezens te stellen. Een Mahayana-beoefenaar streeft dus naar het boeddhaschap of de verlichting met de motivatie om daardoor anderen te kunnen helpen.
Het Vajrayana-boeddhisme gaat uit van dezelfde motivatie, maar gebruikt een andere methode. Janny de Boer: ‘De methode die gebruikt wordt is onder meer dat je je al probeert te identificeren met de verlichte staat door jezelf en je omgeving als verlicht te zien. Daarbij kun je elke situatie, positief of negatief, als basis van de beoefening nemen. Elke situatie, chaotisch of geordend, vredig of gewelddadig probeer je dus in het kader van de Vajrayana-beoefening tegemoet te treden.’
Hinayana, Mahayana en Vajrayana gebruiken dus enigszins verschillende methoden op weg naar verlichting. Ik geef hieronder voor elke methode een voorbeeld uit het leven van een boeddhist, waarin duidelijk wordt welk element een cruciale rol speelt in de boeddhistische beoefening van de desbetreffende stroming.
Hinayana: bevrijding door de realisatie van egoloosheid
‘Wat een zelfvertrouwen, wat een kracht straalt deze man uit,’ riep een verslaggever van De Telegraaf bij één van de wedstrijden darten van Raymond van Barneveld in de aanloop naar het wereldkampioenschap. In de finale leek het echter mis te gaan, hij verloor de eerste drie sets. Maar zijn concentratie bleef, en met grote precisie vocht hij zich terug en behaalde zo het wereldkampioenschap. Wat was zijn geheim?
Barneveld had met zijn boeddhistische leraar eerst afgesproken dit geheim niet naar buiten te brengen, maar al voor de finale liet hij doorschemeren waar hij zijn mentale kracht vandaan haalde en nu vertelt hij het graag aan iedereen: hij heeft zijn mentale kracht verbeterd door boeddhistische meditatie.
Zijn leraar Rients Ritskes legt uit dat Van Barneveld door de meditatie vooral geleerd heeft zich beter te concentreren. De darttechniek beheerst hij wel, zoals de meeste topsporters. Van Barneveld moest heel geconcentreerd leren denken aan de pijltjes, en zich afsluiten van alles om zich heen. Zo kon hij de aandacht creëren die nodig was om wereldkampioen te worden en was hij niet afhankelijk van de toevallige vorm van de dag.56
De concentratie die Van Barneveld door meditatie geleerd heeft, gaat over het aanwezig zijn in het moment. Alleen gericht op het pijltje en het doel. Daarbij moet hij zelfs niet gericht zijn op het doel van het wereldkampioenschap, omdat dit afleidt van het moment en het pijltje. De paradox van deze houding is dat je juist kampioen wordt door je niet meer te hechten aan het idee van kampioenschap, maar door gewoon heel geconcentreerd aanwezig te zijn in de handeling van het pijltje gooien. Niet grijpen naar het kampioenschap, niet grijpen naar het resultaat, maar pure concentratie.
Deze pure concentratie is een vorm van loslaten van egocentrisch gedrag zoals dat in de boeddhistische beoefening geleerd wordt. Op het moment van de actie moet je niet bezig zijn met je eigen ego, je eigen doelen, maar met datgene wat de situatie op dat moment vraagt. Dat geldt voor het wereldkampioenschap darten, maar ook voor elke andere handeling in het leven. Dit bevrijden van het ego staat centraal in het Hinayana-boeddhisme, het basisvoertuig, maar speelt ook een belangrijke rol in de andere boeddhistische stromingen Mahayana en Vajrayana.
Barnevelds manier van pijltjes gooien is weliswaar geen voorbeeld van verlichting, maar het laat wel zien hoe je je concentratie kunt verbeteren door het loslaten van je egodoelen. Je mag wel persoonlijke doelen of ambities hebben, maar je moet deze doelen niet willen bereiken vanuit een egocentrisch perspectief. Het gaat niet om wat je doet, maar om hoe je het doet. Als deze motivatie positief is, verzamel je daarmee positief karma op weg naar verlichting.
Het realiseren van zelfloosheid of egoloosheid is de Hinayana-methode om de verlichting te bereiken, door het beëindigen van onwetendheid, gehechtheid en andere verstorende emoties. Dat bereik je weer door het volgen van het achtvoudige pad, waaronder meditatie.
Mahayana: mededogen
De Amsterdamse politieagent Steef Hoogenboom (42) kreeg eens midden in de nacht een melding dat een man zijn polsen had doorgesneden. Hij ging er met een paar collega’s op af. Eenmaal aangekomen bij het adres, ziet hij de man naar buiten lopen, met een mes in zijn handen. De agenten schreeuwen om hem bij zijn positieven te brengen. Als de man weer naar binnen gaat, loopt Hoogenboom hem achterna. De hele woning zit onder het bloed. Hoogenboom zoekt een manier om contact te maken met deze zwaar gestreste man. Met een kalme houding en een rustige stem probeert hij duidelijk te maken dat hij geen gewelddadige confrontatie zoekt. In Vorm en Leegte vertelt Hoogenboom over de gevolgen van zijn benadering: de man ontspant zichtbaar. Hij wekt de indruk blij te zijn dat Hoogenboom bij hem is.
Hoe lukt het deze Amsterdamse brigadier om in zo’n extreme situatie rustig te blijven en dit ook nog over te dragen op de agressieve man? Hoogenboom is al jarenlang boeddhist. Hij vertelt dat toen hij net boeddhist was geworden, hij met de vraag worstelde of hij geweld kon gebruiken. Hij vroeg zich af: ‘Wat voor karma creëer ik als ik toch moet schieten?’ Hij overwoog een andere baan te zoeken, maar vond dat hij juist in dit vak ontzettend veel goeds kon doen voor andere mensen.
Hoogenboom heeft in de 23 jaar dat hij bij de politie werkt nooit geweld hoeven te gebruiken. Hij draagt geweldloosheid ook uit naar zijn collega’s, hij kiest voor een zachtmoedige benadering en geeft daarmee een voorbeeld. Hij stelt dat deze zachtmoedige houding ook invloed heeft op verdachten, bijvoorbeeld als hij ze verhoort. Soms ervaart een verdachte mededogen, de houding van Hoogenboom is dan een soort wake-up call, een oproep om wakker te worden. Die verdachte ziet hij dan ook nooit meer terug.57
Het mededogen van mensen zoals Steef Hoogenboom staat centraal in het Mahayana-boeddhisme, het grote voertuig. Om mededogen te kunnen beoefenen, moet je evenals in het Hinayana-boeddhisme eerst zelfloosheid realiseren, jezelf bevrijden van egodoelen.
De beoefening van meditatie is in deze stroming niet alleen gericht op het bevrijden van het ego, maar is ook gericht op de diepe wens om het welzijn van alle wezens te bevorderen. De motivatie van de Mahayana-boeddhist is dus niet primair de eigen verlichting, maar een verlichting in dienst van het geluk van anderen.
Vajrayana: ‘gedragen in de armen van de liefde zelf’
De boeddhist Tara Brach beschrijft in een artikel van Vorm en Leegte hoe ze tijdens een boeddhistische retraite volledig werd meegesleept door begeerte en verrukkelijke fantasieën. Ze had enige tijd voor de retraite een leuke man ontmoet, en tijdens de meditatie fantaseerde ze over een verleidelijke erotische relatie, waarin ze keer op keer verkering, huwelijk en familieleven met deze man in diverse variaties beleefde. Ze probeerde alles om deze fantasieën los te laten, bijvoorbeeld met loopmeditatie in de sneeuw buiten en door haar aandacht op de ademhaling te richten. Maar haar geest ging elke keer weer naar haar fantasieën over deze man, ze zag zichzelf met hem mediteren en vervolgens hartstochtelijk vrijen. Ze realiseerde zich dat hunkerend verlangen de oorzaak van lijden is, en vroeg zich af waarom ze niet gewoon kon onthechten, observeren en loslaten.
Ze legde deze fantasieën voor aan haar leraar, en deze vroeg rustig: ‘Hoe verhoud je je met de aanwezigheid van verlangen?’ Deze vraag gaf haar een schok van inzicht en bracht haar terug bij de essentie van de beoefening van opmerkzaamheid. Brach schrijft: ‘Het doet er niet toe wat er gebeurt, waar het om gaat is hoe we met onze ervaring omgaan. Begeerte was mijn vijand geworden en ik was de strijd aan het verliezen.’ Haar leraar vroeg haar op te houden met het gevecht tegen de begeerte en in plaats daarvan de natuur van haar begerige geest te onderzoeken. Begeerte was een voorbijgaand verschijnsel, volgens deze leraar. Het was haar gehechtheid eraan of de aversie ertegen die het probleem vormde.
Brach ging nu helemaal op in het verlangen in de meditatie: ‘Ik nodigde het verlangen uit: “Ga je gang, alsjeblieft. Wees zo vol als je bent.” Ik stak mijn hoofd in de mond van de demon. Ik begon “ja” te zeggen, mezelf waakzaam over te geven aan de wildernis van sensaties, aan de omarming waar ik zo naar verlangde.’
Uiteindelijk kon ze de volheid van het liefhebben zelf ervaren. De verliefdheid van Brach op die man veranderde in de realisatie dat degene die we liefhebben overal is. ‘Door waakzaam te verwijlen in ons verlangen naar de geliefde, worden we gedragen in de armen van de liefde zelf.’ Voor haar is deze vorm van meditatie een radicale acceptatie, zonder weerstand of grijpen.58
Deze radicale acceptatie vind je ook terug in tantra, een methode in het Vajrayana-boeddhisme. Uitgangspunt van tantra is dat je elke situatie kunt gebruiken om verlichting te bereiken. Brach beschrijft haar erotische verlangen, en hoe ze daar helemaal in opgaat in de meditatie. Zolang er sprake is van grijpen of weerstand, is er sprake van een tegenstelling en strijd.
In de meditatie kan ze deze mentale beweging van grijpen en weerstand met een zekere nieuwsgierigheid volgen. Als Brach het verlangen naar de man voelt, voelt ze een neiging tot grijpen, willen hebben. Als ze tot rust wil komen in de meditatie, voelt ze juist weerstand tegen het verlangen.
Als ze al deze mentale bewegingen radicaal accepteert in de meditatie, kan het moment komen waarin tegenstellingen wegvallen. Het gaat dan niet meer over de liefde voor de man of de rust in de meditatie, maar over het ervaren van de volheid van de liefde zelf, waarin de hunkering van het verlangen en de rust van meditatie samenvallen in de verrukking van de volledige aanwezigheid in de liefde zelf.
Dit verhaal van Tara Brach gaat over het bereiken van verrukking of gelukzaligheid in de boeddhistische meditatie. Deze gelukzaligheid is geen doel op zich van de meditatie, maar kan wel een mooie ervaring zijn op dit boeddhistische pad naar bevrijding. Het zijn de momenten waarop je volgens Sogyal Rinpoche een glimp van de natuur van de geest kunt opvangen.
Door langdurige meditatie kun je dan uiteindelijk die natuur van de geest of verlichting volledig realiseren. Die natuur van de geest is volgens het Vajrayana-boeddhisme in iedereen aanwezig, en kun je realiseren als alle tegenstellingen wegvallen.59
Zoals al eerder werd aangegeven, wordt deze weg van tantra ook wel de snelweg naar verlichting genoemd. Volgens de Tibetaanse boeddhisten kun je hiermee in één leven verlicht raken. Geshe Ngawang Zopa vertelt dat de meditatie op het verlangen zoals die plaatsvindt in tantra echter niet zomaar door iedereen gedaan kan worden. Het is belangrijk om eerst de boeddhistische basisbeoefening langdurig te doen, zodat zelfloosheid of egoloosheid kan worden gerealiseerd. Ook de beoefening van mededogen of liefdevolle vriendelijkheid zoals het Mahayana-boeddhisme leert, is essentieel: het bereiken van verlichting stel je in dienst van het geluk van anderen.
3.2. Wanneer ben je verlicht?
Een darter die pijltjes gooit vanuit een egoloos perspectief, een agent die vanuit liefdevolle vriendelijkheid werkt en een vrouw die gelukzaligheid ervaart door te mediteren op het erotische verlangen zijn concrete voorbeelden van boeddhistische beoefening in de drie stromingen in het boeddhisme.
Volgens Sogyal Rinpoche kunnen we in deze beoefening soms wel een moment van verlichting ervaren of een gevoel van gelukzaligheid zoals Tara Brach, maar de boeddhistische verlichting vraagt een langdurige beoefening, volgens de meeste stromingen vele levens lang. Pas dan is het mogelijk om een staat van geest te bereiken die beschreven wordt als helder licht, natuur van de geest en gelukzaligheid. Sogyal Rinpoche stelt dat de verlichting of de natuur van de geest hetzelfde is als wat alle heiligen en mystici van alle tijden in hun realisaties ervaren hebben en benoemd hebben: God, het zelf, Shiva, Brahman, Vishnoe, de Verborgen Essentie, de Boeddhanatuur.60 Maar wat is deze staat van verlichting? Boeddhistische bronteksten geven daar beschrijvingen van, maar de interpretaties hiervan lopen uiteen.
Een positieve fantasie
In boeddhistische verhalen wordt verlichting beschreven als een realiteit, een toestand van gelukzaligheid die in dit leven hier op aarde te bereiken is. Volgens Jonathan Silk is verlichting vooral een positieve fantasie. Silk vindt de verhalen over verlichting die hij kent prachtig. Net zoals hij het boeddhistische mensbeeld en de boeddhistische ethiek mooi vindt. Maar hij gelooft niet dat verlichting verwijst naar een werkelijk bestaande toestand. Silk: ‘Er is in het algemeen een groot misverstand in de westerse visie op de rol van verlichting in het boeddhisme. Traditioneel betekent verlichting in Centraal- en Oost-Azië sociale erkenning.’
Als verlichting sociale erkenning is, wat is dan het misverstand in het Westen? Silk: ‘Er is een mythologie dat verlichting over één of andere innerlijke staat van zijn gaat. Maar wat je in werkelijkheid ziet, is dat het een politieke en economische status is. Dat is geen negatief oordeel over een innerlijke staat, het heeft gewoon niets te maken met een innerlijke staat.’
Silk beperkt zich bij zijn beoordeling over bestaande verlichting dus tot wat hij zelf kan waarnemen. Als in Japan een zenmeester verlicht heet te zijn, dan ziet hij dat deze meester een document heeft met een stempel erop die deze verlichting bevestigt. In China ziet hij iets vergelijkbaars: ‘In China betekent verlichting traditioneel dat je een document hebt dat je kwalificeert om een abt van een klooster te worden. Dat is alles wat het betekent.’
Zou een traditionele boeddhist het met zijn standpunt eens zijn? Silk denkt van wel, volgens hem is het in ieder geval een historisch feit dat verlichting een sociaaleconomische status is. Over de verlichting als innerlijke staat van de geest zegt hij: ‘De mythologie van de traditie is dat er iets overgedragen wordt van leraar naar leerling: de dharma, de leer. Soms gebeurt deze overdracht in contact met de leraar, soms in een droom. Soms is de persoon die de dharma overbrengt al dood. Als ik een certificering van mijn verlichting ontvang van iemand die al dood is, wat betekent dat? Ik zou zeggen dat het een symbolische betekenis heeft, de motor voor het systeem is de externe sociaaleconomische status daarvan. In de Japanse Soto Zen word je een Roshi – een zenmeester – als je afstudeert na de training. Een Roshi mag een tempel gaan leiden. Dus iedereen die een tempel leidt is een zenmeester. Het is net zoiets als een BA (bachelor, universitaire graad, JdB). Je volgt een jaar lang een training in het klooster, je mediteert, maar je leert vooral hoe je rituelen uitvoert zoals uitvaarten en begrafenissen. Je gaat terug naar de tempel, je neemt de zaak over en je bent een zenmeester.’
Volgens Silk is een innerlijke staat van verlichting niet te bewijzen. Hij erkent wel dat een innerlijke staat van verlichting voor de betrokken persoon zelf betekenis kan hebben, maar dan als een fantasie voor zichzelf. Ook zegt hij dat hij sommige verhalen prachtig vindt. Zoals dit wat onsmakelijke verhaal, dat afkomstig is uit Korea. ‘Een monnik is erg ziek, heeft hoge koorts, hallucinaties en dwaalt rond in de regen. Hij valt op de grond. Hij reikt zijn hand uit, en vindt met zijn handen een kom. Het pakt deze en drinkt. De drank is heel zoet en koel, hij ontspant helemaal en valt in slaap in de regen. De volgende ochtend wordt hij wakker en het is een zonnige dag. Hij ziet dat de kom naast hem een schedel is. Wat hij dronk waren de vergane hersenen. Onmiddellijk moet hij overgeven. Op het moment dat hij overgeeft, bereikt hij de verlichting. Hij realiseert zich dat er geen zoete nectar is, en ook geen weerzin. Zoete smaak en een gevoel van weerzin waren alleen interpretaties van zijn geest, evenals het idee dat nectar positief zou zijn en vergane hersenen negatief.’
Silk kan zich wel voorstellen dat je dergelijke zeer sterke positieve en negatieve interpretaties kunt gebruiken om je te realiseren dat deze niet verwijzen naar een feitelijk bestaan, maar hij denkt niet dat het verhaal echt gebeurd is. Het verhaal is mooi, maar het blijft een fantasie, aldus Silk.
Steeds minder verstoringen
Ik leg de visie van Jonathan Silk voor aan Alex de Haan en Janny de Boer. Voor hen is verlichting aantoonbaar meer dan een fantasie. Ze komen met praktische voorbeelden uit hun dagelijks leven, niet over verlichting als een gelukzalige eindtoestand, maar over de dagelijkse werking van de boeddhistische beoefening.
Alex: ‘Het boeddhisme gaat ervan uit dat je verlichting kunt bereiken omdat het mogelijk is om alle verstoringen uit je geest te verwijderen. Je kunt ze verwijderen omdat ze geen intrinsiek onderdeel uitmaken van je eigen geest. Dat kun je afleiden uit het feit dat niet alle verstoringen 24 uur per dag aanwezig zijn. Zo ben je bijvoorbeeld soms boos en soms niet. Als boosheid een intrinsiek onderdeel zou vormen van je geest dan zou je dag en nacht boos moeten zijn. Verder kan iedereen die zich erin traint merken dat het mogelijk is om minder verstoringen in je eigen geest op te laten komen. Er is geen limiet aan de capaciteit van de geest om zich te ontwikkelen. Dat merken we ook al op alledaags niveau: telkens weer blijkt dat je iets nieuws kunt leren.’
Alex de Haan en Janny de Boer zijn bescheiden over hun eigen vorderingen om de verstoringen uit hun geest te verwijderen. Maar voor hen laat het leven van de Dalai Lama zien dat verlichting mogelijk is. Janny: ‘Je ziet dat hij iedereen vol liefde benadert, zelfs degenen die hem niet goed gezind zijn. Dat getuigt van een enorme geestelijke capaciteit.’
Is de Dalai Lama dan echt verlicht? Volgens Alex zijn veel boeddhisten en in ieder geval alle Tibetanen hiervan overtuigd. Maar de Dalai Lama zelf presenteert zich niet als zodanig, hij beschrijft zichzelf als een eenvoudige monnik. Ook andere boeddhisten zullen zichzelf niet als verlicht beschrijven, de enige die dat gedaan heeft was de Boeddha zelf. Alleen een eventuele volgende Boeddha zelf zal zich weer als een verlicht wezen presenteren, andere verlichte wezens zullen zichzelf niet als zodanig bekendmaken, aldus Alex.
Eigenlijk maakt het dus niet zoveel uit of je verlichting ziet als een positieve fantasie zoals Jonathan Silk zegt. Boeddhisten zelf zijn blijkbaar niet bezig zichzelf te presenteren als ‘verlicht’. De mogelijkheid van verlichting is vooral een belangrijke inspiratie voor een goed leven vanuit boeddhistische principes.
Een vrijzinnige visie
Hoe denkt een vrijzinnige boeddhist als Varamitra over de verlichting? Varamitra: ‘Ik houd mij niet bezig met verlichting. Ik volg de historische Boeddha die zei: “Zoals de oceanen slechts één smaak hebben, de smaak van zout, zo heeft mijn leer één smaak, de smaak van bevrijding.” Waar het mij om gaat is eerst en vooral de bevrijding uit mijn eigen egocentrische neigingen en wat daarna gebeurt, dat zie ik tegen die tijd wel. Aangezien de leer van de Boeddha geen begin of eind kent, is er ook niet zoiets als een statische toestand van verlichting of bevrijding. Er staat geen troon of leunstoel aan het eind van de rit, aangezien dat einde niet bestaat.’
In zijn interpretatie van de verlichting maakt Varamitra een onderscheid tussen wat hij ziet als de essentie van de leer van de Boeddha en de latere culturele invloeden in het boeddhisme: ‘Boeddhisme is voor mij een reis naar de horizon. Wat de navolgers van de Boeddha ervan gemaakt hebben, met hun ingewikkelde systemen van transmissie en reïncarnatie is waarschijnlijk behulpzaam geweest in hun context en tijd. Wat mij betreft nemen we hier in het Westen een frisse duik in de bron en houden we alle, veelal etnische overleveringen en systemen die vaak ook politiek en maatschappelijk gebaseerd zijn, verre van ons. De kunst daarbij is wel dat we niet het kind met het badwater weggooien.’
Niet alleen over de verlichting heeft Varamitra een vrijzinnige visie. Hij zoekt graag zijn eigen weg binnen het boeddhisme. ‘Ik wil niet verbonden zijn aan een bepaalde stroming. Wat ik vooral doe is kijken wat de Boeddha eigenlijk gezegd heeft, terug naar de bron. Wat had hij voor ogen? Het boeddhisme heeft zich vertaald in allerlei tradities die verweven zijn met hun eigen culturele en maatschappelijke factoren en die zijn allemaal geïmporteerd naar het Westen.’
Varamitra is kritisch op die import. Hij vindt dat je die tradities niet letterlijk moet kopiëren naar de Nederlandse situatie. Volgens Varamitra is het goed dat het boeddhisme in Nederland en West-Europa een nieuwe vorm krijgt. ‘Dat zie je in alle landen waar het boeddhisme gekomen is; het duurt zo’n tweehonderd tot driehonderd jaar voordat het zijn eigen vorm krijgt.’
Varamitra: ‘Ik leer mensen meditatievormen die hier in het Westen heel praktisch toepasbaar zijn. Ik vertaal de kerngedachte van de Boeddha naar wat mensen hier doen. Dan vind je in verschillende tradities elementen die daarvoor bruikbaar zijn.’ Varamitra legt uit dat sommige mensen zijn vorm van boeddhisme Navayana noemen, de nieuwe weg. ‘Ik zoek ook verbindingen met ons westerse culturele erfgoed. Als een brug naar wat de Boeddha voor ogen had, om dat te kunnen vertalen. Je ziet natuurlijk dat andere tradities lokale gewoonten en goden gewoon incorporeren, wat later dan authentiek boeddhisme heet. Dat zie je in Tibet met de bön religie, in China met taoïsme en confucianisme, in Japan met shinto. In Nederland kun je dan het christendom en het humanisme meenemen in je verhaal.’
Niet alle boeddhisten kunnen zich vinden in deze benadering. Varamitra: ‘Mijn critici verwijten mij dat ik te vrijzinnig ben. Maar ik heb altijd het idee dat de Boeddha ook een anarchist was. Hij was ook een rebel, tegen de gevestigde orde. Hij haalde ook de heleboel overhoop. Het mooiste is dat hij niets achterliet. Geen systeem, geen organisatie, zelfs geen opvolger. Hij zei: “Een opvolger is niet nodig, de leer wordt jouw leraar.”’
3.3. Het gaat niet om de beste methode
Het doel van het boeddhisme is om te leven als een goed mens, volgens de boeddhistische principes. Welke methode je daarbij gebruikt is niet zozeer van belang. Alle methoden in het boeddhisme zijn immers enkel een soort hulpmiddel op weg naar verlichting, een soort trapleuning die fungeert als hulp om naar boven te klimmen. Maar uiteindelijk moet je zonder trapleuning kunnen.
Varamitra verduidelijkt dit door een verhaal uit de Chinese Chan-traditie over verlichting te vertellen. ‘Een monnik vraagt aan de abt van een klooster hoe hij verlicht kan worden. De abt zegt: “Klim maar in die bamboepaal.” Dat is niet makkelijk, maar eindelijk lukt het de monnik toch om in de bamboepaal te komen. Hij vraagt aan de abt: “Wat nu?” De abt zegt: “Spring.”’ Voor Varamitra is de moraal van dit verhaal dat er uiteindelijk niets is om aan vast te houden.
Het boeddhisme biedt praktische handvatten om te leven als een goed mens. Sander Ossevoort probeert om een goede boeddhist te zijn door de dagelijkse beoefening van meditatie en het in de praktijk brengen van wat hij daarin leert. Het boeddhisme is voor hem een beproefde methode die al 2500 jaar duidelijke resultaten laat zien. Verlichting is weliswaar het uiteindelijke doel, maar voor hem is het ook belangrijk om nu al te werken met zijn geest en te ervaren dat hij in elke situatie de keuze heeft om niet uit gewoonte te reageren maar vanuit vrijheid. De vrije keuze om vanuit mededogen naar anderen te kijken en vanuit liefdevolle vriendelijkheid te handelen.
Ook de andere geïnterviewde boeddhisten leggen de nadruk op deze praktische kant van het boeddhisme. Het gaat hun niet om de juiste stroming, de juiste school of zelfs om de vraag of het boeddhisme de juiste religie is. De verschillende wegen naar verlichting hebben hetzelfde doel: te leven als een goed mens, daarmee positief karma te verzamelen en zo een einde aan het lijden te maken. Boeddhisten beroepen zich niet op hun verlichting. Voor hen was de Boeddha zelf verlicht en is verlichting een mogelijkheid voor iedereen.
Het boeddhisme draait uiteindelijk om de vraag of we onze geest zo kunnen cultiveren dat het lijden minder wordt, dat we minder egoïstisch zijn, dat we meer leven vanuit mededogen en dat we uiteindelijk de gelukzaligheid van de verlichting bereiken. Dit kan door de boeddhistische beoefening. De essentie is daarvan volgens de Franse monnik Matthieu ‘Mr. Happy’ Ricard om via praktijkgerichte meditatieoefening een belangrijke bijdrage aan de maatschappij te leveren. Volgens hem kan het boeddhisme deze bijdrage aan de maatschappij leveren zonder een specifieke levensvisie te promoten.61
Past deze bijdrage in elke maatschappij, ook in de Nederlandse? Juist omdat de vorm niet het belangrijkste is, is de boeddhistische methode in principe in elke cultuur toepasbaar. Varamitra vertelt dat het boeddhisme laat zien dat het zich al 2500 jaar aanpast aan culturen, en lokale gebruiken in zich kan opnemen. In het Nederlands boeddhisme zie je zowel dat oorspronkelijke lokale cultuurgebruiken overgenomen worden, zoals in de beoefening van het Tibetaans boeddhisme, als een aanpassing van de boeddhistische beoefening aan onze westerse cultuur, zoals in de Westerse Boeddhisten Orde.
Het loslaten van de vorm gaat nog verder in het boeddhisme. Sommige boeddhistische leraren passen één van de belangrijkste boeddhistische principes, het niet hechten aan gedachten of concepten, heel consequent toe op het boeddhisme zelf. Geshe Ngawang Zopa stelt dat je niet eens boeddhist hoeft te worden. Het gaat erom de boeddhistische methodes die een positieve manier van leven bevorderen in de praktijk te brengen, ten dienste van je zelf en de grotere gemeenschap. Om te leven als een goede boeddhist, hoef je geen boeddhist te zijn.