Wat is rouwen?

1     WAT IS ROUWEN?

---------

Het sterven lijkt niet meer bij het leven te horen.

In onze moderne tijd, vol razende ritmen van ‘Voort-voort-voort!’ en ‘Opzij-opzij-opzij, we hebben zo verschrikkelijk veel haast!’, is er veel minder dan vroeger plaats voor de dood. Het sterven lijkt niet meer bij het leven te horen.

Onze voorouders wisten van kinds af aan dat geboren worden, het ter wereld komen, de eerste stap naar het heengaan betekende. Zij waren, zo kun je wel stellen, nogal anders voorbereid dan wij, de kinderen van nu, met onze talloze medische verworvenheden. Wij bezwijken niet meer aan kraamvrouwenkoorts of aan de pest. We beheersen heel veel, ons bestaan is maakbaar geworden. Maar toch, hoe dan ook, is er altijd dat eindstation, het onverbiddelijke, het onvermijdbare. Die allerlaatste, belangrijke fase van wat leven heet, is net zo cruciaal als de geboorte, maar wordt vandaag de dag versluierd door schema’s, beschikbaarheid van mensen en faciliteiten. Dood is dood, weg is weg. Vooral niet vergeten tijdens de plechtigheid je mobiele telefoon uit te zetten. De dood is geagendeerd, het sterven is ingedeeld.

Zo gaat dat schijnbaar ook met het verwerken van een ingrijpend verlies. We hebben het woord ‘rouwproces’ uitgevonden, als duiding van het mateloze leed waaraan levende mensen lijden. Het houdt in dat je op schema moet rouwen.

Fase één: het aanvaarden van het verlies. Daar mag je liever niet te lang over doen, want dat verlies is nu eenmaal onomkeerbaar.

Volgende stap: de verwerking van de pijn. We gaan verder, nietwaar? Je moet wel!

En zo sta je voor deur drie: de aanpassing. Waarbij dan voor jou de vraag aan de orde komt hóe je verder kunt gaan zonder je lief.

Ten slotte taak vier: de opdracht om de dierbare ontslapene een ‘plekje te geven’ in een nieuw, ander leven. We pakken zo de draad weer op! Die draad is weliswaar voorgoed gebroken en je staat voor je gevoel met een heel klein los eindje in je handen, maar dat is nu juist het lontje dat nieuw vuur kan doen ontbranden. Je bent er doorheen, geslaagd, de rouw is voltooid. Duur van de cursus: één jaar. Nou vooruit, je krijgt er een maandje of drie bij…

Ik verzin dit niet. Het schijnt dat mensen die voor iets anders hebben gestudeerd dan ik, dit feilloos kunnen onderbouwen. Weliswaar met hier een daar een nuance, maar er is een model. Ikzelf stel dat je iemand nooit kunt klokken. Feit is, naar mijn ondervinding, dat zeer ontredderde mensen al gauw na hun verscheurende narigheid worden gemeden als diezelfde pest waaraan we de dag van vandaag niet meer doodgaan. Jij zult dit zelf meemaken, of meegemaakt hebben. Als jou wordt gevraagd hoe het nu met je is, krijgt men het liefste geen antwoord langer dan: ‘Je moet door, toch? Het gáát.’ En verder is het al zacht voor de tijd van het jaar. Jij staat inmiddels nog stijfbevroren in de lente van de ander.

Rouw zou je kunnen beschouwen als een soort ziek zijn.

Wat is dat nu?

Rouw zou je kunnen beschouwen als een soort ziek zijn. Toen mijn schoonmoeder voorgoed naar een verpleeghuis moest omdat ze ernstig dementeerde, overviel ons die ziekte al bij haar leven. Afscheid van het ouderlijk huis, de warmte, de spulletjes, kleding, meubels, boeken en vooral van een belangrijke en onmisbare vrouw in je leven. Het herhaalde zich na haar uiteindelijke overlijden nog eens: het verdriet om wat het had kúnnen zijn.

Rouw om een verbroken relatie is evenzeer een haast niet te dragen last, ook al leeft de ander dan nog. Een oude vriendin, die haar man na een lang en gelukkig samenzijn verloor, riep twee jaar later vertwijfeld en ook een beetje beschaamd, alsof ze het eigenlijk niet goed durfde te zeggen: ‘Ik ben nog steeds kapót van ellende…’

Zo kan het zijn en zo is het vaak. Daarom praat ik over ‘ziek zijn’. Zo is het toch? Je bent niet zomaar eventjes kapot. Je bent totaal stuk van binnen en dat uit zich vrijwel altijd in lichamelijke en psychische klachten. Niet alleen je hart is gekneusd, maar je hele lijf. Je benen zijn gebroken, hoezo verdergaan? Je moet maar zien dubbel te herstellen. Dat maakt je ook dubbel onzeker. Je wordt bang voor nu en later.

Het verlies van je allerdierbaarste is een diepschokkende ervaring. Dat heeft gevolgen voor je binnen- en buitenkant. De genezing kan veel tijd vergen. Gun jezelf die tijd. In de eerste periode ben je immers, met alle energie die je kunt opbrengen, niet met jezelf bezig. Ja, op een andere en weinig helende manier. De extra pijn van de eeuwige vragen: heb ik het goed gedaan? Had ik toen niet dat en dat moeten doen? Ben ik niet te ongeduldig geweest? Heb ik hem of haar niet te veel alleen gelaten? Met altijd dat finale thema: waaróm? En waarom op deze manier?

De grote wereld waarin elke dag van alles gebeurt, is teruggebracht tot de bank of stoel waarop jij nu zit.

De grote wereld waarin elke dag van alles gebeurt, is teruggebracht tot de bank of stoel waarop jij nu zit. Rouwen, op welke manier ook, is de expressie van ultieme hulpeloosheid. Je zou duizend stickers nodig hebben om die op alle uitingen ervan te plakken. Je bent tot jezelf veroordeeld. Je hebt geen bal aan God en goedheid. De steun van familie en vrienden valt weg op het moment dat ze de deur, vaak opgelucht, achter zich dichttrekken.

Je kijkt almaar terug naar toen en het recente, vreselijke verleden. Je ogen zijn te moe gehuild om ze te richten naar iets wat toekomst zou kunnen zijn. Je bent erg in je eentje en je staat er erg alleen voor. Je denkt dat geluk ongeluk is geworden en liefde voor altijd is veranderd in peilloze zwarte smart. Dat dénk je.

Op dat ogenblik zeg ik tegen je, en je zult me even niet aardig vinden: je komt er nooit overheen. Maar dat mág ook niet, want dan wordt dood echt weg. Je komt er wel dóórheen.

Je komt er nooit overheen. Je komt er wel dóórheen.

Ik denk dat het waar is dat de tijd wonden heelt. Je houdt wel weet van die wonden: de littekens blijven. Die hoeven echter niet te beletten dat je ooit beter in je vel zal zitten. ‘Je leert er mee te leven’, zoals de volksmond dat noemt. Je moet het inderdaad leren. Maar je leeft wel weer. Dat leren mag je, móet je, in jouw eigen tempo doen. Je zit nu in de eerste klas. Je zult nog heel wat keren ‘blijven zitten’.

Net als jij laat ook ik mijn doden niet los. En zij mij evenmin. Ik wil dat ook niet. Zij zouden anders echt en voorgoed gestorven zijn.

We zijn er verdrietig om.

Gelijk hebben we.