Als ik Deventer uit rijd stop ik bij het eerste tankstation dat ik tegenkom en laat de tank volgooien. Ik koop een rolletje pepermunt en reken af met mijn nieuwe bankpas. Ik rijd richting Schiphol met een vreemd onwerkelijk gevoel. Over een paar uur zal ik aan de andere kant van de Noordzee staan, in een land dat ik alleen uit de atlas ken.

Ik parkeer mijn auto op de bovenste etage van de garage voor langparkeerders, trek een bonnetje en berg het achter in mijn portefeuille op. Als ik met mijn rolkoffer wegloop, kijk ik nog een keer om. Hoe lang zal mijn Panda hier blijven staan?


Bij het inchecken zegt de KLM-beambte dat ik mijn bagage in Gatwick af moet halen en opnieuw moet inchecken. 'U vliegt daar verder met British Airways.' De douanebeambte in zijn hoge hok keurt mijn paspoort nauwelijks een blik waardig. Ik zucht van verlichting. Bij een bank wissel ik euro's in ponden.

Het is lang geleden dat ik gevlogen heb.


Gelukkig heb ik een plaats aan het gangpad zodat ik zo nu en dan even mijn benen kan strekken. De in plastic verpakte sandwich die mij door een stewardess wordt aangeboden laat ik aan mijn neus voorbijgaan, neem alleen koffie. Onderweg moet ik voortdurend gapen. Ik weet wat dat betekent; mensen die gapen onderdrukken zo hun vliegangst. Als je er eenmaal op let zie je er steeds meer die dat doen, achter hun hand of in alle openheid. De stem van de gezagvoerder, die Willems heet, doet mij weer denken aan de stem in mijn droom van afgelopen nacht. Ik wist dat ik Sofie de Winter heette, maar ik kon die naam onmogelijk uitspreken. Eigenlijk heel makkelijk te duiden, zoals de meeste van mijn dromen. Dagresten die 's nachts door je hersens spoken. Mijn onderbewustzijn moet kennelijk nog wennen aan mijn nieuwe naam, aan mijn nieuwe paspoort.