DERTIEN

Leonard en Maria begonnen onder andere voorwaarden opnieuw. Toen de zomer van 1955 was aangebroken, verdeelden ze hun tijd gelijkmatiger tussen zijn flat en de hare. Ze zorgden ervoor op dezelfde tijd thuis te komen van hun werk. Maria kookte, Leonard deed de afwas. Door de week liepen ze ’s avonds naar het Olympisch Stadion om te gaan zwemmen of, als ze in Kreuzberg waren, maakten ze een wandeling langs het kanaal of in het parkje aan de Mariannenplatz, waar ze een biertje dronken op het terras. Maria had fietsen geleend van een kennis van de fietsclub. In de weekends reden ze naar de dorpen Frohnau en Heiligensee in het noorden of naar Gatow in het westen en verkenden langs paden door lege velden de buitenste grenzen van de stad. Er hing daar een geur van water in de lucht. Ze picknickten aan de Gross Glienicker See, vlak onder de aanvliegroute van RAF-vliegtuigen en zwommen naar de rood met witte boeien die de scheidingslijn tussen de Britse en de Russische zone aangaven. Ze fietsten langs de enorme Wannsee naar Kladow, voeren met de pont over naar Zehlendorf en reden langs ruïnes en bouwterreinen terug naar het hartje van de stad.

Op vrijdag- en zaterdagavond gingen ze naar de bioscoop aan de Ku’damm. Na de film probeerden ze in het gedrang van de menigte een tafeltje te veroveren op het terras van Kempinski of gingen ze naar de chique bar van het Hotel am Zoo. Vaak aten ze ’s avonds laat nog een tweede avondmaal bij Aschinger, waar Leonard zich volpropte met erwtensoep. Op Maria’s eenendertigste verjaardag gingen ze eten en dansen in het Maison de France. Leonard bestelde in het Duits. Later diezelfde avond gingen ze naar Eldorado om een travestietenshow te zien waarin volledig geloofwaardige vrouwen met een begeleiding van bas en piano evergreens zongen. Toen ze thuiskwamen wilde Maria, die nog een beetje dronken was, dat Leonard probeerde zich in een van haar jurken te wringen. Maar daar wilde hij niet van weten.

Als ze ’s avonds thuisbleven, in zijn flat of de hare, stemden ze de radio af op de AFN om de nieuwste Amerikaanse rhythm and blues te horen. Ze waren dol op Fats Domino met ‘Ain’t That a Shame’ en Chuck Berry met ‘Maybelline’ en Elvis Presley met ‘Mystery Train’. Dat soort muziek gaf hun een gevoel van vrijheid. Soms hoorden ze Glass’ vriend Russell die een praatje van vijf minuten hield over de democratische instellingen van het Westen: hoe de Tweede Kamer in allerlei landen werkte, het belang van een onafhankelijke rechtspraak, religieuze en raciale tolerantie, enzovoort. Er was niets waar ze het niet mee eens waren in wat hij zei maar ze draaiden hem altijd zachter en wachtten tot de muziek weer begon.

Er waren lichte, regenachtige avonden waarop ze thuis bleven en soms wel een uur lang elk op een stoel zaten zonder te praten, Maria met een romannetje, Leonard met de Times van twee dagen geleden. Hij kon nooit een krant lezen, vooral deze niet, zonder het gevoel te hebben dat hij iemand anders nadeed, of dat hij zich oefende in het volwassen zijn. Hij volgde de topconferentie van Eisenhower en Chroesjtsjov en later deed hij Maria verslag van de procedures en de onderwerpen die werden besproken, op de urgente toon van iemand die persoonlijk verantwoordelijk is voor het resultaat. De wetenschap dat hij als hij de krant liet zakken, zijn meisje daar zou zien zitten, gaf hem grote voldoening. Het was een luxe om haar te negeren. Hij voelde zich huiselijk, trots, eindelijk echt volwassen.

Ze praatten nooit over Leonards werk maar hij voelde dat ze er ontzag voor had. Het woord trouwen werd nooit uitgesproken maar toch gebeurde het dat Maria langzamer begon te lopen als ze op de Ku’damm langs etalages van meubelwinkels kwamen en dat Leonard een primitief plankje aanbracht in de badkamer in Kreuzberg, zodat zijn scheergerei naast haar potje vochtinbrengende crème kon staan en hun tandenborstels naast elkaar tegen de rand van een beker konden leunen. Al die dingen waren knus en huiselijk. Leonard werkte met Maria’s hulp aan de verbetering van zijn Duits. Zijn fouten maakten haar aan het lachen. Ze plaagden elkaar, giechelden veel en hielden soms kietelgevechten op het bed. De liefde bedreven ze met veel plezier en ze sloegen zelden een dag over. Leonard hield zijn gedachten in bedwang. Ze voelden zich verliefd. Tijdens hun wandelingen vergeleken ze zichzelf in gunstige zin met de andere jonge stelletjes die ze zagen. Tegelijkertijd genoten ze van het idee dat ze op hen leken en dat ze allemaal deel uitmaakten van een en hetzelfde weldadige, troostende proces.

Maar in tegenstelling tot de meeste vrijende paartjes die ze op zondagmiddagen aan de oever van de Tegeler See zagen, woonden zij al samen en hadden al een verlies geleden waar ze niet over spraken, omdat het te ongedefinieerd was. Het lukte hen nooit de stemming van februari en begin maart te hervinden, de tijd waarin het mogelijk had geleken hun eigen regels te maken en gelukkig te zijn, onafhankelijk van de stilzwijgende, machtige conventies die mannen en vrouwen op het goede pad houden.

Ze hadden van de hand in de tand geleefd, in vorstelijke slonzigheid, doordringend tot in de verste uithoeken van het lichamelijke genot, zo gelukkig als varkens, zonder enige aandacht voor huiselijke properheid of persoonlijke hygiëne. Leonards ondeugendheid – dat was het woord dat Maria op een avond in een terloopse opmerking had gebruikt en waarmee ze hem definitief had vergeven – zijn Unartigkeit, had daar een eind aan gemaakt en hen in het gareel gedwongen. Nu kozen ze voor een gezegende gewoonheid. Ze hadden zichzelf van de wereld afgesneden en het was erop uitgelopen dat ze zichzelf ongelukkig hadden gemaakt. Nu leefden ze ordelijk, gingen naar hun werk en kwamen thuis, hielden hun appartementen netjes, kochten in een Trödelladen een extra stoel voor Maria’s zitkamer, liepen gearmd over straat en stonden in de rij om voor de derde keer Gone With the Wind te gaan zien.

Twee voorvallen markeerden de zomer en herfst van 1955. Op een ochtend omstreeks half juli liep Leonard door de tunnel naar de aftapkamer waar hij een routine-controle van de apparatuur moest uitvoeren. Voor de dubbele deur die de toegang tot de kamer afsloot, was over een afstand van ongeveer twintig meter zijn weg versperd. Een nieuwe man, een Amerikaan, dat was zeker, hield toezicht bij het verwijderen van de pluggen in de stalen wandplaten. Er waren twee mannen voor hem aan het werk en Leonard kon niet tussen hen en de versterkers door. Hij schraapte luid zijn keel en wachtte geduldig. De mannen verwijderden nog een plug en maakten toen ruimte om hem door te laten. Op Leonards ‘Goede morgen’ reageerde de man door op vriendelijke toon te zeggen: ‘Jullie hebben er wel een potje van gemaakt.’ Leonard liep door naar de luchtdrukkamer en was een uur bezig met het controleren van de apparatuur en de aansluitingen. Zoals hem was gevraagd, verving hij de microfoon die in het plafond van de verticale schacht was gemonteerd en die het depot zou waarschuwen als de vopo’s binnenvielen. Toen hij op de terugweg weer langs de versterkers kwam, waren de mannen bezig met handboren gaten te maken in het cement dat tijdens de aanleg door de openingen in de wandplaten was gepompt. Verderop in de tunnel waren er nog een stuk of zes pluggen verwijderd. Deze keer zei niemand iets toen hij voorbijkwam.

Teruggekomen in het depot trof hij Glass in de kantine. Leonard wachtte tot de man die bij hem zat was opgestapt en vroeg toen aan Glass wat er aan de hand was in de tunnel.

‘Het is allemaal de schuld van die MacNamee van jullie. Er klopte niets van zijn berekeningen. Hij kwam indertijd met een hele zooi waardeloze rekensommetjes aanzetten om te bewijzen dat de airconditioning de hitte van de versterkers zou kunnen verwerken. Nu ziet het ernaar uit dat hij het helemaal mis had. We hebben er een specialist uit Washington bijgehaald. Hij is de temperatuur van de bodem op verschillende dieptes aan het meten.’ ‘Wat is er zo erg aan als de bodem een beetje warm wordt?’ zei Leonard.

De vraag irriteerde Glass. ‘Jezus! Die versterkers zitten vlak onder de weg, vlak onder de Schönefelder Chaussee. De eerste rijp van de herfst zal smelten en een mooie duidelijke rechthoek achterlaten. Hierheen, jongens, er gebeurt daar beneden iets dat we jullie willen laten zien.’ Er volgde een stilte. Toen: ‘Ik snap werkelijk niet waarom we jullie hierbij hebben gehaald. Jullie zijn niet serieus, zoals wij.’

‘Dat is onzin,’ zei Leonard.

Glass hoorde het niet. ‘Die grappenmaker van een MacNamee. Waarom is hij niet thuis gebleven bij zijn speelgoedtreintje. Weet je waar hij die berekeningen van de warmteuitstraling heeft gemaakt? Op de achterkant van een envelop. Een envelop! Wij zouden er drie verschillende teams aan hebben gezet. Als ze niet met dezelfde uitkomst waren gekomen, dan hadden we dat niet geaccepteerd. Hoe kan die vent ook behoorlijk denken met zulke tanden.’

‘Hij is een belangrijk man,’ zei Leonard. ‘Hij heeft met radionavigatie en radar gewerkt.’

‘Hij maakt fouten. Dat is het enige dat telt. We hadden dit alleen moeten doen. Samenwerking leidt tot fouten, veiligheidsproblemen, noem maar op. We hebben zelf versterkers. Waar hebben we die van jullie voor nodig? We hebben jullie er alleen vanwege de politiek bijgehaald, een of andere stupide ruil waar we nooit iets over te weten zullen komen.’

Leonard kreeg het warm. Hij duwde zijn hamburger van zich af. ‘We zijn erbij gehaald omdat we daar recht op hebben. Niemand heeft zo lang tegen Hitler gevochten als wij. Wij hebben het de hele oorlog volgehouden. Wij waren de laatste en enige kans voor Europa. We hebben ons volledig ingezet en daarom hebben we er recht op bij alles betrokken te worden en daar hoort ook de veiligheid van Europa bij. Als je dat niet begrijpt, hoor je bij de andere kant thuis.’

Glass had zijn hand opgestoken. Hij maakte lachend zijn verontschuldigingen. ‘Hé. Ik bedoel er niets persoonlijks mee.’

Maar er was wel degelijk iets persoonlijks. Leonard piekerde nog steeds over Glass’ gesprekken met Maria en Glass’ bewering dat hij Maria naar hem had teruggestuurd. Maria zelf hield staande dat er geen sprake was geweest van een dergelijke aansporing. Ze had het feit dat ze uit elkaar waren in de meest algemene termen genoemd en Glass had het alleen maar opgeschreven. Leonard was er nog steeds niet zeker van en de onzekerheid maakte hem boos.

Glass zei: ‘Leonard, je moet me niet verkeerd begrijpen. Als ik jullie zeg, heb ik het alleen over jullie regering, niet over individuele Engelsen of over jou. Ik ben blij dat jullie er zijn. En het is waar wat je zegt. Jullie Engelsen waren fantastisch in de oorlog, jullie waren geweldig. Het was jullie glorietijd. En dat wil ik nou juist zeggen.’ Hij legde zijn hand op Leonards arm. ‘Dat was jullie glorietijd. Maar nu zijn wij aan de beurt. Wie moet het anders tegen de Russen opnemen?’

Leonard wendde zijn gezicht af.

Het tweede voorval vond plaats tijdens het Oktoberfest. Ze gingen die zondag en de twee volgende avonden naar de Tiergarten. Ze zagen een Mexicaanse rodeo. Ze bezochten alle attracties en dronken bier en zagen hoe een heel varken aan het spit werd geroosterd. Er was een kinderkoor met blauwe halsdoekjes dat traditionele liedjes zong. Maria trok een gezicht en zei dat ze haar aan de Hitlerjugend deden denken. Maar de liedjes klonken weemoedig, heel mooi, vond Leonard, en de kinderen hanteerden die moeilijke harmonieën met grote zekerheid. De volgende avond spraken ze af om thuis te blijven. Die mensenmenigten waren vermoeiend na een hele dag werken en ze hadden hun uitgaansgeld voor de volgende week al opgemaakt.

Het kwam toevallig zo uit dat Leonard die avond een uur moest overwerken in het depot. Een rij van acht recorders in de opnamekamer had het plotseling begeven. Het was duidelijk een fout in de stroomcircuits en het kostte hem en een lid van de Amerikaanse technische staf een half uur om de storing op te sporen en nog eens net zo veel tijd om hem op te heffen. Hij kwam om half acht in de Adalbertstrasse aan. Al toen hij de op één na laatste trap op liep, voelde hij dat er iets veranderd was. Het was stiller. Er hing een gedempte, voorzichtige sfeer, die je kon verwachten na een uitbarsting. Een vrouw was de trap aan het dweilen en er hing een onaangename lucht. Op de verdieping van Maria’s benedenburen zag een jongetje hem aankomen. Het rende naar binnen en riep: ‘Er kommt, er kommt!’

Leonard rende de laatste treden op. Maria’s deur stond op een kier. Het kleedje achter de deur lag scheef. In de zitkamer lagen scherven op de vloer. Maria was in de slaapkamer. Ze zat in het donker op de matras. Ze hield haar gezicht van hem afgewend en hield haar hoofd in haar handen. Toen hij het licht aandeed, maakte ze een afwerend geluid en schudde haar hoofd. Hij deed het weer uit, ging naast haar zitten en legde zijn hand op haar schouder. Hij zei haar naam en probeerde haar naar zich toe te draaien. Ze bood weerstand. Hij schoof over de matras om in haar gezicht te kunnen kijken. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht en wendde zich weer van hem af. ‘Maria?’ zei hij nog een keer en hij trok aan haar pols. Er zat snot en bloed aan haar hand. In het licht uit de zitkamer was het net te zien. Ze liet hem haar handen vasthouden. Ze had gehuild, maar ze huilde nu niet meer. Haar linkeroog was gezwollen en zat dicht. De linkerkant van haar gezicht zag er beurs uit en was opgebold als een ballon. Er zat een scheurtje, een snee van een halve centimeter, bij haar mondhoek. De mouw van haar blouse was tot aan de schouder opengescheurd.

Hij had geweten dat hij hier op een dag mee geconfronteerd zou worden. Ze had hem over Otto’s bezoeken verteld. Hij kwam misschien twee keer per jaar. Tot nu toe had hij alleen gescholden en geld geëist en de laatste keer had hij haar een klap tegen haar hoofd gegeven. Niets had Leonard hierop voorbereid. Otto had haar met gesloten vuist met al zijn kracht in haar gezicht geslagen, een, twee keer en toen nog eens. Toen hij watten en een kom water ging halen, dacht hij, misselijk van de schok, dat hij niets afwist van mensen en van wat ze konden doen, hoe ze het konden doen. Hij knielde voor haar neer en maakte eerst de wond op haar lip schoon. Ze deed haar goede oog dicht en zei: ‘Bitte, sieh mich nicht an.’ Ze wilde dat hij iets tegen haar zei.

‘Beruhige dich. Ich bin ja bei dir.’ Maar toen herinnerde hij zich zijn eigen gedrag van een paar maanden geleden en kon niets meer zeggen. Hij drukte de watten tegen haar wang.