Hoofdstuk dertien

 

 

De Brigade is dol op de auto, tenminste als hij in de garage staat. Als ze niet in hun manden slapen, liggen ze op kleedjes van lamsvel op de motorkap. Vanaf het begin heb ik ze willen laten wennen aan reizen in de auto, maar Monsieur verbood dat op grond van zijn idee dat het vast niet wettelijk was toegestaan. Zo verstreek de tijd en bleef de Brigade verstoken van het voorrecht om met de auto weg te gaan.
Toen begon Quichot kleine eindjes met me mee te rijden. Noir wilde dat ook wel, maar zijn aangeboren voorzichtigheid maakte hem bang. Eén keer ging hij de auto in en ik reed langzaam de straat op en neer. Aanvankelijk schrok hij van de beweging, toen ontdekte hij de stapel kussens achterin en tegen de tijd dat we bij onze garage terug waren, lag hij vredig te slapen.
Toch maakte ik me nog zorgen dat ze nooit hadden geleerd wat geleerd moest worden. Ik werk volgens het padvindersprincipe van 'wees bereid' en vind dat ik ervoor klaar moet zijn om de Brigade in een noodgeval overal te kunnen meenemen. Dat voerde ik aan als excuus om in de vroege ochtenduren een ritje naar het strand te maken. Ik was van plan met ze langs het strand te rennen, dan naar huis terug te gaan voor het ontbijt. Monsieur zei nee, ik zou niet verder komen dan het eind van de straat en als dat al lukte, zou de politie tussenbeide komen. Ik had ook enige twijfels, maar voornamelijk vanwege Timi's zenuwen en Lunettes blaas.
Uiteindelijk stopte ik Timi en Quichot in de ene kattendraagmand en Noir in de andere. De rest lag op de kussens als haremdames op een schilderij van Delacroix. Ik reed met een matig gangetje, denkend dat we niet veel verkeer zouden tegenkomen omdat de Fransen op zondag uitslapen. De Brigade bleef stil afgezien van Noir, die van tijd tot tijd als ik harder reed dan veertig, zijn Comanche oorlogskreet ten beste gaf.
Bij aankomst op het strand deed ik de achterklep open en gaf het bekende bevel: 'Allonsy La Brigade' - met andere woorden: 'Kom mee!' Niemand bewoog zich. Noir tuurde naar de zee vijftig meter verderop, zijn oren gespitst bij het geluid van de tegen de rotsen brekende golven. De meisjes bewogen zich niet en zaten mij alleen ongelukkig aan te kijken. Ik liep het strand op. Niemand volgde. Ik speelde met de kiezelstenen in de hoop dat het geluid ze zou lokken. Er gebeurde niets, behalve dan dat Noir in slaap viel en één of twee van zijn zusjes zijn voorbeeld volgden. Na nog tien vergeefse minuten reed ik weg in de richting van mijn favoriete café, waar ik de katten in de auto liet zitten en een pot thee bestelde met een paar dik makende brioches.
Ik zat de plaatselijke krant te lezen en op de thee te wachten, toen ik besefte dat Timi op de stoel naast me zat en Noir op het tafeltje aan de croissantjes op het bord zat te likken. Ik had het raam aan de chauffeurskant open laten staan! In paniek rende ik de straat over, deed de auto open en sloot het raam. Te laat. Er waren geen katten meer te bekennen. Ik rende naar het dichtstbijzijnde stuk strand en keek daar rond. Niets. Teruggekeerd bij het café hoorde ik de eigenaar zeggen: 'Ze zijn allemaal dol op mijn croissants, Hélène.' En daar zaten ze tevreden op de formica tafeltjes aan croissants te likken. Ik dronk mijn thee op, at een brioche en keek toe hoe Dodu haar charme uitoefende op de vrouw van de eigenaar.
Nadat ik de rekening had betaald - één thee, één brioche en elf croissants - riep ik het bevel: 'Allonsy La Brigade!' en deze keer volgden ze me allemaal, blij met ons geweldige avontuur. De zee was een onbekend iets geweest, maar Noir en Quichot kenden cafés omdat ze me vaak vanaf het huis in La Cadière d'Azur onuitgenodigd waren gevolgd. Ik reed langzaam naar huis, maakte me zorgen hoe ik Monsieur moest vertellen wat er was gebeurd.
Hij stond buiten het huis op de auto te wachten. Hij had de garagedeuren al geopend. Ik keerde, reed achteruit naar binnen en liet de katten naar buiten. Monsieur zei met een twinkeling in zijn ogen:
'Hoe vonden ze de zee?'
'Toen ze hem hoorden, wilden ze de auto niet uitkomen.'
'En daarna?'
'Daarna kwamen ze het café in en likten aan elf croissants!'
Monsieur zette koffie en vertelde dat zijn vriend Jacques, de vissersman uit Bandol, hem had opgebeld.
'Hij kon niet wachten om me het nieuws te vertellen, want hij had nog nooit zes katten in een café zien zitten. Hij zei dat jij riep: "Allonsy la Bryade!" en dat ze terug renden de auto in. Je zult zien dat ze nog eens beroemd worden.'
Na hun avontuur heeft de Brigade zich aan het gebruikelijke territorium gehouden, hun geliefde buurtuin en de straten om het huis. Maar elke keer als ik de achterklep van de auto opendoe, springen ze erin en maken ze het zich gemakkelijk op de kussens. Ik heb de exercitie niet herhaald, hoewel dat misschien op een dag nog weleens zal gebeuren.
Op een ochtend zei Monsieur tegen me dat ik wat dieren betreft le fluide heb. Ik zocht het woord op in het woordenboek en zag dat het betekent dat ik een geheimzinnig iets heb, waardoor dieren mij vertrouwen en volgen. Wanneer ik ga wandelen eindig ik vaak met drie honden, twee katten en van alles op vier poten dat zin heeft in een uitje. Monsieur had me gewaarschuwd dat we genoeg katten hadden. Ik denk dat hij aan het feit voorbijging dat hij de hele Brigade had willen houden. Als hij opeens miljonair zou worden, zou het eerste zijn wat hij deed een huis met een tuin kopen, waarin hij een kattenrecreatiecentrum zou construeren dat hem het excuus zou geven vijfenzeventig katten te hebben, of zelfs honderd. Hoe dan ook, ik knikte gehoorzaam en zei dat geen haar op mijn hoofd erover dacht nóg een kat in huis te nemen, en dat hij dat ook niet moest doen. Monsieur antwoordt altijd hetzelfde wanneer ik dat zeg.
'Maar Hélène, ik heb al die katten niet in huis gehaald. Jij deed dat.'
Het heeft geen zin hem tegen te spreken. Monsieur is in die dingen zo koppig als een ezel, dus neem ik de schuld op me voor de grote kattenbevolking in huis, wat me prima uitkomt.

 

Eind augustus ben ik jarig en 's middags zat ik op de buitentrap een glas verjaardagschampagne te drinken en Noir op zijn buik te krauwen. Dodu zat op mijn knie en likte de transpiratie van mijn arm. Rozeneus zat dichtbij gefixeerd in de verte te turen. Ik volgde haar blik en zag een kat naar ons kijken vanaf de gebogen trap van een huis vlakbij. Ik had diezelfde kat al twee of drie dagen gezien, altijd op de trap, alsof ze op iemand zat te wachten. Ik wist niet zeker of ik haar al eerder in de buurt had gezien en begreep niet wat ze daar dag en nacht, al drie dagen lang, deed op de trap van het huis waarvan de eigenaar op vakantie was.
Ik bewonderde het subtiele beige van haar vacht dat bij haar oren overging in chocoladebruin, en het overvloedige ecru en cappuccino van haar tekening. Toen mijn blik de hare ving, bleef ze me aankijken. Het was een hypnotische blik die alleen Siamese katten met hun licht loensende ogen voor elkaar krijgen. Ik herinnerde me opeens het sermoen van Monsieur over mijn extraterritoriale fluïdum, en haastte me naar binnen.
We waren erover aan het praten wat we voor het avondeten zouden maken toen de kat naar binnen rende, een bord met knabbeltjes leeg at en weer naar buiten rende. Monsieur deed zijn mond open, deed hem weer dicht en keek vervolgens strak naar mij.
'Heb jij tegen die kat gepraat, Hélène?'
'Geen woord.'
'Heb je haar geaaid?'
'Nog nooit!'
'Nou, het is te heet om de deur dicht te doen, en ik denk niet dat ze nog terugkomt.'
De klokken sloegen vijf uur. Monsieur schonk me nog een glas in. Opeens schrok hij toen de Siamese kat terugkeerde en op het bed sprong waar ik lag, op mijn buik kroop en in slaap viel, alsof ze na een lange, moeilijke wedstrijd haar plaats had verdiend. Ik deed mijn ogen dicht om de blik van Monsieur te ontlopen, maar hij stond op, kwam naar me toe en keek op de kat neer.
'Ze is erg mooi, maar van wie is ze?' vroeg hij.
'Ik heb geen flauw idee.'
'Zodra ze wakker is zet ik haar weer buiten.'
'Natuurlijk doe je dat.'
'Ik weet niet wat ik moet doen aan dat fluïdum van jou. De Engelsen zijn toch een heel vreemd ras. Ze houden niet van eten, daar hebben ze waarschijnlijk geen tijd voor. Ze besteden al hun tijd aan het betoveren van dieren!'
'Jij houdt ook van dieren,' herinnerde ik hem.
'Ik breng niet elk dier in de streek ertoe me te volgen! De hemel zij dank dat we niet in de jungle leven. Dan zou ik met anaconda's moeten eten en met larven moeten slapen.'
Uitgeput door zijn ergernis, dommelde Monsieur in. Stilletjes doopte ik de kat Belle. Op haar neerkijkend zag ik dat ze me aankeek. Haar ogen waren donkerblauw en haar gezicht leek een beetje op een konijn, wat ik schattig vond. Maar het was tijd om het avondeten voor Monsieur klaar te maken. Ik zette Belle op de drempel naar buiten en rende naar boven naar de keuken.
Na het avondeten was Monsieur in een heel goede stemming, omdat ik drie desserts voor hem had gemaakt en hij ze allemaal had opgegeten.
'Ze was een prachtig dier, die Siamese kat,' zei hij. 'Het spijt me dat je haar buiten moest zetten.'
'Dat spijt mij ook.'

 

Monsieur liep naar het raam en keek naar de trap waar Belle de afgelopen drie dagen dag en nacht had doorgebracht.
'Ze zit er niet. Waar kan ze naartoe zijn gegaan? Denk je dat haar eigenaar teruggekomen is en haar heeft meegenomen?'
Na de koffie kondigde Monsieur aan dat hij naar de knusse kamer ging om de uitzending van de Grand Prix te bekijken. Hij is dol op het kijken naar sport op televisie, zweet overvloedig terwijl hij elke centimeter met zijn favoriete kampioenen meerijdt, en is tegen het eind van de drie weken van de Tour de France in een staat van uitputting.
Ik zette de borden in de vaatwasser toen ik verbaasd zag dat Belle me vanachter een stapel schrijfmachinepapier aankeek. Ik wist dat ik haar het huis uit moest zetten. In plaats daarvan overdekte ik haar met kusjes, gaf haar avondeten, zette een kom water, een kussen en andere benodigdheden binnen haar bereik en liet haar slapen. Ik vergat Monsieur te zeggen dat mijn fluïdum overuren maakte, en ging naar boven naar de studio om zijn plezier in de kakofonie van de Grand Prix niet te verstoren.
De volgende ochtend ging ik naar beneden voor koffie met Monsieur, en trof hem aan met Belle op zijn knieën. Hij zat tevreden te glimlachen, wat ik een goed teken vond.
'Ik trof haar in de keuken aan toen ik naar boven ging om koffie uit de keukenkast te halen.'
Alles ging goed tot de Brigade kwam en aan de nieuweling begon te snuffelen. Belle bleef rustig onder de inspectie en liep vervolgens weg om een kijkje te nemen in de garage, die naast de knusse kamer van Monsieur is gesitueerd. Toen ze terugkwam zat Rozeneus op de knie van Monsieur. Iedere ochtend heeft zij haar verwenminuten waar ze dol op is. Monsieur zat geboeid naar het weerbericht van de Franse marine te luisteren, voor het geval hij besloot een tocht in een onderzeeboot te maken, toen de rust van de vroege ochtend ruw werd verstoord door een angstaanjagende aanvalskreet van Belle. Ze had Rozeneus op de knie van haar mens gezien. De legendarische territoriumfixatie van de Siamees openbaarde zich. De knieën van Monsieur waren van haar. Haar kattenbak was van haar en niemand mocht die gebruiken. Haar kussen was ook van haar. Belle dreef Rozeneus in een hoek en was vast van plan haar te doden. We slaagden erin ze uit elkaar te trekken en ik rende met Belle naar boven, bracht haar terug in de keuken, die haar plek werd.
Het kostte ons vele weken om te proberen de katten te integreren, maar zonder succes. Belle was onmogelijk, was Attila de Hun voor de Brigade, en volkomen aanminnig tegen Monsieur en mij. Apartheid leek de enige oplossing en zo bleef het. Belle kan goed opschieten met Vlekje, voor wie ze een grote bewondering lijkt te hebben. Als het warm is, zitten ze samen buiten op de vensterbank van de buren, en Monsieur en ik zitten voor hen en laten ons achterwerk door de stenen afkoelen. De herkomst van Belles respect voor Vlekje is onbekend. Heeft Vlekje haar misschien geholpen toen ze in de steek was gelaten? We zullen het nooit weten, maar we weten wel dat ze nooit gromt, bijt of amok maakt met Vlekje aan haar zij.
Het duurde bijna een jaar voordat we het verhaal van Belle te weten kwamen. Ze was de kat geweest van een oude dame die in de volgende straat woonde, haar adoreerde en volkomen verwende. Toen de oude dame was gestorven, bleef Belle een aantal dagen op haar graf zitten, voordat ze terugkeerde naar wat altijd haar thuis was geweest. Twee neven die waren gekomen om de papieren van de overledene uit te zoeken, zetten Belle buiten. Enige tijd later baarde ze een jonkie, waar ze dol op was. Iemand verdronk het jonge katje.
Pas toen ik het verhaal vernam en hoorde waar ze had gewoond, besefte ik dat ik Belle een keer eerder was tegengekomen buiten het huis dat haar thuis was geweest. Ze had er zo verloren uitgezien dat ik haar een beetje ham uit mijn boodschappentas had gegeven. Had ze zich dat herinnerd? Had ze na al haar droevige avonturen de persoon gevonden die haar iets te eten had gegeven? Niemand zal het ooit weten. Eén ding is zeker: het duurde een j aar voordat ze niet meer in paniek raakte als ze voor een gesloten deur stond. Nu heeft ze geleerd dat 's nachts de deuren dicht zijn, maar bij zonsopgang weer opengaan.
Haar hartstocht voor een van mijn leren handschoenen was moeilijker te begrijpen tot we hoorden van de verloren baby. Ik legde de handschoen in haar mand en ze slaapt erbij. Op een dag, wanneer ze helemaal van al haar trauma's is genezen, zal ze hem niet langer nodig hebben.
Belle is een opmerkelijke kat en ongelooflijk aanhankelijk. Ik koester nog steeds de herinnering aan de dag dat ze een hond de straat uit joeg omdat hij tegen haar muur had geplast. Ze laat niemand in de keuken toe, tenzij ze zeker weet dat die persoon van katten houdt; ze kan een vijand vanaf twintig passen onderscheiden. Haar favoriete bezoekers zijn twee Parijzenaars, die ook een Siamese kat hebben. Françoise en Michel worden als vorsten begroet, en Belle moet ervan weerhouden worden ook aan tafel plaats te nemen en met iedereen mee te eten!
Monsieur was er zeker van dat hij moeite zou hebben om aan Belle te wennen. In plaats daarvan hadden ze binnen een week een na-de-lunch routine ontwikkeld, die gezien moet worden om het te geloven. Het lijkt wel een oud Japans ritueel. Monsieur gaat op het bed in de keuken liggen, schikt zijn kussens en doet zijn boek open. Belle springt ook op het bed en gaat met haar rug naar hem toe op zijn benen liggen. Monsieur leest. Zoals gebruikelijk na de lunch duren zijn literaire aspiraties op zijn hoogst vijf minuten. Hij legt het boek opzij, valt in slaap en begint licht te snurken. Belle draait zich om, kruipt op zijn schouder en slaapt een uur als een roos. Daarna gaan ze allebei naar buiten voor hun afspraak met Vlekje, tenzij de wind te krachtig is, dan wordt de siësta tot drie uur voortgezet.
Ik wist dat Monsieur Belle echt had geaccepteerd toen er op een dag een bezoeker voor het huis stilhield, haar aankeek en zich vervolgens tot mijn echtgenoot wendde.
'Die kat loenst.'
Monsieur rechtte zijn rug en antwoordde: 'Daar heb ik nog niets van gemerkt.'
'Hebt u dat nog niet gemerkt? Dat beest ziet er vreselijk uit. Wat is het precies?'
Monsieur tilde Belle op en wendde zich af om het huis in te gaan.
'Dit, meneer, is een heel zeldzaam dier, deels Siamees, deels konijn. Goedendag, meneer.'
Hij liet de man met open mond achter en ging naar binnen om koffie te zetten. We lachten, want Monsieur had mijn grap dat de moeder van Belle een pleziertje had gehad met een konijn, herhaald. Buiten vervolgde de bezoeker zijn weg. Toen ze langs het open raam liepen hoorden we hem tegen zijn vriend zeggen: 'Zulke dingen hadden wij niet in mijn jeugd. Ik heb er nog nooit van gehoord - een kat met een konijn gekruist. Walgelijk!'