23
‘Cade is er, liefje. Hij zei dat hij na de begrafenis nog even zou langskomen of te zien of alles goed was.’
Door alles wat er na haar thuiskomst was gebeurd, was Blythe Cades toezegging glad vergeten. Hij niet, dat bleek. En op dit moment was het idee om in alle openheid met iemand te kunnen praten – ondanks zijn beleden ongeloof – erg aanlokkelijk.
‘Bedankt, oma. Wilt u even bij Maddie blijven?’
Ze zat met het meisje op de versleten bank in de woonkamer, omringd door een verzameling van haar eigen lievelingsboeken van vroeger. Zelf was ze nauwelijks bekomen van de sessie aan de keukentafel, maar haar dochter leek zodra ze uit de keuken weg waren gelopen alles bijna te zijn vergeten.
‘Lezen moet me nog wel lukken, lijkt me. Welke wil je nu horen, kleine meid?’ Haar grootmoeder nestelde zich in het hoekje van de bank dat Blythe net had verlaten.
‘Deze hebben we allemaal nog niet gehad.’ Maddie wees naar de stapel rechts van haar.
‘Die las ik altijd voor aan je mama toen ze ongeveer zo oud was als jij nu.’
‘Eerst deze lezen.’
‘The Little Engine That Could. Daar heb ik het boek niet bij nodig, lieve Maddie. Ik kan het zo uit mijn blote hoofd opzeggen, zo vaak heb ik het gelezen.’
De stem van haar grootmoeder werd zachter toen Blythe zich door de gang naar de voorkant van het huis haastte.
Cade stond tussen de openstaande dubbele deuren naar de voorkamer. Hij had een zwarte overjas aan over zijn marineblauwe colbertje, wat haar op een idee bracht.
‘Kunnen we misschien buiten praten?’
Zonder meer stemde hij met haar voorstel in. ‘Pak je jas maar.’
Nadat ze haar jack uit de gangkast had gepakt, nam hij het van haar over en hield het voor haar op, zodat ze haar armen in de mouwen kon steken. Toen ze haar jas dichtknoopte, voelde ze de lichte druk van zijn handen om haar bovenarmen. Even verstrakte ze, maar daarna leunde ze zonder er echt over na te denken tegen hem aan, steunend op zijn solide kracht.
Hij boog zijn hoofd en zei met zijn lippen vlak bij haar oor: ‘Het komt wel goed. Wat er ook aan de hand is, we komen er wel uit.’
Het gevoel van zijn warme adem in haar hals riep diep in haar een heerlijke hete gloed op. Het ‘samen’ in die laatste zin was dan misschien onuitgesproken gebleven, in haar hart had ze het wel degelijk gehoord.
Ze knikte, en een plukje haar bleef haken in de stoppels op zijn kin. Het vergde een bewust besluit, maar uiteindelijk slaagde ze erin een stap naar voren te doen en het contact te verbreken.
Buiten, op de veranda, haalde ze diep adem om de koele lucht diep op te snuiven. Dat verlichtte niet alleen het fysieke effect van Cades aanraking, maar hielp haar ook om haar hoofd helder te krijgen na de middag in het warme, benauwde huis.
‘Ben je van streek door de begrafenis?’ Cade stond met zijn heup tegen de reling geleund, vanwaar hij haar gezicht kon zien.
‘Door iets wat gebeurde toen ik thuiskwam.’
‘Iets met Maddie?’
Ze hoorde zijn bezorgde toon. Hij had beloofd haar dochter te zullen beschermen, en in die korte tijd dat ze terug in het dorp was, had ze begrepen dat hij zijn beloftes niet licht opvatte. Ook deze niet. Al ging hij dan niet mee in wat hij zag als haar onzinnige theorieën over wat er aan de hand was.
‘Ken je ene Tewanda Hardy?’
Uit zijn aarzeling leidde ze af dat de naam hem bekend voorkwam. Toen hij uiteindelijk antwoord gaf, klonk het alsof hij doelbewust een slag om de arm hield.
‘Ik weet wie ze is. Hou het daar maar op. Hoezo?’
‘Ze was hier toen ik thuiskwam. Delores had haar gevraagd langs te komen om te kijken of ze iets voor Maddie kon doen.’
‘En is dat gelukt?’
‘Ik weet het niet.’ Op het moment zelf was ze ervan overtuigd geweest dat de sessie het meisje angst had aangejaagd, maar dat kon ze niet langer volhouden. De rest van de middag was er immers niets bijzonders aan Maddie te merken geweest.
‘Maar…’
‘Je had gelijk over het getik. Zo liet hij Sarah weten dat ze naar buiten moest komen. Maar wanneer ze bij haar grootmoeder was, kwam hij nooit.’
‘In het huis van de Wrights?’
Ze knikte. ‘Maddie zei dat ze daar heel graag was.’
‘Maddie?’
Met haar gedachteloze overgang van het ene meisje op het andere had ze hem kennelijk in de war gebracht.
‘Sarah,’ verduidelijkte ze. ‘Sarah was daar graag omdat hij haar bij haar grootmoeder nooit kwam halen. Daar was ze veilig.’
‘Maar jij hoorde het getik toch dáár?’
‘Dat is zo, maar… Ik weet niet, dat kan een soort boodschap geweest zijn of zo, denk ik.’
‘Een boodschap? Van wie kwam die boodschap dan?’
‘Van Sarah. Om ons te laten weten dat hij haar zo een teken gaf dat hij buiten stond.’
‘Dus als ik het goed begrijp, denk je nu dat het getik dat je hoorde van Sarah kwam.’
Van tevoren had ze geweten dat dit geen eenvoudige opgave zou worden, wat Cade in het park ook had gezegd. Zijn overtuiginge waren al even diep verankerd als die van haar grootmoeder.
‘Ga maar na. Áls er iemand spookte in het huis van de Wrights, kan hij dat nooit zijn geweest. Het is zo langzamerhand wel duidelijk dat degene die Sarah heeft misbruikt niet dood is.’
Weer die aarzeling. Maar goed, hij dacht er in elk geval over na en wees wat ze zei niet zonder meer van de hand.
‘Heeft Maddie je dit allemaal verteld, of die Hardydame?’
‘Maddie. Tewanda…’ Ze haalde haar schouders op. ‘Zij stelde alleen vragen.’
‘Heeft ze je om geld gevraagd?’
Ze schrok van zijn insinuatie, al was dat waarschijnlijk ten onrechte. In deze context was het een volstrekt logische vraag. Tenslotte had zijzelf ook zo haar vraagtekens bij Tewanda’s motieven gehad.
‘Ik zou nooit ofte nimmer voor zoiets betalen. En eerlijk is eerlijk: ze heeft er ook niet om gevraagd. Het scheelde niet veel, of ik had haar laten ophouden. Ik had haar bijna gevraagd om naar huis te gaan en ons met rust te laten, maar twijfels of geen twijfels, Maddie leek zich dingen te herinneren die ze eerst niet meer wist.’
‘Wat heeft ze nog meer verteld?’
‘Maddie? Dat hij hier was, die avond. Die keer dat ik dacht dat ze verdwenen was. Dat hij groot is. Al is dat natuurlijk vanuit het gezichtspunt van een kind van vier, dus ik besef dat we daar niet veel mee opschieten.’
Of vanuit het gezichtspunt van een kind van negen.
Ze vertelde er maar niet bij dat Tewanda meende dat Maddie hem alleen door Sarahs ogen had gezien. Want dat zou hij ongetwijfeld terzijde schuiven, net als de rest.
‘Verder nog iets?’
‘Ze vroeg naar zijn ogen. Dat was het moment waarop Maddie… Hoe moet ik dat zeggen… Ze werd bang, echt bang. Bijna verlamd van angst. Ze reageerde op dezelfde manier als tijdens de nachtmerries.’
‘Ze verdient er een leuk zakcentje mee, wist je dat?’
‘Tewanda?’
‘Ze doet voorspellingen. Kaartleggen en weet ik veel wat nog meer.’ Uit zijn toon bleek wat hij vond van mensen die bereid waren om geld voor zoiets neer te tellen – en van mensen die zulke diensten leverden. ‘Het is gewoon een klusje voor haar, Blythe. Iets om geld mee te verdienen.’
‘Daarom kan ze nog wel een of andere gave hebben. Anders zou de vraag naar haar diensten snel inzakken, lijkt me.’
‘Om te beginnen zijn de mensen die haar opzoeken zo goedgelovig, en ook zo ontvankelijk, dat ze alles wat ze zegt weten om te buigen naar hun eigen situatie. Bovendien heeft ze een manier ontwikkeld om het zo vaag te houden, dat wat ze zegt in de meeste gevallen wel van pas komt.’
‘Ze heeft vanmiddag geen voorspellingen gedaan of kaarten gelegd,’ wierp ze tegen. Het kostte haar moeite om niet uit haar slof te schieten. Cade wilde hen immers beschermen; dat was zijn werk. ‘En ze heeft niet om geld gevraagd. Ze probeerde Maddie te helpen zich dingen te herinneren. En dat is ook gelukt. In elk geval over Sarah.’
‘Met de goede informatie zou het voor de meeste mensen geen probleem zijn geweest om tot die conclusie te komen.’
‘Dat begrijp ik niet.’
‘Delores heeft haar gevraagd te komen, zei je. Denk je niet dat ze Tewanda heeft verteld wat ze weet? Over de nachtmerries. Over de geluiden. Jouw belangstelling voor de moord op Sarah.’
‘Ik weet niet wat ze haar heeft verteld. Dat kan ik haar best vragen, maar het was niet zoals jij het nu afschildert. We zijn niet misleid. Ze heeft Maddie niets aangepraat. Zij stelde vragen, en Maddie gaf antwoord. Totdat ze vroeg of ze de man kon beschrijven die op haar raam tikte, tenminste.’ Snel corrigeerde ze zichzelf: ‘Op Sarahs raam.’
‘Een signalement zou handig zijn geweest, maar dat was vast net iets te veel gevraagd.’
Weliswaar zei hij het op een milde toon, zijn opmerking maakte haar woest. Alsof zíj het belang daarvan niet inzag.
‘Dat is ook de enige reden waarom ik haar niet buiten de deur heb gezet toen ik thuiskwam. Ik dacht dat Maddie heel misschien iets zou zeggen waardoor we dit allemaal achter ons konden laten. Denk je soms dat ik niet snap hoe ontzettend belangrijk het is om een signalement te hebben? Niemand in dit dorp heeft er zoveel belang bij als ik om de moordenaar van Sarah te vinden. Wat denk je goddomme wel dat je…’ Ze merkte pas dat de tranen over haar wangen stroomden toen hij een stap naar haar toe deed om zijn handen om haar bovenarmen te leggen.
‘Hou op.’ Kort schudde hij haar door elkaar, ferm genoeg om de woordenstroom te stuiten die als vanzelf een weg naar buiten leek te vinden.
Gehoorzaam sloot ze haar mond. Ze snoof, zowel door de kou als door haar op hol geslagen emoties.
Cade liet haar armen los en haalde een zakdoek uit de zijzak van zijn overjas, die hij eerst op zijn gemak openvouwde voordat hij hem aan haar gaf.
Ze ging met haar rug naar hem toe staan en keek uit over de voortuin terwijl ze haar neus ermee snoot.
‘Wil je het nog eens proberen met mij erbij?’
Over haar schouder keek ze hem aan. ‘Wat proberen?’
‘Wat dat Hardy-mens heeft gedaan.’
Ze besefte dat hij haar hiermee enorm tegemoetkwam. Ze had net gezegd dat zij er het grootste belang bij had om de moordenaar van Sarah en Abel te vinden, maar Cade was ongetwijfeld een goede tweede. Het was zíjn verantwoordelijkheid. Evenals het beschermen van Maddie totdat hij wist wie de moordenaar was.
‘Ik weet niet of het iets zou uitmaken. Je had haar moeten zien…’ Ze schudde haar hoofd bij de herinnering aan Maddies blik.
‘Het forensisch onderzoek heeft niet veel bruikbaars opgeleverd.’
De wending in het gesprek was haar iets te abrupt. ‘Naar de moord op Abel?’ vroeg ze voor alle zekerheid.
‘We hebben een paar kogels, maar geen wapen waar we die aan kunnen koppelen. En geen voetafdrukken.’
‘Waarom zou hij Abel hebben doodgeschoten, Cade? Ik weet wel wat je gisteren zei, maar na al die jaren…’
‘Om wat ik al zei. Hij denkt dat er iets veranderd is. Jij. Maddie. Sarah. Hoeveel weten je grootmoeder en Delores van wat er aan de hand is? Wat heb je ze verteld?’
‘Ze weten van de nachtmerries. Dat weten ze al bijna vanaf het begin. Van de brand, natuurlijk. En dat jij denkt dat het brandstichting was.’ Ze schudde haar hoofd en probeerde te bedenken wat ze verder nog had gezegd. Ze had geprobeerd haar grootmoeder van haar meest verontrustende vermoedens te vrijwaren, maar om Ruth Mitchell om de tuin te leiden moest je wel erg uitgeslapen zijn. En van alles wat haar grootmoeder wist, was ook Delores op de hoogte. ‘Ik zou echt niet meer kunnen zeggen of ik haar heb verteld van mijn vermoedens over Sarah, maar de kans is groot dat ze dat zelf heeft ingevuld. Mijn grootmoeder is niet op haar achterhoofd gevallen.’
‘En ze is niet vies van een sappig verhaal.’
‘Dat zal ik niet ontkennen,’ zei ze vermoeid.
Ongetwijfeld was alles wat ze tegen haar grootmoeder en Delores had gezegd, doorverteld aan de dames van de quiltclub en de vrouwen van het zendingswerk en aan alle andere vriendinnen, waar ze elkaar ook nog meer troffen. Het zou niet eens bij haar grootmoeder zijn opgekomen om dat niet te doen. De vrouwen in deze gesloten gemeenschap hadden al sinds hun jeugd elke dramatische familiegebeurtenis met elkaar gedeeld. Geboorten, sterfgevallen, scheidingen, wie weet zelfs een overspelige echtgenoot hier of daar: alles was een reden voor gebed en gedeelde troost. Dus waarom zou dat niet opgaan voor de nachtmerries van een klein meisje? Of zelfs voor een mogelijke geestverschijning?
‘Ik neem de wacht van vanavond maar, denk ik.’
Weer zo’n abrupte overgang. Weer een pauze terwijl zij haar best deed om zijn laatste opmerking in te passen in de context van hun gesprek.
‘Hier?’ Ze keek naar de patrouillewagen aan het einde van de oprit. Daar stond een van zijn hulpsheriffs geposteerd sinds ze Cade gelijk had gegeven met zijn inschatting dat weglopen niet noodzakelijkerwijs een einde zou maken aan wat er met Maddie gebeurde.
‘Binnen. Als jij en Miz Ruth het goedvinden. De agent zal ik buiten laten, maar… ik zou het een prettig idee vinden als er ook iemand ín huis zat.’
Het ging er niet om dat ze er bezwaar tegen had dat er politie binnenshuis aanwezig was – en ze vertrouwde niemand meer dan Cade – maar het feit dat hij het gevoel had dat er extra beveiliging nodig was, maakte haar bang. En die angst tastte het gevoel van veiligheid aan dat het huis van haar grootmoeder haar altijd had gegeven.
‘Mijn grootmoeder zal het geen probleem vinden. Niet als ze de reden begrijpt.’ Haar instemming kwam er op een heel normale toon uit, constateerde ze tevreden, ondanks het feit dat Cades bezorgdheid haar angst had aangescherpt.
‘En jij? Vind jij het een probleem?’
‘Zoals ik al zei, doe ik alles om mijn dochter te beschermen. Als jij denkt dat iemand binnen een oogje in het zeil moet houden, heb ik daar geen bezwaar tegen, geloof me.’
Toen Blythe terug in de woonkamer kwam, was haar grootmoeder de kinderboeken aan het verzamelen die over de bank en de salontafel verspreid lagen. Het meisje dat ze had gelezen, was nergens te bekennen.
‘Waar is Maddie?’
‘Ik heb tegen haar gezegd dat ik dacht dat er ook nog poppen van jou op de plek lagen waar je deze had gevonden.’ Het ‘deze’ moest wel verwijzen naar de boeken die haar grootmoeder netjes opgestapeld probeerde te krijgen, en die afkomstig waren van een plank in de kelder.
Hoewel de trap naar de oude voorraadkelder behoorlijk steil was, was dat niet echt een reden voor de angst die Blythe overviel door de gedachte dat Maddie daar alleen naar beneden was gegaan. Het was de reactie die ze ook had gevoeld toen Cade had gezegd dat hij hier de hele nacht wilde blijven. Een reactie op het onverwachte. Op de mogelijkheden die daarmee in beeld kwamen.
‘Laat u haar in haar eentje naar de kelder gaan?’
‘Jij zat daar vroeger uren achtereen. Met die kou zal ze er wel niet zo lang blijven, dunkt me. Waar wil je deze hebben?’ Haar grootmoeder stak haar de stapel boeken toe met een blik waaruit volmaakte onwetendheid sprak van de gruwelen die zich in Blythes verbeelding afspeelden.
‘Maakt niet uit,’ antwoordde Blythe. ‘Legt u ze maar ergens neer. Ik ga even bij Maddie kijken.’
‘Och nee toch, heb ik iets stoms gedaan? We moesten haar binnenhouden, zei je, maar de kelder hoort toch bij het huis, of niet?’
Blythe was al op weg naar de keuken tegen de tijd dat haar grootmoeder bij het einde van haar op klaaglijke toon gestelde vraag was. Ze nam niet de moeite om te antwoorden. In plaats daarvan liep ze op een drafje door het zonovergoten vertrek, waar het zoals altijd naar koffie rook. Ze vermeed het te kijken naar de tafel waaraan het medium die ochtend de handen van haar dochter had vastgehouden.
‘Ik zal voor haar bidden,’ had Tewanda Hardy gezegd.
Hopelijk doet ze dat ook.
De deur naar de kelder bevond zich in de bijkeuken. Na hem te hebben opengetrokken, deed Blythe de lamp aan met het knopje boven aan de trap. Het licht viel tot onderaan, waardoor de rest van de kelder in schaduwen gehuld bleef, ondanks het halve raampje in de tegenoverliggende muur. Het raam dat in de plaats van het oorspronkelijke toegangsluik van de kelder was gekomen.
‘Maddie?’
Geen reactie.
‘Maddie, ben je beneden?’
Inmiddels was ze drie treden lager gaan staan, ver genoeg om de plank te kunnen zien waarop ze de boeken had gevonden. Het meisje was er niet. Ze draaide zich om en speurde paniekerig de andere kant van het vertrek af.
Haar hart maakte een sprongetje van opluchting. Maddie zat op haar hurken in het donker, turend naar de planken tegen de andere muur.
‘Waarom gaf je geen antwoord?’
Het meisje draaide zich om en keek haar aan met ogen die glansden in het halfduister. ‘Ik was iets aan het zoeken.’
‘Het is hier veel te koud. Kom maar mee naar boven.’
‘Miz Ruth zegt dat hier poppen liggen.’
‘Dat is dus niet zo,’ zei ze scherp. Haar angst was verdrongen door een onredelijke woede. Was ze boos op Maddie omdat ze haar zo had laten schrikken? Of op haar grootmoeder omdat ze niet inzag hoe diep haar angst zat?
Hoe kán ze dat ook inzien als jij zo je best doet om dat voor haar verborgen te houden?
‘Maar Miz Ruth zegt –’
‘Als hier nog speelgoed lag, zou dat op de plek moeten liggen waar de boeken stonden.’
‘Maar daar ligt het niet.’
‘Dan is het hier dus niet. Kom mee naar boven.’
‘We kunnen toch zoeken.’
Ze daalde nog een paar treden verder af. De planken waar Maddie voor stond, waren volgestouwd met gevulde en lege weckflessen. Dit was haar grootmoeders wintervoorraad: een ruime verzameling groenten en fruit en jam die ze de afgelopen zomer had ingemaakt. ‘Dat is van Miz Ruth. Ik zei het toch, als er nog speelgoed is, ligt dat aan de andere kant. Kom maar, dan laat ik het je zien.’ Ze liep de laatste treetjes af en stak een hand uit.
Met zichtbare tegenzin deed Maddie eindelijk een paar stappen bij de voorraadplanken vandaan. Ze legde haar hand, die koud aanvoelde, in de hand van Blythe.
Door die aanraking – tastbaar, vertrouwd, van vlees en bloed – welde er een haast overweldigende opluchting in Blythe op.
Ze gaf een geruststellend kneepje in de kleine hand. ‘Kom, dan gaan we samen op zoek.’
Er was geen reden waarom ze niet zou toegeven aan de nieuwsgierigheid van het meisje. Nu ze wist dat er niets mis was met Maddie, zag ze er geen enkel probleem in om dat te doen. Misschien zou het meisje daarna geen behoefte meer hebben om nog een keer de kelder in te gaan.
Er lag geen speelgoed op de planken waar ze de boeken had gevonden. En al helemaal geen poppen. Wat haar grootmoeder zich ook herinnerde, die spullen moesten ooit zijn weggedaan of weggegeven.
‘Maar ze zei echt dat ze hier lagen,’ hield Maddie stug vol, terwijl ze het tegendeel met eigen ogen kon zien. ‘Ze zei dat jij altijd met die poppen speelde toen je nog een klein meisje was.’
‘Nou, nu liggen ze er niet meer. En weet je, als het zo lang geleden is dat ik ermee speelde, waren ze vast niet zo heel mooi meer toen Miz Ruth ze hier opborg. Ik was niet zo voorzichtig met mijn kindjes.’
‘Miz Ruth zei dat je ze altijd doodknuffelde.’
Het woord deed pijn aan haar oren. Natuurlijk zou op dit moment elke verwijzing naar de dood misplaatst zijn geweest. En in combinatie met kindjes…
‘Is een nieuwe pop ook goed, denk je?’ vroeg ze.
‘Heb jij dan een nieuwe?’
‘Nee, maar ik weet wel waar je die kunt kopen.’
Dat had ze al veel eerder moeten doen. Hoe krap bij kas ze op het moment ook zaten. Hoe vast ze zich ook had voorgenomen om zo min mogelijk van haar grootmoeder te lenen. Een kind van vier had meer nodig dan alleen de eerste levensbehoeften om het gevoel te hebben dat alles normaal was. Om gewoon te zijn had ze gewone dingen nodig. En voor een meisje van Maddies leeftijd kwam dat neer op speelgoed.
Toen ze die paar setjes kleren had uitgezocht om de periode te overbruggen tot haar salaris zou komen, had ze een kleine teddybeer meegenomen om de beer te vervangen waarmee Maddie altijd had geslapen. Nu realiseerde ze zich dat ze toen ook nog wat andere spullen in haar mandje had moeten leggen.
‘In de winkel?’
Maddies stem klonk zo hoopvol, dat Blythes hart er bijna van brak.
‘Wil je daarheen? Dan moeten we ons wel dik aankleden.’
‘Een babypop? Net zo eentje als jij had toen je klein was?’
‘Met een flesje en zo erbij,’ beloofde Blythe haar.
In het warenhuis bij de snelweg was vast wel iets te vinden wat haar goedkeuring kon wegdragen. De hulpsheriff van dienst die op de oprit stond, moest dan maar achter hen aan rijden. Of haar een lift geven.
Maar eerst moest ze Cade bellen om hem te vertellen wat ze van plan was. Misschien kon hij hen komen ophalen en hen zelf brengen. Of hen daar treffen, in elk geval. Hij zou er vast de noodzaak niet van inzien, maar ze ging ervan uit dat hij er wel mee zou instemmen als ze het hem uitlegde.
De gedachte alleen al dat hij erbij zou zijn…
Het prettige gevoel dat dat vooruitzicht opriep, stopte ze doelbewust heel diep weg. Wanneer dit alles achter de rug was, was het vroeg genoeg om zich bezig te houden met haar gevoelens voor Cade Jackson, die zich onlangs aan haar hadden geopenbaard.
‘Ik moet eerst nog even iemand bellen,’ zei ze.
‘Duurt dat lang?’
‘Vijf minuutjes. Ga jij je jas maar pakken. Dan ben ik klaar tegen de tijd dat je terug bent. En dan… dan gaan we een baby voor jou uitzoeken.’