9
Een maand later reed Janneke met haar knalroze autootje op haar vrije maandagmiddag in de richting van een klein Gelders dorp. Ze had Rick toch van haar plan verteld. Hij had niets van haar onderneming begrepen. Wat wilde ze bereiken met een reis naar het geboortedorp van zijn vader? Wat dacht ze daar te vinden? Meende ze nu echt dat er na al die jaren nog mensen woonden die zich zijn vader zouden herinneren?
Ze moest hem het antwoord schuldig blijven. Zelf wist ze ook niet precies wat haar dreef of wat ze ervan verwachtte. Het overlijden van haar schoonvader had diep ingegrepen in het leven van de mensen om hem heen. Ze zag hoe Nina worstelde met haar verdriet en schuldgevoelens. Die laatste werden nog gevoed door de uitlating van Timo tegenover Teun. Ze begreep er niets van en misschien was dat uiteindelijk haar belangrijkste drijfveer, dat ze er iets van wilde begrijpen.
Ze had de snelweg verlaten en reed nu over aanzienlijk smallere wegen. Donkere bossen en heidevelden wisselden elkaar af. Via het geopende autoraam meende ze af en toe de specifieke geur van vermolmd hout op te vangen. Een geur die herinneringen opriep aan lange vakanties in haar kindertijd. Haar ouders kozen altijd voor natuurcampings. Met hun bungalowtent stonden ze op een fraai veld in de bossen. Ze maakten lange wandelingen en fietstochten, met haar broertje ontdekte ze een vossenhol en samen verzamelden ze dennenappels, die ze op regenachtige dagen transformeerden tot stekelvarkens. Wonderlijk, hoe de geur van een bos haar terug in de tijd bracht. Ze zou bijna vergeten met welke missie ze op pad was gegaan.
Een tractor kwam met een aanhanger vol boomstammen van een bospad af en boog net voor haar de weg op. Ontspannen bleef ze erachter rijden. Vandaag voelde ze geen haast. De middag lag nog helemaal voor haar en Rick had aangekondigd dat hij na zijn laatste lesuur nog met een collega mee naar huis zou gaan.
Voor haar reed de bestuurder van de tractor de berm in en liet haar voorgaan. Vanuit haar navigatiesysteem meldde de vriendelijke vrouwenstem met het zuidelijke accent dat ze over vierhonderd meter rechts af moest slaan. Over de gladde geasfalteerde weg reed ze bijna geluidloos het dorp binnen dat gedomineerd werd door de kerktoren. Het begin van het dorp werd gemarkeerd door een fraai witgepleisterd huis met rieten dak. Voor de oprit naar de garage stond een oudere vrouw met driftige gebaren te vegen. Ze leek nergens anders oog voor te hebben dan voor haar bezem. Toen Janneke langsreed, keurde ze haar geen blik waardig. In de tuin voor het huis bloeiden donkerpaarse rododendrons, maar ook elders in het dorp ontdekte Janneke een zee van paarse en donkerrode bloemen in de tuinen.
Op een kleine parkeerplaats naast een café met de schilderachtige naam 'Het Edelhert' zette Janneke haar auto neer. Het café leek gesloten, de deur was dicht, op het terras zat geen sterveling. Ze besloot eerst een wandeling door het dorp te maken voordat ze zou kijken of het café echt dicht was. De stille huizen langs de dorpsstraat ademden rust uit. Nergens speelden kinderen, niemand genoot buiten van het mooie weer. Hier en daar stond een auto geparkeerd, maar de huizen leken onbewoond, ondanks de keurige gordijnen en goed verzorgde planten voor de ramen. Alleen aan het begin van het dorp veegde de vrouw onverstoorbaar voort. Het hele dorp leek in slaap te zijn gesukkeld.
Janneke stond vlak bij het witte huis stil. Even overwoog ze om de vrouw aan te spreken, maar haar houding nodigde niet uit. Met hoekige gebaren bezemde ze door. Af en toe veegde ze een pluk grijs haar uit haar gezicht, die was losgesprongen uit het dunne staartje dat bij elke beweging heen en weer zwiepte. Ondanks het aangename zomerweer droeg ze een dik, donkerblauw vest dat ze voortdurend hoger over haar schouders trok, alsof ze het koud had. Dan bleef ze even staan, haar ogen gericht op een punt op de tegels dat ze net had aangeveegd, om een paar seconden later verder te gaan.
Janneke liep rustig door. Haar maag begon zich te roeren. Misschien zou ze een supermarkt kunnen vinden zodat ze een paar krentenbollen kon halen. Het lokte haar helemaal niet om in haar eentje dat donkere café binnen te gaan, als het al geopend was. Een auto passeerde. Ze keek waar die bleef, maar de auto reed door, het dorp weer uit. Bij de kerk stonden ook twee auto's en een paar fietsen, maar verder was er geen teken van leven. Naast de monumentale houten deur stond op een glimmend schild aangegeven dat er elke zondag twee diensten werden gehouden, zowel 's morgens als 's middags. Zou die kerk ooit vol zitten? Was er hier op zondagmorgen wel bedrijvigheid omdat de kerkgangers onderweg waren?
Janneke stond stil. Ze keek naar het grote huis naast de kerk dat waarschijnlijk de pastorie zou zijn. Er stond een fiets met een kinderzitje achterop tegen de muur. Via het kale raam in de gang kon ze zien dat de achterdeur openstond. Er klonken kinderstemmen, maar ze zag niemand.
Zou haar schoonvader ooit door dit dorp hebben gelopen? Was er toen wel bedrijvigheid? In gedachten verzonken wandelde ze verder totdat ze voor een schoolgebouw stond dat nu als woonhuis was ingericht. Dit dorp was ingeslapen, het leek levenloos. Als ze net de kinderstemmen niet bij de pastorie had gehoord, zou ze geloven dat het een spookdorp was. En hier had haar schoonvader als kind misschien op school gezeten. Had hij met de andere kinderen gespeeld? Was hij hier ooit gelukkig geweest? Hoe had dit dorp er destijds uitgezien? In ieder geval was het nu zeker dat er geen supermarkt was en dat ze een razende trek had gekregen. Er zat niets anders op dan toch maar te kijken of het café geopend was.
Met tegenzin liep ze terug, stuitte opnieuw op de vegende dame. Wat ze net niet aangedurfd had, deed ze nu wel. Ze stond stil en zag hoe de vrouw een lok uit haar gezicht veegde, het vest hoger over haar schouders trok, naar de tegels staarde.
'Mag ik u iets vragen?'
Ze reageerde niet.
Janneke herhaalde haar vraag iets luider. Ineens keek de vrouw wel op, maar haar blik zocht Janneke niet. Weinig uitnodigend bleef ze staan waar ze stond.
'Woont u hier al lang?' vervolgde Janneke onzeker.
'Lang, lang?' De vrouw liet de bezem vallen en streek met een hand door haar grijze haar, trok haar vest dichter om haar schouders en deed een paar stappen in de richting van Janneke. 'Dat kun je wel zeggen, ja. Ik woon hier al mijn hele leven. Eerst met mijn ouders, later met mijn man zaliger. Mijn kinderen niet meer, die wilden hier niet blijven... Mijn kinderen niet, nee...'
Ze deed nog een paar stappen naar voren, tot ze vlakbij stond. Haar waterige, blauwe ogen tastten nu wel het gezicht van de vreemde bezoekster af. 'Ik ben de enige die hier gebleven is. Al die anderen zijn nieuw. Ze komen vanuit de stad en nemen het dorp over. Komt u hier ook wonen?'
Janneke beantwoordde de vraag niet, maar stelde een tegenvraag: 'Hebt u de familie Huibers gekend?'
Verbaasd zag ze hoe het gezicht van de vrouw zich sloot en dat ze zich omkeerde. Hoofdschuddend liep ze terug. Ze pakte de bezem weer op. Janneke verwachtte dat ze verder zou gaan met vegen alsof er niets gebeurd was, maar met kleine, snelle pasjes liep ze naar de voordeur. Voordat ze het huis binnenging, riep ze nog iets. Janneke verstond: 'Had ik die maar nooit gekend.'
Met een klap viel de deur een moment later achter haar dicht.
De tomatensoep die Janneke in het café had besteld, was lauw en waterig. Het daarbij geleverde stokbrood was warm en knapperig. Ze smeerde er een dikke laag kruidenboter op en at met smaak. In het café zat een drietal mannen aan de bar die haar in het begin nadrukkelijk hadden opgenomen, maar nu kennelijk aan haar verschijning gewend waren. Somber staarden ze in hun pilsje, ze namen af en toe een slok en volgden de bewegingen van de jonge vrouw achter de bar. Hier in het dorp leek deze jonge vrouw de enige vrolijke noot. Opgewekt had ze bij Janneke naar haar bestelling geïnformeerd en een praatje over het weer gemaakt, tot een van de mannen een nieuw biertje bestelde en ze haastig haar plek achter de bar weer opzocht. Haar korte rode jurk met diagonale zwarte strepen stak bijna frivool tegen het sombere interieur af. Ze deed Janneke denken aan de kleurrijke rododendrons in dit verstilde dorp.
Nadat ze de soep had gebracht, liep ze af en toe langs Janneke, glimlachte vriendelijk en informeerde of de soep smaakte. Janneke loog dat die goed was en at langzaam verder. Het moest afschuwelijk zijn om in deze gemeenschap te wonen. Zou deze jonge vrouw daar ook deel van uitmaken of zou ze elke avond weer naar elders vertrekken? Zou ze meer weten over de vegende vrouw? Die had gezegd dat er veel mensen vanuit de stad kwamen, die het dorp overnamen. Zou het daardoor komen dat het nu zo uitgestorven leek? Zaten die mensen voor het merendeel op hun werk in de stad? Terwijl ze haar soep at, hield ze haar ogen en oren goed open en toen ze de kom leeg had, wist ze dat de jonge vrouw Patricia heette.
Haar naam leek het enige woord dat de mannen aan de bar konden uitbrengen. Zodra ze reageerde, schoof een van hen zijn lege glas naar voren ten teken dat dat opnieuw gevuld kon worden.
Op het moment dat Janneke de soeplepel neerlegde, haastte Patricia zich naar haar tafeltje, informeerde nog eens of het gesmaakt had en wilde opruimen.
'Woon jij hier?' informeerde Janneke.
'Hier in het dorp?' Patricia schudde haar hoofd. 'Ik zou het niet lang uithouden.' Ze dempte haar stem. 'Zelfs werken is hier al moeilijk. Er hangt een sfeer van... van...'
'Neerslachtigheid,' vulde Janneke aan.
'Precies, neerslachtigheid, en daarom ben ik na een halfjaar al aan het uitkijken naar iets anders.'
'Patricia!' loeide een van de mannen.
Ze maakte aanstalten om die kant weer op te lopen, maar Janneke hield haar tegen. 'Kun je mij zo een kopje thee brengen?'
Ze keek toe hoe Patricia snel en handig een glas bier tapte en dat over de bar in de richting van een van de mannen schoof die het zwijgend overnam. Even later kwam ze met een kop dampende thee naar Janneke.
'Zijn er hier in het dorp mensen die er hun hele leven al wonen?' informeerde die.
Patricia haalde haar schouders op. 'Dat weet ik dus niet. Ik ken alleen de mensen die in het café komen.'
'Wat wil je weten?'
Janneke had steeds het idee dat de mannen niet meeluisterden, maar nu draaide een beer van een kerel zich om en liet zich van de barkruk afglijden. 'Ik woon hier al m'n hele leven. Als ik de dorpsgrens over moet, begin ik te hyperventileren.' Hij grijnsde en wreef met zijn mollige hand door zijn vuurrode baard. 'Veel mensen vinden dat een treurig verhaal, maar ik ben gelukkig.'
'Daar gaat het maar om,' zei Janneke ongemakkelijk.
Patricia maakte zich uit de voeten toen de man een stoel aan het tafeltje bij Janneke pakte, die omkeerde en daar schrijlings op ging zitten. Hij stak zijn hand uit. 'Ik ben Herman. Wat wil je weten?'
Zijn hand voelde onverwacht zacht aan.
'Ooit van de familie Huibers gehoord?' vroeg ze aarzelend.
'Huibers, Huibers...' Nadenkend wreef hij weer door zijn baard. 'Die naam ken ik wel, alleen heb ik de mensen niet gekend. Ze waren hier al weg toen ik opgroeide. Er was iets mee, dat herinner ik me. Als die naam viel, werden er veelbetekenende blikken geworpen, maar ik ben nooit achter de reden daarvan gekomen.'
'Denk je dat die mevrouw in het witte huis voor in het dorp meer weet?'
'Mini Halbertsma,' zei Herman meteen. 'Ik vrees dat je niet zo heel ver met haar komt. Ze staat het grootste deel van de dag haar stoep te vegen. Zodra ze naar binnen gaat, is ze vergeten dat ze het heeft gedaan. Even later begint ze gewoon opnieuw. Korsa nog iets, of zo.' Hij maakte een veelbetekenend drinkgebaar met z'n hand. 'Er was sprake van dat ze naar een verpleeghuis zou gaan, maar haar jongste dochter is toen bij Mini ingetrokken en zij neemt veel zorgtaken over.'
Janneke legde uit wat Mini had gezegd voordat ze naar binnen ging.
'Dat zou passen bij de blikken die ik zag als ze hier over de familie Huibers praatten. Mini is de langstlevende inwoner van dit dorp. Ik weet niet wat ze zich nog precies van het verleden herinnert.' Hij dronk z'n glas in één keer leeg. 'Ik denk dat ik even bij Mini aanklop. Ze kent me en zal tegenover mij veel meer loslaten dan tegenover een vreemde. Heb je nog een halfuurtje?'
'Ik heb alle tijd,' zei ze en ze bestelde even later bij Patricia een glas vruchtensap. De twee overgebleven mannen aan de bar bleven onverstoorbaar naar hun biertje zitten kijken.
Een uur later reed Janneke het dorp weer uit, niet heel veel wijzer geworden.
'Mini werd kwaad,' vertelde Herman verbaasd. 'Gelukkig wist ik haar samen met haar dochter weer te kalmeren. Veel kon ik er niet uit opmaken, maar wel dat de familie later naar Friesland is vertrokken. Ik heb de naam van het dorp opgeschreven.'
Janneke voelde het papiertje in de zak van haar korte jasje. Binnenkort moest ze die kant maar eens op. Als ze dat van tevoren had geweten, had ze nu niet zo ver hoeven rijden. Ze had het er allemaal voor over, als ze maar achter de waarheid kwam. Het verbaasde haar nog steeds dat de rest van de familie die behoefte schijnbaar helemaal niet voelde.
Teun had hoofdpijn. Lianne zag het aan de manier waarop hij over zijn voorhoofd wreef, maar hij zei niets. Ze voelde zich nerveus. Veel nerveuzer dan ze had verwacht. Beneden stonden haar ouders te wachten. Haar vriendin Els zou waarschijnlijk zo komen. Waarom twijfelde ze nu ineens? En waar twijfelde ze aan? Op haar werk hadden ze gezegd dat ze haar nog erg jong vonden om te trouwen, was het dat? Of verlangde ze nu ineens toch naar een bruiloft met alles erop en eraan?
Of was het de somberheid van Teun die als een waas om hem heen hing, al deed hij nu zijn best om het niet te laten merken?
'Je ziet er prachtig uit,' zei hij zacht. 'Echt prachtig.'
Ze keek naar zichzelf in de spiegel. Het zwarte jurkje dat ze droeg, viel sluik rond haar slanke lichaam. Ze had haar grijze ogen zwaar aangezet, ze leken groot in haar smalle gezicht dat gebruind was dankzij haar zonnebank. Teun had gelijk: ze zag er prachtig uit. Op haar hakken van tien centimeter kwam ze net niet boven Teun uit, maar haar benen leken lang.
'Ik hou van je.' Hij kwam naar haar toe en kuste haar voorzichtig. 'Elke keer als ik naar je kijk, vraag ik me af waaraan ik zoiets moois te danken heb.'
'Rare,' zei ze vertederd. 'Lieve, rare man.'
Nog eens keek ze naar zichzelf in de spiegel, naar haar ogen die nu toch schitterden, naar de glans van haar schouderlange, donkere haar. 'Laten we gaan,' zei ze.
Nina hoorde het nieuws 's avonds per telefoon.
'Ik had je een tijd geleden al verteld dat we zo snel mogelijk, maar wel in stilte wilden trouwen,' vertelde Teun. 'Na pa's dood leek het ons niet gepast om dat anders te doen.'
Nina wist dat ze haar jongste zoon nu moest feliciteren, dat hij misschien verwachtte dat ze het zou begrijpen. Ze vroeg zich af of Liannes ouders wel aanwezig waren geweest, maar ze vroeg het niet, bang als ze was dat haar pijn nog groter zou worden.
'Dat is een bijzondere boodschap,' zei ze. 'Gefeliciteerd natuurlijk. Ik hoop dat jullie heel gelukkig worden. Vind je het goed dat ik binnenkort kom om jullie live te feliciteren?' Ze probeerde het opgewekt te laten klinken met een lachje in haar stem.
'Natuurlijk vinden we dat leuk. Bel wel even als je van plan bent te komen.'
'Uiteraard...' Ze zocht naar woorden, probeerde de teleurstelling niet te laten doorklinken. 'Zag Lianne er mooi uit? Ach, wat een vraag. Natuurlijk zag Lianne er op deze dag mooi uit. Ze ziet er altijd mooi uit.'
'Ze was nu extra mooi.' De stem van Teun klonk trots. 'Je had haar moeten zien, of... Nou ja, er zijn wel foto's gemaakt. Die zal ik je binnenkort mailen.'
Ze vroeg zich af of ze nu over een cadeau moest beginnen. Of hoefde dat niet als je de dag zelf niet had meegemaakt?
'Ik vond het belangrijk om het je zelf te vertellen,' eindigde Teun.
'Daar ben ik blij om.'
Ze loog. Ze was helemaal niet blij. Ze voelde zich verdrietig en teleurgesteld, en ontzettend eenzaam.
'Nou, het enthousiasme droop niet direct van haar stem af,' zei Lianne. 'Het viel me nog mee dat ze de verbinding niet direct verbrak toen je haar vertelde dat we stilletjes zijn getrouwd.'
Teun wilde soms dat er geen meeluisterfunctie op de telefoon zat. Nu hadden de woorden van zijn moeder door de hele kamer geklonken, en nee, ze klonk niet enthousiast. Dat begreep hij wel, maar dat zei hij natuurlijk niet. Hij vond het vervelend dat niet alleen Lianne, maar ook zijn schoonouders en Els daar getuige van waren geweest.
Hij ging weer op de bank zitten. Op de tafel in het midden van de kamer stond de fles champagne nog, geschenk van zijn schoonouders. Zelf hadden ze daar het meest van gedronken. Els begon na één glaasje al te giechelen, maar had zichzelf vervolgens een glas rosé ingeschonken, dat inmiddels halfleeg was. Ze hing onderuit op de bank en giechelde nog steeds.
'Ik kan me voorstellen dat het haar een beetje overviel,' merkte hij toch voorzichtig op.
'Ik vind het heel prijzenswaardig van jullie dat jullie voor deze manier van trouwen hebben gekozen,' zei zijn schoonmoeder. 'Lianne had heel andere ideeën over een huwelijk. Ik weet nog hoe ze als klein meisje al fantaseerde over een jurk met een fantastische sleep. Daar droomt iedere vrouw toch van? En dan toch zo rekening houden met het verdriet van jouw moeder, die vanaf het begin niets van Lianne moest hebben. Ze is mijn eigen dochter, maar ik ben er trots op dat ze zich zo heeft weggecijferd.'
De moeder van Lianne zag er bijna nog mooier uit dan haar dochter in haar zachtroze zijden robe. Ze had het grijs in haar donkere haar bij de kapper vakkundig laten wegwerken. Nu lag er een rode gloed over haar korte kapsel.
Haar man keek op zijn horloge. 'Moeten we zo niet eens naar het restaurant afnokken?'
'Mijn moeder probeert het tegenwoordig wel goed te maken,' nam Teun het weer voor Nina op. Hij negeerde zijn schoonvader. Die was dat gewend. Zijn echtgenote en dochter negeerden zijn inbreng ook meestal.
'Ik begrijp niet hoe iemand zo met een ander kan omgaan.' Els stopte met giechelen. Ze ging rechtop zitten. 'Ze heeft Lianne niet eens de tijd gegeven, maar had direct haar oordeel klaar.'
'Ze heeft haar houding ten opzichte van Lianne gewijzigd,' probeerde Teun nog eens, maar nu werd hij genegeerd.
'Nou ja, er valt over haarzelf ook nog wel wat te oordelen,' merkte zijn schoonmoeder fijntjes op. 'Je mag blij zijn dat je nu in Emelwerth woont, want je wilt niet weten hoe er in het dorp over haar gepraat wordt.'
'Geroddeld,' verbeterde Teun haar, maar opnieuw maakte dat geen indruk.
'Waar rook is, is vuur,' zei Lianne. 'En we weten toch allemaal hoe ze ten opzichte van je vader stond, Teun. Doe nou niet alsof dat niet waar is. Ze wilde gewoon bij hem weg, ook al wist ze wat de gevolgen zouden zijn.'
'Dat is klinkklare onzin.' Hij voelde zich driftig worden. 'Zo kun je dat echt niet stellen, Lianne. Ik wil dat je die woorden terugneemt.'
'Komkom, begin nu niet direct op je huwelijksdag te kibbelen,' zei z'n schoonmoeder bezwerend. 'We begrijpen best dat het moeilijk voor je is, want ze blijft natuurlijk wel je moeder. Misschien moeten we nu maar eens naar het restaurant vertrekken. Je had toch om halfzeven gereserveerd, Teun? Met dit weer kunnen we heerlijk buiten aan het water zitten. Ik hoop in elk geval dat ze buiten voor ons hebben gedekt. Heb je dat ook gevraagd?'
Dat had hij niet, maar het hinderde niet dat hij geen antwoord gaf. Zijn schoonmoeder luisterde toch al niet meer.
Harry van Bork arriveerde op het goede moment, opnieuw per fiets. Dit keer niet doornat. Nina was in de tuin bezig. Die fungeerde voor haar meestal als therapie. Als ze met haar handen in de kleigrond groef, werkte dat helend. Haar gedachten fladderden als vlinders rond haar bloemen als ze bedachtzaam het onkruid plukte of de grond omspitte. Tussen het groen en de voorjaarskleuren leken die gedachten minder beladen te worden, lukte het haar om alles weer een beetje in proportie te zien. Vanavond was dat anders. Het gevoel van eenzaamheid en vervreemding bleef haar omringen. Ze was zelfs niet blij toen ze Harry zag. Ze hoopte alleen dat niemand hem het erf op had zien gaan. Haar erf... waarom had ze toch die idiote beslissing genomen om hier te blijven?
'Maak je er tegenwoordig een gewoonte van om te fietsen?' informeerde ze sceptisch toen Harry van Bork afstapte.
'Het is onopvallender dan met de auto,' meende hij. 'Niet omdat ik iets te verbergen heb, maar om het geroddel tegen te gaan.'
'Ben je nu zo naïef of lijkt dat maar zo? Mensen roddelen toch wel. Sinds de buurman je in Timo's badjas in mijn huis heeft gezien, is dat de waarheid in het dorp. Dus wat dat betreft kun je de volgende keer gewoon weer met de auto komen.'
Hij keek haar peinzend aan. 'Je bent bitter aan het worden, Nina. Dat moet je niet toelaten. Bitterheid vergiftigt je leven.'
'Ik heb het recht om bitter te zijn,' zei ze stuurs. 'Zo makkelijk is het leven niet.'
'Van bitterheid wordt het zeker niet eenvoudiger.' Hij liep achter haar aan naar binnen. Ze waste haar handen onder de kraan in de bijkeuken en liet zijn woorden bezinken.
'Ik wil niet bitter zijn,' zei ze toen zacht. 'Je hebt helemaal gelijk, maar als je zoon in stilte trouwt en dat naderhand met een telefoontje afdoet, is het moeilijk om niet bitter te worden. Daarnaast zijn twee van mijn autobanden de afgelopen weken lek gestoken, heb ik vijf anonieme brieven ontvangen waarin ik voor alles en nog wat werd uitgemaakt en me vooral werd verteld dat ik niet hoef te denken dat ik hier werkelijk een bed and breakfast kan beginnen. Ik heb het dan nog niet eens over de supermarkt in het dorp. Gesprekken vallen direct stil als ik in de buurt kom.'
'Ben je bang?' informeerde Harry.
'Bang is het woord niet. Het verbaast me dat iedereen zich tegen me lijkt te keren. Waar heb ik dat aan verdiend?' Haar stem klonk heftig. 'Schuift iedereen me de schuld van Timo's dood in de schoenen? Ik heb altijd het idee gehad dat ik goede contacten in het dorp had. Mijn buren kwamen hier op de koffie, na kerktijd hield altijd wel iemand me aan om een praatje te maken. Heb ik toen misschien al iets over het hoofd gezien?' 'Ik denk dat ze je graag mochten,' zei Harry voorzichtig. 'Je was een actief mens in kerk- en dorpsleven, maar soms gaan verhalen een eigen leven leiden. Ik zou ze een halt willen toeroepen, maar heb geen idee hoe. Als ik er tijdens een preek op zou zinspelen, zouden ze er nog meer van overtuigd raken dat we samen iets hebben.'
'Heb jij nog niets gehoord van het badjasincident?'
Onwillekeurig schoot hij in de lach om haar benaming, maar haar verontwaardigde gezicht maande hem tot ernst. 'Nee, tegenover mij is er met geen woord over gerept. Ik heb overwogen om er zelf tegenover een aantal mensen over te beginnen, maar vroeg me af of het zich dan niet tegen ons zou keren.'
'Alsof je jezelf wilt schoonpraten,' begreep ze.
'Precies...' Hij aarzelde even. 'En misschien is het goed dat ik nu ook maar vertel met welke boodschap ik hier kwam. Een tijdje geleden heb ik je gezegd dat Robbert je misschien kon helpen met de eventuele voorbereidingen voor je bed and breakfast. Wellicht is het beter om dat plan te laten varen. Het zou in het dorp immers alleen maar de indruk bevestigen dat wij meer dan vriendschappelijke banden met elkaar onderhouden.'
Nina kneep haar ogen tot spleetjes.
'Zo, denk je dat?'
Hij stond er ineens wat ongemakkelijk bij.
'Denk jij niet dan?'
'Denk je nu alleen aan je eigen hachje?'
'Absoluut niet,' stoof Harry verontwaardigd op. 'Maar ik weet hoe moeilijk je het hebt met die achterklap en ik wilde niet dat het nog erger zou worden.'
'Denk je dat Robbert het wil?'
'Dat denk ik zeker. Hij is eraan toe om iets aan te pakken.'
'Dan ben ik niet van plan om me iets van het geklets aan te trekken. Morgen hoort Robbert van me. Ik ga koffiezetten. Wil je in de tuin zitten?'
Hij deed zijn uiterste best om niet te grinniken.