8 De uitnodiging voor het diner

'Alweer telefoneren!' zuchtte Maigret toen hij Métayer weer zag opstaan.
Maar toen hij hem aankeek zag hij, dat hij niet naar de telefooncel ging en ook niet naar het toilet. En de dikke advocaat zat nog steeds op het puntje van zijn stoel, alsof hij niet wist of hij zou opstaan of blijven zitten. Hij keek de graaf de Saint-Fiacre aan en het scheelde niet veel of hij had even tegen hem geglimlacht. Zou Maigret soms te veel zijn? In ieder geval herinnerde deze situatie de commissaris aan wat hij vroeger wel meemaakte: met drie of vier vrienden in net zo'n café; twee meisjes aan het andere eind van de zaal. En dan er maar over praten, en aarzelen en de kelner met een briefje er naar toe sturen ...
De advocaat verkeerde in dezelfde staat van opwinding. En de vrouw, die twee tafeltjes van Maigret af zat, dacht per abuis, dat het allemaal om haar begonnen was. Zij glimlachte, deed haar tasje open en poederde haar neus nog maar eens.
'Ik ben zo terug,' zei Maigret tegen zijn metgezel. Hij liep de zaal door in de richting die Métayer ook gegaan was, zag een deur die hem nog niet eerder opgevallen was, opende die en stond in een brede gang, waarin een rode loper lag. Achterin stond een lessenaar met een groot boek erop, een telefoonstandaard en daarachter zat een meisje. Métayer beëindigde juist zijn gesprek met haar en liep net weg, toen Maigret er aankwam.
'Bedankt juffrouw... De eerste straat rechts, hè?' Hij deed helemaal niet z'n best om de commissaris te ontwijken, scheen het zelfs niet vervelend te vinden dat de commissaris daar ook kwam. Integendeel! Er glom iets van spot in zijn ogen.
'Ik wist niet dat dit een hotel was,' zei Maigret tegen het meisje.
'Bent u dan ergens anders gegaan?... Daar hebt u geen goed aan gedaan ... Dit is hier zelfs het beste hotel van Moulins.'
'Hebt u hier ook de graaf de Saint-Fiacre als gast gehad?'
Zij barstte bijna in lachen uit, maar werd toen ernstig. 'Wat heeft die toch op zijn geweten?' vroeg zij bezorgd. 'Dat is nu al de tweede keer in vijf minuten, dat...'
'Waar hebt u mijn voorganger naar toe gestuurd?' 'Hij wilde weten of de graaf de Saint-Fiacre in de nacht van zaterdag op zondag nog uit is geweest. Daar kan ik geen antwoord op geven nu, want de nachtwaker is er nog niet... Toen vroeg die meneer of we een garage hadden en nu is hij daarheen.' Dat was dan gemakkelijk. Maigret hoefde Métayer slechts te volgen!
'En de garage is in de eerste straat rechts,' zei hij. 'Inderdaad, en hij is de hele nacht open.' Jean Métayer had er haast achter gezet, want toen Maigret het bedoelde straatje in liep, kwam hij er fluitend al weer uit. De bewaker zat in een hoekje zijn boterham op te eten.
'Ik wilde u hetzelfde vragen als die meneer, die hier zonet geweest is ... Die gele wagen... Zijn ze daar nog mee weg geweest in de nacht van zaterdag op zondag?'
Er lag al een briefje van tien op tafel. Maigret legde er nog eentje bij.
'Om een uur of twaalf, ja.'
'En hoe laat is hij teruggekomen?'
'Om drie uur 's ochtends, denk ik ...'
'Was hij erg vuil?'
'Och, ging wel... Het is nogal droog weer, hè.' 'Ze waren met z'n tweeën zeker, een man en een vrouw?' 'Nee, alleen een man.' 'Klein en mager?'
'Nee, juist niet! Heel groot en stevig.' De graaf de Saint-Fiacre natuurlijk!
Toen Maigret het café weer binnenkwam, speelde het orkestje uit alle macht en het eerste dat hem opviel was, dat er niemand meer in het hoekje van Métayer en zijn kameraad zat.
Maar een paar seconden later trof hij de advocaat aan op zijn eigen plaats, naast de graaf. Toen hij de commissaris zag, stond hij op. 'Neemt u me niet kwalijk ... Ach, nee! Gaat u toch weer op uw eigen plaats zitten alstublieft.' Maar hij ging niet weg. Hij ging op een lege stoel tegenover hen zitten. Hij leek nogal opgewonden met rode koontjes, net als iemand die zijn best doet een uiterst delicate zaak tot een goed einde te brengen. Met zijn ogen scheen hij Jean Métayer te zoeken, maar die was nergens te bekennen.
'U begrijpt zeker wel, meneer de commissaris... Ik zou nooit uit mezelf naar het kasteel zijn gegaan ... Dat zou geen pas hebben gegeven ... Maar nu het lot het zo beschikt dat we elkaar ontmoeten op neutraal terrein, als ik het zo mag noemen ..
En hij deed zijn best om te glimlachen. Het was net of hij na iedere zin de beide anderen beleefd groette en ze bedankte voor hun instemming.
'In een zo netelige situatie als waarin wij ons thans bevinden heeft het geen zin, zoals ik zoëven ook al tegen mijn cliënt zei, om de zaken nog moeilijker te maken dan ze al zijn ... Meneer Jean Métayer heeft dit heel goed begrepen ... En toen u hierheen kwam, meneer de commissaris, zei ik net tegen de graaf de Saint-Fiacre dat het enige waar het om gaat in feite slechts is dat wij elkaar begrijpen...'
'Potdorie!' zei Maigret zachtjes. Maar bij zichzelf dacht hij:
'Beste kerel, jij mag van geluk spreken als je zo dadelijk geen optater krijgt van de meneer, waar je nu zo slijmerig tegen zit te babbelen ...' De biljarters bleven maar om hun groene laken heen-draaien. De vrouw stond op, liep de zaal in en liet haar tasje op tafel staan.
Dat is nog eens een slimmerik! Die is natuurlijk opeens op een schitterende gedachte gekomen. Métayer is natuurlijk de zaal uitgelopen om haar onder vier ogen te kunnen spreken... En dus gaat zij er achter aan om hem op te zoeken ...
En Maigret had zich niet vergist. Met haar ene hand in de zij liep de vrouw heen en weer, op zoek naar de jonge man!
De advocaat zat nog steeds te praten.
'Er zijn zeer ingewikkelde belangen bij, en wij, van onze kant, zijn bereid ...'
"Waartoe?' sneed de Saint-Fiacre hem af. 'Natuurlijk ... om...'
Hij vergat dat het niet zijn eigen glas was, dat daar vlak bij hem stond en hij nam een slok uit dat van Maigret.
'Ik weet dat de plaats misschien een beetje slecht is uitgekozen ... En het moment misschien ook ... Maar bedenk dat wij beter dan wie ook op de hoogte zijn van de financiële situatie van ...' 'Van mijn moeder ... En verder?' 'Mijn cliënt heeft uit gevoelens van piëteit, die hem tot eer strekken, er de voorkeur aan gegeven zijn intrek te nemen in de herberg...'
Die arme sukkel van 'n advocaat! Nu Maurice de Saint-Fiacre hem strak zat aan te kijken, kwamen de woorden maar langzaam over zijn lippen, alsof hij ze er stuk voor stuk uit moest trekken.
'U begrijpt me wel, nietwaar meneer de commissaris? Wij weten dat er een testament bij de notaris gedeponeerd is... Wees gerust! De rechten van meneer de graaf zullen geëerbiedigd worden... Maar Jean Métayer komt er ook in voor... De financiële situatie is nogal onduidelijk... Mijn cliënt is de enige die er een goed inzicht in heeft.'
Maigret had bewondering voor de graaf, die een welhaast hemelse kalmte wist te bewaren. Er speelde zelfs een glimlachje om zijn lippen!
'Ja! Het was een voorbeeldige secretaris!' zei hij zonder een spoor van ironie.
'Maar hij is dan ook een jongen van uitstekende familie, die een goede opleiding genoten heeft... Ik ken zijn ouders... Zijn vader ...' 'Zullen we maar niet liever over het fortuin verder spreken?'
Dat was wel heel mooi. De advocaat kon zijn oren niet geloven.
'Mag ik u een rondje aanbieden? Ober!... U hetzelfde, heren?... Geef mij maar een tonic met citroen.' Twee tafeltjes verder zat de vrouw weer, met een ietwat mistroostige uitdrukking op het gelaat, want ze had niemand gevonden. Ze besloot dus maar een aanval op de biljartspelers te wagen.
'Ik zei dus, dat mijn cliënt bereid is u te helpen... Er zijn bepaalde personen die hij wantrouwt... Hij zal u zelf nog wel vertellen dat er nogal laag-bij-de-grondse manipulaties zijn verricht door mensen die blijkbaar niet gekweld worden door gewetensbezwaren ... Enfin ...' Dat was helemaal het toppunt!... De advocaat moest toch wel even wat wegslikken voor hij verder ging: 'U hebt gezien dat de kas op het kasteel leeg is... Maar het is absoluut noodzakelijk dat mevrouw uw moeder...'
'Mevrouw uw moeder!' herhaalde Maigret vol bewondering.
'Mevrouw uw moeder...,' hernam de advocaat zonder ook maar met zijn ogen te knipperen ... 'Waar was ik ook weer?... O ja! Dat de begrafenis de naam de Saint-Fiacre waardig zal zijn ... In afwachting van de afwikkeling der zaken tot tevredenheid van alle betrokkenen, is mijn cliënt bereid zijn medewerking te verlenen .. .'
'Met andere woorden, hij zal het geld voor de begrafenis voorschieten ... Dat bedoelt u toch?'
Maigret durfde de graaf niet aan te kijken. Hij staarde maar naar Emile Gautier, die net weer een nieuwe serie aan 't maken was en wachtte met gespannen spieren het kabaal af, dat dadelijk wel naast hem zou losbarsten. Maar niets van dat al. De Saint-Fiacre stond op. Hij sprak tegen iemand die er net bijgekomen was. 'Komt u toch hier aan onze tafel zitten, meneer.' Het was Métayer, die binnengekomen was en die van de advocaat zeker een seintje gekregen had, dat alles naar wens verliep. 'Ook een tonic?... Ober!...'
Applaus in de zaal, want er was weer een muziekstukje klaar. En toen dat geluid weggestorven was, werd het pas goed penibel, want de stemmen klonken des te harder. Alleen het getik van de ballen verbrak de stilte. 'Ik zei tegen meneer de graaf, die heel goed begrepen heeft...'
'Voor wie is die tonic?'
'Bent u in een taxi uit Saint-Fiacre gekomen, heren? ... In dat geval stel ik natuurlijk mijn wagen beschikbaar om terug te rijden... Het wordt wel een beetje persen, want ik neem de commissaris ook mee. Hoeveel is het, ober?... O nee, alstublieft... Dat rondje was voor mij.'
Maar de advocaat was al opgestaan en duwde de kelner een biljet van honderd frank in de hand. Deze vroeg: 'Alles bij elkaar?' 'Natuurlijk! Natuurlijk!' En de graaf, met zijn beminnelijkste glimlach: Dat is waarlijk erg vriendelijk van u.' Toen Emile Gautier, knippend en buigend van beleefdheid, ze met z'n vieren de deur uit zag gaan, vergat hij warempel zijn serie af te maken.
De advocaat zat voorin, naast de graaf, die aan het stuur zat. Maigret liet achterin maar een heel gering plaatsje vrij voor Jean Métayer.
Het was koud. De koplampen deden niet veel. Het was een wagen met open knalpot, zodat een gesprek niet mogelijk was.
Zou Maurice de Saint-Fiacre altijd zo hard rijden? Of zou dit een kleine wraakneming zijn? In ieder geval legde hij de vijfentwintig kilometer tussen Moulins en het kasteel in minder dan een kwartier af, scheurde met gierende banden door de bochten en miste éen keer op een haar na een boerenkar, die midden op de weg reed en nog net de berm in kon schieten. De wind sloeg hun in het gezicht. Met beide handen moest Maigret de kraag van zijn jas omhoog houden. Zonder vaart te minderen scheurden ze door het dorp. In een flits vloog het verlichte venster van de herberg voorbij en de puntige toren van de kerk. Dan plotseling stoppen, waardoor de passagiers tegen elkaar aan geslingerd werden. Ze waren onder bij het bordes aangekomen. In de keuken beneden zaten de bedienden te eten. Iemand lachte schaterend. 'Mag ik u uitnodigen, heren, om met mij de maaltijd te gebruiken?'
Métayer en de advocaat keken elkaar weifelend aan. Maar de graaf duwde ze al met een vriendschappelijke klap op de schouder naar binnen.
'Doet u me dat genoegen toch... Ik ben nu immers aan de beurt?' En, in de hal:
'Maar helaas zal het wel niet erg vrolijk zijn.' Maigret had nog een paar woorden met hem willen
wisselen, maar de ander gaf hem daar niet de gelegenheid voor en duwde de deur van de rookkamer open. 'Wilt u me even excuseren, terwijl u vast een glaasje drinkt? ... Ik moet even wat instructies geven ... U weet de flessen wel te staan, meneer Métayer?... Er is toch nog wel iets drinkbaars?'
Hij drukte op een knopje. De huisknecht liet lang op zich wachten en kwam met volle mond en zijn servet in de hand aanlopen.
Met een vlug gebaar pakte de Saint-Fiacre dat van hem af.
'Wilt u de rentmeester laten komen en daarna de pastorie en het huis van de dokter voor me opbellen?' En tegen de anderen: 'Tot dadelijk dan.'
De telefoon was in de hal. Deze was, net als de rest van het kasteel, slecht verlicht. Want aangezien er in Saint-Fiacre geen elektriciteit was, moest het kasteel voor zijn eigen stroomvoorziening zorgen en de motor was niet sterk genoeg. Hierdoor gaven de lampen geen helder wit licht, maar een zwak, roodachtig schijnsel, net als in sommige trams, als die stilstaan.
Er waren dus grote delen zo slecht verlicht, dat je nauwelijks de voorwerpen kon onderscheiden. 'Hallo!... Ja, ik sta er absoluut op ... Bedankt, dokter ...'
De advocaat en Maigret voelden zich niet op hun gemak. Maar dat durfden ze tegenover elkaar niet te bekennen. Toen verbrak Jean Métayer de stilte, door aan de commissaris te vragen:
'Wat mag ik u aanbieden? ... Ik geloof niet dat er nog port is... Maar er is nog wel wat sterkers.'
Alle vertrekken van de benedenverdieping liepen in elkaar over en de tussendeuren stonden alle open. Eerst de eetkamer, dan de salon. Vervolgens de rookkamer waar de drie personen zich in bevonden en tenslotte de bibliotheek, waar de jongeman nu een paar flessen vandaan ging halen.
'Hallo? Ja... Ik reken erop ... Tot dadelijk dan.' De graaf telefoneerde lang, liep daarna door de gang langs alle vertrekken en ging toen naar boven, waar zijn voetstappen stil hielden in de kamer van de dode. Daarna klonken er zwaardere stappen in de hal. Er werd op de deur geklopt, die meteen daarna openging. Het was de rentmeester. 'Hebt u naar me gevraagd?'
Maar toen merkte hij dat de graaf er niet was en hij keek verschrikt naar de drie mannen die daar zaten, krabbelde terug en vroeg iets aan de huisknecht, die er net aankwam.
'Wil er iemand mineraalwater?' vroeg Jean Métayer. En de advocaat, vol goede wil, kuchte eens en begon: 'We hebben alle twee toch maar een vreemd beroep, vindt u niet, commissaris?... Bent u al lang bij de politie? Ik sta al vijftien jaar bij de balie ingeschreven. Nou, dan begrijpt u wel dat ik al heel wat heb meegemaakt ... Op uw gezondheid!... En op de uwe, meneer Métayer ... Het doet me plezier voor u dat de zaken zo'n goede wending ...' De stem van de graaf, in de gang: 'Nou, dan moet u er maar aan zien te komen! Belt u uw zoon maar op, die is op 't ogenblik aan 't biljarten Ln Café de Paris in Moulins... Dan kan hij het een en ander meebrengen.'
De deur ging open en de graaf kwam binnen. 'Hebt u allen wat te drinken? Zijn er hier geen sigaren?' Hij wierp een vragende blik in de richting van Métayer. 'Alleen sigaretten ... Ik rook geen ...' De jongeman maakte zijn zin niet af en wendde beschaamd het hoofd af. T)aar zal ik dan wel voor zorgen.' 'Heren, ik vraag u wel excuus voor de zeer eenvoudige maaltijd die ik u maar kan aanbieden... Wij zitten hier nu eenmaal ver van de stad en ...' 'Kom kom,' zei de advocaat, die al een beetje onder invloed van de alcohol begon te raken. 'Ik ben er zeker van dat het best zal meevallen ... Is dat portret van een van uw voorouders?'
Hij wees naar een portret aan de muur van de grote salon van een man, in stijl gekleed met een stijf boordje. 'Dat is mijn vader.' 'Ja! U lijkt op hem.'
Dokter Bouchardon werd door een bediende aangekondigd. Hij keek wantrouwend om zich heen, alsof hij een drama verwachtte. Maar de Saint-Fiacre ontving hem allerhartelijkst.
'Komt u binnen dokter ... Jean Métayer kent u zeker wel... Dit is zijn advocaat, een prima kerel zoals u ziet... En de commissaris.'
De beide heren schudden elkaar de hand en even later fluisterde de dokter Maigret in 't oor: 'Wat hebt u nou bekokstoofd?' 'Dat heb ik niet, maar hij!'
De advocaat liep steeds maar naar het tafeltje waar zijn glas op stond en hij scheen niet te merken dat hij op die manier meer dronk dan goed voor hem was.
'Wat is het prachtig, dit kasteel!... Een uitgezocht decor voor een film ... Laatst zei ik nog tegen de procureur in Bourges, die een hekel aan de bioscoop heeft... Maar als ze in zo'n omgeving nu eens een film zouden opnemen ..
Hij maakte zich maar druk en probeerde telkens iemand anders van het gezelschap aan te spreken. De graaf was naast Métayer gaan staan en het was verontrustend, zo vriendelijk als hij hem behandelde. 'Het ellendigste zijn hier de lange winteravonden, is 't niet? Ik herinner me dat in mijn tijd mijn vader 's winters ook dikwijls de dokter en de pastoor uitnodigde... Dat waren natuurlijk dezelfden niet, die er nu zijn ... Maar de dokter van toen ging ook niet naar de kerk en dan ontsponnen zich altijd eindeloze filosofische discussies ... Kijk, daar heb je net..."
Daar kwam de pastoor aanstappen, een beetje voorzichtig. Hij had diepe wallen onder de ogen, wist niet wat hij moest zeggen, en aarzelde bij de drempel. 'Neemt u me niet kwalijk dat ik wat laat ben, maar ...' Door de geopende deuren heen kon je bedienden in de weer zien, die de tafel aan 't dekken waren in de eetzaal.
'Geef meneer pastoor toch iets te drinken!' Dat zei de graaf tegen Métayer. Maigret merkte op, dat de graaf zelf niet dronk. Maar de advocaat daarentegen was op het randje van dronken. Hij stond tegen de commissaris te oreren:
'Een beetje diplomatie, heel eenvoudig! Of, als u dat liever hoort, wat mensenkennis... Ze zijn ongeveer even oud en allebei van goede familie ... Waarom zouden ze elkaar dan moeten zitten aanstaren als twee porseleinen hondjes? ... Hun belangen zijn toch aan elkaar verwant?... En het gekste is...' Hij lachte en nam nog een slok.
'... dat het zomaar toevallig gebeurd is, in een café... Nou zie je maar waar die gezellige boerencafés, waar je je zo op je gemak kunt voelen, goed voor zijn.' Buiten klonk het geluid van een motor. Even later ging de graaf de eetzaal binnen, waar de rentmeester ook was en je kon nog net het einde van een zin horen: 'Alle twee, ja!... Als u wilt!... Het is een bevel!' Telefoongerinkel. De graaf was inmiddels naar zijn gasten teruggekeerd.
De huisknecht kwam de rookkamer binnen.
'De begrafenisondernemer aan de telefoon... Hij vraagt hoe laat de kist gebracht kan worden.'
'Wanneer hij maar wil.'
'Goed, meneer de graaf.'
En deze riep bijna vrolijk:
'Willen de heren nu aan tafel gaan?... Ik heb de laatste flessen uit de kelder laten opduiken ... Gaat u maar voorop, meneer pastoor... Er zijn een beetje weinig dames, maar dat is nu eenmaal niet anders.' Maigret legde zijn had op zijn mouw, want hij wilde de graaf even apart nemen. Maar die keek hem ietwat ongeduldig aan, rukte zich los en ging de eetzaal binnen. 'Ik heb de heer Gautier, onze rentmeester, en zijn zoon, een veelbelovende jongeman, ook gevraagd met ons mee te tafelen ...'
Maigret keek eens naar de haardos van de bankbediende en moest ondanks zichzelf glimlachen. De haren waren vochtig. Voordat de jongeman naar het kasteel was gegaan, had hij een nieuwe scheiding in zijn haar gelegd, zijn gezicht en zijn handen gewassen en een andere das omgedaan.
'Aan tafel, heren!'
En de commissaris wist zeker dat de Saint-Fiacre op dat moment een snik moest onderdrukken. Maar er was niemand die dat merkte, want de dokter vroeg aller aandacht door een bestofte fles van tafel op te nemen en te vragen:
'Hebt u daar nog Hospice de Beaune 1896 ? Ik wist niet beter of restaurant Larue had de laatste flessen op de kop getikt en ...'
De rest ging verloren in het stoelgeschuifel. Met de handen gevouwen op het tafellaken, het hoofd gebogen en bewegende lippen sprak de pastoor het gebed uit. Maigret merkte opeens dat de Saint-Fiacre hem doordringend aankeek.