1 Het schele meisje

Een bescheiden gekrabbel aan de deur; het geluid van iets dat op de grond wordt gezet; een half fluisterende stem:
'Het is half zes! De klok heeft al geluid voor de eerste mis..
Maigret kwam in het krakende bed op zijn ellebogen overeind en terwijl hij met een verbaasde blik in de ogen naar het raampje in het schuine dak keek, sprak de stem weer: 'Communiceert u ook?'
Nu stond commissaris Maigret naast het bed, met zijn blote voeten op de ijskoude vloer. Hij liep naar de deur, die dichtgehouden werd met een aan twee spijkers vastgemaakt touwtje. Hij hoorde zich verwijderende voetstappen en toen hij op de overloop stond, kon hij nog net vaag een vrouwenfiguur in witte onderjurk zien wegschieten.
Toen pakte hij de kom met warm water op die Marie Tatin hem had gebracht, deed de deur weer dicht en zocht een spiegel om zich te kunnen scheren. De kaars had nog maar enkele minuten te leven. Achter het dakraampje was het nog stikdonker; een kille, al echt winterse duisternis. Aan de takken van de populieren op het dorpsplein ritselden dan ook alleen nog maar een paar dode bladeren.
Alleen in het midden van het zolderkamertje kon Maigret rechtop staan, want het dak liep aan weerszijden schuin af. Hij had het koud. De hele nacht had hem een koude wind in de nek geblazen en hij had niet kunnen uitvissen, uit welk gat die kwam. Maar juist die koude bracht hem in een verwarrende sfeer. Hij werd erdoor herinnerd aan allerlei kleinigheden, waarvan hij nooit gedacht had dat hij er nog eens mee geconfronteerd zou worden. Het luiden voor de vroegmis... Dat gelui in het slapende dorp ... Toen hij nog een jochie was, stond Maigret zo vroeg niet op ... Dan wachtte hij wel op het tweede luiden, om kwart voor zes, want in die tijd hoefde hij zich nog niet te scheren... Waste hij zich toen eigenlijk wel?
Warm water werd hem toen in ieder geval niet gebracht ... Soms was het water in de kom wel eens bevroren ... En het geluid van zijn voetstappen klonk dan ook al gauw over de hard bevroren weg... En nu hoorde hij, terwijl hij zich aankleedde, Marie Tatin, die in de gelagkamer in de weer was. Zij rakelde de kachel op, rammelde met de kopjes en maalde koffie. Hij trok zijn jasje aan en daar overheen direct al zijn overjas.
Voor hij de kamer verliet, haalde hij eerst een briefje uit zijn portefeuille dat met een paperclip aan een officieel papier vastzat, waarop stond: Gemeentepolitie Moulins.
Ter beschikking gesteld van de Justitiële Politie te Parijs, ter eventuele verdere bewerking.
Het briefje was met een keurig handschrift op ruitjespapier geschreven:
Ik deel u mede, dat er op Allerzielen een misdaad zal worden gepleegd tijdens de eerste mis in de kerk van Saint-Fiacre.
Dat papiertje had een paar dagen rondgezworven in de kantoren aan de quai des Orfèvres.
Maigret had het toevallig onder ogen gekregen, en het had hem getroffen.
'Saint-Fiacre, bij Matignon?'
'Kan wel, want we hebben het van Moulins gekregen.' Toen had Maigret het briefje in zijn portefeuille gestoken. Saint-Fiacre! Matignon! Moulins! Namen, die hem bekender voorkwamen dan welke andere ook. Hij was geboren in Saint-Fiacre, waar zijn vader dertig jaar lang rentmeester van het kasteel was geweest! De laatste keer was hij er geweest toen zijn vader gestorven was, die begraven was op het kleine kerkhof achter de kerk.
Er zal een misdaad worden gepleegd... tijdens de eerste mis...
Maigret was de vorige dag aangekomen en had natuurlijk zijn intrek genomen in de enige herberg: die van Marie Tatin.
Zij had hem niet herkend, maar hij haar wel, vanwege haar ogen. Vroeger noemden ze haar toch ook al het schele meisje!
Een sprieterig kind, dat als oude vrijster nog magerder was geworden en nog scheler ook. Constant was ze in de gelagkamer in de weer, in de keuken en op het binnenplaatsje, waar ze hokken had met kippen en konijnen!
De commissaris liep de trap af. Beneden brandde een petroleumlamp. In een hoekje was de tafel gedekt. Grof, grijs brood. Een geur van koffie met cichorei, kokende melk.
'U zou op een dag als vandaag eigenlijk moeten communiceren! Vooral nu u toch de moeite genomen hebt om naar de eerste mis te gaan... Alle mensen! Er wordt al voor de tweede keer geluid!' Het klokgelui weerklonk ijl in de winterlucht. Buiten hoorde je voetstappen. Marie Tatin schoot haar keuken in om haar zwarte jurk en katoenen handschoenen aan te trekken en haar hoedje op te zetten, dat door haar knotje maar niet recht wilde zitten. 'Eet u maar eerst af. Doet u de deur achter u op slot?' Hoeft niet hoor, ik ben al klaar.' Dat was me wat, nou moest ze met een man over straat! En een man uit Parijs nog wel! En daar trippelde ze kleintjes, voorovergebogen, in de ochtendkilte. Dorre bladeren waaiden langs de grond. Uit het geritsel kon je opmaken dat het gevroren had. Er waren nog meer schimmen op weg naar de zwak verlichte kerkdeur. De klokken luidden nog steeds. In een paar van de lage huisjes zag je licht branden: mensen die zich haastig aankleedden om naar de vroegmis te gaan. En Maigret voelde zich weer net als vroeger: de kou, tranende ogen, tintelende vingers, en de smaak van koffie in zijn mond. En dan opeens, bij het binnengaan van de kerk: warmte, gedempt licht en de geur van kaarsen en wierook...
'Wilt u me excuseren ... Ik heb mijn eigen bidstoel,' zei zij.
Maigret herkende de zwarte stoel met rood pluche leuningen van de oude mevrouw Tatin, de moeder van het schele meisje.
Achter in de kerk weerklonk belgerinkel. De koster had de kaarsen aangestoken.
Uit hoevelen bestond nu die spookachtige verzameling slecht uitgeslapen mensen? Een stuk of vijftien hoogstens. Daar waren maar drie mannen bij: de koster, de klokkeluider en Maigret.
In Moulins had de politie maar aangenomen dat het een flauwe grap was en er verder geen aandacht aan besteed. In Parijs hadden ze het wel vreemd gevonden dat de commissaris er heen ging. Deze hoorde nu een geluid achter de deur rechts van het altaar en hij kon precies, seconde voor seconde nagaan, wat zich daar afspeelde: de sacristie, de koorknaap, die te laat was, de pastoor die, zonder een woord te spreken, zijn priestergewaad aantrok, de handen vouwde en naar de preekstoel schreed, gevolgd door het jochie, bibberend in zijn kleed ... Het jongetje had rood haar. Hij klingelde met het belletje. Het gemompel der liturgische gebeden begon.
Maigret had de schimmen om hem heen stuk voor stuk bekeken. Vijf oude vrouwen, waarvan er drie een gereserveerde bidstoel hadden. Een dikke boerin. Wat jongere boerinnen en een kind ... Opeens, buiten, het geluid van een auto. Geklap van de portieren. Snelle, lichte passen, en daar kwam een in rouwkleren gehulde vrouw, die de hele kerk dóorliep. Er was een hele rij koorstoelen, gereserveerd voor de bewoners van het kasteel. Dat waren harde stoelen van glimmend hout. Daar ging de vrouw geruisloos zitten en de boerinnen keken haar na.
Requiem aeternam dona eis, Domine ...
Misschien zou Maigret het antwoord nog wel kunnen geven aan de priester. Hij moest glimlachen bij de gedachte dat hij vroeger de dodenmissen fijner vond dan de andere, omdat er daarbij minder gezegd hoefde te worden. Hij herinnerde zich dat de mis soms na zestien minuten al afgelopen was!
Maar hij keek al niet meer naar de vrouw die daar in de gotische bidstoel zat. Hij had nauwelijks haar profiel gezien, maar meende toch al zeker te weten dat het de gravin de Saint-Fiacre was.
Dies irae, dies illa ...
Ja, het was haar wel! Maar toen hij haar het laatst had gezien, was zij vijf- of zesentwintig geweest. Het was een grote, slanke vrouw, die je al op een afstand in het park van het kasteel herkende. Maar nu moest ze al een heel eind in de zestig zijn... Zij was in een vurig gebed verdiept... Zij had een uitgeteerd gezicht en te lange, te dunne handen, die een gebedenboek omkneld hielden...
Maigret had plaatsgenomen op de strooien stoelen, waar je bij de hoogmis vijf centimes voor moest betalen.
Bij het eerste evangelie stond hij samen met de anderen op. Allerlei gedachten schoten door zijn hoofd. Zo bedacht hij opeens: Op Allerzielen draagt dezelfde priester drie missen op ...
Vroeger mocht hij bij de pastoor thuis eten, tussen de tweede en de derde. Hardgekookte eieren en geitekaas! Natuurlijk had de politie van Moulins het bij het rechte eind! Hoe kon er nou een misdaad gepleegd worden! De koster zat aan het eind van de koorstoelen, vier plaatsen verder dan de gravin. De klokkeluider was met zware stappen weggelopen, als een theaterdirecteur, die zijn eigen voorstellingen niet hoeft te zien. Verder waren er geen andere mannen meer dan Maigret en de priester; het was een jonge priester met een hartstochtelijk mystieke blik in de ogen. Hij maakte helemaal geen haast, zoals de oude pastoor had gedaan in de tijd van Maigret. Hij slikte de helft van de regels niet in.
De ramen begonnen wat bleek licht door te laten. Het werd licht buiten. Ergens op een boerderij loeide een koe.
En daar knielde de gemeente al neer voor de elevatie. Het ijle belletje van de koorknaap tinkelde. Maigret was de enige die niet communiceerde. Alle vrouwen liepen naar voren, met gevouwen handen en zonder uitdrukking op het gezicht. De hosties, zó bleek dat zij onwerkelijk leken, gingen door de handen van de priester.
De dienst ging verder. De gravin hield de handen voor haar gezicht.
Pater Noster...
Et ne nos inducas in tentationem...
De handen van de oude dame openden zich, lieten het gezicht, waarop een gekwelde uitdrukking lag, zichtbaar worden en openden het gebedenboek. Nog vier minuten! De gebeden. Het laatste evangelie! Dan zou het voorbij zijn! En dan zou er geen misdaad gepleegd zijn!
Want op het briefje stond duidelijk: de eerste mis ... Als teken dat het is afgelopen, staat de koster op en loopt naar de sacristie ...
De gravin de Saint-Fiacre houdt haar hoofd weer in de handen. Zij verroert zich niet. De meeste andere vrouwen blijven ook roerloos zitten.
Ite, missa est......gaat, het wegzenden is bevolen.
Toen pas voelde Maigret, hoe hij in angst had gezeten. Hij was het zich nauwelijks bewust geweest. Zonder dat hij het wilde, slaakte hij een diepe zucht. Ongeduldig zat hij het einde van het laatste evangelie af te wachten, want hij verlangde ernaar buiten de frisse lucht in te ademen, mensen te zien bewegen en ze te horen praten over van alles en nog wat... De oude vrouwtjes werden allemaal tegelijk wakker. Hun voeten bewogen zich over de koude blauwe tegels van het godshuis. Een boerin liep al naar de uitgang, daarna nog een. De koster kwam al met een dover aanlopen en in plaats van een vlam vertoonde iedere kaars nu een blauw rooksliertje.
De dag was geboren. Een grauw licht drong nu de kerk binnen en het begon er ook hevig te tochten.
Er -waren nog drie personen over... Twee ... Er bewoog een stoel... Nu was alleen de gravin er nog maar en Maigret's spieren verkrampten zich van ongeduld. .. De koster, die klaar was met zijn werk, keek eens naar mevrouw de Saint-Fiacre. Er gleed een aarzeling over zijn gezicht. Op hetzelfde ogenblik liep de commissaris naar voren.
Ze stonden alle twee vlak bij haar en verbaasden zich over haar onbeweeglijkheid, probeerden haar gezicht te zien, dat door de samengevouwen handen verborgen werd.
Maigret raakte bedeesd even haar schouder aan. Het lichaam begon te wankelen, viel op de grond en bleef daar roerloos liggen. De gravin de Saint-Fiacre was dood.
Het lichaam was naar de sacristie gebracht en daar op drie naast elkaar geschoven stoelen neergelegd. De koster was hard weggerend om de dorpsdokter te halen. En Maigret was vergeten dat hij er eigenlijk niets te maken had. Het duurde een paar minuten, voordat hij begreep waarom er zo'n wantrouwige blik in de vurige ogen van de priester lag.
'Wie bent u?' vroeg deze eindelijk. 'Hoe komt het, dat...'
'Commissaris Maigret van de Justitiële Politie.' Hij keek de pastoor recht in het gezicht. Het was een man van een jaar of vijfendertig, met regelmatige trekken, die hem echter toch deden denken aan het fanatisme van de monniken van vroeger. De man was helemaal in de war. Met onvaste stem mompelde hij:
'U wilt toch niet zeggen, dat.. .* Ze hadden de gravin nog niet durven ontkleden. Wel hadden ze een spiegeltje op haar lippen gelegd, maar tevergeefs.
'Verwondingen heb ik niet geconstateerd ...was het enige, dat Maigret antwoordde.
Hij keek eens om zich heen en zag het decor, dat in dertig jaar helemaal niet veranderd was. De wijnkannetjes stonden nog op dezelfde plaats, net als het priestergewaad, dat klaar hing voor de tweede mis, en het koorkleed voor de koorknaap.
Het vale licht dat door een gotisch venster naar binnen scheen, deed het schijnsel van een olielamp verbleken. De priester kreeg het beurtelings warm en koud en werd door afschuwelijke gedachten bestormd. Een drama! Maigret begreep het eerst niet. Maar langzamerhand kwamen er steeds meer herinneringen uit zijn kinderjaren naar boven.
... Een kerk waarin een misdaad is gepleegd, moet opnieuw door de bisschop worden gewijd...
Maar hoe was het dan toch mogelijk geweest? Een schot had hij niet gehoord! Niemand was dicht bij de gravin geweest! Maigret had haar, bij wijze van spreken, de hele mis door niet uit het oog verloren! Er was ook geen bloed vergoten, van een verwonding bleek niets! 'De tweede mis is om zeven uur, nietwaar?' Tot hun grote opluchting hoorden ze de zware stappen van de dokter naderen. Het was een gezet mannetje, dat nogal onder de indruk scheen te komen van de sfeer, en de commissaris en de pastoor om beurten aankeek.
T)ood?' vroeg hij.
Niettemin aarzelde hij niet om de blouse van de gravin los te knopen, terwijl de priester kies het hoofd afwendde. Zware stappen in de kerk. Dan de klokken, die door de klokkeluider in beweging werden gebracht. Het eerste luiden voor de mis van zeven uur. cIk zou niet anders weten dan embolie... Ik ben de huisarts niet van de gravin. Zij was onder behandeling van een collega uit Moulins... Misschien dat ik twee- of driemaal op het kasteel ben geroepen... Zij hid een zeer zwak hart...'
Er was maar weinig ruimte in de sacristie. De drie mannen en het lijk konden er maar nauwelijks in. Er kwamen twee koorknapen aan, want de mis van zeven uur was een grote mis.
'Haar wagen zal wel voor de deur staan!' zei Maigret. "We moeten haar maar naar het kasteel laten brengen.' Hij voelde steeds de angstige blik van de priester op hem rusten. Zou die iets zijn gaan vermoeden? In ieder geval kwam hij, terwijl de koster en de chauffeur het lijk naar de wagen droegen, dicht bij de commissaris staan.
'Weet u zeker dat... Ik moet nog twee missen opdragen ... Het is Allerzielen ... Mijn parochianen zijn .. Maar aangezien de gravin aan embolie gestorven was, had Maigret toch wel het recht om de pastoor gerust te stellen?
'U hebt gehoord wat de dokter gezegd heeft...' 'Ja, maar u bent toch hier naar toe gekomen, juist vandaag, tijdens deze mis ...'
Maigret moest vlug iets verzinnen, om niet met een mond vol tanden te staan.
'Toeval, meneer pastoor ... Mijn vader ligt op uw kerkhof begraven ...'
En vlug liep hij naar de auto, een ouderwets model, die net aangeslingerd werd door de chauffeur. De dokter wist niet goed wat hij doen moest. Er waren een paar mensen op het plein, die niets begrepen van wat er allemaal gebeurde. 'Gaat u maar met ons mee.'
Maar het lijk bezette alle plaats achterin, zodat Maigret en de dokter samen naast de chauffeur moesten kruipen. 'Het scheen u nogal te verbazen, wat ik zei,' mompelde de arts. 'Maar als u de situatie kende, zou u het beter begrijpen ... De gravin ...'
Opeens zweeg hij en hij keek naar de chauffeur in livrei, die met een gezicht zonder bepaalde uitdrukking de wagen bestuurde. Ze reden nu over het dorpsplein, dat tegen een helling aangelegd was met aan de ene kant de kerk en aan de andere de Notre-Dame vijver, die er die ochtend maar gifgrijs uitzag.
De herberg van Marie Tatin was rechts het eerste huis van het dorp. Links liep een eikenlaan met helemaal achteraan de donkere massa van het kasteel. Ook de lucht was strak grijs en het was guur en koud weer.
'U weet wat voor moeilijkheden dat allemaal met zich mee kan brengen ... Daarom zette de pastoor zo'n zuur gezicht.'
Dr. Bouchardon was een boer, een boerenzoon. Hij droeg een bruin jachtkostuum en hoge rubber laarzen. 'Ik wilde net op eendejacht gaan ...' 'Gaat u niet naar de kerk?' De dokter knipoogde.
'Maar dat belette me niet goede vrienden te zijn met de vroegere pastoor ... Maar deze...' Ze reden nu door het park. Het kasteel was nu ook duidelijker te zien; de vensters van de benedenverdieping met blinden ervoor en de twee hoektorentjes waren de enige oude delen van het gebouw. Toen de wagen bij het bordes stopte, liet Maigret zijn blik eens langs de getraliede vensters gaan en hij zag dampige keukens en een dikke vrouw, die patrijzen aan het plukken was.
De chauffeur stond er een beetje onhandig bij, hij durfde de portieren niet te openen.
'Meneer Jean zal nog wel niet op zijn ..
'Roep dan iemand anders... Er zijn toch wel bedienden in het huis?'
Maigret had een vochtige neus. Het was werkelijk koud. Hij stond daar buiten voor het huis, met de dokter, die een pijp begon te stoppen. 'Wie is die meneer Jean?'
Bouchardon haalde zijn schouders op en grijnsde. Dat zult u wel zien.' 'Maar wie is het dan?'
'Een jongeman ... Een knappe jongeman. Familie?'
'Zou je kunnen zeggen!... Op zijn manier!... Nou ja, ik kan het u ook maar beter direct zeggen ... Hij is de minnaar van de gravin ... Officieel is hij haar secretaris.'
Maigret keek de dokter eens goed aan en herinnerde zich dat hij met hem in dezelfde klas had gezeten! Maar er was niemand die hém herkende! Hij was tweeënveertig jaar en hij had een buikje gekregen! Het kasteel kende hij beter dan wie ook! Vooral de bijgebouwen! Als hij maar een paar stappen deed, zou hij de rentmeesterswoning zien staan, waar hij geboren was. En misschien kwam het juist door al die bijzonderheden, dat hij zo van zijn stuk was! Vooral de herinnering aan de gravin de Saint-Fiacre, zoals hij haar gekend had: een jonge vrouw die, voor de volksjongen die hij tenslotte toch was, al wat maar vrouwelijkheid, gratie en adel was, personifieerde.
Maar nu was zij dood! Ze hadden haar als een levenloos voorwerp in de wagen geschoven en haar benen hadden ze zelfs dubbel moeten buigen! Haar blouse hadden ze niet weer dichtgeknoopt en het witte ondergoed hing over de zwarte rouwjapon heen!
Maar de dokter beweerde dat zij aan embolie gestorven was! Wie zou degeen zijn die dat van tevoren had geweten? En waarom moest de politie er dan bijgehaald wor-f den?
Het werd een drukte van belang in het kasteel. Deuren werden geopend en weer gesloten. Een huisknecht, nog maar half in livrei gestoken, deed de grote voordeur een eindje open, maar dorst niet helemaal naar buiten te komen. Achter hem stond een man in pyjama, met verward haar en grote kringen onder zijn ogen. 'Wat is er aan de hand?' riep hij.
'De pooier!' gromde de dokter cynisch in Maigret's oor.
De kokkin was ook gealarmeerd. Zij stond zwijgend door het raam van haar souterrain te kijken. Helemaal boven gingen de dakvensters open, in de bediendenkamers.
'Vooruit! Waarom brengen ze de gravin nu niet meteen naar haar bed?' sprak Maigret hevig verontwaardigd. Hij vond het allemaal heiligschennis, want het kwam helemaal niet overeen met zijn jeugdherinneringen. Dat gaf hem niet alleen een morele kater, maar ook een fysiek gevoel van onbehagen!
Er werd voor de tweede keer voor de mis geluid. De gelovigen moesten nu toch wel opschieten. Sommige boeren kwamen van heel ver, in karretjes. En zij hadden bloemen bij zich om op de graven te leggen. Jean durfde niet dichterbij te komen. De huisknecht had het portier geopend, maar deed verder niets meer. 'Mevrouw de gravin ... mevrouw de...' stamelde hij.
'Nou? Moeten jullie haar dan zo laten liggen ...?'
Waarom, verdomme, stond die dokter daar nou zo ironisch te grijnzen? Nu begon Maigret op te treden. 'Vooruit! Twee mannen ... U!' - hij wees de chauffeur aan - 'En u!' - nu wees hij de huisknecht aan - 'Breng haar naar haar kamer ...'
En terwijl zij zich naar de wagen vooroverbogen, ging er in de hal een bel over.
'De telefoon!... Dat is ook vreemd, op dit uur van de dag!' gromde Bouchardon.
Jean durfde hem niet op te nemen. Toen liep Maigret maar naar binnen en nam de hoorn van de haak. 'Hallo!... Ja, het kasteel...' En een stem, die van dichtbij klonk: 'Kan ik mijn moeder even aan de telefoon krijgen? Zij zal wel terug zijn van de mis.' 'Met wie spreek ik?'
'De graaf de Saint-Fiacre ... Trouwens, dat gaat u niets aan ... Geef mij mijn moeder.'
'Een ogenblikje... Wilt u me zeggen, waarvandaan u telefoneert?'
'Uit Moulins. Maar geef me nou als de bliksem ...' 'Kom maar hierheen, dat lijkt me beter!' zei Maigret en hij legde de hoorn weer neer.
Hij moest zich tegen de muur aandrukken om het lijk te laten passeren, dat door de twee bedienden gedragen werd.