6

WOENSDAG 27 NOVEMBER

Hij is gekomen en heeft daarbij zijn dag en zijn tijd zo slecht mogelijk gekozen.
Zondagavond was Yvette voor het eerst uitgeweest sedert ze op de Quai d'Orléans woont. Ik had me er eerst van vergewist dat er niemand in de omtrek zwierf. Ze greep mijn arm en de hele tijd dat we liepen bleef ze aan mijn arm hangen in een houding die ik verliefde paren vaak benijd heb. Er zaten er op de banken op het plein voor de Notre-Dame ondanks de koude en dat deed mij denken aan mijn clochards van de Pont-Marie. Ik heb Yvette over hen verteld.
'Een tijdlang zijn ze weggeweest, ' zei ik, 'maar vanmorgen lagen ze alle twee weer onder de dekens. ' Ze was verwonderd dat een man van mijn stand belangstelling had voor zulke mensen, dat merkte ik aan de blik die ze mij toewierp, alsof dat mij wat dichter bij haar bracht'Kijk je met een verrekijker naar ze?' . 'Daar heb ik niet aan gedacht. '
'Dat zou ik doen. '
'Nu, vanmorgen dan is de vrouw het eerst opgestaan en heeft tussen twee stenen vuur gemaakt. Toen de man daarna uit de hoop vodden te voorschijn kwam, zag ik dat hij rood haar had, dat het niet meer dezelfde was. Deze was groter, jonger. '
'Misschien hebben ze die andere in de gevangenis opgesloten?'
'Misschien. '
We hebben gegeten in de Rótisserie Périgourdine, waar ze de uitgebreidste gerechten koos, toen zijn we naar een bioscoop op de Boulevard Saint-Michel gegaan. Het leek me, dat ze somber werd toen ze in de verte het hotel bemerkte waar ik haar na het proces ondergebracht had. Het zou haar nu al moeilijk vallen, weer in armoede te moeten leven, ja zelfs in een zekere soberheid. Het appartement van miss Wilson mist zijn uitwerking niet. Zelfs de straat, waar een koude wind woei en waar de mensen snel doorstapten, maakte haar een beetje bang. Er draaide een droevige film en verscheidene malen voelde ik haar hand, die de mijne zocht. Toen we buiten kwamen vroeg ik haar wat ze wilde en ze antwoordde zonder aarzelen: 'Naar huis. '
Dat was des te verrassender, omdat ze, in de Rue de Ponthieu nog, dat ogenblik altijd zo lang mogelijk uitstelde. Voor de eerste maal voelt ze zich geborgen, heeft ze het gevoel van een thuis. Ik ben vroeg bij haar vandaan gegaan, want voor maandagmorgen had ik veel werk, zoals bijna voor al mijn ochtenden het geval is. Sedert een maand waait of regent het, en we hebben niet meer dan een halve dag zon gehad. De mensen zijn verkouden, prikkelbaar. Op de rechtbank moesten ettelijke zaken uitgesteld worden omdat de ene of de andere partij griep had.
's Avonds moesten mijn vrouw en ik bij Corine eten, waar men zelden vóór half tien aan tafel gaat en waar sedert enkele dagen een zekere opwinding heerst. Het land is zonder regering. De verschillende mogelijke regeringsleiders zijn om beurten op het Elysée ontboden, alle combinaties zijn overwogen en men beweert datMoriat het tenslotte worden zal, dat hij de lijst der nieuwe ministers al in zijn zak heeft. Volgens Viviane wil hij een regering bestaande uit specialisten, gekozen buiten de politieke partijen, zoals de aangewezen weg schijnt te zijn wanneer het publiek het vertrouwen in zijn regering verloren heeft.
'Als je de laatste tijd niet gepleit had in een paar van die geruchtmakende zaken, had je zeker de portefeuille van Justitie gekregen, ' heeft mijn vrouw er nog aan toegevoegd.
Dat zou in mij niet opgekomen zijn. Zij heeft eraan gedacht. In haar woorden ligt het verwijt opgesloten dat ik bepaalde zaken aangenomen heb, wat mij uit haar mond enigszins vreemd in de oren klinkt: zij is het incident in Sully zeker vergeten!Ik kwam vrij vroeg uit het Paleis van Justitie, iets vóór zessen, en ging vandaar naar de Quai d'Orléans, waar ik Yvette in een nieuwe ochtendjapon voor het haardvuur vond.
'Je bent helemaal koud, ' merkte ze op toen ik haar kuste. 'Kom gauw bij het vuur zitten. ' Ik dacht eerst dat het door de vlammen van het haardvuur kwam, dat haar ogen een ongewone schittering, een soort guitigheid vertoonden. Toen dacht ik dat ze een verrassing voor me in petto had, want met koortsachtige haast schonk ze de martini's in terwijl ik mij, op een pouf gezeten, warmde• 'Weet je nog wat ik laatst tegen je zei?' Ik had geen idee wat ze bedoelde. 'We hebben er vanmiddag over gesproken samen. Het is geen gekheid. Jeanine zou het prettig vinden. Ze heeft me verteld dat ze al twee maanden zonder vriend is en dat ze, iedere keer als wij samen in bed liggen, in de keuken zichzelf moet bevredigen. ' Ze had haar glas leeggedronken en gluurde naar me.
'Zal ik haar roepen?'
Ik durfde geen neen te zeggen. Ze ging naar de deur. 'Jeanine! Kom je?' Toen, tegen mij:'Zal ik haar ook een glas geven? Ik heb er drie ingeschonken. '
Ze was hevig opgewonden.
'Ik zal een paar schemerlampjes aandoen terwijl jij haar uitkleedt. Ja! Dat moet jij doen, want de eerste keer vindt een vrouw het altijd een beetje moeilijk haar kleren uit te trekken. Nietwaar, Jeanine?' Veel van mijn vrienden, van mijn cliënten hebben een manie, of een of andere sexuele afwijking; ik heb bij mijzelf nooit iets dergelijks ontdekt. Bijna met tegenzin heb ik mij ertoe gezet de dikke, blonde meid uit te kleden, die steeds maar lachte onder voorwendsel dat ik haar kietelde.
'Ik heb je gezegd dat ze een goed figuur had. Nu, is het waar of niet? Haar borsten zijn driemaal zo zwaar als de mijne, en toch zijn ze net zo stevig. Raak ze eens aan, dan gaan de tepels naar buiten staan. '
'Heb je dat geprobeerd?'
'Ja, vanmiddag. '
Dat verklaarde voor mij de sfeer die ik bij mijn binnentreden gevonden had.
'Kleed jij je ook uit, dan zul je eens zien hoe leuk dat is met z'n drieën. '
Ze hebben er van tevoren over gesproken, een vrij uitvoerig programma opgesteld en wat me verbaast, is dat het alles zonder schunnigheden is verlopen. 'Streel haar eerst wat, want ik hoef niet op temperatuur gebracht te worden. '
Later wilde ze met alle geweld mijn plaats innemen. •Laat mij eens begaan, dan zal ik je wat laten zien. ' Ze is er trots op mij te bewijzen, dat ze een vrouw het-, zelfde genot kan geven als ik, trots ook op haar lichaam, niet zozeer op de schoonheid daarvan, die niets bijzonders heeft, alswel op het gebruik dat zij ervan maakt, op haar bedrevenheid in het schenken van genot. 'Kijk, Jeanine. Zo meteen moet jij dat ook eens proberen. '
Het is bij haar een kinderlijk exhibitionisme. Twee uur lang deed ze als die jazzspelers die eindeloze variaties op één thema improviseren en wier ogen lachen bij iedere nieuwe ontdekking.
'Je hebt me nooit verteld dat je dat ook wel met vrouwen deed. '
'Dat heb ik met Noémie gedaan toen we in één bed sliepen. Eerst wilde ze niet, maar later maakte ze me bijna iedere nacht wakker, dan nam ze mijn hand en legde die op haar buik. '
'Ja, wil je?' fluisterde ze dan, zonder helemaal wakker te worden. '
'Noémie was een dikke, luie meid, die zich liet strelen terwijl ze doodstil bleef liggen en onmiddellijk daarna weer insliep. '
Later zei Yvette iets dat mij trof. Ze had ons al tweemaal een glas ingeschonken en zelf ook gedronken. 'Het is grappig, ' merkte ze op, 'dat ik er nog steeds zo dol op ben nadat ik het zo vaak heb moeten doen om te eten en niet op straat te hoeven slapen. Vind je ook niet?'
Alle drie waren we naakt toen de telefoon plotselingdoor de kamer klonk en alhoewel het gerinkel van detelefoon onpersoonlijk is, wist ik dat het mijn vrouw wasdie belde. Ze zei maar één zin:'Het is negen uur, Lucien. '
Ik antwoordde, alsof ik betrapt werd:'Ik kom dadelijk. '
Later, toen ik terugkwam uit de Rue Saint-Dominique,waar we Moriat niet gezien hebben, hoorde ik dat Yvette en Jeanine zich na mijn vertrek niet aangekleed hadden, dat ze martini's zijn blijven drinken terwijl ze elkaar verhalen vertelden en met tussenpozen hun liefdesspel weer opvatten. Ze hebben niet volledig gegeten, alleen af en toe iets uit de ijskast genomen. 'Het is jammer dat jij weg moest. Je hebt geen idee hoe gek Jeanine kan doen als ze op dreef komt. Het lijkt wel of ze van elastiek is. Ze kan net zulke moeilijke standen uitvoeren als acrobaten in het circus. ' Vanmorgen voelde ik mij helemaal leeg. Ik zal niet zo ver gaan te beweren dat ik een slecht geweten heb, of dat ik mij schaamde, maar het gebeurde liet een vreemde nasmaak bij mij achter en een zekere ongerustheid. Dat komt misschien omdat ik sedert enige tijd vaag de volgende stap zie. Ik tracht er niet aan te denken, mezelf te overtuigen dat we het goed hebben zo, dat er geen reden meer is om te veranderen. Zo heb ik ook geredeneerd toen ik die kamer op de Boulevard Saint-Michel voor Yvette huurde en daarna, toen ik haar de kamers in de Rue de Ponthieu gaf. Sedert ik haar ken word ik door een duistere macht, onafhankelijk van mijn wil, voortgedreven. Het valt mij steeds moeilijker om met Viviane alleen te zijn, met haar de stad in te gaan, om, voor iedereen, haar man te zijn, haar begeleider, terwijl Yvette met smart op mij zit te wachten.
Wacht ze werkelijk met smart op mij? Ik neig ertoe dat aan te nemen. Ik van mijn kant heb altijd hetzelfde gevoel van een "gebrek", hetzelfde beangstigende gevoel van mijn evenwicht te verliezen, zodra ik niet bij haar ben. Er zal een ogenblik komen, dat ik de enige aanvaardbare oplossing in overweging zal nemen: dat zij haar leven geheel met mij zal delen. Ik weet heel goed wat dat betekent, welke onvermijdelijke gevolgen dat metzich mee zal brengen. Nu lijkt het mij nog een onmogelijkheid, maar ik heb zoveel andere onmogelijkheden zich mettertijd zien verwezenlijken!Een jaar geleden zou de Quai d'Orléans ook een onmogelijkheid geleken hebben, en dat is alweer drie maanden geleden.
Viviane, die het voelt, bereidt zich voor op de strijd. Want ze zal haar rechten niet opgeven zonder zich met de moed der wanhoop te verdedigen. Ik zal niet alleen met haar te maken hebben, ik zal iedereen tegen me hebben, de rechtbank, de bladen, onze vrienden, die meer haar dan mijn vrienden zijn. Maar dat is niet iets voor morgen of overmorgen. Het behoort voorlopig nog tot het rijk der dagdromen. Ik klamp mij vast aan het heden, doe mijn best daarmee tevreden en gelukkig te zijn. Ik doorzie mezelf niettemin nog voldoende om te begrijpen, dat dit het einde nog niet is.
Juist omdat ik de dingen nog zo helder zie maakt dat samenzijn met ons drieën van eergisteren me bezorgd. Nu dat eenmaal gebeurd is, zal het meer gebeuren. Misschien is het het middel om te voorkomen dat Yvette elders bevrediging gaat zoeken, maar het is mogelijk, dat het daarbij niet blijft en dat hetgeen op de Quai d'Orléans plaatsgehad heeft, later noodzakelijkerwijs op de Quai d'Anjou moet plaatsvinden. Na een koude douche zat ik woensdagmorgen al om half negen op mijn kantoor. Ik voerde enkele telefoongesprekken en deed de lopende zaken af vóór de bespreking die we om tien uur zouden hebben. De drie mannen kwamen precies op de afgesproken tijd en we gingen aan het werk terwijl Bordenave ervoor zorgde dat wij niet gestoord werden. Het ging over een heel grote zaak, over de aankoop van een reeks grote hotels door Joseph Bocca en ongetwijfeld door een aantal personen die achter hem staan. Een van mijn bezoekers was de opvolger van Coutelle, die zich uit de zaken teruggetrokken heeft en nu in Fécamp woont, een jongere man die een graventitel draagt en geregeld in Fouguet's en Maxim's komt, waar ik hem vaak gezien heb.
Wij hadden tegenover ons een van mijn collega's, met wie ik op zeer goede voet sta, die de verkopers vertegenwoordigde en vergezeld was van een verlegen, gezette heer met een dikke tas bij zich, die zich ontpopte als een buitengewoon kenner van het handelsrecht. De transactie heeft niets verdachts. Het gaat er alleen om, de zaak zo te regelen dat slechts het minimum aan belasting betaald hoeft te worden. De gezette heer heeft sigaren geoffreerd en om tien uur 's morgens kon men de rook al snijden. In de kamer naast ons hoorde ik af en toe de telefoon gaan en ik wist dat Bordenave er was om aan te nemen. Ik bekommerde mij er niet om. Haar instructies zijn, sedert lang, om mij te storen, waar ik ook mee bezig ben, wie ik ook bij me heb, zodra Yvette opbelt en dat is meermalen gebeurd. Ik kan me voorstellen dat het mijn secretaresse heel wat gekost heeft om mijn orders te gehoorzamen. Het was even over half elf en onze bespreking nog steeds aan de gang, toen er een zacht klopje op de deur klonk. Bordenave kwam" binnen zonder antwoord af te wachten, zoals ik haar gezegd heb te doen, liep naar het bureau waarop ze een formuliertje voor bezoekers neerlegde en bleef op antwoord staan wachten. Er was maar één woord op geschreven, met ballpoint, een naam: Mazetti. 'Is hij daar?'
'Al een half uur. '
Bordenaves gezicht stond ernstig, ongerust, waaruit ik opmaakte dat ze wist waar het om ging.
'Heb je hem gezegd dat ik in conferentie ben?'
'Ja. '
'Heb je hem niet gevraagd om terug te komen?'
'Hij zei, dat hij liever wilde wachten. Hij vroeg me even geleden of ik u het briefje wilde brengen en ik durfde hem niet kwaad te maken. '
Mijn collega en de beide anderen spraken fluisterend verder, uit bescheidenheid om te laten merken dat ze niet luisterden. 'Hoe is hij?'
'Ongeduldiger dan toen hij kwam. '
'Zeg hem nog maar eens dat ik bezig ben en dat het me spijt dat ik hem niet onmiddellijk ontvangen kan. Hij kan wachten of terugkomen, net wat hij wil. ' Toen begreep ik waarom ze me stoorde. 'Moet ik geen maatregelen nemen?' Ik denk, dat ze aan de politie dacht. Ik schudde van neen, minder verzekerd dan ik wilde doen voorkomen. Dat bezoek zou me veertien dagen geleden minder verontrust hebben, toen Mazetti onder mijn vensters de wacht kwam betrekken, want dat zou toen een normale reactie geweest zijn. Het staat me niet aan, dat hij nu weer verschijnt, na twee weken lang geen teken van leven gegeven te hebben. Dat strookt niet met wat ik voorzien heb. Ik voel dat hier iets niet klopt. 'Excuseert u deze onderbreking, heren. Waar waren we?'
'Als het een belangrijke zaak is, kunnen we mórgen misschien beter terugkomen?'
'Nee, nee, volstrekt niet. '
Ik was voldoende meester van mijzelf om de bespreking nog drie kwartier voort te zetten, en ik geloof niet dat ik een moment afgedwaald ben. Op de rechtbank beweert men, dat ik in staat ben om de tekst van een moeilijk pleidooi op te schrijven en ondertussen mijn post te dicteren en bovendien nog verschillende mensen op te bellen. Dat is overdreven, maar het is waar dat ik me met twee dingen tegelijk kan bezighouden zonder van een van beide de draad kwijt te raken. Om kwart over elf stonden mijn bezoekers op, de kleine dikke borg zijn papieren in zijn tas, bood nogmaals sigaren aan als om ons te belonen, en bij de deur drukten we elkaar de hand.
Nauwelijks was ik alleen en was ik weer in mijn bureaustoel gaan zitten, of Bordenave kwam binnen. 'Wilt u hem nu ontvangen?'
'Is hij nog nerveus?'
'Ik weet niet of je het nervositeit kunt noemen. Wat mij niet bevalt, is de starre blik waarmee hij zit te kijken en dat hij hardop in zichzelf zit te praten in de wachtkamer. Dacht u niet dat u beter... '
'Laat hem maar binnen zodra ik bel. ' Ik liep enkele passen op en neer, zonder bepaalde reden, zoals atleten vóór hun optreden doen om hun spieren los te maken. Ik wierp een blik op de Seine, ging zitten en trok de la open waarin mijn revolver ligt. Ik legde er een blad papier overheen, zodat het wapen niet zichtbaar zou zijn als ik de la openliet en niet op een uitdaging zou lijken. Ik weet dat hij geladen is. Ik drijf de voorzichtigheid niet zo ver, dat ik de veiligheidspal omleg. Ik druk op de bel en wacht. Bordenave zal nu mijn bezoeker gaan halen in de wachtkamer, de kleine, veronderstel ik, waar Yvette ruim een jaar geleden ook zo lang heeft zitten wachten. Ik hoor de voetstappen van twee personen die naderbij komen, een licht klopje en de deur gaat open.
Mazetti komt een meter ongeveer naar voren en hij lijkt me kleiner dan hij in mijn herinnering was, linkser ook, meer fabrieksarbeider dan student. 'U wilde mij spreken?'
Ik wijs hem de stoel aan de andere kant van mijn bureau aan, maar hij blijft staan wachten tot mijn secretaresse de deur weer gesloten heeft, luistert om zich ervan te vergewissen dat zij weggaat.
Hij heeft mijn drie bezoekers weg zien gaan. De lucht is nog blauw van de rook en er liggen sigarepeuken in de asbak. Hij heeft dat alles opgemerkt. Hij weet dus dat Bordenave hem niet voorgelogen heeft. Hij is goed geschoren, netjes gekleed. Hij draagt geen overjas, maar een leren jekker want hij heeft een motorfiets. Ik vind hem magerder geworden en zijn ogen liggen diep in de kassen. Ik dacht dat hij knap was. Dat is hij niet. Zijn ogen staan te dicht bij elkaar, zijn neus, die waarschijnlijk gebroken geweest is, is scheef. Hij maakt geen indruk op me. Ik voel eerder medelijden met hem en ik verbeeld me een ogenblik dat hij hier gekomen is om me vertrouwelijke mededelingen te doen. 'Gaat u zitten. '
Hij weigert. Hij heeft geen zin om te gaan zitten. Hij staat met loshangende armen, aarzelt, opent twee of drie maal zijn mond, brengt dan uit: 'Ik moet weten waar ze is. '
Zijn stem is hees. Hij heeft de tijd niet gehad zijn stem onder controle te krijgen, noch om te wennen aan de ietwat plechtige sfeer van mijn kantoor met zijn galerij. Wel anderen dan hij zijn daarvan onder de indruk gekomen.
Ik was niet onmiddellijk verdacht op zo'n eenvoudige, zo'n duidelijke vraag en ik moet een ogenblik naar een antwoord zoeken.
'Mag ik om te beginnen zeggen dat u geen enkel bewijs hebt, dat ik weet waar ze is. '
We hebben beide "ze" gezegd, alsof het niet nodig was haar naam te noemen.
Zijn lippen krulden even in een bittere glimlach. Zonderhem tijd te laten iets terug te zeggen, ging ik verder: 'Verondersteld dat ik het weet en dat zij wil dat haar adres geheim blijft, heb ik geen enkel recht het u mee te delen. '
Hij kijkt strak naar de half geopende la, herhaalt: 'Ik moet haar spreken. '
Het hindert me dat hij blijft staan terwijl ik zit en ik durf niet ook te gaan staan, want ik wil binnen het bereik van mijn revolver blijven. De situatie is belachelijk en ik zou voor niets ter wereld willen dat ons onderhoud opgenomen werd door een filmapparaat of een bandrecorder.
Hoe oud is hij? Twee en twintig? Drie en twintig? Tot nu toe heb ik aan hem gedacht als aan een man: hij was de man die Yvette achtervolgde, maar opeens is hij voor mij niet meer dan een jongen. «Luister eens, Mazetti. '
Dit is mijn stem ook niet. Ik zoek de toon, maar vind hem niet en ik geneer me voor het resultaat. 'De persoon waarover je spreekt heeft een besluit genomen en je dat eerlijk meegedeeld.. 'U heeft haar die brief gedicteerd. ' Ik krijg een kleur. Ik kan het niet tegenhouden. 'Zelfs al had ik hem haar gedicteerd, zij heeft hem zelf geschreven en ze wist heel goed wat ze deed. Ze heeft dus volkomen bewust over haar toekomst beslist. ' Hij slaat de ogen op en werpt me een treurige en tegelijk harde blik toe. Ik begin te begrijpen wat Bordenave bedoelde.
Misschien komt het door de dichte wenkbrauwen die boven de neus doorlopen, dat zijn gezicht iets gluiperigs heeft, men voelt dat er een ingehouden woede in hem huist die ieder ogenblik kan losbarsten. Waarom barst die niet los? Wat houdt hem tegen om te gaan schreeuwen en mij te overladen met scheldwoordenen verwijten? Is dat niet vooral het feit dat ik eén belangrijk, een beroemd man ben en dat ik hem ontvang in een rijke omgeving, waarvan hij onder de indruk is? Hij is de zoon van een metselaar en van een vrouw die borden wast in een restaurant, hij is met zijn broers en zusters in een arme wijk opgegroeid en heeft over werkgevers horen spreken als over wezens die hoog boven gewone stervelingen tronen. Voor hem zijn de mensen vanaf een bepaald maatschappelijk niveau van een ander maaksel. Ik heb dat ook gekend, in mijn begintijd op de Boulevard Malesherbes, en toch had ik niet zoveel nederigheid van huis uit meegekregen. 'Ik wil haar spreken, ' herhaalt hij. 'Ik heb haar een en ander te zeggen. '
'Het spijt me dat ik niet aan je verlangen kan voldoen. '
'U weigert, mij haar adres te geven?'
'Het spijt me... '
'Is ze nog in Parijs?'
Hij probeerde het nu langs een omweg, trachtte me in de val te laten lopen, zoals Yvette gedaan zou hebben. Ik kijk hem aan zonder iets te zeggen en hij herneemt, met gebogen hoofd, zonder me aan te kijken, met gesmoorde stem:'U heeft het recht niet zo te doen. U weet dat ik van haar houd. '
Weet ik wel zeker dat ik gelijk heb, als ik daarop terugzeg:'Zij houdt niet van je. '
Zal ik gaan redetwisten over liefde met een jonge man, moeite doen om hem te bewijzen dat Yvette mij toebehoort, gaan bekvechten over onze wederzijdse aanspraken op haar?'Geeft u mij haar adres, ' herhaalt hij koppig.
En, als zijn hand naar zijn zak gaat, maak ik een lichtebeweging naar de geopende la. Dat begrijpt hij onmiddellijk. Hij wilde zijn zakdoek te voorschijn halen, wanthij is verkouden, en hij fluistert:'Weest u maar niet bang. Ik ben niet gewapend. '
'Ik ben niet bang. '
'Zegt u me dan waar ze is. '
Welke weg hebben zijn gedachten afgelegd in de veertien dagen dat hij geen enkel teken van leven gegeven heeft? Ik weet het niet. Er staat een muur tussen ons. Ik had een hevige scène verwacht, maar de jongen hier voor mij heeft iets zachts, ongezonds, verontrustends. Zelfs ging de gedachte door mijn hoofd dat hij mijn kantoor binnengekomen was met het plan zichzelf hier van kant te maken.
'Zegt u het mij. Ik beloof u dat ik haar zelf zal laten beslissen. '
Hij voegt eraan toe, om me over te halen: 'Daar heeft u toch niets van te vrezen?'
'Ze wil je niet weer zien. '
'Waarom niet?'
Wat moet ik op die vraag antwoorden?'Het spijt me, Mazetti. Ik verzoek je niet verder aan tedringen, want mijn besluit verandert toch niet. Je zulthaar weldra vergeten zijn, geloof me, en dan..
Ik hield me nog bijtijds in. Ik kon toch niet zo ver gaanhem dat te zeggen!'... en dan zul je mij dankbaar zijn. '
Op dat moment schoot het bloed me naar de wangen,want voor mijn ogen kwam plotseling het beeld vanonze drie naakte lichamen in de beslagen spiegel.
'Ik vraag het u nogmaals... '
'En ik zeg: neen. '
'Beseft u wel wat u doet?'
'Ik ben al heel lang gewend de verantwoordelijkheid voor mijn daden op mij te nemen. '
Ik had het gevoel dat ik een slechte regel uit een nogslechter toneelstuk opzei.
'Eenmaal zult u er spijt van hebben. '
'Dat is mijn zaak. '
'U bent wreed. Het is gemeen wat u doet. ' Waarom zei hij ook dingen die ik niet verwachtte, in een houding die niet in overeenstemming was met de indruk van brute kracht die hij maakte? De tegenstelling zou volmaakt geweest zijn, als hij was gaan huilen, en misschien was hem dat ook bijna overkomen, want ik zag zijn lip trillen. Of was dat van ingehouden woede? 'Gemeen en laf, mijnheer Gobillot. ' Ik schrok even op toen ik mijn naam hoorde zeggen en dat "mijnheer" bracht plotseling een vormelijke noot in ons onderhoud.
'Nogmaals, het spijt me dat ik je moet teleurstellen. '
'Hoe is het met haar?'
'Goed. '
'Heeft ze niet over mij gesproken?'
'Neen. '
'Ze... '
Hij zag dat ik, aan het eind van mijn geduld, op de bel drukte.
'U zult er spijt van hebben. ' Bordenave, die op de loer stond, opende de deur. 'Wil je mijnheer Mazetti even uitlaten?' Toen keek hij ons, terwijl hij midden in het vertrek bleef staan, beurtelings aan met strakke en hulpeloze blik en dat duurde een eeuwigheid. Hij deed zijn mond open maar er kwam niets, hij boog alleen zijn hoofd en liep naar de deur. Ik bleef enige ogenblikken onbeweeglijk zitten en toen ik het geluid van de wegrijdende motor hoorde snelde ik naar het venster en zag hem in zijn leren jekker, blootshoofds met zijn krullende haren in de novemberwind, verdwijnen in de Rue des Deux-Ponts.
Als ik drank in mijn kantoor had gehad, zou ik me een glas ingeschonken hebben om de bittere smaak weg te spoelen, die ik in mijn mond had, en die mij de bittere smaak van het leven scheen.
Hij heeft mij meer onzeker dan bang gemaakt. Ik voel dat ik mezelf nieuwe vragen ga stellen, die niet gemakkelijk te beantwoorden zullen zijn.
*Ik heb het schrijven moeten onderbreken omdat ik opgebeld werd over een zaak waar ik mee bezig ben. Het was de advocaat van de tegenpartij die me vroeg of ik. akkoord kon gaan met een uitstel van de behandeling. Ik heb zonder meer ja gezegd en dat verbaasde hem. Daarna heb ik Bordenave geroepen en zonder ook maar iets te zeggen over het bezoek dat ik zojuist had gehad, heb ik haar anderhalf uur lang gedicteerd, waarna ik boven ben gaan lunchen.
Er is een oud probleem dat mij bezighoudt, dat me vaak beziggehouden heeft en dat ik tenslotte altijd weer van me afzet, als ik tenminste niet met een halve oplossing genoegen wil nemen. Sedert mijn jeugd, ik kan wel zeggen sedert mijn kinderjaren in de Rue Visconti, heb ik opgehouden in de gangbare moraal te geloven, de moraal die in de schoolboeken geleerd wordt en die men later terugvindt in officiële redevoeringen en in de artikelen van fatsoenlijke dagbladen. Mijn twintigjarige praktijk, het verkeren in wat men noemt de Parijse society, een Moriat en een Corine inbegrepen, hebben er niet toe bijgedragen mijn opinie te wijzigen.
Toen ik Mr. Andrieu zijn vrouw ontnam, heb ik mezelf niet als slecht beschouwd, noch me schuldig gevoeld, evenmin als ik schuldgevoelens had toen ik Yvette een kamer op de Boulevard Saint-Michel gaf.
De voelde me volkomen zonder schuld, ook gisteren toen Jeanine met ons mee kwam doen en Yvette zich vermaakte met naar ons te kijken in de grote spiegel. Ik was minder tevreden over mezelf op die avond in Sully, toen ik aan de oever van het kanaal de voorstellen van Joseph Bocca aannam, omdat dat een kwestie van principe was, omdat dat niet in overeenstemming was met de voorstelling die ik mij van mijn loopbaan gemaakt had. Dat is later nog wel voorgekomen, het is vaak voorgekomen, vooral bij kwesties die zich in mijn praktijk voordeden, zoals het mij ook wel overkomt sommige collega's te benijden om hun reputatie van onkreukbaarheid, of die eenvoudige vrouwtjes, die van de mis komen, om haar blijmoedige rust. Ik heb nergens berouw over. Ik geloof nergens aan. Ik heb nooit wroeging gevoeld, maar wat mij af en toe wel verontrust, is dat er soms opeens een gevoel van heimwee naar een ander leven over mij komt, een leven dat juist op dat van de mooie toespraken en de prentenboeken lijkt.
Heb ik me reeds in het begin van mijn leven in mijzelf vergist? Heeft mijn vader dat soort verontrusting gekend en heeft hij het betreurd dat hij nooit een echtgenoot en huisvader geweest is zoals anderen? Zoals welke anderen? Ik heb me, door ervaring, ervan kunnen overtuigen dat "gezinnen zoals andere" niet bestaan, dat men de oppervlakte maar behoeft af te krabben en naar de diepte behoeft te gaan om steeds dezelfde mannen terug te vinden, dezelfde vrouwen, dezelfde verzoekingen, dezelfde zwakheden. Alleen de buitenkant is verschillend, de mate van openhartigheid of van bescheidenheid — of van illusies?Hoe komt het dan dat ik die steeds terugkerende onbehaaglijkheid voel, alsof het mogelijk was zijn leven te veranderen?Kent iemand als Viviane ook dergelijke gevoelens? Ik vind haar boven in een japon van donkere wollen stof met als enige versiering een diamanten speld, klaar om uit te gaan.
'Ben je vergeten dat vandaag die verkoping bij Sauget is?'
Sinds ik het appartement op de Quai d'Orléans gekocht heb, is ze bezeten door een koopwoede, vooral van dingen voor zichzelf, sieraden in het bizonder, als om zich te wreken of om een compensatie te zoeken. De verkoping bij Sauget is een verkoping van sieraden. 'Ben je erg moe?'
'Gaat wel. '
'Moet je nog pleiten?'
'Twee zaken, maar niet erg belangrijk. Voor de derde,die moeilijker is, heeft de advocaat van de tegenpartijuitstel van behandeling gevraagd. '
Kon ze toch maar afleren mij altijd zo onderzoekend aante kijken alsof ze hoopt mijn geheimen op een momentvan zwakheid van mijn gezicht af te lezen! Dat is eenmanie geworden. Misschien heeft ze die altijd gehad,maar heb ik dat vroeger niet gemerkt.
Albert bedient aan tafel, druk in de weer, zwijgend.
'Heb je de berichten over Moriat gelezen?'
'Ik heb de kranten niet gelezen. '
'Hij is bezig zijn kabinet samen te stellen. '
'De lijst die Corine ons gisteravond voorgelezen heeft?'
'Met enkele wijzigingen van weinig betekenis. Een vanjouw collega's krijgt Justitie in het nieuwe ministerie. '
'Wie?'
'Raad eens?'
Ik heb niet het minste idee en het interesseert me ook niet.
'Riboulet. '
Dat is een toonbeeld van eerzuchtige rechtschapenheid, ik bedoel een man die zijn reputatie van rechtschapenheid gebruikt om vooruit te komen, of, als men wil, die de rechtschapenheid gekozen heeft omdat dat soms de gemakkelijkste weg is. Hij heeft vijf kinderen die hij volgens strenge principes opvoedt en men beweert dat hij tot de derde orde der Oblaten behoort. Het zou me niet verwonderen, want hij krijgt bijna alle kerkelijke zaken en de rijken komen bij hem als ze hun huwelijk door Rome ongeldig willen laten verklaren. 'Heb je Pémal nog gehad?'
'Vanmorgen niet. Ik had een bespreking. '
'Geeft hij je nog steeds injecties?' Dat is om me te laten bekennen dat hij me die tegenwoordig op de Quai d'Orléans komt geven. Het wordt pijnlijk. We zijn nog geen vijanden, maar we hebben elkaar niets te zeggen en de maaltijden worden steeds onaangenamer.
Zij denkt er alleen maar aan mij terug te winnen, anders gezegd, zij hoopt dat ik met Yvette zal breken, omdat ik genoeg van haar heb of om welke andere reden, terwijl ik van mijn kant de obsessie heb Yvette haar plaats te zien innemen.
Hoe elkaar, onder deze omstandigheden, in het gezicht te zien? Ik ben er bijvoorbeeld zeker van — aan tafel bedacht ik me dat opeens — dat als Viviane wist van het bezoek van vanmorgen en het adres van Mazetti kende, ze geen moment zou aarzelen om hem op de een of andere manier te laten weten waar Yvette woont. Hoe meer ik daarover denk, hoe ongeruster ik mij maak. Ik vraag me af, of ik in Mazetti's plaats Viviane niet zou opbellen om haar de vraag te stellen, die hij vanmorgen zovele malen herhaald heeft. Bij haar zou hij succes hebben!Het is tijd dat ik mijn evenwicht terugvind. De meestevan mijn zorgen zijn een gevolg van mijn vermoeidheid en dat brengt me op een nieuw idee, dat voldoende is om alle andere gedachten te verjagen. Onophoudelijk krijg ik te horen dat ik nodig vakantie moest nemen, waarom zou ik dat met Kerstmis dan niet doen en met Yvette ergens heengaan, de bergen in of naar de Cóte d'Azur? Dat zou de eerste maal zijn dat wij samen op reis gingen, de eerste maal ook dat ze eens een andere omgeving zou zien dan Lyon en Parijs. Hoe zal Viviane dat opnemen? Ik voorzie wel dat het moeilijkheden zal geven. Ze zal zich verdedigen, beweren dat het mijn praktijk geen goed zal doen. Ik ben opeens heel opgewekt bij dat vooruitzicht. Ik had het over een volgende stap. Ik trachtte te raden wat die zijn zou. Welnu, dit is het: een reis, samen, als een echt paar!Alleen dat woord "paar" geeft me een geluksgevoel. We hebben nooit een paar gevormd, Yvette en ik. Nu zullen we dat worden, voor een paar dagen tenminste, en in het hotel zal ze door het personeel mevrouw genoemd worden.
Hoe kon mijn humeur in enkele minuten zó veranderen?'Wat heb je?'
'Ik?'
'Ja. Je denkt ergens aan. '
'Jij had het over mijn gezondheid. '
'Nu, en,.. ?'
'Niets. Ik bedacht dat het gauw Kerstmis wordt en dat ik er misschien eens een paar dagen tussenuit ga. '
'Eindelijk!'
Ze heeft geen vermoeden van de waarheid, anders hadze niet met zo'n opluchting geloosd:'Eindelijk!'
Als ik naar de rechtbank ga moet ik even bij Yvette aangaan om haar het grote nieuws te vertellen. Hoe ikmijn plan zal verwezenlijken weet ik nog niet, maar ikweet dat het gebeuren zal.
'Waar dacht je heen te gaan?'
'Ik heb geen idee. '
'Naar Sully?'
'Dat in geen geval. '
Ik weet niet hoe we er in vredesnaam ooit toe gekomen zijn een landhuis in de buurt van Sully te kopen. Vanaf het eerste jaar heb ik de bossen van Orléans somber, beklemmend gevonden en ik heb een geweldige hekel aan mensen die het altijd over wilde zwijnen, geweren en honden hebben.
'Bocca heeft je al zolang gevraagd op zijn landgoed in Menton te komen logeren, zelfs als hij niet thuis was. Het moet er prachtig zijn. '
'Ik zal wel zien. '
Ze begint ongerust te worden, want ik heb "ik" gezegd en ik vraag haar mening niet. Word ik hardvochtig? Ik neem het mijzelf kwalijk, maar toch kan ik me niet inhouden. Ik ben vrolijk. Ik heb geen problemen meer. We gaan met vakantie, Yvette en ik, en "mijnheer en mevrouw" spelen. Dat woord zal haar ontroeren. Ik had daar nog niet bij stilgestaan. Als we in Parijs uitgaan, wordt ze altijd met juffrouw aangesproken. In een hotel in de bergen of aan de Rivièra zal dat anders zijn. 'Heb je haast?'
'Ja. '
Jammer, dat het nog drie weken duurt. Dat schijnt me een eeuwigheid toe en ik zal van nu af duizend angsten uitstaan dat er iets tussen zal komen, daar ken ik mezelf genoeg voor. We zouden eigenlijk vandaag moeten vertrekken en op slag zou ik het bezoek van Mazetti en dat beroerde gesprek vergeten zijn. Bijna zou ik de hele zaak in de steek laten en weggaan zonder Viviane iets te zeggen.
Ik zie haar gezicht al, als ze een telegram of een telefoontje uit Chamonix of uit Cannes zou krijgen! 'Is er niets bizonders geweest vanmorgen?' vraagt ze, alsof ze over iets heel anders begint. Daar heb je het! Ze heeft het weer eens geraden en dat ergert me.
'Ik weet niet, maar je bent niet zoals anders. '
'Hoe ben ik dan?'
'Alsof je alles doet om niet aan iets vervelends te dénken. '
Ik aarzel om boos te antwoorden, want ik ben getroffen. Misschien zou het me opluchten als ik eens flink tekeer, ging, al was het maar om, zoals ze zegt, Mazetti te vergeten, maar ik bezit nog genoeg koelbloedigheid om te voorzien dat ik moeilijk zal kunnen ophouden als ik eenmaal begonnen ben.
Hoever zou ik wel gaan? Ik heb teveel op mijn hart en ik ben vandaag niet voorbereid op een breuk. Ik wil een uitbarsting vermijden. Trouwens, ik word op de rechtbank verwacht, bij twee verschillende kamers. 'Jij doorziet iemand altijd volkomen, is het niet?'
'Ik begin je te kennen. '
'Ben je daar zo zeker van?'
Ze glimlacht voor zich heen als iemand die nooit aanzichzelf getwijfeld heeft.
'Heel wat meer dan je denkt!' zegt ze luchtig.
Ik sta van tafel op zonder te wachten tot ze met haardessert klaar is.
'Neem me niet kwalijk. '
'Ga je gang. '
Bij de deur aarzel ik. Het is mij toch onmogelijk haar zo te verlaten. 'Tot straks. '
'We zien elkaar toch bij Gaby voor de cocktail, is het niet?'
'Ik hoop dat ik kan komen. '
'Je hebt het haar man beloofd. '
'Ik zal mijn best doen. '
Op het moment dat ik buiten kom bedenk ik dat ik op moet letten dat Mazetti niet in de buurt is. Neen! Ik zie niets. Het leven is schoon. Ik loop de kade langs. Er zweven witte stofjes in de lucht, maar dat kan men nog geen sneeuw noemen. De beide clochards onder de brug zijn bezig met oud papier te sorteren. De trap is vertrouwd voor mij. Het is ongeveer een zelfde trap als op de Quai d'Anjou, met een smeedijzeren leuning, die altijd koud aanvoelt en met treden van. steen tot aan de eerste etage.
Zij woont op de derde etage. Ik heb de sleutel. Het is een genot voor me die te gebruiken en toch overvalt mij iedere keer een angst, want ik vraag me af wat me te wachten staat.
Nauwelijks binnen doe ik mijn mond open om het nieuws te vertellen, om met triomfantelijke stem uit te roepen: 'Raad eens waar wij samen de kerstdagen gaan doorbrengen?'
Maar Jeanine verschijnt, in een zwarte jurk met wit schortje en een geborduurd mutsje op het hoofd, als een kamermeisje in een toneelstuk, en legt een vinger op haar lippen. 'Sst!'
Ik kijk haar vragend aan, angstig, ofschoon Jeanineglimlacht.
'Wat is er?'
'Niets, ' fluistert ze, terwijl ze zich naar mij vooroverbuigt. 'Ze slaapt als een roos. '
Ze grijpt met een vertrouwelijk gebaar mijn hand en trekt me mee naar de deur van de slaapkamer, die ze een klein eindje opendoet en ik zie in het halfdonker Yvettes haar op het kussen, de vorm van haar lichaamonder de deken, een blote voet die eronder uitsteektZachtjes gaat Jeanine die toedekken, komt terug naarmij en sluit de deur weer.
'Moet ik haar nog iets zeggen?'
'Neen. Ik kom vanavond wel terug. '
Haar ogen schitteren. Ze denkt zeker aan wat gisterengebeurd is en daar geniet ze nog van, ze komt dichterbijdan gewoonlijk, ik voel de lichte aanraking van haarborsten tegen mijn lichaam.
Bij de deur vraag ik:'Is er niemand geweest?'
'Neen. Wie zou er geweest zijn?'
Zij moet op de hoogte zijn. Yvette heeft haar zondertwijfel haar leven verteld en het was verkeerd van medat te vragen.
'Heeft u nog wat kunnen uitrusten?' vraagt ze op haar beurt'Een beetje, ja. Dank je. '
•lk had nog net de tijd om haastig naar de kleedkamer te gaan en mijn toga aan te schieten. De president, Vigneron, een lastig heer, die mij niet mag en die onophoudelijk over zijn baard strijkt keek al naar mij uit toen ik de rechtszaal binnenstormde.
'De zaak-Guillaume Dandé tegen Alexandrine Bretonneau, ' las de deurwaarder op met luide stem. 'Guillaume Dandé? Als uw naam afgeroepen wordt, gaat u staan en zegt: present. '
'Present. '
'Alexandrine Bretonneau?' Hij herhaalt ongeduldig: 'Alexandrine Bretonneau!'
De blik van de president gaat zoekend langs de rijen gezichten, alsof hij haar onder de anonieme menigte zou ontdekken en eindelijk verschijnt ze, een dikke vrouw, geheel buiten adem, nadat ze een uur in een andere kamer gewacht had waarheen men haar bij vergissing verwezen had.
Ze roept van achter uit de zaal: 'Hier ben ik, edelachtbare! Neemt u mij niet kwalijk..
Er hangt de typische lucht van openbare gebouwen, vermengd met die van slechtgewassen mensen, waarin ik mij thuis voel. Ik ben toch ook thuis hier?Ik had willen neerschrijven, dat mijn leven de laatste tijd te druk geweest is om me de tijd te laten het dossier uit de kast te halen. Maar dat was het in de weken daarvóór niet minder. Moeheid? Of heb ik de behoefte van toen om mezelf gerust te stellen, niet gevoeld? Wel heb ik echter af en toe een paar woorden op mijn blocnote gekrabbeld, die zo ongeveer de dienst moesten doen van knopen in een zakdoek en die ik nu de revue laat passeren en uitwerk.