3
ZATERDAG 10 NOVEMBER
Het is tien uur 's avonds en ik heb gewacht tot mijn vrouw weg
was voordat ik naar mijn kantoor ging. Ze is met Corine en nog
enkele vriendinnen naar de opening van de eerste tentoonstelling
van werk van Marie-Lou, de maitresse van Lannier, in een
kunsthandel in de Rue Jacob. Er zal champagne geschonken worden en
het zal wel tot vroeg in de morgen duren. Ik heb als reden waarom
ik er niet heenging opgegeven, dat er wel honderd mensen zouden
zijn in een lokaal dat nauwelijks groter is dan een gewone
huiskamer en dat ik die hitte niet kan verdragen.
Het schijnt dat Marie-Lou werkelijk talent heeft. Twee jaar geleden
is ze begonnen met schilderen tijdens een verblijf in
Saint-Paul-de-Vence. Zij en Lannier wonen samen in de Rue de la
Faisanderie, maar ze zijn allebei getrouwd, Lannier met een nicht
die, naar men zegt, zeer lelijk is en bij wie hij al twintig jaar
vandaan is, Marie-Lou met een fabrikant uit Lyon, Morilleux, een
vriend van Lannier met wie hij nog zaken doet. Voorzover bekend, is
alles in der minne geregeld, tot algemene tevredenheid.
Gisteren aten zij en Lannier bij ons, tegelijk met een Belgisch
politicus die op doorreis in Parijs was, een lid van de Académie
Française die we vaak uitnodigen en een Zuidamerikaanse gezant met
zijn vrouw.
Iedere week hebben we zo een of twee maal acht è tien mensen te
eten en Viviane, die een uitstekende gastvrouw is, vindt het altijd
prettig om gasten te ontvangen. De gezant was niet toevallig bij
ons. Lannier had hem meegebracht en onder de koffie en likeur heeft
hij mij even iets gezegd over een zaak waarover hij me onder vier
ogen wil komen spreken, een min of meer illegale wapenhandel, als
ik bepaalde toespelingen goed begrepen heb, voor politieke
doeleinden, maar hij wil zich geen moeilijkheden met de Franse
regering op de hals halen.
Het is een jonge man van hoogstens vijfendertig jaar, een echte
charmeur, knap, maar met de neiging om dik te worden en zijn vrouw
is een der mooiste schepselen die het mij ooit gegeven was te
bewonderen. Men voelt dat ze verliefd is op haar man, ze kan haar
ogen niet van hem afhouden en ze is zo jong, zo fris, dat het wel
lijkt of ze zojuist van de zusterschool is gekomen. In wat voor
avontuur gaat hij zich storten? Ik kan er alleen nog maar naar
gissen, maar ik heb redenen om aan te nemen dat de bedoeling is, de
regering van zijn land, waarvan zijn vader een der rijkste leden
is, omver te werpen. Ze hebben twee kinderen — ze hebben ons
kiekjes van hen laten zien — en de ambassadewoning is een der
mooiste huizen in het Bois de Boulogne. Ik heb met ongeduld op hun
vertrek zitten wachten, want ik zat op hete kolen om naar de Rue de
Ponthieu te gaan. Ik heb daar deze week drie nachten doorgebracht
en ik zou er vannacht weer heengaan, als de zaterdag niet "haar"
dag geweest was. Het is beter er niet aan te denken. Toen ik
vanmorgen om half zeven, toen het nog niet helemaal licht was, in
een taxi naar huis reed, woei er een hevige storm over Parijs, die
daken afrukte en bomen ontwortelde, waarvan een op de
Champs-Elysées. Viviane heeft me laterverteld dat een van onze
luiken de hele nacht geslagen had. Het is echter niet afgerukt en
tegen twaalven zijn werklui gekomen om het te repareren. Mijn
eerste zorg toen ik in mijn kantoor kwam, waar ik altijd eerst
heenga alvorens mijn bad te nemen, was om te kijken of mijn paar
clochards nog onder de Pont-Marie was. Tot bij negenen heb ik geen
beweging gezien onder de lompen waar de wind aan rukte en trok.
Toen er eindelijk een man vanonder te voorschijn kwam, dezelfde van
altijd, en die er met zijn te wijde en te lange jasje, zijn ruige
baard en gedeukte hoed uitziet als een circusclown, zag ik tot mijn
verrassing dat er nog twee gestalten onder de lompen lagen. Heeft
hij een tweede vriendin erbij genomen? Of heeft een vriend zich bij
het tweetal gevoegd?De wind waait nog altijd, maar minder wild nu,
zonder stoten, en voor morgen wordt er koude voorspeld, misschien
al vorst.
Ik heb in de loop van de week veel nagedacht over wat ik tot nog
toe geschreven heb en ik heb bemerkt dat ik alleen nog maar
gesproken heb over de man die ik nu ben. Ik heb de twee of drie
legendes, die het ergst met de waarheid in strijd zijn, bestreden.
Er zijn er nog andere die ik ook graag uit de wereld wil helpen en
daarvoor is het nodig dat ik veel verder terugga. Zo gelooft men
bijvoorbeeld doorgaans, zelfs mensen die geacht worden mij goed te
kennen, dat ik een van die mensen ben die regelrecht uit een gat in
de provincie komen en, zoals men in de vorige eeuw zei, de klei nog
aan hun klompen hebben. Dat is het geval, tenminste zo ongeveer,
met Jean Moriat. Dat kan geen kwaad, overigens, in bepaalde
beroepen, waaronder het mijne, omdat het vertrouwen geeft, maar ik
moet verklaren dat er wat mij betreft niets van waar is.
Ik ben geboren in Parijs, in een kliniek voor kraamvrouwen in de
wijk Saint-Jacques, en mijn vader, die bijna zijn gehele leven in
de Rue Visconti gewoond heeft, achter de Académie Française,
behoorde tot een der oudste geslachten van Rennes. Er zijn heren
van Gobillot onder de kruisvaarders geweest, later vindt men een
Gobillot die kapitein bij. de musketiers was en vele Gobillots zijn
bij de rechterlijke macht geweest, sommige meer of minder
vooraanstaande leden van het Parlement van Bretagne.
Ik laat me daar niet in het minst op voorstaan. Mijn moeder, die
Louise Finot heette, was de dochter van een wasvrouw in de Rue des
Tournelles en in de tijd dat mijn vader bij haar een kind kreeg,
zat zij geregeld in kroegen op de Boulevard Saint-Michel. Het is
weinig waarschijnlijk dat in die antecedenten de verklaring ligt
van mijn karakter, en nog minder van mijn keuze van een bepaalde
levenswijze, voorzover men daarbij van kiezen kan spreken. Mijn
grootvader Gobillot leefde nog als vooraanstaand burger in Rennes
en hij zou zijn leven als president van de rechtbank geëindigd zijn
als niet een embolie hem nog voor zijn vijftigste jaar weggerukt
had. Mijn vader, tenslotte, is naar Parijs gegaan om daar rechten
te studeren en hij is er zijn hele leven gebleven, op dezelfde
kamers in de Rue Visconti met als huishoudster de oude Pauline, die
hem heeft zien geboren worden, maar die in werkelijkheid slechts
twaalf jaar ouder was dan hij.
Het was in die tijd nog gewoonte op de kinderen te laten passen
door meisjes die zelf de kinderschoenen nog niet ontwassen waren en
Pauline, die pas tien jaar was toen mijn grootouders haar in dienst
namen, is bij mijn vader gebleven tot zijn dood toe, betrekkelijk
kortgeleden. Ze vormden een merkwaardig huishouden samen. Heeft
mijn vader na mijn geboorte geen belangstellingvoor mij gekoesterd?
Ik weet het niet. Ik heb het hem nooit gevraagd, evenmin als aan
Pauline die nog leeft. Ze is nu tweeëntachtig en af en toe bezoek
ik haar. Ze doet haar eigen huishoudentje, nog steeds in de Rue
Visconti, maar ze is haar geheugen bijna geheel kwijt, behalve wat
de vroegste gebeurtenissen betreft, uit de tijd dat mijn vader nog
een kleine jongen in een korte broek was.
Misschien was hij er niet van overtuigd dat het kind van Louise
Finot van hem was, of misschien had hij toen een andere
maitresse.
In ieder geval heb ik mijn twee eerste levensjaren bij eenmin
doorgebracht, de kant van Versailles uit, waar mijnmoeder mij op
zekere dag is komen halen om me naarde Rue Visconti te brengen.
Hier is je zoon, Blaise, moet ze gezegd hebben.
Ze was opnieuw zwanger. Ze ging voort, zoals Paulineme vaak verteld
heeft:De volgende week trouw ik. Prosper weet nergens van. Als hij
hoort dat ik al een kind heb, trouwt hij misschien niet met me en
ik wil de kans niet voorbij laten gaan, want het is een
fatsoenlijke man, een harde werker en hij drinkt niet. Daarom kom
ik je Lucien brengen. Sedert die dag heb ik in de Rue Visconti
gewoond, onder de vleugels van Pauline die in het begin een kind
zo'n geheimzinnig wezen vond dat ze aarzelde om mij aan te
raken.
Mijn moeder is inderdaad getrouwd met een verkoper bij de
Gebroeders Allez, die ik vele jaren later wel in de zaak bij de
Place du Chatelet gezien heb in een grijze stofjas, toen ik
tuinstoelen voor ons buitenhuis in Sully ging kopen. Ze hebben vijf
kinderen gekregen, mijn halfbroers en halfzusters die ik niet ken
en die wel een werkzaam leven zonder schokkende gebeurtenissen
zullen leiden.
Prosper is verleden jaar gestorven. Mijn moeder heeft mij een
overlijdensbericht gestuurd. Ik ben niet naar de begrafenis
geweest, maar wel heb ik bloemen gestuurd en daarna heb ik mijn
moeder nog tweemaal een kort bezoek gebracht in de Rue Saint-Maur,
waar ze tegenwoordig woont.
We hebben elkaar niets te zeggen. Niets hebben we
gemeenschappelijk. Ze kijkt me aan als een vreemdeling en zegt
alleen maar:Je ziet eruit alsof je geslaagd bent in het leven. Ik
ben blij dat je gelukkig bent.
Mijn vader was lid van de balie en had zijn kantoor aan huis, in de
Rue Visconti. Heeft hij te lang het leven van een oude student
geleid? Het is moeilijk voor mij daarover te oordelen. Wat het
uiterlijk betreft leek hij niet op mij, want hij was knap en had
iets voornaams, een gemakkelijkheid en distinctie in zijn optreden
die ik meermalen bij mensen van zijn generatie bewonderd heb. Hij
was hoog ontwikkeld, ging om met dichters, schilders, dromers en
lichte vrouwen en het gebeurde maar zelden dat men hem, met onvaste
gang, zag thuiskomen vóór twee uur 's nachts.
Soms bracht hij een vrouw mee die dan een nacht of een maand bij
ons bleef, soms langer, zoals een zekere Léontine. Léontine had
zich zo vast in ons huis genesteld, dat ik verwachtte dat ze mijn
vader tenslotte nog tot een huwelijk zou overhalen.
Ik trok mij deze dingen niet aan, integendeel. Ik was er zelfs
nogal trots op in een omgeving te leven die anders was dan die van
mijn schoolvrienden, trotser nog, wanneer mijn vader mij een
knipoogje van verstandhouding gaf, in het geval bijvoorbeeld, dat
Pauline een nieuwe kostgangster in huis ontdekte en met een boos
gezicht rondliep.
Ik herinner me dat ze er eens een met geweld de deuruitgezet heeft,
met een kracht die men niet verwacht zou hebben bij zo'n klein
vrouwtje als zij. Het gebeurde natuurlijk toen mijn vader niet
thuis was, hij zal wel op de rechtbank geweest zijn, en ze
schreeuwde tegen haar slachtoffer dat ze te vies was om met een
tang aan te pakken en dat iemand die zulke vuile taal uitsloeg geen
uur langer in een fatsoenlijk huis kon blijven. Was mijn vader
ongelukkig? Ik zie hem voor me, bijna altijd glimlachend, maar het
was een glimlach zonder opgewektheid. Hij verborg steeds zorgvuldig
zijn gevoelens, klaagde nooit en, met zijn fijn gevoel voor
anderen, schiep hij steeds een atmosfeer van zorgeloosheid om zich
heen die ik nadien nooit meer gekend heb. Toen ik rechten ging
studeren was hij met zijn vijftig jaren nog een knappe
verschijning, maar hij kon niet meer zo goed tegen alcohol en soms
bleef hij hele dagen op bed liggen.
Hij heeft het begin van mijn loopbaan, bij Mr. Andrieu, meegemaakt.
Twee jaar later is hij bij mijn huwelijk met Viviane aanwezig
geweest. Hoewel we in de Rue Visconti in dezelfde vrijheid,
dezelfde onafhankelijkheid leefden als de gasten van een
familiepension, zo zelfs, dat het wel gebeurde dat wij elkaar drie
dagen achtereen niet zagen, toch ben ik ervan overtuigd dat mijn
vertrek voor hem een leegte achterliet.
Toen Pauline ouder werd verloor ze haar goede humeur en haar
inschikkelijkheid, ze behandelde hem niet meer als haar meester,
maar als iemand die ze tot haar last had, stelde hem op een dieet
dat hij afschuwelijk vond, maakte jacht op de flessen die hij
verbergen moest, ging hem 's avonds zelfs zoeken in de kroegjes van
de buurt. Mijn vader en ik hebben elkaar nooit vragen gesteld.
Evenmin hebben we ooit gesproken over ons privéleven, nog minder
over onze opvattingen en gevoelens. Op dit moment is het mij nog
onbekend of Pauline ooitiets anders voor hem geweest is dan alleen
zijn huishoudster.
Hij is gestorven op een en zeventigjarige leeftijd, enkele minuten
slechts na een bezoek dat ik hem bracht, alsof hij gewacht had om
mij het schouwspel van zijn heengaan te besparen.
Ik moest hierover spreken, niet uit kinderlijke piëteit, maar omdat
die woning in de Rue Visconti misschien een bepaalde invloed op
mijn diepste neigingen heeft gehad. De studeerkamer van mijn vader,
met de wanden vol boeken tot aan het plafond, tijdschriften op de
vloer, de vensters met de kleine ruitjes die over een middeleeuwse
binnenplaats uitzagen op wat eens het atelier van Delacroix was
geweest, is namelijk voor mij het model gebleven van de plaats waar
het goed leven is. Mijn ideaal was, toen ik op de universiteit
kwam, niet een snelle en briljante carrière te maken, maar mij aan
de rechtswetenschap te wijden, en mijn hart ging veel meer uit naar
het sobere leven van de geleerde dan naar dat van de gevierde
pleiter.
Is dat nu nog mijn ideaal? Ik stel die vraag liever niet. Met mijn
te grote hoofd ben ik altijd het type geweest van de briljante
leerling en als mijn vader 's nachts thuiskwam brandde er bijna
altijd licht op mijn kamer, waar ik vaak tot de ochtendschemer door
gewerkt heb. Mijn professoren hadden geheel dezelfde ideeën als ik
omtrent mijn toekomstige loopbaan en ze hebben, buiten mij om, over
mij gesproken met Mr. Andrieu die toen deken der Orde van Advocaten
was en die tegenwoordig nog genoemd wordt als een der bekwaamste
advocaten van de eerste helft dezer eeuw.
Ik zie nog het visitekaartje voor me dat ik op een morgen in de bus
vond en waarop onder de gedrukte woorden een zin geschreven stond
in een heel fijn handschrift, zoals men dat toen "artistiek"
vond:Mr. ROBERT ANDRIEUzou het op prijs stellen wanneer u een dezer
dagen op een morgen tussen tien en twaalf op zijn kantoor zoudt
willen aankomen.
66, Boulevard MalesherbesIk moet dat kaartje nog ergens bewaard
hebben, waarschijnlijk in een doos met andere souvenirs. Ik was
toen vijf en twintig. Mr. Andrieu was niet alleen een sieraad van
de balie, maar hij was ook een der deftigste figuren van de
rechtbank en hij stond bekend om zijn luxueuze leven. Ik was onder
de indruk van zijn huis en meer nog van zijn grote werkkamer die
sober en geraffineerd tegelijk was ingericht en die uitzag op het
Pare Monceau. Later zou ik zo belachelijk zijn, om een jasje te
laten maken van zwart fluweel, met zijde afgebiesd, zoals hij die
morgen droeg. Ik haast me hieraan toe te voegen dat ik het nooit
gedragen heb en dat ik het weggegeven heb vóórdat Viviane het
zag.
Wat Mr. Andrieu mij aanbood, was mijn stage bij hem te doen, wat
des te onverwachter was omdat hij drie advocaten als medewerkers
had die zelf al bekend waren. Ik wil niet beweren dat hij, in zijn
uiterlijk, op mijn vader leek, maar toch vertoonden de beide
mannen, die zo'n verschillend leven geleid hadden, zoiets als
familietrekken, die misschien alleen maar generatie-trekken waren.
De angstvallige beleefdheid, bijvoorbeeld, die ze bij het geringste
contact met een ander aan de dag legden, evenals een zeker respect
voor de menselijke persoonlijkheid, waardoor ze tegen een
dienstbode op dezelfde toon spraken als tegen haar meesteres.
Vooral hun zelfde glimlach heeft mij altijd getroffen, een
melancholie — of was het heimwee? — zo diep verscholen, dat men die
alleen maar vermoedde. Mr. Andrieu genoot niet alleen een zeer
grote reputatieals jurist, maar hij was ook een zeer gezocht
advocaat en hij telde onder zijn cliënten de groten van het toneel
en de opera.
We werkten met zijn tweeën in hetzelfde vertrek, een lange, rossige
jonge man die later in de politiek gegaan is, en ik, en wij
vernamen weinig meer dan geruchten over het mondaine leven van onze
chef. In het begin ging er wel een maand voorbij zonder dat ik hem
zag en ik kreeg mijn dossiers en mijn instructies van een zekere
Mouchonnet, die zijn rechterhand was. Vaak was er 's avonds een
groot diner of een soirée. Ik had mevrouw Andrieu twee of drie maal
in de lift gezien; ze was veel jonger dan haar man en men sprak
over haar als een der schoonheden van Parijs. In mijn ogen was ze
een wezen dat troonde in hoogten die onbereikbaar waren voor gewone
stervelingen zoals ik. Het eerste wat ik mij van Viviane herinner
is haar parfum, op een middag dat ik de lift nam waar zij zojuist
uitgekomen was. Een andere keer zag ik haar zelf, ze was in het
zwart, droeg een hoed met een voiletje en stapte in de grote
Amerikaanse wagen terwijl de chauffeur het portier openhield.
Niets wees erop dat zij eens mijn vrouw zou worden en toch is dat
gebeurd.
Zij kwam niet, zoals veel mooie vrouwen, van het toneel of uit de
demi-monde, maar uit een degelijke familie van het platteland. Haar
vader, de zoon van een arts in Perpignan, was toen ritmeester bij
de marechaussee en hij heeft, zoals zijn promoties dat meebrachten,
zo ongeveer in alle delen van Frankrijk gewoond met zijn gezin, om
tenslotte van zijn pensioen te gaan genieten in de Pyreneeën, waar
hij geboren is en waar hij nu bijen houdt. Dit voorjaar zijn we hem
gaan opzoeken. Hij komt af en toe ook een paar dagen in Parijs
doorbrengen, hoewel minder vaak sinds hij weduwnaar is.
Ik wist in het begin niet, dat Mr. Andrieu zijn medewerkers
ongeveer om de twee maanden een diner aanbood en daar was het, bij
een van die diners, dat ik voor het eerst aan Viviane werd
voorgesteld. Ze was achtentwintig jaar en was zes jaar getrouwd.
Haar man, de deken, was de vijftig al gepasseerd en hij was lang
alleen gebleven na een eerste huwelijk waaruit hij een zoon had.
Die zoon, die vijfentwintig was, verbleef in een Zwitsers
sanatorium en ik meen dat hij later gestorven is. Ik ben lelijk, ik
heb het al gezegd. Maar omdat ik hier openlijk voor uitkom heb ik
ook het recht daaraan toe te voegen, dat die lelijkheid
gecompenseerd wordt door de indruk van kracht, of liever van intens
leven, die van mij uitgaat. Dat is trouwens mijn troef bij de
rechtszittingen en de bladen hebben zo vaak over mijn magnetisme
gesproken, dat ik dit hier wel noemen mag. Deze sterke vitaliteit
is de enige verklaring die ik vinden kan voor de hevige
belangstelling die Viviane vanaf de eerste dag voor mij had, ja,
soms leek het wel of ik een fascinerende invloed op haar had. Als
jongste van alle gasten, zat ik tijdens de maaltijd vrij ver van
haar af, maar ik voelde haar nieuwsgierige blikken op mij gericht
en toen we in de salon koffie gingen drinken kwam ze bij mij
zitten.
Later hebben we nog wel onze herinneringen aan die avond opgehaald.
We noemden die avond "de avond van de vragen", want bijna een uur
lang stelde ze mij allerlei vragen, soms heel onbescheidene. Ik
voelde me niet erg op mijn gemak en trachtte zo goed mogelijk te
antwoorden.
Het geval van Corine en Jean Moriat zou een verklaring voor het
gebeurde kunnen verschaffen die er niet geheel naast zou zijn, maar
ik blijf van mening dat overwegingen van die aard de eerste avond
geen rol gespeeld hebben en dat ze dat helemaal niet gedaan zouden
hebbenwanneer niet onmiddellijk, bij het eerste contact, een vonk
overgesprongen was.
Als gevolg van hun leeftijdsverschil en ook door zijn karakter had
Andrieu de neiging zijn vrouw eerder als een verwend kind dan als
levensgezellin of maitresse te behandelen. Viviane heeft zich later
wel eens dingen laten ontvallen waaruit duidelijk op te maken viel,
dat ze bij hem niet die sexuele bevrediging vond waaraan ze zo'n
behoefte had.
Heeft ze die bij anderen gezocht? Verdacht Andrieu haar daarvan?Ik
heb meermalen horen spreken over een zekere Philippe Savard,
waarbij dan veelbetekenend geglimlacht werd. Dat was een jonge
leegloper die een tijdlang heel druk op de Boulevard Malesherbes
kwam en die opeens ophield daar te verschijnen. In die tijd ging
Viviane, die als kind met haar vader veel paard gereden had, elke
morgen in het Bois de Boulogne rijden met die Savard en hij ging
bovendien met haar naar de schouwburg op de avonden dat Mr. Andrieu
verhinderd was. Hoe het ook zij, na dat eerste diner kwamen wij
meer met elkaar in aanraking, maar dat was van onschuldige aard.
Met toestemming van haar man liet Viviane mij, die de jongst
aangekomene was op het kantoor, persoonlijke boodschappen voor haar
doen zoals plaatsen voor de schouwburg reserveren en dergelijke
dingen, waardoor ik van tijd tot tijd in haar zitkamer kwam. De
schouwburg bracht ons dichter bij elkaar, of juister, een concert
dat plaats had op een avond dat haar man aan een officieel diner
moest aanzitten. Hij vroeg mij, maar dat was een idee van Viviane
veronderstel ik, haar te willen begeleiden.
Heeft ze mij nauwlettend gadegeslagen, gewogen, zoals Corine dat
gedaan heeft met de afgevaardigde voor Niort? Gevoelde ze toen
reeds behoefte een meer actieve rol te spelen dan die, welke haar
man haar toestond?Ik heb daar toen niet over nagedacht. Ik was
bedwelmd, verrukt, ik kon niet geloven dat mijn dromen
werkelijkheid zouden kunnen worden. Ik heb zelfs een week lang in
alle oprechtheid overwogen bij Mr. Andrieu- ontslag te nemen
teneinde mezelf een al te wrede desillusie te besparen.
Een reis naar Montréal, waar de Laval-universiteit hem een
ere-doctoraat had aangeboden, zou de loop der gebeurtenissen
versnellen. Zijn afwezigheid zou drie weken duren, maar dat werd
twee maanden als gevolg van een bronchitis die hij daar opliep. Ik
wist niet dat hij als jonge man drie jaar in het hooggebergte had
doorgebracht, zoals op dat ogenblik het geval met zijn zoon was.
Viviane vroeg mij herhaaldelijk haar 's avonds te willen
begeleiden. Niet alleen gingen we naar de schouwburg, waar ze dol
op was, maar op een avond hebben we samen in een restaurant
gesoupeerd. Ze had de auto weggestuurd en toen we per taxi
thuiskwamen, zette ik alles op alles en boog ik mij over haar. Twee
dagen later, op de vrije dag van het meisje, ontving ze mij bij
haar thuis; ik was een uur bij haar. Toen Andrieu weer terug was,
moesten we elkaar wel in een hotel ontmoeten, waarvoor ik mij, de
eerste keer, ontzettend schaamde.
Heeft hij de waarheid vernomen? Of heeft hij die pas gehoord op de
dag dat zij besloot hem op de hoogte te stellen van de situatie?Ik,
die zo onverbiddelijk exacte feiten eis van mijn cliënten, ik vind
het vreselijk moeilijk om die vast te stellen waar het mijzelf
betreft. Jarenlang ben ik ervan overtuigd geweest dat Andrieu niets
wist. Later heb ik getwijfeld. Sedert enkele maanden neig ik ertoe
het tegendeel aan te nemen.
Ik heb hiervóór over het "teken" gesproken. In die tijd had ik daar
geen vermoeden van en als iemand daarover gesproken had, zou ik hem
uitgelachen hebben. Maar als iemand ter wereld dat teken droeg, dan
was het wel Mr. Andrieu.
Op de dag dat Viviane alles aan haar man zou bekennen, vroeg ik
mijn ontslag en ik was verbaasd over de tegelijk bedroefde en
berustende toon waarop hij mij antwoordde.
Ik wens u het succes dat u verdient, zei hij terwijl hij mij zijn
lange en verzorgde hand toestak. Het was slechts enkele uren vóór
de bekentenis. Twee lange weken heb ik op bericht van Viviane
gewacht. Ze had beloofd mij in de Rue Visconti op te bellen
onmiddellijk na hun onderhoud. Haar koffers stonden gepakt. De
mijne ook. We zouden onze intrek nemen in een hotel op de Quai des
Grands-Augustins totdat we een eigen woning gevonden hadden en ik
had al een betrekking gekregen bij een adviserend advocaat, die
later de verkeerde weg opgegaan is. Ik heb de Boulevard Malesherbes
niet durven opbellen de volgende dag en nadat ik Pauline consignes
had gegeven voor het geval ik opgebeld zou worden, ging ik voor
haar huis op de loer staan.
Pas drie dagen later hoorde ik van mijn vader, die het op de
rechtbank gehoord had, dat Andrieu een instorting had gehad en op
bed lag. Ook daarover heb ik niet meer dezelfde mening als twintig
jaar geleden. Nu geloof ik, dat een man voor wie een vrouw de
voornaamste reden van zijn bestaan is geworden, tot alles in staat
is, lafheid, laagheid, wreedheid, om haar het koste wat het kost
voor zich te behouden. Eindelijk kwam er een haastig gekrabbeld
briefje: "Donderdag tegen tien uur ben ik op de Quai des
Grands-Augustins. "Ze kwam daar om half elf met haar koffers in een
taxi, ofschoon Andrieu erop had aangedrongen haar met zijn eigen
wagen te laten brengen.
Onze eerste dagen waren niet erg vrolijk en Viviane was de eerste
die haar opgewektheid weer terugvond en allerlei onverwachte
vreugden ontdekte in haar nieuwe leven. Zij ook heeft het huis op
de Place Denfert-Rochereau gevonden en uit haar oude kennissen de
eerste belangrijke cliënt voor mij opgediept.
'Je zult eens zien, later, als je de bekendste advocaat van Parijs
bent, met hoeveel liefde we dan aan dit huis zullen
terugdenken!'
Andrieu had erop gestaan zelf de scheiding aan te vragen en de
schuld op zich te nemen. De weken gingen voorbij zonder dat wij er
iets van hoorden, toen we op een morgen in maart in de krant het
bericht lazen: "Mr. Andrieu, deken van de Orde van Advocaten,
slachtoffer van een ongeluk in de bergen. " Er werd verteld dat hij
zijn zoon in een sanatorium in Davos was gaan bezoeken en toen hij
van die gelegenheid gebruik maakte om alleen een bergtocht te
maken, was hij in een kloof gegleden. Zijn lijk was pas twee dagen
later door een gids gevonden. Ook dit einde past evenals zijn
lange, zijdeachtige snor, zijn beleefdheid, zijn nauwelijks
merkbare glimlach, in de sfeer van zijn tijd.
Is het nu duidelijk dat de mensen, wanneer ze over ons spreken als
over een paar roofdieren, zonder dat ze het weten een bijzonder
gevoelig punt aanraken? Wij moesten ons wel krampachtig aan elkaar
vastklampen om niet in wroeging en walging onder te gaan. Alleen
een verterende hartstocht kon als verontschuldiging dienen en wij
beminden elkaar als bezetenen, wij omhelsden elkaar terwijl we met
harde blik de toekomst, die een wraakoefening moest zijn, in het
gezicht zagen.
Een jaar lang heb ik mijn vader praktisch niet gezien, alleen uit
de verte, op de rechtbank, want ik werkte veertien of vijftien uur
per dag, nam alle zaken aan, bedelde er zelfs om, in afwachting van
de grote zaak die mijn reputatie zou vestigen. Pas vlak voor ons
huwelijk ging ik naar de Rue Visconti.
'Ik zou u graag mijn aanstaande vrouw voorstellen, ' zei ik tegen
mijn vader.
Hij had stellig gehoord van ons avontuur, waarover veel gesproken
werd in het Paleis van Justitie, maar hij zei er niets over, keek
me alleen maar aan en vroeg: 'Ben je gelukkig?'
Ik antwoordde van ja, want ik meende dat ik dat was. Misschien was
ik het ook werkelijk? We zijn in alle stilte op het stadhuis
getrouwd en we zijn een paar dagen gaan uitrusten in een hotelletje
in het bos van Orléans, in Sully, waar we zes jaar later een
buitenhuis zouden kopen.
Daar ontving ik bezoek van een man die ons adres van de concierge
gekregen had en die, toen hij de gelagkamer rondkeek waar een paar
bezoekers aan de toonbank stonden te praten, me een wenk gaf hem te
volgen en bromde:'Loopt u een eindje mee langs het kanaal, daar
kunnen we beter praten. '
Ik kon niet uitmaken tot wat voor milieu hij behoorde. Hij leek
niet op wat men toen een "jongen van de vlakte" noemde, of op wat
nu een "gangster" heet. In zijn donker, slechtpassend kostuum, met
zijn weinig verzorgde uiterlijk, wantrouwende blik, bittere trek om
de mond, leek hij op een van die vermoeide incasseerders die van
deur tot deur gaan om geld te innen. 'Mijn naam zegt u niets, '
begon hij, zodra we de enkele schuiten, die in de haven gemeerd
lagen, voorbij waren.
'Ik van mijn kant weet alles wat ik van u moet weten enik geloof
dat u mijn man bent. '
Hij onderbrak zichzelf om te vragen:'Is dat uw wettige vrouw, die
bij u in het hotel is?'
En toen ik dat bevestigde:'Ik heb liever niet te maken met mensen
die niet behoorlijk getrouwd zijn. Ik wind er geen doekjes om. Ik
heb helemaal geen moeilijkheden met de justitie en die wil ik ook
niet hebben, laten we dat vaststellen. Maar toch heb ik de beste
advocaat nodig, die ik kan betalen en het is mogelijk, dat u dat
bent. Ik bezit geen winkels, geen kantoren, ik heb geen fabrieken
of octrooien, maar ik doe heel grote zaken, groter dan de meeste
heren die prachtige kantoorgebouwen hebben. ' Hij zei dat met een
zekere agressiviteit, als om te protesteren tegen de poverheid van
zijn kleding en zijn voorkomen.
'Als advocaat moogt u niet verder vertellen wat ik u ga zeggen en
ik kan dus open kaart spelen. U heeft wel over de handel in goud
horen spreken. Sedert de koersen bijna dagelijks veranderen en de
munt in de meeste landen een door de regering vastgestelde koers
heeft, zitten er grote winsten in goudtransport van het ene land
naar het andere en de grenzen waar het over gebracht moet worden
veranderen met de koersen. Van tijd tot tijd verschijnt er in de
kranten een bericht dat iemand die de grens over wilde gepakt is
bij Modane, bij Aulnoye, bij de aankomst van de boot in Dover of
elders. Het gebeurt zelden dat ze verder zoeken wie erachter zit,
maar het zou kunnen gebeuren. Welnu, de man die erachter zit, ben
ik. '
Hij stak een sigaret op en bleef staan om naar de kringetjes te
kijken die insecten op het water van het kanaal trokken.
'Ik heb de kwestie bestudeerd, niet zoals een bekwaamjurist zou
doen, maar genoeg om te begrijpen dat er wettige middelen bestaan
om mij moeilijkheden te besparen. Ik heb twee in- en
exportmaatschappijen tot mijn beschikking en net zoveel
agentschappen als ik nodig heb in het buitenland. Ik betaal u per
jaar. Het werk voor mij zal u maar weinig tijd kosten en u blijft
vrij om te pleiten voor wie u maar wilt. Vóór iedere transactie wil
ik uw advies hebben en u moet dan zorgen dat er geen gevaar bij is.
'
Hij wendde zich naar mij voor de eerste maal sinds we het hotel
verlaten hadden en terwijl hij me vlak in het gezicht zag, besloot
hij: 'Dat is het. '
Ik was rood geworden en ik had mijn vuisten gebald van woede. Ik
wilde net mijn mond opendoen — en ik zou hem zeker niet zoetsappig
geantwoord hebben! — toen hij, mijn reactie ziende, zacht zei: 'Ik
zie u vanavond na het eten wel. Praat er eens met uw vrouw over.
'
Ik ben niet dadelijk naar het hotel teruggekeerd, want ik wilde wat
beweging nemen om mijn zenuwen te kalmeren.
In het hotel was het druk aan de toonbank, want het was de tijd
voor een aperitief en we konden er dus niet over spreken.
'Alleen?' vroeg Viviane verwonderd. Het begon buiten fris te
worden, fris en vochtig. Ik nam haar mee naar onze kamer dié met
gebloemd papier behangen was en waar het naar het platteland rook.
Ik sprak zacht, want we hoorden de stemmen van de gasten en zij
hadden ons kunnen horen. 'Op het jaagpad is hij weggegaan en hij
zei dat hij vanavond mijn antwoord zou komen halen als ik er met
jou over gesproken had. '
'Welk antwoord?*Ik vertelde haar wat hij me gezegd had en ik zag
haaronbewogen zitten luisteren.
'Dat is een bof, is het niet?'
'Begrijp je niet wat hij van mij verwacht?'
'Adviezen. Dat is toch je taak als advocaat om die tegeven?'
'Adviezen om de wet te ontduiken. '
'Dat is het geval met de meeste adviezen die men van een advocaat
verwacht, of anders heb ik er nooit iets van begrepen. '
Ik dacht dat ze het niet doorzag en ik deed mijn best om het haar
haarfijn uit te leggen, maar ze bleef doodkalm.
'Hoeveel heeft hij geboden?'
'Hij heeft geen bedrag genoemd. '
'Maar daar hangt het juist van af. Besef je wel, dat dithet einde
van onze moeilijkheden betekent en dat dejuridische adviseurs van
grote maatschappijen precieshetzelfde werk doen?'
Ze vergat zachtjes te spreken.
'Sst!'
'Je hebt toch niets gezegd waardoor hij niet terug zal komen?'
'Ik heb geen mond opengedaan. '
'Hoe heet hij?'
'Dat weet ik niet. '
Nu' weet ik dat wel. Hij heet Joseph Bocca, ofschoon ik er na
zoveel jaren nog steeds niet zeker van ben of dat zijn ware naam
is, evenmin als ik met zekerheid zijn nationaliteit Weet. Behalve
zijn woonhuis in Parijs en boerderijen in nagenoeg alle delen van
Frankrijk heeft hij een prachtig landgoed aan de Cöte d'Azur
gekocht, in Menton, waar hij een gedeelte van het jaar woont en
waar hij ons, mijn vrouw en mij, uitgenodigd heeft om te komen
logeren zolang we willen.
Hij is nu een bekend man, want met het geld dat de handel in goud
hem opgeleverd heeft, heeft hij textielbedrijven opgezet, die
filialen in Italië en Griekenland hebben en hij zit nog in
verschillende andere ondernemingen. Ik zou niet verbaasd zijn. als
ik maandag, wanneer de Zuidamerikaanse gezant bij me komt, te horen
kreeg dat Bocca bij die wapenhandel betrokken is. Mijn ideaal was
toen nog een vooraanstaand jurist te worden.
'Alles wat ik je vraag vanavond is hem niet met een bot neen af te
schrikken. '
Toen hij tegen half negen terugkwam, juist aan het eind van onze
maaltijd, zijn we in de duisternis gaan wandelen en ik heb ja
gezegd, onmiddellijk, om er een eind aan te maken en ook omdat hij
me geen keus liet. 'U doet alles, of niets. ' Hij noemde zijn
bedrag.
'Ik zal u de volgende week een van mijn mensen sturen, Coutelle
heet hij en die zal u uitleggen hoe we die zaken tot nu toe gedaan
hebben. Bestudeert u de kwestie eens rustig en als u een oplossing
gevonden hebt, belt u mij dan op. '
Hij gaf me geen visitekaartje, maar een stukje papier waarop de
naam Joseph Bocca stond, een telefoonnummer uit de buurt van het
Louvre en een adres in de Rue Coquilière.
Uit nieuwsgierigheid ben ik eens gaan kijken naar het grote huis
met de vuile gangen en trappen waar men, in emailplaatjes op de
deur, een merkwaardige staalkaart van de meest onverwachte beroepen
aantrof, een masseuse, een cursus voor stenografie, een handel in
kunstbloemen, een particuliere detective, een verhuurkantoor en een
slagersvakblad. Bovendien de "Agentuur- en Commissiehandel". Ik
vond het beter, me niet te laten zien en het bezoekvan de genoemde
Coutelle op mijn kantoor af te wachten. Daar is hij in de loop der
jaren nog vele malen geweest en de laatste keer kwam hij om me te
vertellen dat hij pensioen genomen had en een villa voor zich had
laten bouwen op de rotskust van Fécamp. Viviane heeft geen pressie
op mij uitgeoefend. Ik heb volkomen zelfstandig gehandeld. Het
spijt mij achteraf dat ik zo ver in mijn leven teruggegaan ben,
want ik had me voorgenomen me in dit dossier met het heden bezig te
houden en niet met het verleden. Men beweert dat het een het ander
verklaart, maar ik aarzel dat te geloven.
Het is twee uur 's nachts. Ondanks het weerbericht is het weer gaan
stormen en ik hoor het luik op de verdieping boven me, dat weer
losgeraakt is. In de Rue Jacob zal het wel snikheet zijn en de
helft van de mensen die zich daar verdringen, ontmoeten elkaar tien
keer per week bij premières, op cocktailparties, bazars of andere
meer of minder officiële gelegenheden. Het is mogelijk dat
Marie-Lou talent heeft, hoewel ik niet geloof aan die talenten die
zich pas op latere leeftijd zouden openbaren. Gisteren onder het
diner zei ze me dat ze zin had om mijn portret te schilderen omdat
ik zo'n "sterke kop" heb, en Lannier die dat hoorde, glimlachte
terwijl hij langzaam de rook van zijn sigaret uitblies.
Hij is een belangrijk man en iedere keer als zijn kranten vervolgd
worden wegens smaad doet hij een beroep op mij. Hij heeft me echter
nooit gevraagd voor hem op te treden in civiele zaken, waarvan hij
er ook wel altijd een hangende heeft. Hij beschouwt mij
ongetwijfeld, en hij is de enige niet, als iemand met een "grote
bek", die door het schitterend vernuft en de vurigheid van zijn
pleidooien, door de felheid en vermetelheid van zijn aanvallen en
tegenaanvallen een vrijspraak weet te bewerken,maar hij zou me niet
naar de koele magistraten van een civiele kamer sturen.
Doet hij ook zaken met Bocca? Waarschijnlijk wel. Men behoeft niet
lang in mijn beroep te zijn om te constateren, dat er op een
bepaalde hoogte van de pyramide nog slechts enkele mannen zijn, die
macht, fortuin en vrouwen onder elkaar verdelen. Ik probeer niet
aan Yvette te denken, maar om de vijf minuten vraag ik me af wat
"ze" doen. Zijn ze gaan dansen in de een of andere dansgelegenheid,
waar ze dol op is maar waar ik me, ondanks alles, niet op mijn
plaats zou voelen? Of zouden ze naar zo'n bal op Montmartre gegaan
zijn van typistes en winkelbedienden? Ze zal het me wel vertellen
als ik het haar vraag. Zitten ze ergens een portie zuurkool te
eten? Zijn ze misschien al thuis?Ik word ongeduldig, ik wilde maar
dat mijn vrouw thuiskwam, om naar bed te gaan. Ik denk aan Mr.
Andrieu, die misschien ook zat te wachten in zijn kantoor, waar hij
altijd aan het begin van de herfst al met zijn rug naar het vuur
van de open haard zat. Ik ben niet van plan om naar Zwitserland te
gaan en uitstapjes in de bergen te maken. Mijn geval is anders.
Heel anders. Twee levens, twee situaties zijn nooit gelijk en het
is verkeerd om me te laten beïnvloeden door die tekengeschiedenis,
die me begint te achtervolgen. Ik heb in lang geen vakantie
genomen. Ik ben moe. Al is Viviane dan ouder dan ik, zij leeft in
een tempo dat ik niet kan bijhouden zonder buiten adem te geraken.
Ik zal Pémal vragen of hij eens aan komt. Hij zal me nieuwe
medicijnen voorschrijven, zal me nog weer eens aanraden de machine
niet te forceren en nog eens zeggen dat mannen, evenals vrouwen,
hun kritieke leeftijd hebben.
Volgens hem zit ik midden in de kritieke leeftijd!'Wacht maar eens
tot je vijftig bent en dan zul je verbaasd zijn hoeveel jonger en
krachtiger je je voelt dan nu. '
Hij is zestig en hij begint zijn visites om acht uur 's morgens,
als het niet vroeger is, om pas te eindigen om tien uur 's avonds
en als hij 's nachts geroepen wordt staat hij onmiddellijk
klaar.
Ik heb hem altijd in hetzelfde humeur gezien, met een spottende
glimlach om de lippen, alsof hij het grappig vond de mensen zich
ongerust te zien maken over hun gezondheid.
De lift komt naar boven, houdt stil bij de etage boven mij.
Het is mijn vrouw die thuiskomt.