5
Nooit waren ze, in twintig jaar, elkaar zo nabij geweest als op
die middag, zo nabij, scheen het hun beiden toe, als dat mensen
maar mogelijk is. Maar wat waren ze snel voorbij gegaan, die uren
waarin ze volkomen zichzelf waren, zonder gedwongenheid tegenover
elkaar, die uren waarin ze zich bijna buiten de wereld voelden,
waarin hun lichaam en hun ziel gevoeliger waren en waarin ze
spraken als in een koortsgloed. Ze hadden ze nauwelijks beleefd, of
ze waren al, als een bladzijde die omgeslagen wordt, verleden
geworden'
Wat zou er de volgende dag, de volgende dagen nog van over zijn?
Wat zou er over enkele maanden of over enkele jaren nog van over
zijn? Bepaalde beelden hadden zich, zonder dat ze wisten waarom
juist die, scherp in hun geheugen gegrift, bepaalde intonaties,
bepaalde toevallig opgevangen blikken, en zelfs geluiden van
buiten, die als het ware een achtergrondmuziek vormden bij hun
samenzijn. Zouden ze, bijvoorbeeld, niet altijd weer die fles rode
wijn voor zich zien, op het tafellaken, half vol, die uit twee
delen scheen te bestaan omdat er precies in het midden een vlekje
zonlicht schitterde dat de wijn een felrode gloedgaf? Een beetje
saus op de borden, resten brood eromheen, vier vruchten, die ze
niet aangeraakt hadden, op een metalen schaal. Bernard had meer
gedronken dan zijn gebruikelijke halve glas. Twee of drie glazen,
misschien vier, en hij voelde zijn brandende oogleden trillen.
Nelly vertelde hem, op gedempte toon, van haar morgen, bekende dat
ze bij de eerste halte al op het punt gestaan had om uit de bus te
springen en snel naar huis terug te gaan. Ze vermeden het nog
elkaar aan te zien, uit een soort schaamtegevoel. Ze wilden niet
dat hun gesprek een dramatisch karakter zou krijgen, en als iemand
hen zo had zien zitten, de vrouw aan de overkant bijvoorbeeld, dan
zou ze waarschijnlijk gedacht hebben dat ze over koetjes en kalfjes
zaten te praten'
- Al de tijd dat ik op het magazijn zat, heb ik voortdurend op de
klok gekeken. Ik probeerde me jou voor te stellen, en wat je deed.
Ik zag je boodschappen doen, de trap weer opkomen. Ik probeerde me
je gezicht voor de geest te halen maar het lukte me niet. Dat
benauwde me misschien nog het meest'
Evenals bij hem het geval was, niet alleen die morgen, maar alle
morgens, alle middagen'
- Tenslotte kon ik het niet meer uithouden en heb ik dat verhaal
van die tandarts verzonnen..'
- Waar was je dan bang voor?
- Dat jij je ongelukkig zou voelen... Dat je ernaar zou snakken dat
ik weer thuis zou zijn..'
- Was je bang dat ik een aanval had?
- Neen! Wat dat betreft heeft Aubonne me gerustgesteld... Maar het
was het idee dat ik je, zonder het te weten, verdriet gedaan had...
Ik ben het eigenlijk pas langzamerhand gaan begrijpen... Ben je
werkelijk jaloers, Bernard? Hij knikte van ja, met tegenzin'
- Ben je dus nog verliefd?
- Ik houd van je'
- Na zoveel jaar?
- En jij? Heb jij genoeg van me, omdat je al zo lang bij me
bent?
- Je weet wel dat dat niet waar is'
- Hoe zou ik dat weten?
- Luister! Weet je wat ik doe? Ik heb geen zin om vanmiddag naar de
zaak te gaan. Ik wil bij jou blijven. Ik zal opbellen en zeggen dat
ik overstuur ben door de behandeling bij de tandarts, dat hij me
een kalmerend middel heeft moeten geven en me naar bed gestuurd
heeft... Ze hadden geen telefoon. Wat zouden ze daaraan gehad
hebben? Er was praktisch niemand die ze op konden bellen of die hen
zou opbellen. Wel zouden ze elkaar dan kunnen bereiken in de uren
dat ze gescheiden waren, maar bij De-langle en Abouet mocht het
personeel de telefoon niet voor privégesprekken gebruiken'
Na het eten was ze naar beneden gegaan en hij had haar het Café de
Turenne binnen zien gaan, tegenover de banketbakker, waar ze een
telefooncel hadden'
In tegenstelling tot wat hij op andere dagen gedaan zou hebben, had
hij de tafel niet afgeruimd en nadat hij had lopen draaien alsof
hij naar een plekje zocht waar hij zich neer kon vlijen, was hij
languit op het bed gaan liggen. Hij had moeilijk zijn stemming
onder woorden kunnen brengen, en ook hoe hij zich lichamelijk
voelde. Er schoot hem een woord te binnen dat hij eens ergens
gelezen had en dat hij op dat moment niet goed begrepen had. Hij
paste dat nu op zichzelf toe: hij was elegisch. Het was niet
onaangenaam. Hij had een onbestemd gevoel van niet lekker' zijn dat
zijn gehele lichaam als een zoete pijn doortrok en hij voelde de
lust om dat soort van abces door te prikken. Lust ook om met Nelly
te praten, haar alles te zeggen wat hij haar nog nooit gezegd had,
zich in één keer te bevrijden van die verwarde, woelende massa van
gedachten die steeds vaker in hem opkwam'
Hij wist niet hoe hij beginnen zou, en ook niet of hij erin zou
slagen. Hij was een beetje bang om zichzelf op egoïstische wijze te
ontlasten van een druk die hem te zwaar werd en die op de schouders
van zijn vrouw te wentelen. Hij hoorde haar de trap opkomen, de
deur opendoen. Als ze hem niet in de huiskamer zag, zou ze stellig
een blik in de keuken werpen voor ze, ongerust al, naar de
slaapkamer kwam. Het leek alsof zij ook op haar tenen leefde, in
het besef dat ze in een wankel evenwicht verkeerden en dat de
geringste onhandigheid hun veel pijn zou kunnen doen'
- Wil ik het gordijn dichtdoen?
Het venster van de slaapkamer kwam uit op de Rue des Minimes en
vlak er tegenover hingen voor een zoldervenster een beha en een
onderjurk te drogen'
- Doe het gordijn dicht, maar laat het raam open..'
Hij wilde liever dat ze niet al te zeer van de wereld afgesneden
waren, dat ze zich niet opgesloten voelden. Met een natuurlijk,
gemakkelijk gebaar trok ze haar jurk over haar hoofd uit. Het
gebeurde hun vaak, 's zondags, dat ze zo op het bed, bovenop de
dekens, gingen liggen en dan trok ze altijd haar jurk uit om die
niet te laten kreuken'
Ze ging naast hem liggen, zonder hem aan te raken, op haar rug, met
haar handen onder haar hoofd, en achter de dunne wand hoorden ze de
moeder van de tweelingen de vaat afwassen terwijl ze ondertussen
naar de radio luisterde. Bij juffrouw Strieb op de tweede etage
hoorden ze een leerling eindeloos hetzelfde loopje spelen dat ze al
jaren lang van alle beginners hoorden en heel ver weg, in de Rue du
Pas-de-la-Mule misschien, hoorden ze een pneumatische hamer waarmee
men bezig was het asfalt op te breken. Terwijl ze daar zwijgend en
roerloos zo lagen, scheen elk de gedachten van de ander in zich te
willen opnemen. Bernard, in ieder geval, wasalleen met zijn vrouw
bezig, met wat ze hem over haar morgen verteld had. De ontdekking
dat ze allebei, zonder het van elkaar te weten, ongelukkig geweest
waren, om ongeveer dezelfde redenen, ontroerde hem'
- Je weet, Nelly..'
Ze zagen elkaar niet. Elk keek naar het plafond boven zich en twee
vliegen vlogen daar, zonder dat men ze hoorde, achter elkaar
aan'
- Wat weet ik?
- Eigenlijk ben ik altijd jaloers geweest..'
- Dat weet ik. In Epinal ontliep je altijd je kameraden als ik bij
je was om me niet aan hen te hoeven voorstellen..'
- In werkelijkheid had ik geen echte kameraden... Daarvoor ook
niet... En daarna evenmin..'
Het was als een tweestemmige muziek, die in het begin nog aarzelend
klonk. De een na de ander zette zijn thema in en de beide stemmen
begonnen samen te klinken'
- Op een avond toen een jongen met me wilde dansen..'
- Ik bedoel vóór die tijd..'
- Voordat je mij kende?
-Ja'
- Was je toen verliefd op een andere vrouw?
- Ik was op niemand verliefd, maar ik was toch al jaloers... Het is
moeilijk om uit te leggen... Zoëven, toen je naar beneden was om op
te bellen, schoot me weer iets uit mijn kinderjarente binnen en ik
nam me voor om je dat te vertellen... Ik was vijf of zes jaar...
Nog niet helemaal zes, want ik was nog op de kleuterschool... Ik
zat uren achtereen op de binnenplaats, of onder de arcaden, en mijn
moeder lette vanuit de verte op me... Ik had een klein meisje
ontdekt, jonger dan ik, dat helemaal aan zich zelf overgelaten was
en de hele dag op straat zwierf... Ik weet niet of ze ook een vader
had... Haar moeder was een Italiaanse en werkte ergens in de
buurt... Zelfs op ons, die arme mensen waren, maakte ze de indruk
van iemand die heel arm was... Het meisje heette Rita... Het heeft
me moeite gekost om me haar voornaam weer te herinneren, hoewel ze
toch een vrij lange tijd een belangrijke plaats in mijn leven
ingenomen heeft..'
- Was je verliefd op haar? vroeg Nelly vertederd'
- Wacht even. Ik moet even zoeken hoe ik dat precies moet
uitdrukken... Neen, ik was niet verliefd op haar, maar in mijn
gedachten was ze mijn vrouw, omdat ze het meest weerloze en het
meest gedweeë wezen was dat ik ooit tegengekomen ben... Ze had
magere beentjes, haar huid was bruinachtig en dof van het vuil...
Ik zie nog haar grote, donkere, schitterende ogen, waarmee ze heel
strak kon zitten staren en dan kon ik mijn ogen niet van haar
afhouden..'
- En wat deden jullie samen?
- Bij de vroegere paardenstallen, achter op detimmerplaats, was een
deur, de deur van een hok zonder raam, waar mijn moeder haar emmers
en haar bezems opborg... Daar nam ik Rita mee naar toe..'
- Deed je de deur dan achter je dicht?
-Ja-- En bleven jullie dan in het donker zitten?
- Ja. Ofschoon ik bang was in het donker'
- Wat speelden jullie dan?
- We speelden niet. Zij was mijn vrouw, of mijn slavin, dat weet ik
niet meer. Toen wist ik het waarschijnlijk evenmin. In dat hok
waren we alleen en ik had het gevoel dat ik de meester was'
- Kuste je haar daar?
- Op dat idee ben ik nooit gekomen. Slaan deed ik haar ook niet. Ik
zei haar dat ze tegen de muur moest gaan zitten en dan ging ik
naast haar zitten'
- Was ze niet bang?
- Daar heb ik nooit bij stilgestaan. Ik geloof het niet. Als ik
mijn moeder hoorde roepen omdat ze een boterham of wat lekkers voor
me had ging ik naar buiten en deed de deur op slot'
- En liet je haar daar dan alleen zitten?
- Ja. Op een keer is er daardoor nog een klein drama geweest. Haar
moeder liep haar overal te zoeken; ze kwam ook op onze binnenplaats
roepen: 'Rita!... Rita!... ' en dingen in het Italiaans... Mijn
moeder stond haar te verzekeren dat ze haar dochtertje de hele dag
niet ge-zien had, toen ze een stemmetje hoorden dat heel gedempt
klonk en van heel ver scheen te komen... Ze vonden Rita tenslotte
en de Italiaanse beschuldigde mijn moeder ervan dat ze het kind
opgesloten had om haar kwijt te zijn als ze mij wat lekkers
gaf..'
- Heb jij toen niet gezegd, dat dat niet waar was?
- Dat vraag ik me ook af... Ik herinner me niet hoe het afgelopen
is... Ik wilde je alleen maar uitleggen wat ik voor mezelf probeer
te verklaren... Ik denk er vaak over na..'
- Over je jaloezie?
- Over jou... Over mezelf... Ik houd van je en ik ben jaloers...
Neen, val me niet in de rede... Wat ik zeg is de waarheid en die is
niet zo mooi als ik wel graag zou willen... Zelfs als ik niet van
je hield maar jij wel mijn vrouw was, zou ik toch jaloers zijn en
daaronder lijden... Begrijp je dat?
- Ik geloof het wel. Heb je er veel onder geleden in ons
huwelijk?
- Bij tijden... Het komt opzetten, dan gaat het weer over en ben ik
volmaakt gelukkig... Ik zou bijna zeggen krankzinnig gelukkig, want
er zijn dagen dat ik, als ik je uit de bus zie stappen, wel zou
kunnen schreeuwen van geluk... Al vanaf mijn veertiende jaar
verlangde ik ernaar getrouwd te zijn, een vrouw te hebben, een
klein wereldje waarvan ik..'
Hij aarzelde'
- Je ziet dat het niet zo mooi is! Een wereld waarvan ik het
middelpunt zou zijn, waarvan ik de meester zou zijn... Niet zozeer
om te kunnen bevelen... Maar om me de sterkste te voelen... Ik
droomde van een vrouw die mij nodig zou hebben, die niets anders op
de wereld zou hebben, die ik zou moeten beschermen en gelukkig
maken..'
- Jij hebt me gelukkig gemaakt..'
Hij schudde het hoofd, nog altijd achterover op het bed liggend, en
Nelly had haar hand schuchter op zijn heup gelegd. Zij verroerde
zich ook niet en er waren lange ogenblikken van stilte waarin de
geluiden van het leven buiten luider naar binnen kwamen door het
venster, waar een zacht windje het gordijn deed opbollen'
- Het is nog niet helemaal juist, zoals ik het vertel... Het is
ingewikkelder, misschien te ingewikkeld voor mij... Ik had een
grote bewondering voor mijn vader en je raadt nooit waarom..'
- Om de paarden, wed ik..'
- Toen ik heel klein was, ja, maar dat heeft niet lang geduurd...
Wat later mijn bewondering gaande maakte, was dat mijn vader op
zijn sleperskar, heel alleen die ontzaglijke stad inging die me zo
gevaarlijk leek... ik leefde tussen enge grenzen en de Rue
Saint-Antoine was al een vreemde wereld voor me, vol gevaren...
Mijn vader ging overal naar toe, laadde zware pakken op zijn kar op
een station waar de treinen floten, reed dwars tussen bussen en
taxi's door... Dat was voor mij even indrukwekkend als de
Indianengevechten in mijn prentenboeken..'
- En jij wilde, als je groot was..'
- Neen... Dat geloof ik niet... Trouwens, in die tijd ongeveer is
hij gestorven... De ware reden van mijn bewondering..'
Hij onderbrak zichzelf om spottend op te merken:- Het is de eerste
keer dat ik zo tegen iemand mijn gedachten uitspreek en je beseft
nu hoe ingewikkeld het is... Het is waar dat ik de hele dag voor
mezelf heb om na te denken, om in bepaalde dingen helemaal tot
klaarheid te komen... Maar kom ik werkelijk tot klaarheid?... De
ware reden van mijn bewondering voor mijn vader was, dat hij
niemand nodig had, dat hij 's avonds voor het huis ging zitten,
heel alleen... Hij las de krant niet, luisterde niet naar de
radio... Hij zat daar, met zijn pijp die hij uit liet gaan, voor
zich uit te kijken, met een tevreden gezicht..'
- Jij had niet alleen kunnen leven, is het wel?
- Neen. Ik heb altijd geweten dat ik een vrouw nodig had'
Ze vroeg plagend:- Ben je daarom met mij getrouwd?
- Toen ik jou ontmoette hield ik direct al van je. Maar als ik jou
niet ontmoet had, zou ik toch getrouwd zijn..'
- En zou je dan ook jaloers geweest zijn?
- Dat weet ik bijna wel zeker. Alleen, ik zou er minder onder
geleden hebben..'
- Loop je er altijd mee rond?
- Neen. Maar zodra jij weg bent voel ik me niet op mijn gemak, dan
ben ik onrustig..'
- Ik ook. Herinner je je nog dat ik, toen je pensioen verhoogd
werd, voorzichtig voorgesteld heb om op te houden met werken? Ik
durfde er niet op aan te dringen omdat ik bang was dat je zou
denken dat ik lui was..'
- Toen heb ik ook geaarzeld, bekende hij. Ik heb er zelfs met
dokter Aubonne over gesproken..'
- Waarom met de dokter?
- Omdat het een grote verantwoordelijkheid voor me was. Ik wilde
niet alleen maar aan mezelf denken'
- En wat zei hij?
- Dat het voor ons allebei beter was dat we ieder ons eigen werk
hielden..'
- Zou je graag hebben dat ik wegging bij De-langle en Abouet?...
Wil je dat?..'
- Neen..'
- Waarom niet?
- Omdat jij er behoefte aan hebt om actief bezig te zijn en je daar
hier niet voldoende gelegenheid voor zou hebben..'
- In dat geval..'
- Wacht even! Ik van mijn kant, ik heb er behoefte aan om bij
mezelf te kunnen zeggen..'
Hij voltooide zijn zin niet, want hij wilde volkomen eerlijk zijn,
haar de volle, de volledige waarheid opbiechten, maar hij had nu al
het ontmoedigende gevoel dat hij daar niet in zou slagen'
- Wat bij jezelf te kunnen zeggen?
- Ik heb eigenlijk alleen contact met de wereld door een
tussenpersoon... Jij gaat uit... Jij komt thuis... Jij ziet mensen,
straten, drukte, beweging... Als je thuiskomt, ben je daar als het
ware helemaal van doortrokken... Dan zeg ik bij mezelf dat je dat
gedeeltelijk aan mij te danken hebt, omdat ik je niet dwing om de
hele dag voor ziekenoppasseres te spelen... In de grond ben ik een
grote egoïst..'
- Een egoïst? Jij?
- Ja... Spreek me maar niet tegen... Ik denk zo veel na over
mezelf, over ons, dat ik mezelf heus wel ken... Al dat bekvechten
dat ik gedaan heb met Aubonne, en vooral met professor Pellet, die
veel sluwer en moeilijker om de tuin te leiden is, was alleen omdat
ik tot geen prijs wilde dat ze de waarheid zouden ontdekken... Ze
bleven maar aanhouden, ik moest en ik zou bekennen dat ik zorgen
had..'
Er viel een ietwat beangstigende stilte, want hij had indirect de
gedachte opgeroepen aan een appartement op de eerste etage, aan een
deur die hij nooit geopend had, aan een deurknop van wit porselein
die hij nooit aangeraakt had. Hij vermeed het om een duidelijker
toespelingop Mazeron te maken, maar die was niettemin plotseling
aanwezig'
- Ik weet niet waarom, maar vanaf de eerste dag, vanaf het moment
waarop ik hoorde dat hij hier in huis zou komen wonen, heeft dat
mijn dagen vergald... En ik wist toen nog niet eens dat jij
geregeld naar hem toe zou moeten... Maar de gedachte dat er nog een
invalide... Nogmaals een stilte, waarin Nelly haar adem
inhield'
- Dat is niet de oorzaak van mijn duizelingen, echt niet... Die
aanvallen had ik daarvoor ook al... Alleen kreeg ik die toen vaker,
en erger, iedere keer als jij bij hem naar binnen ging of als ik
aan jullie tweeën dacht..'
- Ons tweeën?
- Neem me niet kwalijk... Maar zo stelde ik het me dan voor..'
- Dacht je werkelijk, dat..'
- Soms wel, soms niet... Het doet er ook niet toe... Alleen al dat
je je interesseert, hoe weinig dan ook, voor een ander... En des te
meer omdat 't iemand is die hulp nodig heeft, evenals ik, iemand
die zich eenzaam en ongelukkig voelt..'
- Hij is niet ongelukkig'
- O neen?
- Ik ben er integendeel van overtuigd dat hij in rozegeur en
maneschijn leeft met de verpleegster, die elke dag bloemen en
lekkers voor hem meebrengt... Ik geloof dat ze ook voor hem
poseert'
- Naakt?
- Er hangen in ieder geval wel naakttekeningen aan de muur, waar ze
op lijkt... Ik ben haar maar twee keer tegengekomen op de trap,
maar..'
- Heeft hij jou nooit gevraagd om voor hem te poseren?
- Nooit'
- Nu zie je hoe ik ben!... Eén woord, één beeld, en ik begin
weer... Als je nu zo meteen uit zou gaan, zou ik me weer van alles
en nog wat in mijn hoofd halen... Ik weet dat het belachelijk is,
en afschuwelijk... Ik houd van je... Ik beweer dat ik alleen maar
jouw geluk wil... Maar bij de gedachte dat jij je voor een man zou
interesseren, dat je er misschien naar zou verlangen om..'
- Zwijg! '
- Nu, mij is dat wel overkomen, maar ik houd daarom toch niet
minder van je..'
- Vaak?
- Drie keer... Twee keer echt en nog een keer die eigenlijk niet
meetelt..'
- Is dat lang geleden?
- De eerste keer was vóór de oorlog, toen ik nog bij de Hallen
werkte... Je weet hoe hartstochtelijk verliefd we waren en hoe we
ons uitleefden in die eerste tijd... Welnu, ondanks dat verlangde
ik er op een keer naar met een andere vrouw naar bed te gaan..'
- Wie was dat?
- Haar naam weet ik niet en ik zou haar zeker niet herkennen als ik
haar tegenkwam... Ik stond aan de benzinepomp, op het trottoir...
Het was heel warm... We hadden samen gegeten in een goedkoop
restaurantje, en ik had, evenals vandaag, verscheidene glazen wijn
gedronken... Dat was me toen nog niet verboden... Weet je nog
wel?... We deden dat wel eens expres, allebei, een klein beetje te
veel drinken, en dan lachte ik je uit als je ogen zo begonnen te
schitteren..'
- En ben je toen met die andere vrouw..'
- Ze liep te schilderen voor de deur van het hotel dat vlak bij de
garage was... Ze had zware borsten... De jouwe waren heel klein...
Ik verlangde er opeens hevig naar die zware borsten in mijn handen
te voelen... Ik zei in de garage dat ik even een glas ging drinken
en toen ben ik met haar het hotel binnengegaan..'
- En heb je genoten?
- Dat herinner ik me niet meer... Wat ik me wel herinner, is dat ik
een paar weken in angst gezeten heb dat ik soms een ziekte
opgelopen had en jou misschien zou besmetten... En dan ben ik
jaloers, zo jaloers dat het me ziek maakt!
- En de beide andere keren?
- Doe ik je geen verdriet met dat te vertellen?
- Neen. Ik wil liever alles nu maar horen'
- De tweede keer was tijdens de oorlog, in een dorpje in de Elzas,
waar we toen lagen.... De bevolking was nog niet helemaal
geëvacueerd..'
De kapitein was bij burgers ingekwartierd, waar hij een eigen kamer
had en ik moest af en toe brieven bij hem brengen... De vrouw bij
wie hij ingekwartierd was, was nog jong, heel blond, met blauwe
ogen, en ze had twee kinderen die nog blonder waren dan zij... Haar
man was gemobiliseerd en lag ergens in de Ardennen..'
Op een morgen toen ik een brief aan de kapitein ging brengen, werd
er niet opengedaan en ik stapte naar binnen. Ik klopte aan alle
deuren en eindelijk deed ik een deur open, waarachter ik de vrouw
aantrof die bezig was haar bed op te maken..'
- En heb je haar toen zomaar, zonder omwegen... ?
- Zo ongeveer wel, ja... Ze sprak geen Frans... Ik sprak geen Duits
en ik verstond het ook niet... Ik stond daar met die grote gele
enveloppen in mijn hand en ik weet niet waarom, maar opeens
begonnen we allebei te lachen... Even later lagen we op het bed en
al die tijd dat het duurde, zag ik vlak voor me het portret van
haar, in bruidstoilet, en haar man in een kostuum dat te nauw
was... Waarschijnlijk is hij uit de oorlog teruggekomen en hebben
ze nog meer kinderen gekregen... Begrijp je?
- En de derde keer?
- Och, dat was eigenlijk meer een daad uit medelijden... Niet van
mijn kant... Ik lag nogin dat kasteel, dat als hospitaal ingericht
was en waar ik het geluk had Aubonne te treffen... Ik was er nog
slecht aan toe... Ik mocht niet van bed, want ik had nog steeds
koorts... De zusters die ons verpleegden waren bijzonder aardig en
ik bezorgde hun veel last, want ik was 's nachts erg druk, ik
ijlde, en dan probeerde ik mijn verband af te rukken... Ze drong
zich wat dichter tegen hem aan'
- Ja... Ga verder..'
- Het is gek, maar ik heb het gevoel dat dat dingen zijn die je
niet aan een vrouw vertelt, zelfs niet aan je eigen vrouw..'
- Je bent nu eenmaal begonnen..'
- Ik kreeg voortdurend injecties om te kalmeren, in mijn dij, de
ene keer in de rechter, de andere keer in de linker... Op een avond
dat ik weer erg druk was en de anderen in slaap waren..'
- Met hoevelen lagen jullie op een kamer?
- Zes of zeven... Dat hing van de grootte van de kamers af en van
de verdeling van de ramen... De nachtzuster gaf me een injectie...
Op dat ogenblik, terwijl ik bloot lag, kreeg ik een erectie... Dat
kwam niet door haar, ook niet doordat mijn gedachten in een
bepaalde richting gingen... Het was zuiver mechanisch, zou ik
zeggen, en ik kreeg een kleur..'
Ze ging naast mijn bed zitten, zoals gewoonlijk, om af te wachten
hoe de injectie werkte, maar ik bleef nerveus... Toen schoof ze
zacht haarhand onder het laken en streelde me, terwijl ze me met
een vertederd en tegelijkertijd geamuseerd gezicht aankeek..'
Ik geloof niet dat ik me ooit in mijn leven zo gegeneerd heb...
Maar ook heb ik nooit in mijn leven zo'n intens genot beleefd...
begrijp me goed... Ik bedoel zuiver fysiek genot... Mijn armen
deden pijn... Het verdovende middel begon te werken en dat werkte
mee..'
- Hoe oud was ze?
- Drie- of vierentwintig jaar..'
- Heb je haar daarna nog wel eens gezien?
- Ja zeker, geregeld, in de veertien dagen dat ik er nog gebleven
ben..'
- Heeft ze nog wel eens zoiets gedaan?
- Neen'
- Heb je het haar niet gevraagd?
- Neen, ook niet'
- Kreeg ze geen kleur toen ze je weer zag?
- Neen, schaamte of zoiets hadden we geen van beiden... Het was
oorlog, moet je niet vergeten... Ze verwachtte misschien dat ik zou
sterven, zoals er zo veel stierven daar... Ze zal wel getrouwd
zijn, en moeder van kinderen..'
- Ik zou wel eens willen weten of ze het zich nog herinnert'
- Herinner jij je het? vroeg hij, op een andere toon ineens'
- Wat?
- Dat weet je wel... Vóór mijn tijd..'
- Dat had zo weinig betekenis voor me... Je vergeet in wat voor
omgeving ik woonde, en dat ik toen nog heel klein was, mijn moeder
al zag..'
- Sst!
- Jij vraagt er mij zelf naar..'
Hij stelde haar eindelijk een vraag, die hij haar nooit had durven
stellen'
- Met soldaten?
- Ook wel soldaten'
- Kameraden van mij?
- Dat geloof ik niet. Ik kende ze slecht..'
- En ook jongens uit de stad?
-Ja. - Waar gebeurde dat?
Zelf had ze zojuist alles willen weten, maar nu antwoordde ze met
tegenzin, op droefgeestige toon'
- Ben je dat dan vergeten?
- In het bos?... Aan de kant van de rivier?
- Soms ook op een bank in het park... Eén keer ben ik meegegaan
naar een kamer in een hotel en heb ik me uitgekleed... Ik schaamde
me zo... Waarom wilde je dat weten?
- Om er niet meer aan te denken'
- Wat bedoel je?
- Dat ik, als ik precies weet wat er gebeurd is, wat er gebeurt, er
niet meer over loop te piekeren'
- Ben je ook jaloers om wat er vóór jouw tijd gebeurd is?
- Ik ben jaloers om alles, zelfs op je vader! Ze kwam met een ruk
halverwege overeind'
- Mijn vader heeft nooit geprobeerd om..'
- Dat hoeft ook niet... Jij woonde bij hem, hij had rechten op
jou... En daarna, toen ik onder dienst was?
Ze schudde van neen. De piano speelde in een sneller tempo, een
moeilijker oefening, waaruit bleek dat juffrouw Stieb inmiddels een
andere leerling bij zich gekregen had. De radio naast hem zweeg en
men hoorde in plaats daarvan een eentonig gemurmel van
vrouwenstemmen. Het was de dag waarop mevrouw Rougin altijd bezoek
van haar schoonzuster kreeg en dan zaten ze de hele middag zo te
praten'
- Nooit?
- Nooit, dat zweer ik je, Bernard'
- Ben je nooit eens één keertje in de verleiding geweest?
- Het zou niet in me opgekomen zijn! 's Nachts droomde ik dat jij
dood was, of gewond, dat jij me riep, en dan werd ik met een schok
wakker..'
- Is er nooit een man geweest die je het hof maakte?
- Het hof maken niet. Wel hebben sommigen geprobeerd, wat ze altijd
proberen..'
Ze voegde er met een lachje aan toe:- Zoals jij met die
Elzassische!
- Die wees me niet af, ofschoon het onder hetportret van haar man
gebeurde... We hoorden haar kinderen spelen op straat..'
- Ik heb ze wél afgewezen'
- Waarom?
- Dat weet ik niet... Als je dat niet begrijpt, kan ik het je niet
uitleggen... Als je een vrouw was..'
- En nu, op de Place des Victoires? -Wat?
- De reizigers?
- Af en toe is er wel eens een nieuweling, die me uitnodigt om met
hem te gaan eten, of een avondje met hem uit te gaan..'
- En wat zeg je dan?
- Ik zeg neen'
- Vertel je ze dan niet dat je getrouwd bent?
- Dat is niet nodig. Ze begrijpen dat wel direct'
- En Jean-Paul?
Het was de eerste keer dat hij de onderdirecteur zo noemde'
- Die? Die wordt veel te veel in beslag genomen door zijn
moderniseringsplannen om zich voor iemand van zijn personeel te
interesseren. Het enige waar hij op uit is, is om de oude heer
Delangle, en vooral zijn vader, te bewijzen dat hij het bedrijf
veel beter kan besturen dan zij..'
- En..'
- En wat? De slager? De kruidenier, die stumper van een Bourre? Wie
nog meer?
Ze had haar opgewektheid teruggekregen en die werkte aanstekelijk.
Het leven, hun problemen, alles scheen opeens niet moeilijk
meer'
- Ik heb jou meer verteld dan jij mij, merkte Bernard op en hij
probeerde zijn stem nors te doen klinken, maar dat lukte hem
niet'
- Dat bewijst dat jij meer had op te biechten..'
Nu ze zich zo in het verleden verdiept hadden waren Foy's gedachten
een zijpad ingeslagen'
- Waarom lach je? vroeg ze'
- Ik moet lachen om ons, of liever, om mezelf... Om wat ons eens
overkomen is in de eerste maand dat we getrouwd waren..'
Ze liepen veel, doorkruisten Parijs in alle richtingen, met een
voorkeur voor bepaalde wijken. Het gebeurde niet zelden, dat ze te
voet naar de Sacré-Coeur gingen en weer teruggingen over de Place
Pigalle, waar ze, zonder een cent op zak, met bewonderende blikken
de lokkende lichtreclames van het nachtleven gadesloegen. Andere
keren gaven ze de voorkeur aan de grote boulevards, die toen nog
niet helemaal in de schaduw gesteld waren door de Champs-Elysées,
vooral tussen de Opera en de Madeleine. Ze kenden er alle etalages,
waarop ze niet uitgekeken raakten'
- Als we in onze rijke jaren komen..'
Het woord rijk had voor hen, evenals voor alleeenvoudigen, niet
dezelfde betekenis als in het woordenboek. Het wilde zeggen: als ze
nog iets geld zouden overhouden nadat de huur, het eten, de
noodzakelijke kleren, de gas- en elektriciteitsrekening betaald
waren'
- Als we in onze rijke jaren komen..'
Ze liepen ook graag langs de Seinekaden, die ze soms volgden tot
Charenton, en door de kleine straatjes van het Quartier Latin'
- Dat kleine restaurantje... zei hij, om haar op weg te helpen'
Zon echt Parijs eethuisje, met een roodachtige voorgevel, een
toonbank, papieren tafellakens, en achterin een deur naar de keuken
waar men een dikke man voor zijn fornuis zag staan'
- Kom mee! Ze hebben hier vast wel kalfs-worstjes..'
Ze waren allebei dol op kalfsworstjes en ze waren aan een tafeltje
vlak bij de deur gaan zitten. Het was acht uur 's avonds en ze
verwonderden zich erover, dat het zo leeg was. Bernard dacht dat de
mensen al gegeten hadden, zonder te vermoeden dat ze nog komen
moesten en praktisch niet vóór half negen of negen uur zouden
komen. Pas toen de ober hem een gedrukt menu van papier zo dik als
tekenpapier aanreikte, had hij het begrepen. De eenvoudigste
hors-d'oeuvres kostte hier even veel als een complete maaltijd in
de restaurants die hij gewend was, en zijn weekloon zou nauwelijks
toereikend geweest zijn voor twee diners'
Nelly, die de spijskaart niet gezien had, vroeg zich af waarom hij
daar als versteend bleef zitten zonder dat er een woord over zijn
lippen kwam, terwijl de ober met een spottende blik naar hem stond
te kijken'
Bernard zat op hete kolen, hij wilde zo snel mogelijk verdwijnen
maar wist niet hoe hij dat aan moest leggen'
- Ik geloof... eh... wij komen zo meteen wel terug..'
Mettertijd was dat een herinnering geworden waar ze hartelijk om
konden lachen. Een andere keer..'
- Zeg, weet jij nog van die patrijshond?
Dat was op de Champs-Elysées. Daar was, aan de rechterkant, een
kennel, een heel smal, hoog huis. Achter de ruit zag men honden van
allerlei rassen, katten, papegaaien. In een van de hokjes was een
patrijshond te zien met drie pups en Nelly kon haar ogen er niet
van afhouden'
- Zeg, Bernard, als we eens een hond kochten? Een van de jongen,
wiens snuitje lichter rose was dan van de andere, had haar hart
gestolen'
- Dan heb ik gezelschap als ik de hele dag alleen thuis ben..'
in die tijd was zij degene die in huis zat te wachten!
- Gelukkig maar dat we hem niet gekocht hebben! Wat had ik met hem
moeten beginnen toen jij weg was, en hoe hadden we hem in de oorlog
te eten moeten geven?
Een nieuwe stilte. Ze waren nog dichter naar elkaar toe geschoven,
raakten elkaar nu helemaal aan'
- Ik bedenk me opeens iets, zei ze'
- Wat dan?
- Waarom zouden we nu geen hond kopen? Het zou jouw hond
zijn..'
- Neen! Dan ben ik nog liever alleen, zelfs al heb ik soms..'
- Sst!
Hij zweeg. Hij voelde de warmte van haar lichaam tot zich
doordringen en haar ademhaling begon sneller te gaan'
- Bernard... -Ja..'
- Wil je?..'
Het was vijf uur en de tafel was nog niet afgeruimd, de fles wijn
stond er nog altijd maar de kleur was nu groener, want de zon had
zich naai een ander raam verplaatst en scheen er niet meer op'
- Hoe voel je je? vroeg ze hem aan zijn oor'
- Goed. Een beetje pijnlijk..'
- En ik voel me of ik pas een griep gehad heb... Ze waren voor het
raam gaan staan met hun ellebogen op het hekwerk om naar buiten te
kijken en daarna was Nelly de tafel gaan afruimen. Een touringcar
kwam voorbij, vol met toeristen, zoals ze er in de komende twee
maanden zo veel langs zouden zien komen. Over een paar dagen, op de
14de juli, zou erop de Place des Vosges gedanst worden, men zou
voetzoekers horen knallen en boven de daken de sterrenregens van
het vuurwerk zien neerdalen'
De tweelingen naast hen waren aan het harrewarren, niet alleen met
hun moeder, maar ook met hun tante, die een nog schellere stem had.
Hij zag om tien voor half zeven de bus stoppen waarmee zijn vrouw
gewoonlijk thuiskwam en het was een vreemde gewaarwording haar
achter zich heen en weer te horen lopen. Straks, misschien vóór het
eten, waarschijnlijker daarna, wanneer ze elk in hun stoel zouden
zitten en naar het vallen van de avond kijken, zou hij nogmaals met
haar moeten praten. Hij had, even geleden, een belangrijk besluit
genomen'