24 november
Nog 38 dagen te gaan…
07.51 uur
Ik was weer op weg naar het kantoor van Eric Blair. Hij had me ’s avonds laat gebeld om te vragen of ik de volgende ochtend vroeg naar hem toe kon komen. Na zijn telefoontje had ik amper nog kunnen slapen. Ik had liggen wachten tot het eindelijk tijd was om op te staan, en ik hoopte dat hij zijn geheugen terug had.
Eric Blairs kantoor
08.32 uur
‘Cal,’ zei hij toen ik zijn kantoor binnenkwam en mijn rugzak afdeed. ‘Ik weet dat je niets liever wilt dan je naam zuiveren en dat je antwoorden hoopt te vinden op je vragen, maar ik ben bang dat ik je teleur moet stellen. Sinds onze vorige ontmoeting heb ik geprobeerd om dingen uit mijn geheugen op te graven tot mijn hersens ervan kraakten, maar het lijkt wel alsof er van alles gewist is. Het lukt gewoon niet.’
Meteen liet ik mijn schouders hangen.
‘Ik herinner me nog wel dat Tom zei dat jij in groot gevaar was – dat jullie allemaal in groot gevaar waren – en daarna werd hij ziek. En niet lang daarna werd ik zelf ook ziek. Maar ik heb wel heel sterk het gevoel dat hij wilde dat ik die boodschap aan jou zou overbrengen. Misschien dat ik daarom…’
‘Op oudejaarsdag achter me aan kwam.’
Eric leunde tegen het bureau. Zijn gezicht stond ernstig.
‘Ja, maar ik kan het me nog steeds niet herinneren. Ik weet niet waarom ik de dingen heb gezegd die ik heb gezegd.’ Hij zuchtte diep en ging verder: ‘Volgens mij heeft Tom iets ontdekt in Ierland. Iets wat waarschijnlijk niets met de conferentie te maken had, maar eerder met jullie familie. En ik denk dat hij wist dat die informatie kwade krachten zou kunnen aantrekken. Ik weet ook niet waarom, maar mijn gevoel zegt me dat de koningin er iets mee te maken had.’
‘Ja,’ zei ik. ‘Koningin Elizabeth de Eerste!’
‘Het had met haar te maken en met Ierland,’ voegde hij eraan toe. ‘Maar dat is alles wat ik weet.’
Ik ging gefrustreerd op een stoel bij het raam zitten. Ik staarde naar de bos gele margrieten, die in de vaas stonden te verwelken.
Eric stond op van het bureau en begon te ijsberen, met zijn handen op zijn rug en zijn hoofd gebogen.
‘Hoe ziek ik ook was, ik kon het gevoel niet van me afschudden dat er onheil naderde. Geen onheil voor mezelf, maar voor jou. Er gaat wel een belletje rinkelen bij het woord Ormond-singulariteit.’ Met een spijtig gezicht schudde hij zijn hoofd. ‘Maar jammer genoeg weet ik niet waarom – ik weet niet wat het is of wat het betekent. Die virusinfectie heeft een heleboel verbindingen in mijn hersens aangetast. Na onze eerste ontmoeting ben ik nog zieker geworden. Ik kon op een gegeven moment niet meer praten. Mijn gedachten waren totaal verward.’
‘Dat is precies wat er met mijn vader is gebeurd,’ zei ik. ‘Alleen is hij niet meer beter geworden. Waarschijnlijk heeft het virus hem erger te pakken gehad dan u. Maar,’ herhaalde ik, ‘op oudejaarsdag zei u tegen me dat mijn vader was vermoord, en dat ik de volgende zou zijn.’ Ik probeerde me de exacte woorden te herinneren. “Ze hebben je vader vermoord. Ze gaan mij ook vermoorden!” Dat heeft u tegen mij gezegd. U dacht dat ze u ook wilden vermoorden. Over wie had u het toen? Wie waren “ze”?’
‘De doktoren zeiden allemaal dat het een onbekende virusinfectie was. Iets geheimzinnigs wat je vader en ik in Ierland hadden opgelopen. Ik begrijp er niks van.’
Eric Blair hield even op met ijsberen en keek me indringend aan. ‘En als het nou eens geen infectie is geweest, Cal?’
De afgelopen maanden had ik daar zelf al verschillende keren aan gedacht. Toch was ik op een of andere manier geschokt om hem die woorden te horen zeggen.
‘Denkt u dat het opzet geweest kan zijn?’
‘Misschien had ik dat niet moeten zeggen,’ zei Eric. ‘Ik bedoel, zolang ik niks kan bewijzen, kan ik er misschien maar beter mijn mond over houden. Vergeet het, Cal. Ik weet het gewoon niet. Het enige wat ik weet, is dat ik erg overstuur was toen ik hoorde dat Tom was gestorven. Hij was een geweldige fotograaf en een nog betere journalist. Hij was heel nauwgezet in wat hij schreef. Hij stond voor alles wat goed en fatsoenlijk was. Er zijn er niet veel meer zoals hij.’
Dat was goed om te horen. ‘Ik weet het,’ zei ik. ‘En ondanks alles wat u misschien over mij te horen krijgt, heb ik ook nog nooit iets slechts gedaan. Iets om een ander te benadelen, bedoel ik. In ieder geval niet opzettelijk. Ik heb alleen gedaan wat ik moest doen om te overleven.’
‘Ik geloof je, Cal. Ook al ben ik verder alles vergeten,’ ging Eric verder, ‘ik vóél dat het met de Ormond-singulariteit te maken had dat we allebei ziek zijn geworden. Dat is het angstaanjagende.’
‘Is dat wat u bedoelde toen u zei dat mijn vader was vermoord? Bedoelde u dat de Ormond-singulariteit ook uw dood zou worden?’
‘Dat zou kunnen. Het is door de naam Ormond wel duidelijk dat het om jouw familie gaat, maar misschien stond ik wel in de weg. Misschien wist ik te veel. Niet dat ik me nu nog iets herinner.’
Ik dacht even na en er liep een rilling over mijn rug. ‘In januari heeft iemand geprobeerd mij en mijn oom te vermoorden,’ peinsde ik hardop. ‘Er was geknoeid met onze boot. Daarna heeft iemand Rafe neergeschoten en mijn zusje aangevallen. En daar werd ik toen van beschuldigd. Het hele jaar zijn er al mensen die proberen mij te vermoorden. En dan was er nog die sluipschutter in de kapel… mijn familie is vervloekt.’
Er verscheen een ongemakkelijk lachje op het gezicht van Eric.
‘Hé,’ zei ik plotseling, want er schoot me iets te binnen. ‘Heeft u samen met mijn vader gestudeerd?’
‘Ja, dat klopt. Ik kende hem toen eigenlijk niet zo goed. Ik wist alleen dat hij Tom heette en dat hij een tweelingbroer had met wie hij altijd samen was. Ik kon ze niet uit elkaar houden. Pas jaren later, toen we collega’s werden, leerde ik Tom echt kennen.’
Rafe en papa die altijd samen waren? Ik kon het me niet voorstellen.
‘Kunt u vertellen wat u nog weet van de laatste keer dat u mijn vader heeft gezien?’ vroeg ik. ‘Het hoeft niet iets belangrijks te zijn, ik vind het gewoon fijn om iets over hem te horen.’
Ik voelde een golf van verdriet in me opwellen. De laatste tijd had ik er niet zo veel last van gehad, maar ik had ook zo veel dingen aan mijn hoofd. Ik duwde mijn gevoelens weg.
‘Tijdens de conferentie zat ik in een hotel in Main Street in Carrick en je vader had me uitgenodigd om te gaan eten in het Clonmel Way Guest House, waar hij logeerde. Het was maar een klein stukje buiten het centrum van het dorp, langs de rivier. Tom was nogal enthousiast over iets wat hij die dag had gekocht. Iets waar hij heel veel geld voor had betaald. Hij had het ergens in een antiekwinkeltje op de kop getikt. Ik nam aan dat het een cadeau voor je moeder was.’
Het Ormond-juweel, dacht ik bij mezelf en ik knikte opgewonden. Dat had hij dus inderdaad in Ierland gekocht.
‘Ik denk dat dat het laatste is wat ik me van Ierland kan herinneren,’ zei hij.
Er viel een stilte die alleen werd doorbroken door het geluid van sirenes in de verte. Onbewust spanden mijn spieren zich. Het was tijd om te gaan.
‘Wat ga je nu doen, Cal?’
Dat was de vraag die ik mezelf al een jaar lang stelde, op allerlei manieren. Ik stapte bij het raam vandaan en ging voor het bureau staan. ‘Ik ga doen wat ik steeds van plan ben geweest. Uitzoeken waarom mijn vader gestorven is. Alles doen wat nodig is om achter de waarheid van de Ormond-singulariteit te komen. Ontdekken wat het betekent, en dan mijn naam zuiveren en zorgen dat mijn familie weer bij elkaar komt.’
Ik zag medelijden in de ogen van Eric Blair. Even vroeg ik me af of mijn vader hem had verteld wat er met mijn tweelingbroer was gebeurd. Mijn leven was tot nu toe gekenmerkt door misdaden: de ontvoering toen ik nog een baby was, en nu de misdaden waar ik voor werd gezocht terwijl ik ze niet had gepleegd. Was er een verband tussen die zaken?
‘Ik zou je kunnen helpen,’ bood Eric Blair aan. ‘Ik kan je helpen een nieuw leven op te bouwen op een andere plek. Een nieuwe identiteit, een baan. Ik ken wel een paar mensen die daarbij iets voor je zouden kunnen betekenen. Met een nieuwe naam zou je in elk geval veel veiliger zijn.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Bedankt, maar nee, er is nog zo veel wat ik moet doen.’
Ik wilde mijn eigen leven terug, geen nieuw leven beginnen.
Hij pakte zijn portemonnee en haalde er een stapeltje bankbiljetten uit. ‘Hier, tweehonderd dollar. Wil je dat alsjeblieft van me aannemen?’
Opnieuw schudde ik mijn hoofd. ‘Nee, ik red me wel.’
De sirenes kwamen steeds dichterbij. Ik rende naar het raam en keek naar buiten.
Ik haalde opgelucht adem toen ik twee ambulances voorbij zag rijden. De sirenes stierven weg.
Eric liep met me mee de trap af. ‘Je moet echt heel voorzichtig zijn, Cal. Ik heb gehoord dat er specifiek naar je wordt gezocht.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Er zijn geruchten dat je gaat proberen het land uit te komen.’
Ik wilde net naar buiten stappen, maar bij die laatste zin bleef ik als versteend staan. Hoe wisten ze dat ik van plan was het land te verlaten? Wie had zijn mond voorbijgepraat?
‘Het zal wel niet meer dan een gerucht zijn,’ zei Eric. ‘Je weet nooit hoe zo’n verhaal de wereld in komt.’
Ik wist natuurlijk dat het wel meer was dan een gerucht. Ik bedankte Eric, zei hem gedag en haastte me naar buiten.