32
Induma zette me twee straten verderop af en bleef wachten, samen met Homer, die achter in de Range Rover zat. Met de rugzak op klom ik over het hek achter Callies huis en ging de veranda op.
Ik klopte op de achterdeur, en even later deed Steve open. Toen ik hem zag, kromp mijn maag ineen. Zijn gezicht was aan één kant helemaal opgezwollen, op de plek waar ik hem geraakt had, en een glimmende rode korst bekroonde de geelblauwe kleur eronder.
Ik deed mijn mond open, maar kon geen woord uitbrengen.
‘O, geweldig. Kom binnen, verdomme.’
Vanuit het huis riep Callie: ‘Is hij daar?’
Steve trok me met een ruwe beweging naar binnen en zei: ‘Geen woord waar Em bij is.’ Hij liep achter me aan zodat hij me in de gaten kon houden. Callie en Emily zaten aan tafel en waren aan het eten. Mijn moeder had haar bord met een stuk brood schoongeveegd – een oude Callie-gewoonte – maar Emily leek haar eten nauwelijks te hebben aangeraakt. Een schaal met een restant lasagne stond op een onderzetter in de vorm van een varkentje, dat ik op de middelbare school bij handenarbeid gemaakt had.
Callie stond op, opgewonden of geïrriteerd, of waarschijnlijk allebei. ‘Nicky.’
Emily zei: ‘Geweldig. Mag ik nou dan wel van tafel?’
Steve zei: ‘Ga maar.’
Ze slenterde naar de koelkast, trok een blikje Pepsi open en keek me bozig aan. ‘Wat? Wil jij er ook een?’
‘Nou, lekker.’
Ze liep met een blikje naar me toe en drukte dat tegen mijn schouder.
Steve zei: ‘Nou woon ik toch al ik weet niet hoe lang in dit huis, maar voor mij heb je nog nooit zoiets gedaan.’
Emily zei: ‘Jij kunt jezelf wel redden’, en ze ging naar boven.
Callie zei: ‘Ik zei toch dat ze je wel aardig vindt? Ga zitten. Heb je al gegeten?’
‘Welja,’ zei Steve. ‘Doe vooral of je thuis bent. De logeerkamer is boven, voor het geval je een paar maandjes bij ons in wilt trekken.’
Callie keek hem vernietigend aan, maar ik zei: ‘Nee, hij heeft gelijk. Ik heb jullie alleen maar overlast bezorgd.’
‘Zijn we het eindelijk eens ergens over eens,’ zei Steve.
Boven sloeg Emily haar deur met een knal dicht. Callie ging op gematigde toon verder. ‘We hebben iets wat je moet zien. Het is misschien vervelend.’
Steve: ‘Misschíén?’
We liepen naar de woonkamer. De gordijnen
waren dicht. Toen Steve tussen vier afstandsbedieningen niet de
juiste kon vinden, liep Callie
naar hem toe en drukte twee knoppen in, waarna de tv tot leven
kwam. Dankzij de zegeningen van de dvd-recorder kon ze de reclame
ver-
sneld doorspoelen. Toen keek ze fronsend in de richting van de
keuken. ‘Em!’
Een stevige zwarte laars met een doodskop erop stak een klein eindje bij de deurpost uit. Zo’n anderhalve meter hoger verscheen een nors gezicht. ‘Jullie mogen nog blij zijn dat ik zo stom ben dat ik niet eens merk dat er iets raars aan de hand is.’
‘En nu naar boven,’ commandeerde Steve. ‘Ga maar naar Fall Down Boy of zo luisteren, of weet ik hoe ze allemaal heten.’
‘Mijn god zeg, jullie snappen er ook helemaal niets van, hè?’
Met haar goth-laarzen stampte ze naar boven. Callie zei: ‘Drie… twee… een…’ en kromp ineen. Even later werd de deur zo hard dichtgeslagen dat de grond ervan trilde. Toen drukte Callie op een knop van de afstandsbediening.
Een nieuwslezer van een plaatselijke zender keek ons met zijn verweerde gezicht recht aan. ‘In het westen van LA heeft de federale politie vandaag een appartement bestormd, dat het hoofdkwartier bleek te zijn van een groepering die verantwoordelijk is voor de mislukte aanslag op de kerncentrale in San Onofre. Eén verdachte is daarbij om het leven gekomen. Een tweede verdachte wist te ontkomen.’
Ik deed verbijsterd een stap achteruit en plofte neer op de bank.
Op tv was te zien dat de brandweer de brand in het appartement onder controle probeerde te krijgen. ‘De verdachte die ontkomen is, heeft in de woning explosieven tot ontploffing gebracht. Leden van de technische recherche kwamen tot de verbijsterende conclusie dat de terrorist wiens lijk werd gevonden waarschijnlijk al voor de brand om het leven is gebracht. De politie houdt rekening met de mogelijkheid dat de man door de voortvluchtige eerst is gemarteld voordat hij is vermoord.’ Terug naar de ernstig kijkende nieuwslezer. ‘Veel van het bewijsmateriaal is door de brand verloren gegaan.’
Callie zette de tv uit. ‘Er zijn geen foto’s gepubliceerd. Van de voortvluchtige.’
‘Nog niet,’ voegde Steve eraan toe.
Mijn handen hadden zich tot vuisten gebald. ‘Dat is niet het hele verhaal.’ Ik herkende mijn eigen stem bijna niet meer.
‘Ongetwijfeld,’ zei Steve. We liepen terug naar de keuken. Callie nam weer aan tafel plaats, alsof we een gezinnetje waren en allemaal gezellig gingen eten, maar Steve bleef staan.
‘Jullie moeten naar me luisteren. Alsjeblieft. Ik heb jullie hulp hard nodig.’
Steve lachte minachtend. ‘Ook mijn hulp?’
‘Luister nou naar wat ik te zeggen heb. Als jullie me daarna niet willen geloven, ga ik weg, en dan zal ik jullie nooit meer tot last zijn.’ Ik merkte dat Callie bij deze woorden verstrakte. ‘Maar als jullie me wel geloven, zou ik dolgelukkig zijn als jullie me willen helpen. Het gaat om iemand anders, die misschien gevaar loopt.’
Steve keek me strak aan, tot ik er ongemakkelijk van werd. Ik hoorde de keukenklok achter me tikken, twintig seconden lang, wat heel lang is als iemand zijn blik op je gericht houdt. Uiteindelijk keek hij opzij naar Callie. Ze had ons al die tijd zwijgend geobserveerd, wat helemaal niets voor haar was, en dat was waarschijnlijk de reden waarom Steve haar nu aankeek. Hij trok een stoel naar achteren, ging zitten, legde zijn armen op tafel en knikte naar de stoel tegenover hem. Ik nam plaats.
Ik vertelde hun het verhaal van a tot z, inclusief de details die ik de vorige keer achterwege had gelaten, en als laatste wat me in Macks appartement was overkomen. Ik liet hun de echo en het labrapport zien, en de polaroid van Bilton en de jonge vrouw. Toen ik mijn verhaal had gedaan, zei ik: ‘Ik wil proberen of ik de moeder kan opsporen die destijds het dna -onderzoek heeft laten doen. Of in elk geval wil ik zo veel mogelijk over haar te weten zien te komen. En ook over haar dochter. Ik heb verder niemand aan wie ik zoiets kan vragen.’
Steve zei: ‘Je moet jezelf aangeven, Nick. Alleen op die manier…’
‘Nee,’ zei Callie.
We keken haar allebei verbaasd aan.
‘Als hij dat doet, en het klopt wat hij zegt, zullen we hem nooit meer zien,’ zei Callie. ‘Je moet hem helpen, Steve. Toe.’
‘En als hij die vent nou wel om zeep heeft geholpen? En dan dat geld: wie weet waar hij dat vandaan heeft? Ik weet best dat hij jouw zoon is en zo, maar laten we wel wezen: je had hem in jaren niet meer gezien.’
Op stellige toon zei Callie: ‘Toch geloof ik hem.’
Steves hoge voorhoofd glinsterde van het zweet. Hij streek met een hand door zijn krullen, leunde achterover en trok een grimas.
Ik keek naar het bord dat voor me op tafel stond. ‘Bedankt, mam.’
Steve zoog de lucht diep in zijn longen, hield zijn adem in en sloeg zijn armen over elkaar. Toen zei hij tegen mij: ‘Ik werk bij de politie. Ik heb je nooit geholpen. We hebben nooit contact gehad. Als ik je later tegenkom, moet ik je waarschijnlijk arresteren. Snap je dat?’
Ik knikte.
Hij haalde een opschrijfboekje uit zijn achterzak, pende iets neer en liet het me zien, zoals ze ook in films doen wanneer iemand een groot geldbedrag wordt aangeboden. Het was een telefoonnummer. ‘Goed onthouden,’ zei hij. ‘Dit is mijn mobiele nummer. Je mag pas bellen als je op het punt staat vermoord te worden.’
Ik prentte het nummer in mijn geheugen en knikte.
Hij stopte het notitieboekje weer in zijn zak. ‘Geef me jouw telefoonnummer ook maar. Het liefst mobiel. Ik kan op het werk niet zomaar in het wilde weg vragen gaan stellen zonder dat ze argwaan krijgen, maar morgen heb ik late dienst, dan kan ik wel wat bureauwerk gaan doen, als het rustig is. Ik kijk wel of er een opsporingsbevel tegen je is uitgevaardigd, of dat alleen de geheime dienst achter je aan zit. En ik zal in de databases kijken of ik iets over Jane Everett kan vinden. Maar je vraagt wel een hoop, knul. Medische gegevens liggen altijd heel gevoelig, en ik kan niet zomaar een opsporingsbevel uitvaardigen, ook al zouden we weten in welk ziekenhuis ze is bevallen. Ik moet het op een andere manier aanpakken – het ouderwetse monnikenwerk – om een Jane Everett van rond de vijftig te vinden die een dochter van zeventien heeft. Als ze er nog steeds hetzelfde uitziet als op de foto, is dat mooi meegenomen, al kan ze in de loop der jaren natuurlijk flink veranderd zijn. Mocht ik iets vinden – wat nog maar de vraag is – dan bel ik je. Ondertussen kun jij maar beter onderduiken. En je bent hier nooit geweest. Dus je hebt je moeder en mij, en Emily, nooit in gevaar gebracht.’
Ik zei: ‘Ik ben hier nooit geweest.’
‘Is het niet fantastisch?’ zei Steve. ‘Nou zijn we het al over twee dingen eens.’
Induma zat met opgetrokken benen op de grote bank. Ik zag dat ze van slag was, want ze hield een van de grote kussens tegen zich aan. Naast haar lag het laboratoriumonderzoek van Jane Everett, waar ze niet meer dan een vluchtige blik op had geworpen. Van boven kwam het geluid van stromend water en een zingende Homer, die met zijn raspende stem een stukje uit The Pirates of Penzance ten beste gaf. Alejandro zou een nachtje in zijn eigen appartement blijven slapen, in meer dan één opzicht een meevaller. De geurkaarsen die op de salontafel stonden, verspreidden een aangenaam aroma.
‘We hadden hier niet naartoe moeten komen,’ zei ik. ‘Ze zullen onderzoeken wat voor vrienden en kennissen ik heb. Geen idee wanneer ze hier op de stoep staan.’
‘Zelfs als ze exen van drie jaar geleden natrekken – en dat is nog maar de vraag – dan is er toch nog niks aan de hand? Ze hebben geen enkele reden om hier met een huiszoekingsbevel binnen te komen vallen, en als ze hun huiswerk goed doen, komen ze er snel genoeg achter met wie ik zoal contacten onderhoud. Ik wil niet veel zeggen, maar het is niet erg verstandig om bij mij de deur in te trappen. Beter is het om netjes aan te bellen, een paar beleefde vragen te stellen en dan weer weg te gaan om het onderzoek elders voort te zetten.’
‘Dat soort types heeft geen boodschap aan huiszoekingsbevelen.’
‘Dat risico ben ik wel bereid te nemen,’ zei Induma. ‘Laten we nu eens kijken hoe we het best te werk kunnen gaan.’
Rook kringelde boven de rode kaarsen omhoog. ‘Om hier goed uit te komen, moet ik meer bewijsmateriaal hebben. En dat kan ik dan bij iemand anders stallen, als een soort levensverzekering. Bovendien moet ik dan zorgen dat ik verdwijn, voordat zij daarvoor zorgen.’
Induma wendde haar blik abrupt af. ‘Wil je weer vluchten?’
‘Niet voordat ik Baby Everett heb gewaarschuwd. Hoe langer deze zaak duurt, hoe meer belang ze erbij hebben om geen sporen na te laten. En zij is wel het belangrijkste spoor.’
Ze keek nog steeds van me weg. ‘Je bent ze nu te snel af geweest,’ zei ze. ‘Maar dat wil niet zeggen dat dat je ook een tweede keer zal lukken.’
‘Dan moet ik alvast maar een flinke voorsprong opbouwen,’ zei ik. ‘Heb je nog steeds contacten met het forensisch lab? Zou je een dna -onderzoek kunnen laten uitvoeren?’
Ze drukte het kussen met beide armen stevig tegen zich aan en keek naar het labrapport. ‘Hoezo? Voor het geval het je lukt de president een haar uit te trekken? Waarschijnlijk wel. Ik heb hun hele storage area network geconfigureerd. Als ik zeg dat er een foutje in zit, geeft de directeur me de vrije hand. Maar zelfs als ik in de dna -databanken kan snuffelen, lijkt het me sterk dat Biltons gegevens gewoon tussen die van Jan en alleman staan.’
‘Ergens moeten zijn gegevens wel opgeslagen zijn, voor het geval zijn lichaam geïdentificeerd moet worden, na een ontploffing of een brand of als Air Force One wordt neergehaald of zo.’
Induma zei: ‘Maar ook als blijkt dat het dna -profiel van Bilton overeenkomt met dat van het paterniteitsonderzoek, kan hij zeggen dat er met dat onderzoek is geknoeid. Je zult toch het origineel moeten zien te bemachtigen.’
‘En die polaroid dan?’
Ze hield haar hand op. Ik haalde de foto uit mijn rugzak. Ze beet op haar lip en hield de foto in het licht. ‘Die ziet er tamelijk oud uit, ver voor het PhotoShop-tijdperk. Lijkt me behoorlijk overtuigend. Laten we aannemen dat de foto echt is. En laten we aannemen dat de vrouw op deze foto inderdaad Jane Everett is. Dan nog bewijst het eigenlijk niet veel.’
‘Het hoeft ook niet in juridische zin overtuigend te zijn. Ik wil er alleen wat druk mee uitoefenen. En als je ziet hoe Bilton erop heeft gereageerd, denk ik dat dit wel waardevol is.’
‘Toch zou het leuk zijn als je wat meer concreet bewijsmateriaal had.’
‘Heb ik.’
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Wat dan?’
‘Homer is vroeger tandarts geweest,’ zei ik.
‘Nou en?’ Ze knipperde met haar ogen. En toen nog een keer. ‘O nee, hè? Nee, hè?’
Homer kwam de trap af, gekleed in een dikke roze badjas. Zijn natte, ongekamde haar hing op zijn schouders. De badjas spande om zijn enorme buik; het koord waarmee hij was dichtgeknoopt, was bijna te kort.
‘Charmant, hoor.’
Homer zei: ‘We doen ons best.’
‘Ik zou graag willen dat je iets voor me deed,’ zei ik.
Induma zei: ‘Boeddha allemachtig.’
‘Ik heb in mijn wang een stukje bot zitten. Dat moet eruit. En ik kan niet naar een ziekenhuis. Ik weet dat het niet echt jouw terrein is, maar ik wil graag dat jij dat stukje bot bij me wegsnijdt.’
Homer keek me met een lege blik aan en haalde zijn schouders op. ‘Oké.’
Ik ging naar de keuken en kwam terug met een grote verzameling keukenmessen. Gelukkig beschikte Induma over een uitgebreide selectie. Ze zei: ‘Volgens mij ligt er boven nog een echt scalpel. Dat heeft Alejandro eens gebruikt voor het boetseren.’
‘Geweldig. Je hebt toch ook een digitale videocamera? Dan kunnen we opnemen dat Homer dat botje uit mijn gezicht haalt. Dat kan later als bewijsmateriaal dienen.’
Homer bekeek de messen met een kennersoog en keek vervolgens naar Induma, die een laken op de bank legde.
Ik zei: ‘Je kunt het, hoor. Misschien heb je het gevoel dat dat niet zo is, maar je kunt het.’
Hij bleef er tamelijk rustig onder. Blijkbaar klonk ik overtuigend en geruststellend genoeg. Al was het voor mijn eigen bestwil.
Hij zei: ‘Hebben we iets om te verdoven?’
‘Voor jou of voor mij?’ zei ik.
Er kon geen lachje bij hem af.
Ik keek naar Induma. ‘Volgens mij hebben we niks.’
Ze zei: ‘Een van die maatjes van Alejandro heeft wat coke in het dashboardkastje van mijn Jag achtergelaten. Een grammetje of zo. Dat heb ik nog niet door de plee gespoeld.’
Ik zei: ‘Wil je cocaïne in mijn gezicht blazen?’
‘Nee,’ zei Induma. ‘Jíj wilt dat ik cocaïne in je gezicht blaas.’
Ze ging naar de auto en kwam terug met een opgevouwen pagina uit een tijdschrift, waar de coke in bleek te zitten. Daarna doopte ze het scalpel in alcohol en namen we plaats. Homer stond over me heen gebogen in zijn badjas met some like it hot erop, de ogen gesloten, ongetwijfeld gravend in zijn geheugen wat de principes van gezichtschirurgie ook alweer waren. Ik lag op het laken, als een lijk, en hield Induma’s hand vast, in afwachting van het scalpel. Dat verscheen in mijn blikveld. Homers hand trilde. Hij veegde zijn voorhoofd af en deed een stap achteruit.
‘Heb je misschien ook whisky?’ vroeg hij. ‘Ik kan wel een whisky-soda gebruiken, tegen het trillen.’
Toen Induma naar de bar liep, zag ik zijn wit weggetrokken gezicht.
‘Doe maar een dubbele,’ zei ik.