DEEL EEN
Abrahams Ster

I

De kaptein wandelde graag over de romp.

Dat was de enige plek waar hij zich echt alleen kon voelen. In de Argo zelf heersten altijd het geroezemoes van beweging en de opdringerigheid van een mensenmenigte die al twee jaar in het nauwe, zij het inderdaad aangename ruimteschip zat opgesloten.

En erger, binnen kon hij altijd door iemand gestoord worden. De Familie begreep steeds beter dat ze hem 's morgens vroeg met rust moesten laten — dat moest hij toegeven. Hij had met zorg een verhaal laten verspreiden over zijn ochtendhumeur vlak na het wakker worden, en dat begon te werken. Kinderen kwamen soms nog op hem afgerend en flapten er dan een vraag uit, maar de laatste tijd was er altijd wel een volwassene in de buurt om zo'n storende heethoofd met zachte hand weg te leiden.

Killeen vond dat soort slinkse manoeuvres niet prettig — hij was 's morgens niet prikkelbaarder dan anders — maar kon geen andere manier bedenken om wat privacy te krijgen. Als hij buiten was, riep niemand hem dus op over de scheepscomm. En natuurlijk waagde geen enkele officier zich door de luchtsluis om hem gezelschap te houden. Inmiddels bestond er nog een veel betere reden om zich niet buiten te wagen: wie over de romp wandelde, was een beter doelwit voor de altijd waakzame ogen boven.

Hierbuiten. Zoals altijd had Killeen zich zo op zijn problemen geconcentreerd dat hij helemaal vergeten was van het uitzicht te genieten. Of te kijken waar het vijandelijk escorteschip lag.

Toen hij opkeek en overal om hem heen het licht in zich opnam, was zijn eerste indruk die van een ziedende wolkenhemel. Hij wist dat dat een illusie was: dit was volstrekt geen planetenhemel en de glanzende romp van de Argo geen horizon.

Maar de menselijke geest hield vast aan patronen die van kindsbeen af vertrouwd waren. De gloeiende golven blauw en roze, ivoor en donkeroranje waren in geen enkele normale zin van het woord wolken. Hun lichtgevende gloed kwam van de hele zonnen die ze hadden opgeslokt. Ze bestonden niet uit waterdamp, maar uit bonte zwermen zich verdringende atomen. Onder de ondraaglijke druk van de sterren die ze aan het oog onttrokken, stootten ze licht uit.

En vroeger op Sneeuwvlek had geen hemel ooit geknetterd van de opgehoopte energie die grillig tussen die wolken flitste. Killeen sloeg een stortbui van blauw doorschoten licht in de buurt van een grote oranje vlek gade. De beverige bogen ervan zwollen als gekneusde geribbelde worsten. De lichtgloed spiraalde, klonterde met slangachtige traagheid tot fonkelende bergruggen en barstte toen in gemartelde, fel oplichtende delen uiteen.

Was dit misschien het weer tussen de sterren? Op Sneeuwvlek had een klimaat geheerst dat plotseling gewelddadig kon worden, en Killeen nam aan dat zoiets ook op de onvoorstelbaar veel grotere schaal tussen de sterren kon gebeuren. Omdat hij niet begreep hoe op planeten het weer tot stand kwam, noch het complexe weefsel van stromingen en getijden, lucht en water, kostte het hem niet veel moeite te veronderstellen dat zo'n in schaduwen gehuld geheim ook op de ziedende levens van sterren van toepassing was.

Gevorkte woede knetterde door zijn lucht. Achter hem tolde de grote, gapende bek in de vuurrode Eterschijf. Die vrat zonnen met huid en haar en boerde heet gas uit. Toen de Argo wegvluchtte van Sneeuwvlek, die in de buurt van de Eter hing, hadden ze moeten optornen tegen een stroom naar binnen vallend stof dat het monster voedde. De grote schijf ervan was aan de randen karamelkleurig maar werd naar binnen toe steeds roder. In de buurt ervan spiraalde helgeel en nog dichterbij leefde iets wilds en blauwwits — een hardnekkige vuurbal.

Naar buiten kijkend zag Killeen op de grootst mogelijke schaal de structuur die zijn Aspecten voorspeld hadden. Voorbij de vuilbruine stofvegen loerde de hele melkweg als een zilveren spook. Net als de Eter was die een schijf, maar onvergelijkelijk veel groter. Killeen had oude afbeeldingen gezien van de gebieden voorbij het Centrum, een meer van sterren. Maar dat meer rimpelde en kolkte niet. Hier veegden lichtgetijden langs de hemel alsof de een of andere god het Centrum had gewrocht als zijn laatste vlammende kunstwerk. De ster die hun reisdoel was, wentelde als een stofje tussen stormen en ravages, en daarop was nu al hun hoop gericht.

En ergens in die woeligheid dreef hun vijand.

Hij tuurde ingespannen maar kon hem niet vinden. De Argo naderde de rand van een gitzwarte wolk. Het verre mechschip lag waarschijnlijk ergens in dat alles uitwissende duister. Abrahams Ster wist zich met moeite aan die dikke wade te onttrekken. Al spoedig zou de Argo tussen de rafelige franje van de wolk door kunnen kijken om haar planeten gade te slaan.

Een gedachte drong zich bij Killeen op maar hij schudde die van zich af, meegesleept als hij was door het hem omringende spektakel. De hemelen kolkten van geribbeld en geschubd licht als fosforescerende beesten die in inktzwarte zeeën verdronken.

Hoe groot was de kans, vroeg hij zich af, dat alleen al hun opduiken hier voor het mechschip verleidelijk genoeg was om hen met een schicht te doorboren? Dat wist niemand — en de paradoxale logica van het leiderschap hield in dat hij dat wèl moest weten.

Killeens wandelritueel over de romp was al een jaar geleden begonnen op aandrang van een van zijn belangrijkste Aspecten: een stokoude, ingebedde persoonlijkheid die Ling heette. Tijdens een massale ceremonie in de grote zaal van de Argo had Killeen dit vereerde en gerespecteerde Aspect van de Familie gekregen. Ling was de laatst overgebleven echte scheepskaptein in de chipsvoorraad van de Familie. Het microbrein had het bevel gevoerd over een voorganger van de Argo en had lange en fascinerende, zij het vaak onbegrijpelijke verhalen te vertellen.

Ja, en wie mijn raad opvolgt, wordt beloond.

Zijn nadenken over Ling zorgde dat de vastberaden kapteinsstem van het Aspect in zijn hoofd weerklonk. Onwillekeurig fronste hij sceptisch, en Ling merkte dat.

Met deze rompwandelingen bereik je bovendien datje je in het gezicht van de vijand kalm en onbezorgd toont.

Killeen zei niets; elke zeurende twijfel drong als de laatste druppels van een regenbui ook tot Ling door. Hij handhaafde zijn tempo en zorgde dat zijn laarzen een goede magnetische greep op de romp hadden voordat hij het volgende been losmaakte. Zelfs als hij zich lostrapte van de romp, was er een grote kans dat hij in een lage baan tegen een stutbalk of antenne op de romp vóór hem belandde. Dat bespaarde hem de vervelende situatie die hem aan het begin van dit ritueel vaak was overkomen. Vijfmaal had hij zich langs een uitgeworpen, met een magneet verzwaarde lijn naar het schip moeten terugtrekken. Hij was er zeker van dat de bemanning dat gezien had en er smakelijk om had moeten lachen. Tegenwoordig zorgde hij dat die lijn niet eens binnen handbereik aan

zijn riem hing maar in een beenzak zat. Iedereen die hem vanuit een van de grote biopeulen op de romp gadesloeg, zag hun kaptein zelfverzekerd en zonder zichtbare veiligheidslijn over de breed gewelfde romp van de Argo stappen. In de moeilijke tijden die wachtten, kon een reputatie van driest zelfvertrouwen goed van pas komen.

Killeen draaide zich om en stond nu oog in oog met de lichtgele schijf van Abrahams Ster. Ze wisten al maanden dat dit het doel van hun jarenlange reis was — een ster die op die van Sneeuwvlek leek. Sjibo had hem verteld dat ook om deze ster planeten cirkelden. Killeen had nog steeds geen flauw idee wat voor soort planeten dat konden zijn en of ze zijn Familie beschutting boden. Maar Argo's automatische programma, gebouwd door een kennis die veel ouder was dan die van hun voorvaderen, had hen hierheen gebracht. Misschien wist het schip wat het deed.

Hoe dan ook, aan de lange rust van de Familie kwam langzaam een einde. Een tijd van beproevingen was op til. En Killeen wilde zeker weten dat zijn mensen er klaar voor waren.

Hij merkte dat hij harder was gaan lopen en nog maar nauwelijks de romp beroerde. Zijn gedachten dreven hem voorwaarts en hij schonk geen aandacht aan het luide gehijg in zijn benauwde helm. De muffe muskusstank van zijn eigen zweet spiraalde zijn neusgaten in, maar hij bleef doorlopen. Dit was natuurlijk een goede oefening, maar leidde hem ook af van de onzichtbare dreiging boven. Nog belangrijker was dat het hoge tempo zijn geest reinigde, zodat hij de rest van de dag als kaptein kon nadenken.

De discipline was zijn belangrijkste zorg. Met behulp van Ling had hij zijn manschappen gedrild en opgeleid. Tegelijk had hij de oeroude raadsels van de Argo proberen te peilen en had hij van zijn officieren ervaren ruimtevaarders helpen maken.

Daarin lag de tweeslachtigheid van zijn rol: kaptein zijn van een bemanning die tevens Familie was — een situatie die geen levend mens zich herinneren kon. Zijn enige houvast was het droge advies van zijn Aspecten of lagere Gezichten — oeroude stemmen uit tijdperken die veel meer macht en discipline hadden gekend. Tegenwoordig was de mensheid niet meer dan een armzalig restant, vluchtend voor hun leven aan de randen van een enorme machinebeschaving die het hele Galactisch Centrum omvatte. Ze waren ratten in de muren. Een ruimteschip leiden was iets heel anders dan manoeuvreren over de kale, verwoeste vlaktes van het verre Sneeuwvlek. De patronen die de Families in de loop van eeuwen hadden ontwikkeld, waren in theorie gebaseerd op die van een scheepsbemanning, maar hun jaren onderweg bewezen hoe breed de kloof was geworden. Killeen had geen idee hoe de bemanning zou presteren in een hard gevecht, als ze met ogenblikkelijke vastberadenheid en precisie moesten reageren.

Hij wist evenmin wat ze moesten doen. De vage werelden rond Abrahams Ster konden oneindige gevaren maar ook een lui paradijs bieden. Een mechanische intelligentie met onbekende motieven, de Wesp, had hen op deze koers gezet. Misschien had de verspreide, anthologische intelligentie van de Wesp hen naar een van de weinige door mensen bewoonbare planeten van het Galactisch Centrum gestuurd. Of misschien waren ze op weg naar een plek die de hogere doelen van de mechbeschaving zelf diende.

Killeen rondde het achterschip van de Argo, boog weer af naar midscheeps en beet kribbig en geconcentreerd op zijn lippen. Hij haalde schurend adem en wou net als altijd dat hij zijn wenkbrauwen kon afvegen. Hij had het lot van de Familie op het spel gezet in de hoop dat hen een betere wereld wachtte dan de vermoeide, bedwongen Sneeuwvlek. Spoedig kwamen de dobbelstenen neer en zou hij het weten. Luidruchtig puffend liep hij de hoek om van de bolle woonzones — enorme bellen die als immense, gekneusde parasiedichamen uit de slanke lijnen van de Argo staken. De binnenkant van hun iriserende wanden hing vol dauwdruppels: glinsterende, vochtige juwelen, niet meer dan een blote vinger dik verwijderd van het harde luchdedige. Hier en daar persten zich groene varens tegen de uitgestrekte wanden. Die aanblik had Killeen aanvankelijk de doodsschrik op het lijf gejaagd, tot hij begreep dat die rubberachtige en toch glazige materie de druk van borende, levende materie weerstond zonder te splijten. Ondanks de weelderige plantengroei binnen bestond er geen gevaar voor lekkage. De Argo had een evenwicht bereikt tussen de nooit aflatende eisen van het leven en de even machtige bevelen van machines, en tot die wapenstilstand was de mensheid op Sneeuwvlek nooit bij machte geweest.

Terwijl hij zwoegend rond de lange, gebogen wanden van de woonzones stapte, tuurde af en toe een wazig gezicht naar buiten. Een vrouwelijk bemanningslid hield even op met fruit oogsten en zwaaide. Killeen salueerde afgemeten en koel. Ze hing ondersteboven, want de bellen deden niet mee aan de draaiing van de Argo.

In zijn reflecterende ruimtepak leek hij voor haar een spiegelman die langzame, onmogelijk lange stappen zette met beenbeschermers van rompmetaal en een bovenstuk dat uit een waanzinnige werveling van gekreukte wolken en sterren bestond. Zijn pak kwam uit de oude voorraden van de Argo en had het verbazingwekkend vermogen zowel de hitte als de kou van de ruimte te weerstaan. Hij had een adelborst in zo'n pak ongemerkt achteruit in een gasbrander zien lopen zonder dat die zilverige huid ook maar een spoor van de laaiende hitte doorliet.

Zijn Ling-Aspect merkte op:

Een spiegelpak is ook een goede camouflage tegen de mech die ons volgt.

Zo'n soort opmerking betekende dat het Aspect zijn cabinekoorts weer voelde. Killeen besloot op diens poging tot een gesprek in te gaan; misschien hielp dat de glibberige gedachte weglokken die almaar bijna in zijn bewustzijn opdook: 'Paar dagen terug zei je dat ik 'm geen moer kon schelen.'

Dat denk ik nog steeds. Het kwam op ons af alsof het ons wilde aanvallen, maar nu blijft het al een week lang op een parallelle koers op afstand.

'Volgens mij is-ie bewapend.'

Ja, maar het schiet niet. Daarom raadde ik je je normale rompwandeling aan. Elke aarzeling van jou zou de bemanning zijn opgevallen.

Killeen gromde. 'Extra risico is stom.'

Niet in dit geval. Ik weet hoe de bemanning zich voelt, vooral als er gevaar dreigt. Luister goedI In de levensgevaarlijke omstandigheden van een oorlog moet een commandant zijn bemanning hoop geven. Dus worden opnieuw de oeroude vragen gesteld: 'Waar is onze leider? Kunnen we hem zien? Wat zegt hij tegen ons? Deelt hij onze gevaren?' Als je moedig genoeg bent voor de romp, kijkt de bemanning met ontzag naar je.

Killeen trok een vies gezicht bij Lings doordringende stemgeluid. Hij moest zich voorhouden dat Ling veel grotere schepen dan de Argo had gecommandeerd. En inderdaad sloegen bemanningsleden door de matglazen wanden van de woonzones hun kaptein gade. Toch zat Lings gezaghebbende manier van doen hem dwars. Toen Ling werd toegevoegd, was hij verschillende minder belangrijke Gezichten kwijtgeraakt om plaats te maken in de rij gleuven langs zijn ruggegraat. Ling was ondergebracht op een oude, overmaatse, vijfhoekige chip en bleek zowel letterlijk als figuurlijk een irritante aanwezigheid. Hij staarde opnieuw naar de rusteloos vorkende lichtstroom aan de kolkende hemel. Daar... zag hij het. Het vlekje in de verte hing stil tegen de achtergrond van een voorbijtrekkende lichtgloed. Hij sloeg het stofje een paar tellen gade en schudde er toen gefrustreerd zijn vuist naar.

Goed. Bemanningen hebben graag een kaptein die uit wat ze allemaal voelen.

'Da's wat Ik voel, domme!'

Natuurlijk. Daarom heeft zo'n gebaar zo veel effect.

'Jij rekent alles!'

Nee... maar jij wilde het bevelhebberschap leren. En zo moet het.

Geïrriteerd duwde Killeen Ling in de uithoeken van zijn geest terug. Andere Aspecten en Gezichten riepen luidruchtig om een verfrissend moment in de voorste kwabben van zijn geest. Die innerlijke aanwezigheden vingen weliswaar maar een glimp op van wat Killeen voelde, maar hongerden naar meer. Daarvoor had hij nu geen tijd. Hij kreeg dat glibberige idee nog steeds niet te pakken, en besefte dat dat deels de reden was van de irritatie die hij op Ling had afgereageerd. Als er al bemanningsleden aan het oogsten waren, had Killeen een beetje te lang buiten gelopen, wist hij. Met opzet gebruikte hij niet het tijdschermpje op zijn pak, want dat ding was eeuwenoud en de symbolen waren een wirwar van te veel gegevens die zijn oningewijde geest niet kon lezen. Daarom raadpleegde hij zijn ingebouwde systeem. De tijdsklok kwam eerst met een hakkelende stroom nutteloze informatie en vertelde toen dat hij al bijna een uur aan het lopen was. Hij wist niet precies hoe lang een uur duurde, maar als vuistregel was het genoeg. Hij wrikte de beugels van de luchtsluis los, stond op het punt om naar binnen te gaan, wierp nog één laatste blik op het uitzicht... en wist welk idee ongevraagd aan hem geknaagd had.

In het verloop van één hartslag bekeek hij de gedachte van alle kanten, bestudeerde alle nuances en wist dat het klopte.

Hij bekeek de hemel aandachtig en zag in het langzaam wegtrekkende halfduister van de wolkschaduw welke koers de Argo zou volgen. Desnoods waren er genoeg bakens om op het oog te kunnen navigeren. Hij wentelde door de axiaalsluis, passeerde snel de dichte dampdouche bij O g en was binnen een paar minuten weer in de ronddraaiende gangen. Luitenant Cermo stond midscheeps op het rooster op hem te wachten. Hij salueerde en zei niets over Killeens late terugkeer, hoewel zijn onbedwingbare grijns Killeen duidelijk maakte dat het punt hem niet ontgaan was. Killeen beantwoordde zijn glimlach niet en beval zachtjes: 'Iedereen klaarmaken voor gevecht.' De manier waarop Cermo's mond van afschuw en verbazing vertrok, riep bij Killeen een vage glimlach op. Maar tegen die tijd had Cermo zich al haastig omgedraaid. Op zijn polspaneeltje toetste hij snel een bevel in en had het vermaak van zijn kaptein daardoor helemaal niet in de gaten.

2

Hij leidde de aanval vanaf de romp zelf — niet zozeer vanwege Lings klets-adviezen (maakte Killeen zichzelf wijs) maar omdat hij buiten inderdaad een beter overzicht had.

Daar stond hij dus verankerd aan zijn magnetische laarzen toen de zon opkwam.

Dat was geen komst van zonlicht aan een draaiende horizon, geen langzaam opkomende ochtendglorie, maar een valse dageraad, een geleidelijk wassende gloed gezien door kolkend, steeds dunner gruis. Killeen had opgemerkt dat de Argo binnenkort de laatste wolk samengepakt stof zou passeren die Abrahams Ster aan het oog onttrok. De zonnegloed zou aanzwellen als het schip het mechschip bijna geheel verduisterde — het schip dat hen op weg naar de ster begeleidde. 

—Snap nog steeds niet waarom mech niet bijdraait,— zond Cermo vanuit de commandokoepel. 

'Dat gebeurt heus wel. Vraag is hoe snel.'

Killeen voelde zich ontspannen, bijna uitgelaten. Na een week van intense, knagende zorgen had hij een besluit genomen. Als ze het systeem rond Abrahams Ster invoeren met een gewapend mechschip langszij, kon iemand ergens met één snel bevel de Argo vernietigen. Hij kon het toestel beter nu meteen aanpakken. Als dat onmogelijk bleek, werd het hoog tijd dat ze dat wisten.

Hij speurde de bonte hemel af op zoek naar een enkel stilhangend ding. 

—Naderen op uitrekende baan,— zond Gianini.

Joslin had deze jonge vrouw uitgekozen om de mech in de gaten te houden. Killeen herinnerde zich dat ze van de Toren-Familie was en kende haar als een bekwaam bemanningslid. Hij volgde de standaardpraktijk dat zijn luitenants voor specifieke taken zelf de bemanning kozen; zij kenden de ingewikkelde samenhang van talenten en neigingen veel beter dan hij. Gianini had al op Sneeuwvlek tegen mechs gevochten, was doorgewinterd en was tweemaal gewond geraakt.

En daar was het — een ver vlekje dat geel en amberkleurig fonkelde terwijl Abrahams Ster zich een weg begon te banen door de verhullende wolken boven zijn schouder, die een kwart van de hemel vulden. Die broedende massa was steeds dunner geworden en zijn ebbezwart in dofgrijs veranderd. Rafelvingers sterrelicht strekten zich rond de Argo uit. En Gianini schoot in de richting van de mech. De plotseling opkomende gloed in hun rug maskeerde hun nadering. Een tactiek. Een list. Een leven.

Een noodzakelijk risico, want voor hun voor grondgevechten bedoelde wapens was de mech te ver weg. De Argo zelf was bewapend noch verdedigd.

—Raak 'm eerst met micro en IR; daarna hogere.— Gianini klonk kalm, bijna onbezorgd.

Killeen durfde niet te antwoorden en had Cermo bevolen geen enkele transmissie van de Argo toe te staan om niet de aandacht van de mechs op de richting van het schip te vestigen. Maar de gerichte transmissies van Gianini konden het mechschip niet alarmeren. Zoals ze al berekend hadden, begon Abrahams Ster over te vloeien van een wasachtige gloed. De stralen weerkaatsten door Killeens helm en strooiden gele vlekjes over zijn gegroefde gezicht. Hij merkte dat hij nutteloos zijn handen tot vuisten balde en ze weer ontspande. Nu doen, dacht hij. Nu! 

—Vuur.—

Hij keek ingespannen maar zag niets veranderen, noch het vlekje dat Gianini was, noch de donkere punt waar de mech vloog tegen de achtergrond van een blauw gloeiende wolk moleculen. 

—Zie geen effect.—

Killeen trok een lelijk gezicht. Hij wilde een bevel geven, al was het alleen maar om zijn eigen spanning te ontladen. Maar wat moest hij zeggen? Dat ze voorzichtig moest zijn? Stompzinnig, ijdel geklets. Eri zelfs door dat uit te zenden kon hij haar al in gevaar brengen. 

—Kom snel dichterbij .—

Gianini was een steeds zachtere gele vlek die een vaag duister naderde. Actie in de ruimte had iets doodstils en griezeligs dat Killeen van zijn stuk bracht. De dood sloop ballistisch de breekbare omhullingen binnen die het vochtige leven omvatten.

Achter hen zwol schril sterrelicht op en wierp harde schaduwen over de romp van de Argo. Hij voelde hoe leeg en onvruchtbaar de ruimte was en hoe menselijke handelingen werden weggezogen naar oneindige perspectieven. Gianini was een enkel puntje tussen een overvloed aan vergelijkbare, even zinloze punten.

Hij schudde die gedachte van zich af en snakte ernaar iets te dóen, te rennen en te gillen en te schieten in een veldslag waaraan hij plotseling meedeed en die hij kon vóelen.

Maar boven hem klonterden de vlekken in doodse stilte samen. De tijd verstreek. Hij tuurde naar de hemel en probeerde in de onwillekeurige bewegingen van willekeurige straling betekenis te ontdekken. 

—Krijg nou wat.—

Wat? dacht hij. Bij het horen van Gianini's stem sprong zijn hart op, maar haar langzame, luie woorden konden vrijwel alles betekenen. 

—Ding naar de klote. Ruïne. Weet nog al die antennes en lanceerders in close-up? Aandrijving wegblazen. D'r werkt niks meer; alleen paar aandrijfkamers en hoofdbrein. Dat zal ons wel vonden hebben.—

Killeen voelde de adem, die hij al een eeuwigheid inhield, uit zijn borst stromen. Hij riskeerde een transmissie. 'Zeker weten dat-ie niet kan schieten?'

—Neezeg. Heeft opdonder had. Puinzooi hier.—

'Kom dan meteen terug.'

—Moet ik hoofdbrein niet jassen?—

'Jazeg. Leg er lading op.'

—Mee bezig.—

'Smeer 'm voordat-ie ontploft.'

—Ik leg 'm dichtbij, want je weet maar nooit—

In Killeens oren gilde het afschuwelijke geluid van rinkelende schakelingen — het lange, hoge, golvende janken van een elektrische lading die werd afgevoerd naar de ruimte en als onvrijwillige antenne diende voor de rauwe energie die er doorheen joeg. 

'Gianini! Gianini! Antwoord!'

Niets. Het jankend gerinkel zakte naar lage frequenties, een wegebbend, klaaglijk lied, en verdween. 

'Cermo! Controleer pak!'

—Krijg niks.— Cermo klonk kalm en beheerst, en leek zich daartoe te

dwingen ongeacht wat er gebeurde.

'Domme — hoofdbrein.'

—Denk je dat 't mijn was?—

'Moet wel.'

—Nog steeds niks.—

'Domme!'

—Misschien alleen d'r comm naar god vanwege klap.—

'Hoop ik maar. Stuur hulp.'

Cermo beval een bemanningslid het mechschip te onderzoeken, maar deze vond Gianini van het kapotte toestel wegdrijven. Al haar systemen waren opgeblazen, en in het meedogenloze luchtledige was haar lichaam al stijf en koud.

 

3

Killeen liep stijf door de keramiekgangen van de Argo. Zijn gezicht was even gesloten als de wanden. De operatie tegen de mechs was een succes geweest in zoverre dat een waarschijnlijke bedreiging van het schip was uitgeschakeld. Ze hadden de springlading laten ontploffen die Gianini op de mech had achtergelaten en het toestel was in tien stukken uiteengespat.

Maar in feite was er geen echt gevaar geweest, en die ontdekking had Killeen een vrouwelijk bemanningslid gekost.

Als hij zijn gedachten weer over het gesprek liet gaan, wist hij zeker dat hij niets anders had kunnen zeggen of doen, maar dat veranderde niets aan het resultaat — één onzorgvuldige seconde, waarin Gianini zich zinloos dicht in de buurt van het hoofdscheepsbrein waagde en gebraden werd. En daarmee was de Loper-Familie opnieuw van een onvervangbaar individu beroofd.

Ze telden minder dan tweehonderd leden en waren gevaarlijk dicht in de buurt van het minimale aantal genotypen dat een kolonie nodig had. Leden ze nieuwe verliezen, dan kwamen de toekomstige generaties onder het gewicht van genetische gebreken in een neerwaartse spiraal terecht. Killeen wist dat, hoewel hij nog niet het vaagste vermoeden van de wetenschappelijke onderbouwing had. De computers van de Argo omvatten iets dat 'operaties met DNA-databanken' heette. Er was ook een laboratorium voor biowerk. Maar de Loper-Familie had geen Aspecten die wisten hoe je genen moest snoeien. Elementaire biomanipulatie had weinig nut. Hij had geen tijd en nog minder zin om daar veel tijd aan te verspillen.

Maar Gianini waren ze nu kwijt, en hij kon de herinnering aan haar niet achteloos afdoen door haar eenvoudigweg als een waardevolle drager van genetische informatie te beschouwen. Ze was een levendige, hardwerkende, bekwame vrouw geweest — en nu was ze niets meer. Ze was een jaar geleden opgeslagen op een chip en haar bekwaamheden bestonden dus nog als een soort ongrijpbare erfenis. Maar haar even ongrijpbare Aspect kon in misschien nog geen eeuwen tot nieuw leven worden gewekt. Killeen zou haar niet vergeten, kon haar niet vergeten. Stijf deed hij zijn dagelijkse, door de aanval uitgestelde rondes en bande zijn sombere gedachten uit zijn hoofd. Daar was later wel tijd voor.

Dat is heel verstandig. Een commandant kan berouw hebben en zelfs zijn eigen bevelen in twijfel trekken — maar nooit ten overstaan van de bemanning.

Killeen knarste met zijn tanden. Hij kreeg een zure smaak in zijn mond die niet wilde wijken.

Zijn Ling-Aspect was in deze omstandigheden een goede gids, maar nog steeds had hij een hekel aan de kalme, zelfverzekerde manier waarop de vroegere kaptein de eisen van het leiderschap uiteenzette. De wereld was complexer en had meer duistere dwarsstromen dan Ling ooit bereid was toe te geven.

Dat is aanmatigend. Ik heb alle stormen die jou teisteren, meegemaakt toen ik nog in vlees was gekleed. Maar dat zijn vaak obstakels waarmee je niets verder komt.

'Laat mij m'n "obstakels" maar houden, klein Aspect!' 

Killeen duwde Ling weg. Hij diende nu een rol te spelen, en aan het kleine koor van microbreinen dat hij om aandacht voelde vragen, had hij niets. Hij had Lings advies opgevolgd en ondanks het drama van de aanval besloten de draad van een normale scheepsdag op te vatten. Terugkeer naar de gewone routine alsof dit soort voorvallen op een schip tot de normale loop van de dingen hoorde, hielp de bemanning tot rust te komen.

Hij had dus tegen Cermo gezegd gewoon te doen wat ze van plan waren geweest. Alleen besefte hij inmiddels wat dat inhield. Killeen liep een hoek om naar een grote open ruimte, waar de bemanning van de ochtendwacht klaar stond. Cermo begroette hem halverwege met de vraag: 'Strafuur, commandant?'

Killeen hield op met zijn kaken op elkaar te klemmen, knikte en moest aan de overtreding van gisteren denken.

Cermo had in de machinemodule een vrouwelijk bemanningslid gesnapt. Zonder met zijn kaptein te overleggen had Cermo haar — een pezige, zwartharige vrouw die Radanan heette — zonder plichtplegingen en luidruchtig van zijn vangst genietend naar de leefzone getrokken. De wandaad was openbaar gemaakt voordat Killeen de kans had de zaak op andere manieren aan te pakken. Ter wille van de discipline had hij zijn officier moeten steunen; zijn Ling-Aspect had dat principe er bij hem ingehamerd. 

'Jazeg. Ga door.'

'Beetje meer zou geen kwaad doen, weet u.' 

'Ik zei: ga door.'

Hij had zich voorgenomen tijdens de gewone scheepsoperaties zo weinig mogelijk tegen zijn officieren te zeggen. Hij was net een drinker die zich niet aan matige hoeveelheden durfde houden. Tijdens Familiebijeenkomsten gunde hij zich overigens wèl een beetje de ruimte, want daar waren welsprekendheid en zelfs hele redevoeringen nuttig. Hij wist dat hij geen goede spreker was, en hoe minder hij zei, des te meer effect had dat. Naarmate de Argo dichter in de buurt van dit zonnestelsel kwam, was hij steeds beknopter geworden. Er waren dagen dat de meeste bemanningsleden hem alleen een kort 'ah-mmm' hoorden zeggen wanneer hij met een nadrukkelijk keelschrapen op duidelijk slecht werk wees. Nu waren ze op weg naar de centrale as en keek Killeen strak en ondoorgrondelijk. Hij schaamde zich voor zijn weerzin om een bestraffing gade te slaan. Hij wist dat bestraffing van een bemanningslid een bewijs van eigen falen was. Hij had haar gedrag moeten zien afglijden voordat het zover kwam. Maar nu het voorval had plaatsgevonden, was er geen weg meer terug.

In dit geval had Radanan naar de dreunende gevaren van de machinezone willen glippen terwijl ze snelheid minderden. Dat alleen al zou een lichte, hoewel overduidelijk stompzinnige overtreding zijn geweest. Maar toen Cermo haar snapte, had ze zich met bittere woede verzet, een paar vrienden in de buurt geroepen en een kleine muiterij proberen te ontketenen.

Een verstandige kaptein heeft een hardere hand dan jij.

Ongevraagd commentaar van zijn Ling-Aspect. 'Ze schreeuwde en vloekte beetje, meer niet,' zei Killeen geluidloos. 'En was stom genoeg voor hengst naar Cermo.'

Muiterij is een halsmisdrijf.

'Niet op Argo.'

Ze jut anderen op, koestert wrok...

'Zocht eten, kleine over... '

Je verliest je greep als...

Killeen bracht het zelfingenomen georeer van het Aspect tot zwijgen. Naar het scheen had Radanan een manier gezocht om iets te roven, hoewel Killeen zich niet kon voorstellen wat ze had hopen te vinden. Meestal werden bemanningsleden gesnapt bij pogingen voedsel te jatten, en dat kwam door de strikte rantsoenering die Killeen nu al sinds een jaar had opgelegd.

De wachtbemanning ging iets rechterop staan toen Killeen de ruimte inliep. Radanan stond midden in een grote kring, want dit was niet alleen een scheepskwestie, maar ook een veroordeling door de Familie. Ze keek terneergeslagen naar de grond. Haar blik leek de betekenis van de boeien om haar polsen, waarmee ze stevig aan een meertros vastzat, al te aanvaarden.

Cermo blafte het oordeel. Twee bemanningsleden stonden klaar om Radanan bij haar ellebogen te grijpen als ze zich onverwachts aan de straf zou proberen te onttrekken. Ze keek somber toe hoe Cermo de korte, glanzende staaf te voorschijn haalde.

Killeen dwong zich niet met zijn tanden te knarsen. Hij moest zijn eigen voorschriften afdwingen; anders geloofde niemand meer iets van wat hij zei. En hij gaf zichzelf de schuld. De vrouw was niet al te slim. Vroeger was ze lid van de Toren-Familie geweest.

Met gezamenlijke instemming was iedereen die voor meegaan met de Argo had gekozen, opnieuw ingedeeld, zodat ze nu een nieuwe Familie vormden die uit Lopers, Torens en Koningen bestond. Maar ze noemden die nieuwe Familie nog steeds Loper, en Killeen bleef aarzelen over de vraag of dat een eerbewijs aan hem als Loper was of gewoon een kwestie van gemakzucht was.

Hoe dan ook: hij zag de harde staaf op Radanans billen neerdalen en bedacht hoe onwaarschijnlijk het was dat een vrouw die bekrompen genoeg was om zich op zoek naar extra machineonderdeel op gevaarlijk terrein te wagen, baat zou hebben bij een zo grove tactiek als stokslagen. Maar traditie was traditie, en in deze immense duisternis hadden ze heel weinig anders dat hen kon leiden.

Twaalf slagen met de staaf als straf van de Familie; een adelborst telde ze hardop. Plus nog eens twaalf als straf van het schip. Radanan hield zich bij de eerste zes in bedwang, maar begon toen te schokken en van achter opeengeklemde tanden hijgende kreten te slaken. Killeen had de sterke neiging zich om te draaien, maar dwong zich aan iets anders te denken terwijl Cermo doorging tot twintig. Toen zakte ze op het dek ineen.

'Staken!' zei Killeen scherp, en daarmee was dat afschuwelijke tafereel voorbij. Ze was gestruikeld en hing nu aan haar polsen. Daarmee was voor Killeen een onwrikbare grens bereikt en kreeg hij redenen haar vier slagen te schenken.

Hij moest naar woorden zoeken. 'Ah-mmm. Uitstekend, luitenant Cermo. En nu over tot de orde van de dag.'

Killeen draaide zich om en liep snel weg, hopend dat niemand hem had zien zweten.

3

Hij liep slechtgehumeurd door de gladde gangen die de levenskoepel met de centrale asspiraal verbonden. Hij had moeite de woede op zichzelf te uiten. Hij wist dat hij inmiddels gehard genoeg zou moeten zijn om de noodzaak van strafoplegging te aanvaarden. En afgezien daarvan had hij slim genoeg geweest moeten zijn om de situatie te omzeilen die Cermo's snelle actie hem had opgedrongen.

Bij een vleug rioolstank trok hij zijn neusgaten op en liep haastig verder. Het hele derde dek was afgesloten. Desondanks was hier een beetje viezigheid in de ventilatiebuizen gelekt, en om een of andere reden kreeg de bemanning nooit alles schoon. Het probleem was een jaar geleden met verstopte toiletten begonnen. Bij hun reparatiepogingen raakten de kleppen en servo's beschadigd. De rommel had zich over dek drie verspreid tot de werkploegen kokhalsden en flauwvielen en weigerden naar binnen te gaan. Killeen had zich gedwongen gezien het dek te verzegelen, waarbij hij slaapruimte en werkplaatsen kwijtraakte.

Geërgerd vroeg hij zijn Ling-Aspect: 'Weet je écht niks meer over buizen en dat soort dingen?' 

Ling antwoordde ijzig:

Nee. Ik heb je vaak genoeg verteld dat ik ben opgeklommen door de gevechtsrangen, niet door die van de technici. Als je geen onwetende bemanningsleden met het probleem had laten knoeien...

'Ik heb geen technici met sjoege, levend of op chips. Jij kletst altijd zo slim; waarom kun je niet... '

Je moet het stroomschema van het schip lezen...

'Kan niet! Veel te inwikkeld! Je kan ook niet zeggen wat 'n vrouw denkt door elke haar op d'r hoofd te studeren!'

Dit schip is dan weliswaar veel moderner dan een paar die ik onder mijn bevel heb gehad, maar zelfs de besturing van dit schip eist intelligentie. Als je de studiebijeenkomsten instelt die ik je een hele tijd geleden al heb aangeraden... '

'De Familie weken laten puzzelen?' Killeen lachte droog. 'Je hebt zien wat dat uithaalde.'

Jouw mensen lijken in niets op de bemanningen onder mijn bevel; dat moet ik toegeven. Jullie komen uit een samenleving die roofde en stal om in leven te blijven...

'Die mechs versloeg, zal je bedoelen. Ons voedsel en 'trusting was buit.'

Noem het hoe je wilt. Die ervaring heeft niets te maken met de vereiste discipline en vaardigheid om zelfs maar een kapotte rioolbuis te repareren. Niettemin, mettertijd en met een goede opleiding...

Killeen beval het Ling-Aspect zich terug te trekken; hij had dat allemaal al eens gehoord. Ling wist van de Luchtertijd, toen de mensen grote steden in de ruimte hadden gehad. Kapteins hadden jarenlange reizen tussen Luchters gemaakt en trotseerden daarbij het steeds grotere aantal mech-overvallen. Ling zelf functioneerde toen als een volledig interactieve Persoonlijkheid. De Familie kon die Persoonlijkheden niet langer onderhouden, en Ling was dus alleen beschikbaar als een lagere, beknotte versie — een Aspect.

Ling adviseerde altijd de strikte discipline die in de Luchtertijd vereist was. Maar daarnaast speelde nog een ouder thema. Ling leefde oorspronkelijk in de sprookjesachtige Grote Tijden, en was misschien zelfs nóg ouder. In het geheugen van het Aspect werden tijdsverschillen afgevlakt, en het was dus moeilijk te zeggen welk facet van Ling aan het woord was. Killeen voelde zich onprettig bij de wetenschap dat hij achter in zijn hoofd een stem had uit het onvoorstelbaar verre verleden, toen de mensen nog vrij van mechoverheersing waren. Hij voelde zich absurd als hij de rol van zelfverzekerde kaptein probeerde te spelen en tegelijk de superieure macht van voorbije tijdperken besefte.

Terwijl hij over de as omhoog klom en onderweg naar bemanningsleden salueerde, was hij zich pijnlijk bewust van de slijtplekken en butsen die de wanden hadden opgelopen. Hij zag een gele vlek een heel luikgat bedekken. Ergens anders had iemand een stuk hardboard proberen weg te snijden maar was daar halverwege mee gestopt, waarna een puntige kartelsnee overbleef. Willekeurige stukken van oude servo's en elektronica-verpakkingen waren weggegooid en blijven liggen toen ze nutteloos bleken voor de impuls waarmee een bemanningslid ze uit hun kastjes had getrokken.

De systemen van de Argo konden bijna elke bedreiging aan, maar niet het onophoudelijk spervuur van onwetendheid dat de Loper-Familie legde. Hun leven lang waren ze gewend geweest dingen weg te scheuren en stuk te snijden, mee te slepen en te improviseren in de zekerheid dat de mechbeschaving zonder nadenken alles verving. Dat waren nauwelijks de talenten die de bemanning van een ruimteschip nodig had. Het had Killeen nogal wat tijd en een paar zware openbare geselingen gekost om te zorgen dat ze geen willekeurige, opzichtige onderdelen van de scheepsbediening meer stalen.

Hij zou weer een grote schoonmaak moeten bevelen. Als het afval zich ophoopte, verviel de bemanning in hun oude gewoonten. Afgeleid door hun mechescorte had hij de zaak vorige week laten sloffen. In zijn benauwde cabine wachtte het ontbijt. Hij slurpte een hete bouillon van pittige groenten en kauwde op een taai graanblokje. Zijn agenda voor die dag glom op het tafelblad: een driedimensionale weergave van de taken op het schip.

Hij wist niet hoe die tot stand kwam en had ook geen zin om dat te leren. Deze laatste jaren was hij zo moe geworden van de Byzantijnse ingewikkeldheid van de Argo, dat hij gewoon leerde beheersen wat hij moest en het meeste andere met graagte aan de bemanning overliet. Dit speeltje had Sjibo uitgedokterd; ze had een onfeilbaar instinct voor de bedieningsssystemen van het schip. Hij wou dat ze hier was om met hem te ontbijten, maar ze stond al op wacht aan het roer. Een klop op de deur bleek van Cermo afkomstig. Killeen glimlachte onwillekeurig bij 's mans snelle reactie; op Sneeuwvlek had hij bekend gestaan als Cermo-de-Slome. Iets in de benauwde ruimte van de Argo had bij hem een precisie naar boven gehaald die in fel contrast stond met zijn spiermassa. Cermo had tegenwoordig iets alerts op zijn gezicht, dat Killeen heel lang alleen maar als glad en vrolijk had gekend. De kleine rantsoenen hadden zijn wangen tussen ronde spierheuvels afgevlakt. 

'Verlof om dag doornemen, kaptein?' vroeg Cermo energiek.

'Natuurlijk.' Killeen gebaarde naar een stoel aan de andere kant van de tafel.

Killeen vroeg zich vruchteloos af of een van Cermo's Aspecten soms op een ruimteschip had gezeten. Dat zou verklaren waarom hij zich zo soepel aanpaste aan het scheepsleven. Cermo's ronde, gladde gezicht spleet altijd in een snelle grijns van blijde verwachting als Killeen een bevel gaf, alsof dat prettige herinneringen opriep. Killeen was daar jaloers op. Hij had nooit goed met zijn Aspecten kunnen opschieten. Cermo stak van wal met een overzicht van alle probleempjes die elke dag opdoken. Iedereen stond onder de zware druk een enorm ruimteschip te moeten besturen dat hen door oeroude voorouders was nagelaten. Elk bemanningslid had weliswaar Aspecten van vroegere Familieleden bij zich, die bij de ontcijfering van een deel van de scheepsraadsels konden helpen, maar elke dag doken nieuwe, vervelende problemen op. Terwijl Killeen met Cermo zat te praten, tikte zijn linkerhand automatisch op het blokje gebakken graan dat op de glimmende keramiektafel lag. Twee jaar geleden was een bemanningslid, die voor de gewassen moest zorgen, in de agrarische opslagplaats gaan snuffelen. Ze had een etiket verkeerd gelezen en niet de moeite genomen een van haar Aspecten te raadplegen om haar fout te herstellen. Opgewekt had ze per ongeluk een automatisch opwarmend flesje met bevroren aardeëters te voorschijn gehaald. Het waren lelijke en slijmerige dingen, en de vrouw schrok zó dat ze het flesje liet vallen. Een paar hadden weten te ontsnappen voordat ze alarm sloeg. Ze droegen niet alleen hun eigen genen maar ook die van een hele reeks lagere mijten, en in de vruchtbare klei van de tuin richtten de wormen grote vernielingen aan.

Door Killeens getik kwamen twee kronkelende snuitkevertjes uit het geelbruine graanblokje te voorschijn. Hij veegde de beestjes weg en beet in het harde, smakelijke blokje. Nu de beesten zich eenmaal verspreid hadden, had een poging tot uitroeiing geen zin meer. Bovendien had hij nog steeds iets tegen beschadiging van levende wezens. Hun echte vijand waren machines. Als lagere levensvormen door het geknoei van mensen hun toegewezen plaats verlieten, was dat geen excuus om het weefsel van levende dingen te vernietigen. Voor Killeen was dat geen moreel principe maar een voor de hand liggend feit van zijn universum, een onuitgesproken Familietraditie.

Cermo zat ongemakkelijk op een klein stoeltje en kletste opgewekt door over de bestraffing van de vrouw en alle volgens hem gunstige gevolgen daarvan voor de discipline.

Hij had Ling moeten dragen, niet ik, dacht Killeen. Of misschien was een hard standpunt makkelijker als je niet zelf de eindverantwoordelijkheid had.

Hij had dat al jaren geleden gezien, toen Fannie nog kaptein was. Haar luitenants hadden vaak harde maatregelen bepleit, maar Fannie volgde meestal een gematigder, voorzichtiger koers. Ze overwoog altijd de gevolgen van beslissingen, want een vergissing kon de dood van allemaal betekenen.

Bij Killeen kwam de gedachte op dat Fannie hem misschien wel juist vanwege zijn toentertijd aarzelende gedrag een hoge plaats in de kleine machtspiramide van de Familie had gegeven. Misschien had ze dat voor een alert gevoel voor verhoudingen aangezien. Dat was een vermakelijk idee, maar hij verwierp het: Fannies oordeel was veel beter geweest dan het zijne, beter dan van iedereen die hij ooit gekend had, behalve zijn vader Abraham. Meestal dank zij puur geluk had Killeen een paar successen geboekt, maar hij wist dat hij haar vermogens nooit kon evenaren. 'Torens en Koningen morren altijd over stokslaag als 't een van hèn is,' zei Cermo, 'maar ze snappen de boodschap.'

'Nog steeds gezeik over mijn luitenantskeuze?'

Hij had Cermo en Joslin, allebei Lopers, tot zijn directe ondergeschikten benoemd. Luitenant Sjibo was zowel Killeens plaatsvervanger als piloot. Ze was de laatste overlevende van de Paard-Familie. Hoewel ze bij de Torens had gewoond, beschouwde iedereen haar als Loper, omdat ze Killeens minnares was.

Hun politiek bestond uit dat soort Byzantijnse kwesties. In de moeilijke dagen na hun vertrek van Sneeuwvlek had Killeen geprobeerd Torens en Koningen als luitenants te gebruiken, maar die waren doodgewoon niet bekwaam genoeg. Hij had zich afgevraagd of hun verblijf in een vast dorp hen traag had gemaakt. Niettemin besefte hij dat zijn beslissingen politiek gezien niet verstandig waren geweest. Abraham zou iets slims en onopvallends hebben bedacht. 

'Jazeg,' zei Cermo, 'maar niet erger dan anders.'

 'Hou je oor op de dekplaten en laat me het gelul weten.' 

''Tuurlijk. Sommigen lullen meer dan werken.' 

'Dat is kwestie van Familie, niet van ons.'

'Tik met zweep zou goed doen, volgens mij.'

Uit ervaring wist hij dat hij Cermo het beste een tijdje kon laten doorpraten om het onderwerp van de discipline onder de bemanning uit te putten. Niettemin wou hij dat hij met Sjibo zat te ontbijten, wiens warme, zelfverzekerde stiltes hij zo plezierig vond. Ze begrepen elkaar zonder daar eindeloos over te kletsen.

'... train ze, laat ze de techpraat in de scheepscomputers uitpuzzelen.' 

'Denk jij dat jongeren dat beter kunnen?' vroeg Killeen. 

'Jazeg. Sjibo, die zegt... '

Cermo kwam altijd met nieuwe plannetjes om meer Familieleden op te leiden. Dat nam niet weg dat ze een gehard volk waren met weinig talent voor technische dingen. De Families ruilden kennis, maar volgens eeuwenoude traditie waren ze ambachtslieden, geen wetenschappers. Hij knikte bij Cermo's enthousiasme maar luisterde maar half. Zijn aandacht was intussen bij de ononderbroken scheepsgeluiden. Het gedempt gebonk van hakken, rochelende vloeistoffen in buizen, een subtiel gekraak van dekplaten en verbindingen. Maar inmiddels klonk ook een lager geluid: het schuren van interstellair stof tegen de enorme, ballonachtige leefzones.

Dat trommelend geluid was de laatste weken steeds sterker geworden. Dat was een diepe stem die in subliminale basklanken over de komst van de wenkende gele ster sprak. De Argo schoot steeds langzamer door steeds dikkere stofwolken, die deze kant van de naderende zon verhulden. Gevlekte, koolzwarte stofslierten blokkeerden hun uitzicht op de binnenplaneten.

De lage, galmende basklank bewaarde zijn verontrustende, constante hoogte. In zijn slaap stelde hij zich soms voor dat een langzame, plechtige stem tegen hem sprak en zijn woorden uitrekte tot een doffe klaagzang die ondergang voorspelde. Tijdens andere nachten was het het dronken gebrul van een reus die gebrabbelde woorden naar hem smeet waarvan de klanken zijn lichaam schokten.

Hij had die rauwe visioenen direct van zich afgeschud; een kaptein kon zich zulke sombere en irrationele gedachten niet veroorloven. Maar het gezoem kwam nu in zijn op tafel rustende handen gekropen. Als jongen had hij niet geweten dat de sterren andere zonnen waren. De vloeibare stroom gas en smeulend stof rond het Galactisch Centrum had niet ter zake, eeuwig zwijgend en ver weg geleken.

Maar nu zong een dik kolken tegen de Argo, een steeds snellere wind uit het galactisch wiel. De Argo had die storm op een of andere manier aangeboord en zijn ongeziene dynamiek in beweging gebracht, wist hij. De zware stofstromen smoorden zonnen en overspoelden planeten met vuil, had zijn Arthur-Aspect gezegd. Het gejank dat door de Argo zwierf en stotterde, leek de jammerklacht van dode werelden, van verzande tijd en van de verstikte visioenen van vervlogen rassen die hij nooit zou kennen. Plotseling flikkerde het tafelblad tussen hen in. Sjibo's scherpe gelaatstrekken verschenen, maar afgevlakt en misvormd door de hoek. 'Pardon,' zei ze, toen ze luitenant Cermo zag. 'Hebben nu helder uitzicht, kaptein.'

'Zie je meer binnenwerelden?'

'Ja, één nieuwe. Zat eerst achter stof.'

'Goede details?'

'Ja, kaptein,' zei Sjibo. Haar glinsterende ogen verrieden een snel opwellend enthousiasme. Als ze alleen waren geweest, had ze waarschijnlijk een droge grap toegevoegd.

Killeen dwong zich kalm zijn groene goelasj op te eten en van zijn laatste slokken thee te genieten. Langzaam, bijna achteloos vroeg hij: 'Goed keken met alle detectors?'

'Tuurlijk,' zei Sjibo. Haar licht opgetrokken mondhoeken gaven aan dat ze begreep dat hij dit toneelstuk opvoerde vanwege Cermo. 'Dan ben ik zo bij je,' zei Killeen weloverwogen maar zonder opwinding. Lang geleden in de Citadel had hij zijn vader deze list zien gebruiken. Cermo schoof ongeduldig op zijn stoel. Allemaal wilden ze weten welke planeet het einddoel van hun tweejarige reis was. Velen dachten nog steeds dat de Wesp hen naar een welige, groene wereld had gestuurd. Killeen was daar lang niet zeker van. Hij vertrouwde geen mech. Hij herinnerde zich nog steeds genietend hoe ze de Wesp in de uidaatgassen van de opstijgende Argo vernietigd hadden.

Hij nam alle tijd voor zijn thee en bedacht intussen de mogelijke reacties van de Familieleden als hun verwachtingen niet uitkwamen. Dat vooruitzicht was ontnuchterend.

Hij overwoog nog een kop thee te nemen. Nee, voor Cermo zou dat te veel marteling zijn — hoewel hij die man eerder op de dag met overduidelijk genoegen de vrouw Radanan had zien afranselen. Hij zag af van thee, maar trok wel zijn volledige tuniek aan en liep een stuk langzamer dan anders rond de scheepsas naar niveau één. Toen Killeen de commandokoepel bereikte, waren zijn officieren daar al verzameld. Wijzend en fluisterend staarden ze allemaal naar het grote scherm. Killeen besefte dat een echte kaptein dat soort wanorde in de commandokoepel niet mocht toestaan, hoewel dat na een lange reis van twee jaar een volmaakt natuurlijke reactie was.

Hij zei scherp: 'Wat? Heeft niemand werk te doen? Luitenant Joslin, hoe gaan de reparaties in de droge zone? Faldez, zijn de buizen in de agro-pijp nog steeds verstopt?'

Opgejaagd door zijn strenge stem verspreidden ze zich. Met een snelle blik op het scherm liepen ze weg. Hij wilde dat ze zagen dat hijzelf niet eens naar het beeld gekeken had, maar de zaken van het schip liet voorgaan.

Ze konden niet weten dat hij zijn hals met opzet had gedraaid om niet in de verleiding te komen er een zijdelingse blik op te slaan. Hij wisselde een paar woorden met diverse vertrekkende officieren om te zorgen dat de boodschap overkwam. Toen draaide hij zich om, tuitte zijn lippen als voorzorg tegen elke verbaasde gezichtsuitdrukking en zag toen hun lotsbestemming onder ogen.

5

Twee jaar geleden, toen de Argo opsteeg, was kaptein Killeen teruggedeinsd toen hij het verwoeste bruine gezicht van zijn thuisplaneet Sneeuwvlek zag.

Nu zag hij met dronken opluchting dat het glinsterende beeld op het scherm niet op die versleten schil leek. In de buurt van de polen nestelden kleine blauwwitte vlekken tussen grijze ijskappen, die kreukelvingers uitstrekten naar de heupen van de wereld. Maar dat zag hij pas toen hij een opvallend feit had opgemerkt: 'Verkeerde kleuren,' zei hij geschrokken.

Sjibo schudde haar hoofd. 'Niet alles. IJs is donker, jazeg. Maar midden

is groen, begroeid — zié je die grote meren?' 

'Bleke stukken daartussen lijken dood.' 

'Niet veel plantengroei,' gaf Sjibo toe.

'Hoe kan dat...?' Killeen fronste bij het besef dat hij, naast al het andere, ook nog iets over planetenevolutie moest leren. Sjibo zei: 'Komt misschien van wolken? Stof heeft planten dood, ijs vervuild en grijs maakt.'

Killeen wist dat het in aanwezigheid van Cermo, die was achtergebleven, niet verstandig was zijn volmaakte onwetendheid te laten blijken. 'Misschien. D'r is nog steeds stof zat. Daarom komen we onder zo'n steile hoek binnen.' Killeen bestudeerde de zichtbare rand van de planeet op tekenen van menselijk leven. De nachtzijde was stikdonker, maar zelfs als hij lichten had gezien, hadden die makkelijk afkomstig kunnen zijn van steden die gebouwd waren door mechs. Cermo zei aarzelend: 'Kaptein, ik begrijp niet... '

Normaalgesproken was het een slecht idee de uitgangspunten van je beslissingen aan je ondergeschikten te verklaren, had zijn Ling-Aspect gezegd. Maar het was wèl een goed idee hen op te leiden; de komende tijd werd gevaarlijk, en als Killeen sneuvelde, zou zijn vervanger vele dingen moeten weten.

'Die kleine zwarte vlekken — zie je ze?' Killeen wees. De schaal van hun kijkscherm werd vergroot, zodat ook de schijf van de centrale ster zichtbaar werd. Daar voorbij hingen de brede, gestreepte grijnzen van twee enorme, zilverige gasplaneten tegen de achtergrond van een gevlekt weefsel van molecuulwolken. Kleine veegjes bespikkelden het beeld: stofjes die tussen twee lichtbronnen wegebden en opvlamden. 'Die ster heeft een passerende wolk gespleten. In de planetenbanen stikt 't van die vlekken.'

Killeen zweeg even. Op de door zijn Aspect verschafte simulatie was de driedimensionale geometrie gemakkelijk te onderscheiden geweest, maar op een vlakke rasterprojectie zoals hier was dat veel moeilijker. 'Ik heb ons dus in steile hoek omlaag naar dat vlak gestuurd,' zei hij. 'Dat voorkomt dat we in kleine wolken komen die we misschien niet waarnemen. Argo begeeft 't als we door zo'n ding niks kunnen zien.' Hij keek liefhebbend naar Sjibo. Haar exoskelet zoemde terwijl haar handen zich over de bedieningspanelen bewogen. Die constructie van polykoolstof zorgde voor snelle, doeltreffende bewegingen. Een van de redenen waarom Killeen zo dol was op de langzame draaiing van de Argo, was het feit dat ze haar mechanische hulpstuk maar zelden nodig had -behalve bij snel precisiewerk. In de hoge zwaartekracht van Sneeuwvlek had ze het voortdurend gebruikt om de anderen te kunnen bijhouden. Door een genetisch defect bezat ze niet meer dan normale mensenkracht, ver beneden het Familieniveau.

Niettemin moest hij alleen al bij het zien van haar glimlachen. Heel even drukte de last van de dag minder zwaar.

Ze bracht sterk verschillende beelden van het planetenstelsel op het scherm, kleurvlekken in felrode, goudbruine en koelblauwe tinten. Killeen wist dat die uit verschillende spectra afkomstig waren, maar kon niet zeggen hoe. Ze vertoonden korrelige stipjes die een baan tussen de planeten beschreven — kleine, knoestige condenseringen die onafgebroken alle sterren van het Galactisch Centrum bestookten. Ze waren in een baan rond Abrahams Ster gevangen geraakt en bestookten nu meedogenloos de planeten.

'Zal daarbeneden wel schemerig zijn,' zei Sjibo nadenkend. Met haar duim bracht ze een gevlekt oranje scherm te voorschijn waarop duidelijk vijf komeetstaarten te zien waren. Ze lagen boven en onder het vlak van de planetenbanen: bonte wimpels die als beschuldigende vingers naar binnen wezen.

Killeen begreep wat ze bedoelde en dwong zich tot achteloze zelfverzekerdheid. 'Maar ik geloof niet dat dat stof leven uitdooft. Op die planeet is al eerder vuil gevallen. Bossen hebben overleefd, zoals je ziet. Dat kan ons nog steeds beschermen.'

Sjibo wierp een droge zijdelingse blik op hem. Ze gaf hem af en toe dit soort aangevertjes, waardoor hij de indruk kon wekken dat hij de problemen al doordacht had voordat ze opdoken. Voor de langzame opbouw van een ploeg, dacht Killeen, was het fantastisch als de kaptein toevallig van zijn plaatsvervanger hield. Hij weerstond de neiging tot glimlachen, want hij wist dat Cermo zijn gedachten zou raden. 'Manen gezien?' vroeg hij onaangedaan. 'Tot dusver niet,' zei Sjibo. 'Maar wel iets anders...' Haar slanke armen strekten zich over de knoppen en zetten functies in werking die Killeen nauwelijks kon volgen. Ver weg zag hij een klompje bronzen hardheid.

'Een station,' beantwoordde ze zijn onuitgesproken vraag.

Cermo hijgde, "n... Luchter?'

'Kan niet goed genoeg zien. Misschien.'

Killeen vroeg: 'Kunnen we 't niet dichterbij halen? Als we wachten tot we dichtbij zijn, is 't misschien gevaarlijk.'

Ze dacht na en toetste een vraag in. 'Nee, zo niet. Maar d'r is ander lenzenstelsel. Moet handbediend worden op achterromp.'

'Doen,' beval Killeen. Hij vroeg aan Cermo: 'Wie heeft buitendienst?' 

'Besen,' zei Cermo. 'Maar ze is jong. Ik zou...' 

'Gebruik ingedeelde ploeg. Besen is snel en slim.'

'Maar toch, kaptein... '

'Ze leren 't nooit als ze geen problemen onder ogen zien.' Killeen wist nog dat zijn vader precies hetzelfde had gezegd en geweigerd had de jonge Killeen tegen lastige klussen te beschermen.

Hij keek een paar tellen aandachtig naar het bronzen vlekje en vroeg Sjibo toen om een beeld met natuurlijk licht. In het echte menselijke spectrum glansde het ding met een edelsteenachtige warmte, maar ook bij maximale vergroting kon hij geen structuur onderscheiden. Best mogelijk dat dit een menselijke voorpost was. Misschien — Killeen voelde een golf van opwinding — was dit inderdaad een oude Luchter, een van die legendarische bouwwerken van kristallij ne volmaaktheid. Op Sneeuwvlek had hij er ooit een gezien door een scoop, maar van zo ver weg dat er geen details te onderscheiden waren. Hij had er alleen de vreemd glinsterende aanwezigheid van opgevangen, een vermoeden van schoonheid vlak buiten zijn waarneming. De mogelijkheid hier iets menselijks aan te treffen dat in dit onrustig kolkende hemelgewelf hing, was genoeg om zijn diepe eerbied en ontzag voor de oeroude meesters te wekken die de Argo en de nog oudere Luchters hadden gemaakt. Dat hij er een van zo dichtbij zou kunnen zien... bij die gedachte boog hij zich naar het scherm alsof hij daaruit antwoorden wilde loswringen. Besen kwam binnen: een jonge vrouw met harde ogen en een zachte, sensuele mond. Ze gedroeg zich als een volmaakt getraind bemanningslid en ging meteen in de houding staan toen ze de commandokoepel betrad. 'Kaptein, ik... '

Voordat ze haar zin kon afmaken, vloog Tobie, Killeens zoon, door het luikgat naar binnen. Hij was slungelig en een volle kop groter dan Besen, en hijgde zwaar. 'Ik... ik heb gehoord dat 'r rompwerk is.'

Killeen knipperde met zijn ogen. Zijn zoon bloosde van opwinding en zijn ogen dansten. Maar geen kaptein kon zulke inbreuken dulden.

'Meneer! U bent hier zonder opdracht! Ik... '

'Ik hoorde ze Besen roepen. La'me alleen maar... '

'U gaat nu in de houding en houdt uw mond dicht'

'Papa, ik wilde alleen... '

'Blijf staan en staak je tonggekwispel. Hier ben je bemanning, niet mijn zoon... begrepen?'

'Eh... ja... ik...'

'Op je tenen,' zei Killeen vastberaden. Hij vouwde zijn handen achter zijn rug en stak zijn kin uit naar de ongedisciplineerde jongeman die zijn zoon inmiddels was geworden. 'W-wat?'

'Beit je doof? Je blijft op je tenen staan tot ik adelborst Besen mijn bevelen heb gegeven. Daarna hebben we het over de juiste straf voor jou.' Tobie knipperde met zijn ogen, deed zijn mond open om iets te zeggen, maar zweeg toen wijselijk. Hij slikte en ging op zijn tenen staan, handen langs zijn lichaam.

'Zo,' zei Killeen langzaam tegen Besen, die al die tijd met haar blik strak vooruit in de houding was blijven staan — hoewel bij het woord tonggekwispel een snelle grijns over haar gezicht was getrokken. 'Officier Sjibo heeft instructies voor je taak, meen ik. Voer ze met bekwame spoed uit.'

6

Besen bleek uitstekend in staat de benodigde optieken uit de oude scheepsromp op te diepen. Via het hoofdscherm sloegen ze haar vorderingen gade. In aanwezigheid van Cermo en Sjibo gaf Killeen zijn zoon een lange uitbrander, en hij wist dat het verhaal zich via Cermo sneller over het schip verspreidde dan wanneer hij via de algemene comm iedereen getuige had laten zijn. Al die tijd moest Tobie op zijn tenen blijven staan, ook toen zijn gezicht begon te vertrekken van pijn en zweet op zijn wenkbrauwen parelde. In deze strijd tussen vader en zoon kon er maar één winnaar zijn — de Familietraditie en de eisen van het schip stonden niets anders toe — maar Tobie hield het vol zo lang hij kon. Midden in een met opzet uitvoerige preek van Killeen over de noodzaak bevelen exact op te volgen, viel Tobie eindelijk met een klap tegen het dek. 'Uitstekend. Einde les,' zei Killeen, en wendde zich weer tot het hoofdscherm.

Besen had handig de vezelige, doorschijnende optieken opgesteld die te kwetsbaar waren om permanent aan de ruimte te worden blootgesteld. Ze hield het onderstuk schuin, zodat ze de kleine, glinsterende, in de stoffige armen van het ecliptische sterrevlak gewiegde planeet konden vinden.

Sjibo bracht daar snel een beeld van op het scherm. Killeen zag het waterige licht oplossen, terwijl Tobie opstond en luitenant Cermo hem weer naar zijn post stuurde. Het was afschuwelijk geweest om te doen, maar Killeen wist dat hij gelijk had, en zijn Ling-Aspect was het daarmee eens. Leiding geven aan een bemanning die tevens Familie was, hield tegenspraken in waarbij moeilijke momenten onvermijdelijk waren. 'Wat... wa's dat?' vroeg Cermo. Hij vergat de goede regel nooit iets aan een kaptein te vragen. Killeen zag het door de vingers, want diezelfde vraag had hij ook kunnen stellen.

Tegen een gevlekte achtergrond hing een merkwaardig paarlmoeren ding, een schijf met een dikke staaf dwars door het midden. Aan die staaf ontsproten onder schuine hoeken eigenaardige uitsteeksels. Killeen wist instinctief dat dit geen Luchter was. Het ding had niets van de legendarische majesteit en glanzend geweven schoonheid. 'Kan mechwerk zijn,' zei hij.

Sjibo knikte. 'Draait in stationaire baan om planeet.'

'Kunnen we planeet zo benaderen dat dat ding altijd aan andere kant

hangt?' vroeg Killeen.

Hij had nog steeds maar weinig begrip van de mechanica van ruimtebanen. Zijn Arthur-Aspect had hem vele bewegende voorstellingen van schepen en sterren laten zien, maar daarvan was hem maar weinig bijgebleven. Dat soort zaken lag heel ver van het bed van iemand die had overleefd door te vluchten en te manoeuvreren op pokdalige vlaktes. Killeen had ooit gevraagd of een schip stil kon blijven hangen boven de pool van een planeet, en toen had Ling hem uitgelachen — een vreemde gewaarwording, want in die metalige stem leken echo's mee te klinken van andere Aspecten die Killeen niet had opgeroepen. Het duurde een tijdje voordat hij begreep dat zo'n baan onmogelijk was. Een onbeweeglijk schip werd door de zwaartekracht omlaag getrokken. 'Kan ik proberen als we dichtbij zijn. Maar 't kan ons nu al zien hebben.'

'We zullen het ding vermijden, officier Sjibo. Geef me schuine baan, zodat die satelliet ons niet goed kan zien.'

Sjibo knikte, maar aan haar snelle, glinsterende ogen zag hij dat ze zijn echte gedachten begreep. Hij moest spoedig beslissen of ze inderdaad in dit stelsel zouden stilhouden. De Wesp, die ijskoude machine-intelligentie op Sneeuwvlek, had hen op deze koers gezet. Maar als bleek dat de planeet al door mechs beheerst werd, wilde Killeen het stelsel zo snel hij kon weer verlaten. Maar waar moest die beslissende beslissing worden genomen? Niets in zijn ervaring of Familie-traditie gaf aan wat hij beslissen moest, niet eens wanneer.

Hij verliet de commandokoepel en liep door de strak spiralende gangen van de Argo. Hij had inspecties te doen en nam daar de tijd voor. Hij liep beheerst en uitte zijn inwendige koorts van speculaties en twijfels niet, zodat passerende bemanningsleden een onbezorgde kaptein voorbij zagen komen.

Ze doken nu snel naar het doel van hun reis, en in het schip hing een steeds sterker zoemend gevoel van verwachting. Spoedig zouden ze weten waarin ze terechtkwamen: een paradijs of een nieuwe door mechs beheerste wereld. Het vreemde, verkleurde planeetoppervlak had hem geen antwoorden gegeven, en hij zou vragen van Familieleden, die zo wanhopig veel behoefte aan zekerheid hadden, moeten ontwijken. Door een zijgang lopend hoorde hij een vaag gekrabbel uit een luchtpijp.

Onmiddellijk sprong hij op, schoof het rooster weg en tuurde naar binnen. Niets.

Het geluid verstierf als kleine, rennende voetjes. Vast een micromech. Ondanks al hun moeite had de bemanning nooit alle kleine mechs kunnen vernietigen die de Wesp in de Argo had achtergelaten. De nog resterende mechs waren bijna zeker onbelangrijke machientjes voor kleine reparaties en schoonmaken. Hun aanwezigheid zat Killeen niettemin dwars. Hij wist hoeveel intelligentie op de breedte van een vingernagel paste; de chips die langs zijn ruggegraat waren ondergebracht, bevatten zelfs hele personen. De overblijvende mechs waren heel klein, maar waartoe waren ze in staat?

Hij had geen manier om daarachter te komen. Tijdens de reis waren er verontrustende voorvallen geweest en waren problemen op geheimzinnige manieren opgelost. Killeen had nooit geweten of het schip zichzelf met diep verborgen subsystemen had gerepareerd, of dat er micromechs met eigen bedoelingen aan het werk waren geweest. Geen kaptein vond het prettig als iemand anders dan hijzelf het schip beheerste, en Killeen zou zich pas kunnen ontspannen als alle micro-mechs weg waren. Maar afgezien van drastische remedies kon hij geen manier bedenken om die hinderlijke dingen kwijt te raken. Geïrriteerd nam hij even een momentje voor zichzelf en stond stil bij een kleine nis even buiten de spiraalgang. Dit was de enige ruimte op de Argo die uitsluitend aan hun band met vroeger was gewijd. Het was er ruim genoeg voor de ceremonies rond dood en huwelijk, die Killeen de laatste twee jaar plichtsgetrouw had geleid, en de nis werd beheerst door twee ijzerzwarte platen op twee wanden.

Dat waren de Erfenissen, zeiden de computergeheugens van de Argo. Ze waren ingegrift met spindunne tekens, en als er licht op viel, glansden ze in alle kleuren van de regenboog. Het was kennelijk een digitale taal, maar vervat in termen die zelfs de ylrgo-programma's niet konden ontcijferen. Het schip had de strikte opdracht deze in de keramiekwanden verzonken tafelen tegen elke verwoesting te beschermen. Kennelijk bevatten ze een onbegrijpelijke sleutel tot de oorsprong van de mensen in het Centrum en misschien ook nog veel andere dingen — maar Killeen had geen idee hoe hij die speurtocht moest ondernemen. In plaats daarvan ging hij hier nu op een simpele bank zitten nadenken. De duistere, sombere aanwezigheid van die dubbele Erfenis-platen gaf hem het vreemd kalmerende gevoel van een onverbrekelijke band met een duister maar schitterend verleden. Heel vroeger hadden mensen schepen gebouwd zoals dit, hadden de dunne stromen tussen zonnen naar hun hand gezet en plezierig geleefd — vrij van de gekmakende aanwezigheid van volstrekt superieure wezens.

Killeen was jaloers op de mensen van die tijd. Even liet hij zijn handen over het gladde oppervlak van de Erfenissen glijden, alsof daaruit een fragment van een oeroud visioen, van oeroude wijsheid in hem kon sijpelen. Nu de problemen van het kapteinschap hem bestookten, dacht hij vaak aan Abraham en alle mensen van vroeger. Die hadden de tegenstribbelende terugtocht voor de mechs geleid. Die hadden alles gegeven. Maar het lot had Killeen en de Lopers een vleug nieuwe hoop gegund. Een nieuwe wereld, nieuwe visioenen. Misschien ging hij zijn volk bevrijden, of misschien verloor hij hun laatste gok. En die kans kwam precies één generatie te laat. Abraham had wel geweten wat hij doen moest. Abraham was een natuurlijke leider geweest. Met zijn zongebruinde, ontspannen manier van doen had hij zonder zichtbare moeite leiding gegeven. Killeen miste zijn vader veel sterker dan in de dagen na Abrahams verdwijning tijdens de Catastrofe, toen de Loper-Citadel viel. Steeds opnieuw vroeg hij zich af wat zijn vader zou hebben gedaan...

Hij zuchtte en stond op. Opnieuw gleed zijn hand over de Erfenissen. Toen draaide hij zich om en liep weg, maar hield het gevlekte bruine oppervlak van de nabije planeet binnen de omtrekken van zijn rechteroog, zodat hij nieuwe beelden kon bestuderen zodra ze kwamen. Hij was zo diep in dat visioen verzonken dat hij de rennende voeten in de spiraalgang niet hoorde. Iemand botste tegen zijn schouder, waardoor hij rond zijn as tolde.

Hij vond houvast tegen de wand, maar even kon hij geen adem krijgen. Zijn zoon keek hem onderzoekend aan. 'Alles goed, papa?'

'Ik... hoorde... je niet komen.'

Besen en drie anderen kwamen aangerend, maar hun achtervolging van

Tobie kwam abrupt tot staan toen ze de kaptein zagen.

'We waren gewoon 'n beetje aan 't schopballen,' zei Tobie schaapachtig,

en hield een kleine rode bol omhoog.

'Hartstikke leuk in as,' zei een andere jongen.

'Jazeg, leuker bij weinig grav,' voegde Besen toe. Ze keek pittig en opgewekt.

Killeen knikte. 'Blij dat je je benen in vorm houdt,' zei hij. Na een veelzeggende blik op de anderen lieten ze hem met Tobie alleen. 'Nijdig om wat er in commandokoepel beurd is?' Tobie kauwde op zijn lip en op zijn gezicht raakten tegenstrijdige gevoelens slaags. 'Snap niet waarom je me zo te grazen moest nemen.' 

'Ik preek niet meer over discipline, maar... ' 

'Da's tenminste wat! Ik hoor niks anders van je.'

'Je geeft me niet veel keus.'

'En je geeft mij niet veel kans.'

'Hoezo?'

Tobie haalde geïrriteerd de schouders op. 'Je jent me altijd.'

'Alleen als je me dwingt.'

'Luister, ik doe gewoon m'n best, meer niet.'

'Misschien wel te veel je best.'

'Ik heb geen zin meer om te zitten. Wil iets dóen.'

'Alleen op bevel.'

'O ja? Geen... '

'En je staakt ook je klets als ik je bevel geef.'

Tobies lip krulde. 'Da's dat ouwe Ling-Aspect van je, hè? Wat betekent "staakt"?'

'Dat je ophoudt. En mijn Aspecten zijn...'

'Sinds je dat ding in hebt, lijkt dit bevelen te geven.'

'Natuurlijk luister ik naar advies... '

'Ouwe lui leidt Argo, niet m'n vader, geloof ik.'

'Ik hou mijn Aspecten onder de duim.' Killeen hoorde zich stijf en formeel praten en dwong zich tot meer warmte in zijn stem. 'Maar je weet hoe 't soms is. Je hebt zelf twee Gezichten kregen. Jaar geleden, toch?' Tobie knikte. 'Die heb ik voor me aan werk.' 

"Tuurlijk. Hou je ze makkelijk onder duim?'

'Gaat wel. Vooral techspul.'

'Maar dan weet je ook dat jij soms anders tegen dingen aankijkt.'

'Ik ben 't gewoon zat om op m'n krent te zitten en dingen proberen te repareren.'

'Als tijd komt... '

Tobies mond vertrok van wanhoop. 'Ik en jongens en Besen en allemaal...

we willen d'r gewoon bfj zijn.'

'Dat gebeurt ook. Hou je nog even in, jazeg?'

Tobie zuchtte en de strakte van zijn gezicht trok langzaam weg. 'Papa, weet je... we zijn gewoon nooit meer...'

'Gewoon wij?'

Tobie knikte en slikte een brok weg.

'Vergeet nooit dat ik nu veel vaker kaptein ben dan je vader.' Tobies kaak verstrakte. 'Laatste tijd heb je vooral pik op mij, geloof ik.' Killeen zweeg en probeerde vast te stellen of dat waar was. 'Misschien.'

'Ik doe alleen m'n best.'

'Ik ook,' zei Killeen zacht.

'Ik wil alleen maar niks missen als we straks landen.'

'Zul je ook niet. We hebben iedereen nodig.'

'Laat mij d'r dus niet buiten alleen maar omdat ik... je weet wel.'

'Mijn zoon bent? Nou, dat blijf je altijd, maar soms wou je misschien

van niet.'

'Nooit.'

'En denk niet dat je nou speciale baantjes krijgt.'

'Doe ik ook niet.'

'Zoon? Niks van dit alles verandert wat we zijn, snap je.'

'Zal wel niet.' Tobies gezicht leek gespannen en afgevlakt in het emailachtige licht, "t Is alleen... niet meer als vroeger.'

'Toen we voor ons leven vluchtten? Volgens mij is dit domde veel beter.'

'Ja... maar... nou ja...'

'Slechte tijden lijken alleen maar oké als je terugkijkt vanuit goede tijden.'

Tobies gezicht ontspande zich een tikje. 'Dat zal wel.'

'Tussen jou en mij maakt tijd geen verschil.'

'Zal wel niet.'

7

Toby ging weer schopballen in de spiraalas. Killeen waarschuwde dat hij voorzichtig moest zijn en het werk van de bemanning niet mocht storen, maar het kwam niet bij hem op te bevelen dat ze moesten ophouden. Voor zover hij wist was de mens ontstaan als een rondtrekkend wezen, bedoeld voor de jacht op kleine prooien die stuiterden als een bal, en hij was niet van plan een zo fundamentele impuls te dwarsbomen. Het hield de bemanning in vorm en streek ook conflicten glad. Maar niet alle. Toen hij voorbij een onderhoudsnis liep, zag hij een dozijn Familieleden rond een vuurtje van maïsschillen en gedroogde kolven zitten. Killeen had een hekel aan de roetvlekken die daardoor op de scheepswanden kwamen, maar begreep het gevoel van veiligheid van een gemeenschappelijk vuur. In het zwakke licht vorkten de knetterende, gele tongen als wilde geesten en wierpen flakkerende schaduwen over gezichten die verdiept waren in hun discussie.

Hij verwachtte op dat moment niet anders dan veel ernstige gesprekken; het hele schip echode van het geklets en de verhitte roddel. Tot zijn verrassing omvatte het groepje leeglopers ook stuurvrouw Joslin. 'Kaptein!' zei ze zwaaiend. Ze was een pezige vrouw van middelbare leeftijd met snelle, slimme ogen. Ze had de overall aan die geschikt was voor scheepswerk: zonder uitsteeksels en vol zakken met ritssluitingen. Tijdens hun tweejarige reis hadden de Familieleden goed leren naaien en metaal vormen, waardoor iedereen inmiddels een fikse garderobe had van dingen van organiweef en van de plantenvezels uit de leefbellen. Killeen gaf een scherp halfsaluut — dat gebaar had hij volmaakt leren beheersen. Er sprak begroeting en bevestiging uit, maar herinnerde ook aan het feit dat hij hier in zijn officiële kapteinsfunctie was en niet als het een of andere Familielid. Hij stond op het punt zijn weg te vervolgen, toen Joslin hardop zei: 'We zitten te bedenken hoe we station kunnen bezetten, jazeg?'

Killeen was verbijsterd. 'Hoe...' begon hij, maar hield zich in. Hij moest zich niet verrast tonen dat het nieuws over het station zo snel rond was gegaan. Scheepspraat was legendarisch, '...doel je?' besloot hij. Hij wist dat de oude vormelijkheid van de Familietaai voorschreef 'bedoel je' te zeggen. Dank zij lange uren van oefening met zijn Aspecten waren die oudere, soepele taaipatronen bijna een tweede natuur geworden en hij gebruikte ze meestal om afstand te scheppen. Maar op dit moment was de achteloze bemanningstaai misschien de juiste aanpak. 'We hebben hoord van groot mechgeval voor ons uit,' zei een van de mannen langzaam.

'Weet iedereen,' gaf Killeen toe, en ging op zijn hurken zitten. Die eeuwenoude houding had de Familie zich aangeleerd toen ze onderweg waren: altijd klaar om bij verrassingen op te springen en weg te gaan. Hier was dat natuurlijk zinloos, maar het onderstreepte hun gemeenschappelijke verleden en gezamenlijkheid. Ook alle anderen in de kring zaten op hun hurken, en sommigen omklemden kleine flesjes smaakwater. Een adelborst bood er Killeen een aan en hij nam een slok: heerlijk geurende abrikozensmaak, en die vrucht was in de leefeones nu in overvloed aanwezig.

'Jazeg,' zei Joslin. 'Krijgen we vergadering?'

'Zie niet in waarom,' antwoordde Killeen zorgvuldig. 

'Strijdplannen!' riep een zwaargebouwd bemanningslid. 

'Welke strijd dan?' riposteerde Killeen kalm.

'Nou, tegen mechplex,' zei de man. Uit de groep klonk van diverse kanten instemmend gebrom.

'Zeker weten dat 't mechplex is?' vroeg Killeen mild. 'Wat anders?' vroeg een vrouwelijke matroos.

Killeen haalde de schouders op en keek hen indringend aan. Ze leken opgefokt bij het vooruitzicht op een aanval en hun gezichten stonden mager en strak. 'Zien we nog wel.'

'Moet menselijk of mech zijn,' zei Joslin, 'en zekerste weten niet menselijk.'

'We vallen geen mechplex aan zonder te weten hoe sterk 't is,' zei Killeen.

'Moeten 't verrassen!' zei de zware man hees. Killeen vermoedde dat de

man ook nog iets anders dan smaakwater had gedronken. Inderdaad zag hij op diverse gezichten een veelzeggende gloed en onbewust neerhangende lippen en oogleden. Een duidelijke overtreding van de voorschriften. Maar hij vermoedde dat dit niet het aangewezen moment was om daartegen op te treden. Er was nog iets anders aan de hand, en hij moest erachter zien te komen wat dat was.

'Vanuit lege hemel aanvallen — dat noem jij verrassing?' grinnikte hij. 'We hebben mechs hier aan boord dood!' wierp de man tegen. 'Toen was dat échte verrassing. Ze waren klaar voor aanval bij opstijgen. We hadden één kans om schoon schip te maken en die hebben we benut.' Killeen schudde zijn hoofd. 'Die krijgen we niet nog 's.' Dat leek de meesten tot zwijgen te brengen, en de laatste paar seconden was overal in de kring onrustig gemompeld. Killeen kon niet zien van wie die ideeën afkomstig waren. Al een tijdlang had hij gezien hoe de Familie dezelfde slechte gewoonten kreeg als elk ander buitenvolk dat te lang in een te kleine ruimte moet wonen: drinken, stimdraden, gokken, zinloze, willekeurige ruzies.

Afgezien van deze overtredingen, die hij op de gebruikelijke manieren kon aanpakken, was er langzamerhand ook een lastiger probleem ontstaan. Ze vergastten elkaar op protserige verhalen over vroegere gevechten en grootse avonturen die onherkenbaar waren opgeblazen. Killeen herinnerde zich die jaren van vluchten over Sneeuwvlek nog maar al te goed — hoe vaak hij verkild was geweest van angst, de misselijkmakende besluiteloosheid, de vele haastige terugtochten voor beschamende nederlagen. Als je nu op de verhalen afging, was iedereen (meestal met name de verteller) dapper, gehaaid, snel, standvastig en een gevreesde mech-plaag geweest.

Hier stak meer achter dan alleen lege bravoure. Hij sloeg de flakkerende vlammen gade en voelde bijna met genoegen de rook in zijn ogen prikken. De scherpe roeducht wekte ontelbare herinneringen aan moeilijke nachten die ze mismoedig naar miezerige vuurtjes starend hadden doorgebracht, bang voor elk geluidje dat rinkelend uit het duister kwam. De rook van maïskolven was zoeter dan bijtende houtrook, maar de steeds dikkere sluier hulde deze nis in een geruststellende blauwe mist — een kortstondige onderstreping van hun wederzijdse afhankelijkheid. Hij voelde een weerspannige stemming ontstaan, hield zijn mond en liet die groeien. Eindelijk verbrak Joslin pinnig de stilte met: 'Weet nog heel goed wat Fannie zei: nooit oprukken met mechplex in je rug.' Overal in de kring knikten hoofden. Killeen nam een slokje abrikozen-nectar om zijn verrassing te verbergen. Het was dus Joslin die de mensen dat aanpraatte en terugverlangde naar hun vroegere kaptein Fannie. Hoewel Fannie nu al jaren geleden op Sneeuwvlek was neergemaaid door de Wesp, had ze in de Familie nog steeds een diepgaande invloed. Killeen zelf had een ontzag en een liefde voor haar gevoeld waarvoor hem de woorden ontbraken. Tijdens hun lange reis had hij zich ontelbare malen afgevraagd: Wat zou Fannie nu gedaan hebben? en zich door het antwoord laten leiden.

Maar dit was anders. Joslin gebruikte Fannies legende om onder de bemanning problemen te zaaien.

'Ze zei ook: val geen vijanden aan die je niet nodig hebt.' Killeen keek weloverwogen rond en keek iedereen afzonderlijk recht aan. 'Vooral niet als ze groter zijn dan jij.'

Hier en daar mompelde iemand instemmend. Joslin keek Killeen niet recht aan, maar zei: 'Als we station niet aankunnen, dan wel die hele domde planeet?'

Killeen wist dat hij moest oppassen. Er hing gespannen verwachting in de lucht, alsof Joslin had samengevat wat ze allemaal voelden. Dit was een Familiepraatje, maar ze had de grenzen van de scheepsdiscipline wel net overschreden. Hij zou nu zijn woede kunnen tonen en Joslin tot zwijgen brengen, maar dan bleven er bij de bemanning onbeantwoorde vragen en irritaties achter. Hij besloot niet op zijn strepen te gaan staan. In plaats daarvan lachte hij.

Dat had Joslin niet verwacht en ze schrok van zijn droge grinnik Toen zei hij half glimlachend. 'Daar is doders-Aspect weer bezig, hè?' Hij wendde zich tot de anderen. 'Die Joslin. In precies laatste jaar heeft ze vijf nieuwe Aspect-chips ingeladen. Eentje is kaptein, expert in leiden van aanvallen op mechs... zo'n beetje enige manoeuvre die die kende, denk ik, want die heeft beslist niet lang leefd. Dat Aspect geeft prachtig advies... maar altijd 'tzelfde.'

Diverse mensen in de kring glimlachten. Toegegeven: de Familie had deze reis nooit overleefd zonder de enorme schat aan Aspect-advies over de oude menselijke technologie die de Argo tot stand had gebracht. Maar hun waakzaam wachtende aanwezigheid smachtte altijd naar één ding: dieper doordringen in het zintuiglijk netwerk van hun gastheer en zich hongerig te goed doen aan de lucht en het elan van het leven. Aspecten konden nooit echt tevreden zijn. Ze waren uit vele tijdperken afkomstig en gaven vaak tegenstrijdige adviezen. Af en toe wist een ervan het denken van zijn gastheer te beheersen. Het was vernederend om je greep op een Aspect te verliezen.

In Joslins lange kaak bolden spieren. 'Ik praat voor mezelf, niet voor stoffig Aspect,' beet ze hem toe.

'Dan moet je zo mogelijk gevechten vermijden.' Killeen hield zijn stem droog en vriendelijk. Ze zei scherp: 'Dit ook?'

Ze had de wenk dus begrepen maar wilde het nog steeds openlijk uitvechten. Prima. 'Nu je 't 'r toch over hebt...'

'Sommigen van ons vinden dat Familie-eer eist... '

'Eer is eerste dat op slagveld sneuvelt,' zei Killeen droog. Hij had er direct spijt van dat hij haar had onderbroken, want Joslins ogen vernauwden zich boos. 'We moeten mechplex te grazen nemen voordat 't ons aanvalt.'

'Wij willen een wereld, geen blikken doos in ruimte,' zei Killeen soepel. Hij wist dat hij zou winnen als hij haar haar kalmte liet verliezen. 'Met dat in handen beheersen we wat naar oppervlak komt!' zei ze opgewonden.

'En waarschuwen 't oppervlak voordat de Argo kan landen,' zei hij. 'Nou, Fannie zou nooit... '

'Luitenant Joslin, hou op met dat Fannie-gedoe. Nu ben Ik kaptein.' Ze keek geschrokken. Hij had altijd gevonden dat ze op haar best was bij de uitvoering van een geplande tactiek. Op het moment van snel voetenwerk en wijziging van aanval begon ze te knoeien. 'Eh... jawel, kaptein, maar... '

'En ik zeg dat we recht omlaag gaan. Begrepen? We slaan station over.'

'Domme, station geeft ons... '

—Kaptein!—

Die roep kwam niet uit de kring maar van Killeens eigen riem. Hij schrok van de metalige stem die vanaf zijn middel tegen hem praatte: Sjibo. 'Jazeg,' antwoordde hij. Onmiddellijk verloor hij zijn belangstelling voor Joslin. Sjibo riep hem maar zelden via de scheepscomm op. Als ze dat wèl deed, was er iets belangrijks.

—Paneel- begon Sjibo, maar Killeen zette de knop om. Hij stond nooit toe dat bemanningsleden mededelingen van officieren afluisterden, tenzij hij doelbewust iets wilde laten uitlekken.

Hij stond op, knikte kortaf naar Joslin en begon door de spiraal naar de commandokoepel te lopen. Hij vond het niet prettig zijn twist met Joslin onafgemaakt te laten. Hij had haar de pas afgesneden, maar er zat nog steeds een kern van verzet in haar. En ook van ambitie. Toen hij door het luikgat kwam, stond Sjibo ongewoon bewegingloos na te denken. Ze had haar armen om zich heen geslagen en haar duimen staken in de ribben van haar glanzend zwarte exoskelet. Normaal zouden haar handen zich rusteloos over de panelen hebben bewogen om de energieën en microbreinen van de Argo aan het werk te zetten. 'Kaptein, heb probleem. Nooit eerder meemaakt.' Haar glanzende ogen en boze mond konden haar schrik niet verbergen. 'Iets met station?'

'Min of meer.' Haar exoskelet schoof als een doos van zwarte botten rond haar gebaar: deels schouderophalen, deels geïrriteerde verdringing. 'Paneel zit vast. Ik kan geen koers meer bepalen.'

'Waarom niet?'

'Opheffend commando.'

'Waar vandaan?'

'"Van wie" is misschien betere vraag.'

'Wesp?'

'Zou kunnen. Dwingt ons tot iets afwijkende koers van baan naar planeet.'

'Daar kun je niets tegen doen?'

'Nee.'

Als Sjibo haar nederlaag toegaf, wist hij zeker dat ze met het probleem had geworsteld zoveel ze kon. Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Waar gaan we heen?'

'Naar station. Tegen onze wil.'

8

Diepe, klagende bastonen klonken door de Argo als de liederen van grote, opgezwollen beesten.

Nu het schip vaart minderde, zoemde het stof buiten en schurkte tegen de bellen van de leefeones. Het leek of het dunne puin van het Galactisch Centrum, dat naar de omhulde ster voor hen uit spiraalde, de Argo als een groot, strakgespannen instrument bespeelde. Melodieën van rode bliksem dansten rond de glanzende boeg.

Killeen zag het station naderen. Hij stond met zijn rug naar de verzamelde bemanning door de voorste patrijspoort te turen. Hun koers was duidelijk te zien. De Argo daalde in een baan die parallel liep aan de grote ronde vlakte van het station en werd door ongeziene krachten op die rakelingse koers gehouden. Aan het roer van de Argo stond Sjibo machteloos.

Hij stond zichzelf een glimlach van zelfspot toe. Zijn trotse vertoon van besluitvaardigheid had tot niets gediend. Joslins heimelijke — en opstandige — opruiing van de bemanning en haar openlijke meningsverschil hadden hem kwaad gemaakt. Ze had de Familieomgeving misbruikt om zijn koersbeslissingen aan te vechten. Maar dat ze het verlangen naar actie had gestimuleerd, kwam hem nu ironisch genoeg goed uit. Hij moest de bemanning opjutten voor een aanval die weinig succes beloofde. Ze stonden tegenover onbekende tegenstanders op een mechtech-terrein waarvan ze nooit eerder iets vergelijkbaars gezien hadden. Hun door schade en schande geleerde Familietactieken hadden hier geen nut en waren misschien zelfs erger dan niets omdat ze heel goed het allerslechtste konden zijn dat ze konden doen.

Al toekijkend onthulde de zwellende schijf beneden steeds meer verwarde, zilverige details. Bij hun huidige snelheid — die op een of andere manier bij hun nadering door het station werd afgeremd — duurde het nog meer dan een uur voordat ze de centrale toren bereikten. Als dat inderdaad hun bestemming was, had hij tijd voor de list die hij van plan was. Zo niet, dan had hij een verrassingsploeg klaarstaan op een plek die de mechs waarschijnlijk niet verwachtten.

Killeen droeg zijn volledige ceremoniële tuniek van blauw en goud over zijn grijze overall en daaronder een riem vol gereedschap en wapens. Hij wilde geen tijd verliezen met omkleden als de gebeurtenissen de ceremonie onderbraken. Bij elke kleine sluis stonden gevechtsgroepen klaar om op bevel naar buiten te stormen. De rest van de bemanning was hier verzameld en diende als afleidingsmanoeuvre. Killeen kon op geen enkele manier weten of het station nu al afluisterapparaatjes op de romp had gezet, krachtig genoeg om gesprekken op te vangen. Maar hij moest die kans onder ogen zien en zo mogelijk tegen de vijand gebruiken. De fonkelende, volmaakt ronde schijf voor hen uit vulde de halve hemel. Fosforescerende golven spiraalden erheen — de dalen overlopend van zilver, de toppen bewegende randen van goud. Die gloed hing als een mist boven het eigenlijke metaal van de schijf. Aan de rand van de schijf kwamen bogen op die in willekeurige stroompjes spoelden en schuurden. Die chaos loste zich op een of andere manier op in duidelijk onderscheidbare golven die bij elke ondulatie zwollen en groeiden en naar binnen dropen om zich bij een draaikolk te voegen die met majesteitelijke kalmte naar de hoge spits in het midden van de schijf draaide. Die gestoppelde centrale as zoog de naar binnen schietende en tegen de geribde voet beukende golven op in een glorieuze sproeiregen van kleurenspectra.

Boven en onder de schijf stak de met licht omgeven centrale toren vele kilometers ver naar buiten. Overal staken webantennes uit. De ene punt van de toren stak in een damp van vorkende, zwijgende en ivoorkleurige flux die tegen de achtergrond van een passerende stofwolk aanhoudend bleef branden. De andere eindigde in een glimmende knop. De golven leken de Argo in een lange, schulpende glijvlucht over de ronde vlakte omlaag te trekken. Schotten knetterden en het dek rimpelde met een trage, gespierde gratie als een dier dat uit zijn slaap wordt gewekt. Killeen vroeg zich angstig af hoeveel van dat soort spierbewegingen het schip kon verdragen.

Sjibo zei zó zacht tegen hem dat de verzamelde Familieleden achter hen het niet konden horen: 'Doodstil blijven?'

'Nog even. Lijkt wel of wat ons binnenhaalt geen andere voorzorgen neemt.'

'Misschien denkt 't dat we mechschip zijn.'

'Ik hoop 't.' Killeen zag de lichtgevende ontladingen zich krommen en op de vlakte daar voorbij samenvloeien. Hij had het gevoel dat hij over een immense zee schaatste en moest aan de tijd denken die hij op een soortgelijke plek had doorgebracht — de digitale binnenwereld van de Wesp, een grote, grijze oceaan van de geest. 'En nu?' hield ze aan. 'We zaggen tegen hun zig.'

Hij draaide zich om toen hij merkte dat het in de hele ruimte doodstil was geworden. De luitenants Cermo en Joslin hadden de Familieleden strak in het gelid in de houding gezet.

Dit was de sfeer die hij wilde en zorgvuldig had gepland. Hier, overwoog hij, stonden alle mensen die hij waarschijnlijk ooit zou kennen. Hun dichtstbijzijnde broeders bevonden zich op Sneeuwvlek onpeilbaar ver achter hen. Voor zover hij kon nagaan, kon dit kleine groepje best de enige flard van hun ras zijn die nog leefde. 

'Papa? Eh... kaptein?'

Hij draaide zich geschrokken om en zag Tobie bij zijn elleboog staan. 'Je staat niet op je plaats, adelborst,' zei hij streng.

'Ja, maar ik moet dit domde ding dragen, en dat komt door jóu.' Tobie draaide ongemakkelijk zijn hals tegen de kap die dicht tegen zijn helmring rond zijn schouders hing.

'Jij neemt de opgedragen uitrusting mee in de strijd,' zei Killeen stijf. 'Maar is hinderlijk!'

'Het geeft ons een goed zicht op alles wat er rond en voor je uit gebeurt. Iemand moet het oog meenemen om het terrein te overzien.' Killeen gebruikte de lidwoorden de en het, die in het gewone taalgebruik van de Familie niet voorkwamen, om afstand te scheppen en de kapteinswaardigheid te handhaven.

Maar bij Tobie werkte dat niet. 'Jij hebt me d'rmee opzadeld, hè?'

'Luitenant Cermo kiest uitrusting.' 

Tobie snoof. 'Die weet precies wat jij wil.'

'Cermo wijst taken toe en kiest de bekwaamste,' zei Killeen strak. 'Ik zie met trots dat hij mijn zoon tot zo'n belangrijke taak in staat acht.'

'Papa, ik ben traag doelwit met dit ding rondkruipend daar. Dan moet ik terugvallen naar tweede gevechtslinie.'

'Nou en of. Ik wil blikken vanuit tweede linie, niet vanuit eerste.'

'Da's niet eerlijk. Ik wil... '

'En nu op je plaats, anders zet je geen laars buiten,' zei Killeen scherp. Tobie opende zijn mond en wilde protesteren, maar de kaptein beet hem toe: 'Nú!'

Tobie haalde uitvoerig de schouders op en marcheerde stijf terug naar zijn plaats in het derde rot van links. Hij stond naast Besen, de donker-ogige jonge vrouw. Killeen zag hen de laatste tijd vaak samen. Natuurlijk zaten ze in hetzelfde rot, maar dat verhulde waarschijnlijk meer dan het verklaarde.

Killeen hoopte dat de Familie hen niet had afgeluisterd en gedacht had dat ze alleen maar wat grappen hadden staan maken. Maar omdat hij zijn emoties jegens zijn zoon nooit kon verbergen, betwijfelde hij dat eigenlijk. Bijna ter bevestiging daarvan trok Besen een wenkbrauw in Tobies richting op. Killeen besefte dat voor iedereen in de grote ruimte overduidelijk was wat er tussen hem en Tobie gebeurd was. Hij bedwong een geïrriteerde grijns en knikte kort naar Cermo. De inspectie begon. Killeen liep de gelederen langs. Zijn luitenants Cermo, Joslin en Sjibo liepen één pas achter hem. Hij keek elk bemanningslid aandachtig aan. Gezichten die hij goed kende, gezichten die dank zij rust en goed voedsel gezonder waren geworden. Maar ook gezichten met genoeg tijd om te zien dat de traditionele Familietrouw en -organisatie niet pasten bij het leiden van een echt ruimteschip. Gezichten die ongetwijfeld half-doordachte plannen koesterden om een beter leven te krijgen door de Familie- en scheepsdiscipline naar hun hand te zetten. Nu de druk van dodelijke noodzaak weg was, groeiden de spruiten van individuele ambities in vruchtbare grond. Zouden ze na zoveel traagheid het gevecht aankunnen? Een hele reeks kleine indrukken verzamelde zich in Killeens hoofd. Die zou hij later, tijdens zijn eenzame wandelingen over de romp, wel verwerken tot het ruwe en instinctieve materiaal om de doelmatigheid van het schip te bevorderen — als ze tenminste ooit opnieuw in de Argo vlogen. Maar het ritueel was op zichzelf al de moeite waard.

Tijdens de reis was de Familie met tweeëndertig pasgeborenen uitgebreid. Moeders verzorgden hun kleintjes achter in de gewelfde bijeenkomsthal. Killeen vroeg zich af of die kinderen ooit trots en vrij over de wereld ver beneden hen zouden lopen. Of over welke wereld dan ook. Het was tijd. Maar voordat ze in actie kwamen, moest hij hen herinneren aan wie ze waren. Hij begon de oeroude Familierites voor te lezen. Die oude tekst had zijn Ling-Aspect hem verschaft. De aan de planeet gebonden Citadels van Sneeuwvlek hadden de rites van de ruimtevaart verwaarloosd. Maar hier pasten ze volmaakt.

Het waren duistere en strenge gedragsvoorschriften, vol plichten en tradities en doorspekt met onheilspellende waarschuwingen over de straf die een overtredend Familielid te wachten stond.

Veel mysterieuze passages zeiden Killeen helemaal niets. Een daarvan las hij voor zonder toe te staan dat zijn gezicht ook maar de lichtste frons van onbegrip toonde. 'Geen Familielid zal bij een geboorte met kunstmatige middelen meer dan twee scheidbare genetische indexen tegenhechten of polyintegreren. De straf daarvoor is uitzetting van beide ouders en het kind voor de levensduur van het verwekte kind.' Wat betekende in hemelsnaam polyintegreren?. En hoe kon iemand knoeien met de eigenschappen van zijn of haar toekomstige kinderen? Natuurlijk had Killeen geruchten over dat soort oude vaardigheden gehoord. Die lagen begraven in de mist van de menselijke oorsprong in de Grote Tijden. Deze passage bewees indirect hoe oud de oorsprong van de Families was — en dat was, naar hij aannam, geruststellend. De weg van de mensheid was al lang geleden bepaald, en hun tegenstand tegen de mechs was een waarheid die van onheuglijke tijden dateerde. Iets in die dreunende passages, volgeladen met juridisch jargon en tech-termen, hield hun aandacht gevangen. De Familie stond stijf en met strakke gezichten te luisteren. Toen Killeen aan de lange, rollende zinnen begon over de verwoestingen door de mechs en de dappere inspanningen die van elk Familielid werden verwacht om ze tegen te houden, ontstond beroering. Loren, een jongen op de voorste rij, had ogen die wel zo groot leken als zijn gezicht. Daarin welden tranen op en die druppelden omlaag zonder dat de jongen het zelf merkte. Hij staarde in de verte en droomde misschien van klassieke gevechten en dappere overwinningen die hij behaalde.

In een plotselinge opwelling van bitterheid vroeg Killeen zich af of die oude, verheven gevoelens Loren voldoende bewapenden tegen de mechs. Hij had al meer dan één jongen in rode pulp zien veranderen — of erger nog: zijn geest uit zijn lichaam zien zuigen waarna de ooit levendige ogen uitdrukkingsloos en leeg werden.

Ondanks die plotselinge golf van emotie miste hij niet één lettergreep van zijn voordracht. Hij maakte de hele voordracht af op de strenge, morele toon die passend en doeltreffend was, hoewel in zijn geest twijfels woedden en sputterden. En ten slotte een extra snufje.

'Ter bevordering van al deze hoge doeleinden zal ik een nieuwe naam verlenen. De traditie geeft de kaptein het recht een naam te geven aan een nieuw ontdekt sterrenstelsel. Dit recht heb ik al eerder gebruikt. De schitterende kans voor ons uit heet Abrahams Ster.'

Ze juichten. Abraham was nog steeds legendarisch.

'Aan de bemanning van een schip valt het oude, eerbiedwaardige recht toe een ontdekte wereld te benoemen. De raad heeft een naam gekozen die heilig is en straalt: Nieuw-Loper.'

Nu was hij klaar, en overeenkomstig de traditie riep de Familie: 'Jazeg! Jazeg! Jazeg!' Een rauwe symfonie van gejoel en geroep brak los. Bij de gedachte aan het gevecht dat hun te wachten stond, gaven sommigen zich aan grove obsceniteiten over. Enkele daarvan waren naïef maar onmogelijk en beschreven handelingen en onwaarschijnlijke seksuele hartstochten tussen mechs van verbazingwekkende afmetingen. Killeen deed een stap naar achteren en keek koel en afstandelijk naar het doelbewuste effect van zijn woorden. Mensen konden niet zonder extra adrenaline of voortgedreven door hormonen ten strijde trekken. Mechs zetten gewoon een schakelaar om, maar mensen riskeerden hun leven en dat deden ze alleen met een extra krachtige pep in hun aderen. Killeen besefte inmiddels dat hij het kapteinschap de laatste jaren als een chaos van eindeloze details was gaan beschouwen. Een goede schipper beheerste de talloze kleine maar belangrijke details van het leefzonebeheer: de drukbeheersing en het stroomschema, de servo's en de machines. Alleen dank zij de herinneringen van de Aspecten hadden hij en zijn bemanning de orkaan van kleine geheimen doorstaan die hun in de aller-ongastvrijste omgeving de overleving gunden.

Maar nu voelde hij zich terugkeren naar een oudere, oorspronkelijke betekenis van het kapteinschap. Stoutmoedig initiatief, doorschoten met nuchtere berekening. List en snelheid. Zowel morele als lichamelijke moed. Een tactvolle omgang met de Familie, die in scheepstermen ondergeschikten waren maar in het echte leven de dierbaarste mensen die hij ooit zou kennen.

Dat waren de doorslaggevende kwaliteiten. Hij kon alleen maar hopen dat hij een paar daarvan bezat. Van hem hing heel veel af, en zijn enige leidraad waren de herinneringen aan Fannie en Abraham — wiens door een vaderlijke grijns gespleten, verweerde gezicht nu voor zijn geestesoog zwom.

Zijn persoonlijke zintuigennet weergalmde van de speldeprikken. Op dit moment was de timing doorslaggevend. Hij wilde de afluisterapparaatjes van de mechs — als die er waren — menselijke opwinding en ceremonies laten registreren, zodat hun volgende stap een verrassing zou zijn. 'Kaptein!' riep Cermo.

Terwijl de Familie in kwetterende groepjes uiteenging, wendde Killeen zich tot Cermo en zag vanuit zijn ooghoek iets bewegen op de enorme perspectieven buiten.

Ze vlogen snel en zonder aarzelen naar de centrale as. In de complexiteit van de schijfvloer beneden doken nieuwe energieën op. Net alsof de activiteit waarvan hij een blik opving, plaatshad onder een woelige oceaan en hij alleen maar een glimp van iets veel groters beneden de golven kon

zien. Langwerpige vormen schoten snel tussen dikke peulen door. Machines wervelden op rails, hoekige vormen bewogen zich als scholen wegschietende vissen — en toch gaf alles de indruk van ordelijke arbeid die onder optorenende banden van lichtgloed werd verricht. Bastonen rolden over het dek. Metaal rinkelde. Iets probeerde houvast te krijgen op de opperhuid van de Argo. Killeen schakelde over op de frequentie van zijn afgeschermde comm en fluisterde de code: 'Hoyea! Hoyea!'

Hij schakelde het uitzicht vanuit Sjibo's commandokoepel in. Dat verscheen in zijn linkeroog en gunde een blik op de romp vanuit de bellen van de leefzone. Tegen de achtergrond van de verbrande en bekraste romp leken die vochtige, dunne zwellingen op wilde, abnormale groeisels. Uit kleine spleten in de iriserende bellen kwamen gedaanten geschoten. Ze vlogen door de kolkende golven van elektrogloed naar de beschermende groeven in de schijf.

Killeen knipperde tweemaal met zijn ogen en had nu uitzicht op het voorschip. Ergens vandaan waren lange, buisvormige mechs opgedoken, die zich nu snel naar de luchtsluizen van de Argo bewogen. Hij knikte in zichzelf en had alleen oog voor de zich samentrekkende vormen die hen tegemoet vlogen.

Prima timing. Over een paar seconden zouden ze de sluizen bereiken — ongetwijfeld door het mechbrein gestuurd om gebruik te maken van de kortstondige menselijke rituelen.

De mechs in dit station wisten dus iets over mensen — in ieder geval genoeg om hen als vijanden te herkennen. Dat kon nuttig zijn. Killeen had van de Wesp iets opgestoken over de verwrongen denkwijzen waarmee de mechs naar mensen keken. De mechwijzen waren nu wat begrijpelijker, zij het niet minder afschuwelijk.

De mechs in dit station volgden waarschijnlijk de bevelen op die de Wesp had gestuurd voordat de Argo van Sneeuwvlek opsteeg. Welke bedoeling de Wesp ook had gehad toen hij de Argo hierheen stuurde, over één punt was de hele Familie het eens: ze zouden elke structuur vernietigen die hen probeerde te beheersen. De kleine mechs aan boord hadden ze direct na het opstijgen verpletterd. Bij het minste teken van bemoeizucht zouden ze het station aanvallen. Delen van het plan van de Wesp waren misschien goedaardig, maar de meeste waren dat zeker niet. Killeen stond te midden van de wegstervende pret van de Familie, maar zag en hoorde alleen het stille drama aan de andere kant van de romp. 'Op scherp!' fluisterde hij over de comm. Rinkelende klikken antwoordden.

Slanke, spiralende vormen naderden nu de hoofd- en bijsluizen van de Argo. Killeen wachtte tot de eerste contact maakte. Die wriggelde en

vormde een lus rond de sluisdeur. Killeen zag kleine boorkoppen naar buiten komen en in de romp van de Argo bijten. De andere hadden hun sluizen bereikt, hingen stil...

'Vuur!' Naast elke sluis ontploften de daar aangebrachte mijnen. Allemaal veroorzaakten ze een dikke, met blauw doorschoten rookwolk die de mechlichamen in stukken scheurde.

Killeen stond zich een glimlach toe. De eerste klap was raak geweest, maar van nu af aan kwamen bij elke nieuwe wending van de gebeurtenissen levens in gevaar. Hij besefte dat alle, hier verzamelde Familieleden hem zwijgend en nadenkend aankeken. Hij knipperde met zijn ogen en verdreef het uitzicht op buiten. Bij zijn elleboog stond Cermo hijgend te ademen, doordrongen van het vreemd pulserende genot om na zo lange tijd weer midden in een gevecht te staan. 'Posten!' riep hij. 'Vorm de ster!'

9

Het stille en luchtloze metalen landschap rees tegen de verre, zwart gevlekte achtergrond op als een glanzende belofte van volmaakte orde. Killeen stond er nadenkend naar te kijken. Vermakelijk genoeg was het zijn taak die gladde, geometrische zekerheid te verbrijzelen en een levende chaos te scheppen.

Hij stond in de commandokoepel met Sjibo naast zich. Dit was voor het eerst dat hij een ingewikkelde Familie-actie had geleid zonder er zelf aan deel te nemen. De Loper-Familie had een lange traditie van kapteins die vochten, hun leven waagden en naast hun mede-Familieleden sneuvelden. Maar dat was onmogelijk geworden. Voor het eerst sinds lange eeuwen opereerden ze vanuit een echt schip. Alleen van hieruit kon hij alle kleine ploegen controleren die op zoek naar het hoofdbrein over de toren uitzwermden.

Hét verschuivende tafereel op het hoofdscherm kwam rechtstreeks van de allesscanner op Tobies rug. Killeens ogen vernauwden bij elke nieuwe flikkering van beweging op de schijfvlakte en liet zijn eigen reflexen op de beelden reageren. Zijn handen verstrakten, ontspanden en verstrakten weer.

Sjibo keek Killeen listig aan. 'Jij zei tegen Cermo om Tobie kiezen?'

'Nee zeg.'

'Echt?' Ze leek verbaasd.

'Cermo zal 'm wel kozen hebben omdat-ie snel is. 'Tuurlijk: sommigen zullen wel denken: lievelingetje. Maar als ik bevel herriep en ingreep voor Tobie... '

'Ik snap 't.'

"t Is 'n ruil. Scanner maakt 'm trager en makkelijker te raken. Maar... '

'Geeft jou de kans 'm te waarschuwen als-ie wat mist.'

Geïrriteerd vertrok hij zijn mond. 'Nee zeg! Ik wou zeggen: dan komt-ie in tweede gevechtslinie!'

'En da's veiliger.'

"Tuurlijk.'

Hij draaide zich om en zag Sjibo's droge, zwijgende glimlach. Hij stond op het punt op zijn strepen te gaan staan, maar dwong zich toen uit zijn kapteinsrol en merkte dat hij zijn onwillig-vermaakte 'um-hmm' liet horen. Ze begreep hem volmaakt, en als ze alleen waren, stond ze niet toe dat hij helemaal in zijn kapteinsrol opging. Hij wilde haar net kussen -wat hij makkelijker vond dan praten — toen het scherm boven hem verschoof.

Tobie liep met snelle passen over de schijfvlakte, maar had moeite om houvast voor zijn laarzen te vinden. Hij bevond zich in een van die ontelbare, van boven open 'straten' die om onnaspeurbare redenen kriskras over de schijf liepen. Recht boven hem en hoger dan het oog omvatten kon, doemde de toren op.

Wat Killeens aandacht had getrokken, was Tobies lange sprong uit de 'straat' die hem tot dusver had beschermd. Hij klom naar de kant van de toren, bevestigde zijn magnetische koppelstuk en werd met een schril gekletter naar de genopte torenmuur getrokken.

Twee andere gedaanten in ruimtepak voegden zich bij hem. Met hoge stappen van hun laarzen renden ze de muur over. Aan de horizon van de torenbocht ging een diklippige spleet open. De drie lieten zich erin vallen. Een van hen was Besen, zag Killeen. Te midden van de gele zonnegloed waren haar witte tanden het enige zichtbare herkenningspunt in haar helm.

Een sissende knal echode. Iets spuwde vanuit een zijgang stoten microgolven op hen af. Mechs van lage rang dachten altijd dat ze met mech-wapens konden doden en beseften nooit dat organische levensvormen hun elektromagnetische spectrum konden afsluiten en desondanks blijven functioneren.

Killeen was blij dat hij — op de verbinding via Tobies allesscanner na -hun ingebouwde ontvangers had laten afkoppelen voordat hij hen naar binnen stuurde. Tobie en Besen vlogen de dikke mechs achterna en schoten in allemaal een keurig gat.

De groep zigzagde diep de toren in. Ze werkten zonder te praten en gaven de mechs dus geen elektromagnetisch aanknopingspunt. Vanuit een

smalle tunnel wenkte een harde gele gloed en Tobie stortte er zich zonder aarzelen in.

Killeen kromp ineen en de groeven van zijn gezicht werden dieper, maar hij zei niets. Even wijdde hij zijn aandacht aan het nagaan van de andere ploegen en liet hen manoeuvres uitvoeren.

De aanval verliep voortreffelijk. De ploegen waaierden uit en ontweken en sloegen dan met beweeglijk elan toe. Nu hun eerste plan mislukt was, bleken de mechs onhandig en ongecoördineerd. Waarschijnlijk waren ze van plan geweest de Argo met groot vertoon van macht te vernederen. Dit waren bewakers, geen vechters.

Maar wel goed georganiseerd. Ik raadje aan voorzichtig te zijn naarmate, de linie dieper de toren in gaat. Een langzame verdediging kan ondanks alles de snelle, onbesuisde aanvaller in een val laten lopen.

Die opmerking van zijn Ling-Aspect hielp Killeen herinneren dat de ploegen op de flanken bevel moesten krijgen tot een aanval op alle commlij-nen die ze tegenkwamen. Ze reageerden snel en sneden verscheidene opvallende verbindingen door. Killeen maakte zich zorgen over de minder opvallende. Zijn Ling-Aspect zag zijn kans schoon en deed er nog een schepje bovenop.

Ik heb gemerkt dat je geneigd bent veel te korte en afgebeten bevelen te geven. Vergeet niet dat de grote generaals van vroeger het hoofd koel hielden en niet toestonden dat de wanorde van de strijd de helderheid van hun bevelen aantastte. Een voorbeeld. Een legergeneraal van heel vroeger genaamd IJzeren Wellington leidde ooit een grote veldslag die Waterloo heette. Hij zag dat een brand de linie van zijn troepen dreigde te verbreken en stuurde een briefje waarin stond: 'Ik zie dat het vuur van de hooiberg is overgesprongen naar het dak van het chateau. Bezet de verwoeste muren in de tuin zodra ze zijn ingestort, vooral als zich de mogelijkheid voordoet dat de vijand door de gloeiende as het huis binnendringt.' Goed geformuleerd, nauwkeurig — en dat allemaal geschreven te paard, onder vijandelijk vuur en te midden van een laaiende militaire crisis. Daarnaar moetje streven.

Killeen trok een vies gezicht, en nu stak ook zijn Arthur-Aspect zijn neus erin:

Onwilleurig valt me op dat die boodschap zowel een Frans woord als een bijzin in een bijzin bevat — zelfs in ontspannen toestand een opmerkelijk staaltje.

Arthur was een wetenschapper en bliksemsnelle rekenaar uit het tijdperk van de Late Arcologie. Hij was nauwkeurig, nuffig en van onschatbare waarde. Killeen duwde beide Aspecten weg. Hij zag Tobies groep op hun gemak een enorme kom met glanzende panelen in komen. Killeen herkende hem van Aspect-plaatjes die hij jaren geleden had gezien: een ouderwetse valstrik met een kruisvuur van lasers. 'Weg!' zond Killeen over een strakstraalkanaal.

Tobie hoorde hem en schoot naar links. De versnelling verwrong de perspectieven tot een platte veeg.

Het scherm toonde gedraaide leidingen, bleekoranje platen met inscripties en dradenlabyrinten. Lichtflitsen jankten om hen heen en rico-cheerden van gebogen metalen oppervlakken. Goudbruine overbelastingen kromden zich langs de zijgangen voor hen uit.

'Mijnen,' zond Killeen. 'Verzegelen.'

Hoewel het snel bewegende beeld zich door een brede tunnel bleef storten, hoorde Killeen de zachte snik van Tobies pak waarin alle mogelijke stroomlekken werden afgesloten. Overal om hen heen loerden voltages op mensen die vanbinnen zo teer gebouwd waren dat ze nauwelijks een onafgeschermde Volt en Amp tegelijk konden verdragen. Killeen controleerde diverse andere ploegen die de toren waren binnengedrongen. Zij stuitten op dezelfde onhandige verdedigingen. De kronkelende labyrinten van dicht opeengepakte schakelingen maakten het moeilijk te ontdekken waar zich het hoofdbrein bevond. Niemand van de Familie had zo'n plek ooit eerder gezien. Hun ervaring kon geen leidraad zijn.

Nog vreemder was dat sommige gangen kennelijk beschadigd waren. Hier had al eerder een gevecht gewoed. En de scheuren leken zelfs recent. Zijn Ling-Aspect zei:

Misschien verklaart dat de rudimentaire tegenstand die we ontmoeten.

'Hoezo?'

Als iemand anders dit station heeft overgenomen, hebben ze misschien alleen een symbolische bezettingsmacht achtergelaten.

'Rivaalmechs?' Killeen wist dat de concurrentie tussen de mechsteden soms doldraaide en op onderlinge gevechten uidiep. Was het ontvangstcomité van de mechs soms afgemaakt?

Misschien. Hopelijk ontdekken we meer bij het hoofdbrein.

Op een driedimensionale projectie van de toren zag Killeen de ploegen oprukken. Op grond van hun verslagen voerde Sjibo nieuwe informatie in. In de projectie van de toren werden de grote lege plekken snel opgevuld met blokken details.

Killeen meende in de kronkelende tunnels een patroon te ontdekken. De vele gangen en schachten van de toren kwamen niet in het midden van de schijfvlakte bijeen, maar hoog daarboven in het noordelijk deel van de toren.

Hij zond bevelen naar de ploegen om die kant op te gaan. Daarna richtte hij zijn aandacht weer op de gegevens uit Tobies scanner. Daar kwamen de volledigste overzichten vandaan; de systemen van de Argo brachten die onmiddellijk over op de driedimensionale kaart van het station. Tobie rende door een zeshoekige gang en Besen vloog voor hem uit. In de 0G bewogen ze zich allebei handig en manoeuvreerden met een ervaring die ze bij de dagelijkse oefeningen op de Argo hadden opgedaan. Voor hen uit bevond zich een andere ploeg, die als eerste het knooppunt had bereikt. Ze bevestigden invoerdraden aan een enorme blinde kubus. 

—Hoofdbrein,- klonk het over de comm. 

'Zo te zien.'

—Bedraden 'm en blazen 'm op, kaptein.— 

'Jazeg.'

Tobie landde met bonkende laarzen op de ontoegankelijke kubus. Killeen zag hen draden aanbrengen en met snel stansende lasers gaten boren.

Zonder poging tot heimelijkheid kwamen onhandige mechs aanlopen. Ze kwamen in robijnrode lichtuitbarstingen om. Killeen fronste zijn wenkbrauwen. De mechs leken ongewoon langzaam en stompzinnig. Waren ze gewoon niet aan menselijke tegenstanders gewend? Ergens bewoog iets. De meters wezen een verhoogde straling aan... zelfs een langzame verdediging kan ondanks alles de snelle, onbesuisde aanvaller in een val laten lopen...

'Wèg! Nú!' zond hij naar Tobie. Het bevel werd aan de anderen overgebracht, die haastig ophielden met mijnen leggen. 

'Laat extra ladingen achter!' riep Killeen. 

—Maar staan op scherp,— zond Tobie. —Ik moet— 

'Nog beter. Wèg!'

Aan het andere einde van de schacht dook iets op, iets groots dat zich snel bewoog, maar dank zij Killeens waarschuwing waren de ploegen al uit de buurt. De naderende gedaante had geen goede schiethoek. De twee ploegen renden een uitgangstunnel in. 

'Blaas extra ladingen op,' beval Killeen.

—Maar die drijven alleen,— antwoordde Tobie. —Doen geen schade aan hoofdbrein.—

'Nú!'

Als antwoord dreunde een ratelende klap door het elektromagnetisch spectrum. Door het lawaai heen daalde een vreemde jammerklacht af. Killeen fronste. Die wegstervende gil leek de roep van een stervend dier. Mechs gaven nooit zo'n geluid.

Het grote ding was kennelijk in de val gelopen toen het het hoofdbrein passeerde. Killeen nam aan dat dit hier de beheersende aanwezigheid was. Puur geluk dat de ploegen ontsnapt waren. Maar er loerden nog gevaren genoeg.

De beelden van Tobies scanner lieten zien hoe ze een tunnel inrenden die recht bij het hoofdbrein vandaan leidde.

'Nee,' zond Killeen. 'Neem er een met bochten. Op snelle routes liggen vast hinderlagen. En bochten houden ontploffingen tegen.' In een lange, griezelige stilte zag hij de seconden wegtikken. Tobie rende zo hard als bij o g mogelijk was, en het scherm vloog, zwierde en zwaaide met hem mee. De manier waarop de jongen met zijn armen zwaaide en zijn voeten in positie kreeg om te kunnen landen en zich direct weer af te zetten, was volmaakt getimed. Daarbij schoten tollende schijnwerpers over de waanzinnige stroom mechtech die uit het donker aan kwam stromen en even snel weer verdween.

Eindelijk bereikten ze een lange tunnel. In de verre cirkel aan het andere einde was sterrelicht te zien. Tobie versnelde plotseling en vloog er met een rukkerig scherm heen.

'Hoofdbrein is dood,' zei Killeen. 'Toen-ie plofte, kwam er dot elektro-mag uit.'

—Mooi,— riep Besen spontaan.

Killeen verstrakte. Tobie tuimelde geluidloos door het gapende duister. In zijn buurt tastten flikkerend-blauwe spookarmen naar iets om te verschroeien. Killeen wist dat er ook andere aanwezigheden waren die In-ductanties en Resistoren en Capaciteiten heetten en in deze elektrody-namische gangen een geheimzinnige maar misschien dodelijke rol speelden. Hij had geleerd ze te gebruiken, maar hun diepste wezen onttrok zich aan de praktische programma's die hij bestudeerd had. Tobie veranderde van koers. Drie ploegen volgden hem in een snelle spurt naar de opening.

Daarna vertoonde het scherm alleen wervelende sterren en het scherpe geelwit van de schijfvlakte.

Tobie draaide zich om en keek achter zich. Uit de opening van de toren dreef een verschrompelde gedaante in een glimmend pak op de nog steeds dansende straling die de hoofdgroep al bijna bereikt had. Killeen zag het beeld op het zwevende lichaam inzoomen. Hij herkende het ruginsigne van Waugh, een vrouw die vroeger bij de Paard-Familie zat maar nu Loper was. De gedaante bewoog zich niet maar wentelde statig, plechtig en gevoelloos als een ronddraaiende planeet. Tobie ging er voorzichtig heen. In de helm was schaduw.

Toen viel Killeens blik op een donker vlekje op Waughs laars, een zwakke plek: misschien veroorzaakt door een schampschot tijdens de aanval. Het was een klein gaatje en nauwelijks diep genoeg om het vacuüm van het pak te verbreken. Maar het had een voltage doorgelaten en was door een glanzende halo omgeven. Killeen zag dat Waughs helm iets opgezet en gezwollen was en begreep toen waarom hij er niet in kon kijken. Koolzwart maakte de gezichtsplaat ondoorzichtig. Hij was dankbaar voor dat kleine feit, want daardoor kon hij niet de binnenkant zien, waar Waughs hoofd was ontploft.

IO

De herinnering kwam bij Killeen terug toen hij aan de vieringsmaaltijd zat. Waugh was een goed bemanningslid geweest, maar hij had haar niet goed gekend. Ze had de prijs voor zijn beslissingen betaald, en nooit zou hij weten of de kosten op een andere manier lager geweest zouden zijn.

Gelukkig zijn haar genetisch materiaal en haar eitjes dank zij Argo-chirurgie bewaard gebleven. We moeten maatregelen nemen om te zorgen dat de hele Familie bijdraagt aan de genetische diversiteit van toekomstige generaties. Ik raad je aan...

'Hou je kop!' mompelde Killeen. Zijn Arthur-Aspect had geen enkel gevoel voor tijd of plaats of fatsoen, en Killeen was niet in de stemming voor koel-analytische opvattingen. Hij keek op van zijn portie hartige aubergines en zag dat niemand zijn uitroep had opgemerkt of onbeleefd genoeg was dat te tonen. Het negeren van uiterlijke blijken van Aspect-gesprekken werd tegenwoordig een kwestie van goede manieren gevonden. Het zachte leven in de Argo maakte de Familie in ieder geval beschaafder.

Onwillekeurig liet hij de veldslag weer aan zijn geestesoog voorbijtrekken, een gewoonte die hij in de jaren van vlucht op Sneeuwvlek had opgedaan. Steeds als iemand bij een aanval werd gewond of gedood, hield de Familie een Getuigenis, en ditmaal betrof dat Waugh en Leveerbrok, allebei gedood door elektrische wapens. In het Getuigenis uitte de Familie zijn rouw, maar daarna gingen ze in kleinere families met gasten uiteen voor een maaltijd waarbij ze de doden achter zich lieten en gedempte pret maakten over de overwinning. Killeen had er al vele meegemaakt, maar de meeste vierden niets anders dan de zoveelste ontsnapping aan een hinderlaag of achtervolging van mechs. Het was prettig om deze maaltijd bij te wonen als kaptein die net van zijn slagveld kwam -een felle actie, een snelle overwinning.

'Hoop alleen dat volgende keer iemand anders scanner krijgt opzadeld,' zei Tobie, die een geurige stoofpot van courgettes doorgaf. Killeen stond zich een vage glimlach toe. 'Cermo beslist over kleine indelingen,' zei hij kortaf.

'Ach, schiet op, papa,' zei Tobie. 'Je zit te frappen.'

'Wat doe ik?'

'Frappen,' legde Besen goed articulerend uit, 'betekent 'm drukken.'

'Nieuw taaltje van Jong-Turken?' vroeg Sjibo.

Tobie en Besen keken niet-begrijpend, maar hun tweede jonge gast, adelborst Loren, zei opgewekt: 'Weet ik veel, we hebben gewoon eigen manier om over dingen te praten.'

'Turken?' hield Tobie aan.

'Oude uitdrukking,' zei Sjibo. 'Turken waren oude Familie die opwindend leefde.'

Dat was nieuw voor Killeen, want ook hij had die term nooit eerder gehoord, maar dat liet hij niet blijken. Als die Turken een Familie waren geweest, bedacht hij, was dat ongetwijfeld lang voordat de mensen op Sneeuwvlek kwamen. Misschien hadden ze de Luchters bewoond of kwamen ze zelfs van de oude Aarde. Sjibo had de jaren van hun reis goed benut, had vaak met haar Aspecten gecommuniceerd en veel geleerd. Aspecten en zelfs de mindere Gezichten gaven niet alleen techhulp, maar kletsten ook over eigen verleden en verloren tradities. 'Jazeg,' zei Killeen, 'Turken vochten fel en renden hard.' Hij zag dat Sji-bo hem sceptisch aankeek, maar praatte door. 'Maar ze hebben nooit betere dag kend dan waar jullie voor zorgd hebben.'

'Jazeg, we bliezen ze op,' zei Loren met glinsterende ogen. 

'Hebben ze afmaakt,' zei Tobie instemmend.

Besen knikte. 'En was ook nieuw soort mechs.'

'Dat heb je dus merkt,' zei Sjibo goedkeurend, terwijl ze een schaal scheepsbeschuit met mosterd doorgaf.

Tobie keek beledigd. "Tuurlijk. Denk je dat we niks meer weten, geen verschil zien tussen nawie en Snuit?'

Besen zei vriendelijk: 'Dat waren Sneeuwvlekmechs. Waarom zouden ze hier zelfde mechs hebben?'

Tobie antwoordde: 'Mechs zitten overal. Daarom.'

Loren was langer dan Tobie maar magerder, en dat gaf de steile vlakken

van zijn gezicht iets van aandachtige zorg. 'Wie zegt?'

Tobie snoof. 'Traditie. In heel Galactisch Centrum zijn mechs.'

'Maar misschien aanpast aan elke ster,' zei Loren niet onlogisch.

Daar had Tobie geen antwoord op, maar Besen tuitte haar lippen en

merkte op: "Tuurlijk kunnen mechs zich sneller aanpassen aan planeet.

Voor leven is dat veel moeilijker.'

'Leven?' vroeg Tobie verontwaardigd. 'Wij ziggen en zaggen sneller dan mechs.'

'Nee,' zei Besen geduldig. 'Bedoel: écht aanpassen. Lichaam veranderen, zoiets.'

Killeen wierp heimelijk een goedkeurende blik naar Sjibo. Voor adelborsten wisten ze veel meer dan hij op die leeftijd. 'Hoe waren mechs hier?'

Tobie snoof. 'Langzaam als zonsondergang.'

Loren toonde meer doorzicht. 'Leken zonder organisatie. Konden geen formaties maken.'

'Volgens mij geen vechters,' zei Besen.

'Maar ze vochten toch,' zei Tobie. 'Jij moest bij zat flitsen wegduiken.' Killeen boog zich vragend naar voren. 'Besen, waarom denk jij dat 't geen vechters waren?'

Ze zweeg en besefte dat de kaptein hen hun eigen ideeën had laten spuien. Plotseling was ze verlegen. 'Eh... hadden grijpers, krikken, polyarmen. Gereedschap.'

'Probeerden ons te bakken,' merkte Tobie op.

Besen hield stand. 'Microgolfschijven waren vast commspullen, geen wapens.'

'En ding dan dat ons bij hoofdbrein bijna te grazen nam?', vervolgde Tobie.

Besen zweeg nadenkend. 'Weet ik niet.'

Killeen keek haar aandachtig aan. Het ding dat bij het hoofdbrein op de loer had gelegen, was uiteengevallen toen de trosbommen ontploften. De Familie had alleen betekenisloze fragmenten gevonden. Er hadden ook brokken vleesachtige materie gelegen, maar de mechs op Sneeuwvlek gebruikten vaak verbindingen die de zelfherstellende chemie van het leven imiteerden.

Besen vervolgde: 'Volgens mij puzzelen we antwoord pas uit als we mechs zien die dit station maakt hebben.'

'Ga weg, je verzint boemannen,' grinnikte Tobie.

'Ik weet best hoe mechs van nawie-klassen eruitzien,' zei Besen. 'Meer hebben we in station niet zien. De mech van hogere klasse was bij hoofdbrein.'

'Dat weet je niet,' zei Tobie. 'Hebben niet goed kunnen kijken.'

'Ligt voor hand.' Besen keek Tobie met dromerige genegenheid aan. 'Station was al beschadigd. Denk dat één groep mechs 't veroverd had op andere. We verrasten ze voordat ze hun verdediging weer hadden opbouwd, denk ik.'

Killeen zag Tobie met die gedachte worstelen. De jongen was slim maar liet zijn enthousiasme zijn denken vertroebelen — of vervangen. Tobie begon: 'Misschien was-ie leidingmech, maar wij waren sneller.'

'Hadden alleen geluk, meer niet,' zei Besen. 

'Geluk? Tobie keek beledigd. 'We waren snel!'

'Als kaptein niet gezegd had alles loslaten en rennen, waren we nu mech-vlees.'

Killeen was blij te zien dat Besen niet gedwee volgde wat Tobie zei. In de Familie hadden tienermeisjes de betreurenswaardige neiging de levensopvattingen van hun vriendjes over te nemen. Op een of andere manier was dat het gevolg van het sedentaire leven in de Citadels. De Lange Terugtocht na de val van de Loper-Citadel leek dat te hebben uitgewist, maar na die paar jaar aan boord van de Argo dreigden die gewoonten weer de kop op te steken. Hij wilde dat zijn vrouwelijke adelborsten niet toegaven aan het gebruikelijk gepoch van zelfverzekerde mannen en hun uitbottende leidersgaven ontwikkelden. In de crisis van een veldslag kon gebrek aan zelfvertrouwen dodelijk zijn.

Killeen deelde de traditionele Familie-opvatting dat vrouwen meestal de beste kapteins waren. Volgens de overgeleverde wijsheid moesten vrouwen eerst door hun puberaal-romantische fase heen en kinderen grootbrengen, maar daarna kwamen hun vermogens opnieuw naar voren, vooral wat betreft diplomatie en onderhandelen. Ze konden als subalterne en eerste officieren uitgroeien tot kapteins. Maar inmiddels had de Familie geen tijd meer voor zulke langdurige, subtiele en misschien verkwistende methoden. Hij moest bij iedereen onafhankelijk denken stimuleren, en geen gezeik over de eeuwenoude paringsdans. 'Dat denk ik ook,' zei Killeen.

Besens gezicht klaarde op. Tobie keek verrast, maar verborg dat door snel wat van zijn koude aardappelsoep te slurpen. 'Maar Waugh en Leveerbrok misschien niet.'

Besens blik versomberde. Killeen had direct spijt van zijn openhartigheid. Hij kreeg de omgang met jonge bemanningsleden maar niet onder

de knie. 'Maar je hebt gelijk. Ik denk dat ze fouten maakten.' Loren knikte nuchter. 'Bleven niet staan, hebben niet hun pak maakt toen ze raakt werden.'

'Waar,' zei Sjibo nadrukkelijk. Killeen ving haar heimelijke blik op, die duidelijk maakte dat ze hem te hulp schoot hoewel ze zag wat een onhandige sufferd hij was. 'Kregen lasergaatjes in schakelingen. Daar deden ze klapplaatjes op. Voltages kregen ze te pakken.' Killeen wist nog steeds niet goed het verschil tussen Volts, die machtige geesten die in mechs huisden, en Amps, het geheimzinnige idee van een snelle stroom die de Volts op een of andere manier hielp bij hun zoekende beweging in de machinewereld. Volts belichaamden doelgerichtheid, en Amps waren de loopjongens die die doelen uitvoerden — ondanks de tegenstand van de Ohms. Dat verhaal zou hij wel nooit doorgronden. Hij had de wetenschappelijke verklaring gehoord, maar kon dat allemaal niet uit elkaar houden.

In plaats daarvan behandelde hij, net als de rest van de Familie, de wetenschappelijke onderbouwing van zijn wereld als een samenstel van kleurrijke geesten en personaliteiten, elementaire bezielingen en wils-krachten die voor hem onzichtbare gebeurtenissen orkestreerden. De beheersing daarvan betekende de saaie studie van de juiste rituelen — draden verbinden, cijfers en commando's intoetsen, snoeren en knopen en minuscule chips schikken — want zo werden de entiteiten die het binnenste van Argos verbijsterende complexiteit bewoonden, tot correct gedrag gedwongen.

Binnen de dode materie voelde hij levende motivaties, maar nam aan dat die van mensen afkomstig waren en de oude mensentech met nieuwe kracht bezielden. Mechtech daarentegen was intrinsiek dood en lag buiten het menselijk begripsvermogen. Mechtech kwam uit een jongere en hogere melkwegevolutie, wist hij, maar was verfoeilijk om wat die de mensheid aandeed — en om diens onverschilligheid jegens de pijn en het verdriet en het onuitsprekelijk schrijnende gevoel dat mensen instinctief bezaten en mechs met hun meedogenloze zelfverzekerdheid zo overduidelijk niet.

'Jazeg,' voegde Killeen toe. 'Volts lagen in gangen verstopt als mijnen. Mechs zelf hadden geen projectors. Waugh en Leveerbrok zijn storven aan onvoorzichtigheid.'

Die uitspraak bracht stilte en strakke, neerwaartse blikken rond de tafel. Killeen beet op zijn lip en wou dat hij zich wat handiger had uitgedrukt. Maar als hij er niet nu over begon, zou de ervaring weer vervagen. 'Zo ging 't,' zei hij opgewekt. 'Maar jullie drieën... jullie waren snel en zeker en domdgoed.'

Hij hief een glas opgepepte cider, en iedereen volgde zijn voorbeeld. Bij

elke maaltijd na een Getuigenis werd een traditionele toost uitgebracht, en dit leek een goede manier om de somberheid te verdrijven. Ze mompelden instemmend en Killeen zei: 'En eet ook tafel leeg.' Iedereen wierp een verbaasde blik op hem.

'Had Paard-Familie niet die gewoonte?' vroeg hij aan Sjibo. 'Alles opeten?'

'Jazeg. Na Getuigenis. Dat toont vertrouwen in toekomst en geeft energie voor latere gevechten en overwinningen.' Sjibo schudde haar hoofd. 'Loper-Familie sowieso grote eters.'

'Vreetzakken,' merkte Tobie verlegen op, 'vergeleken met Paarden.'

'Zal wel komen van slechte jaren in Loper-Citadel,' zei Killeen. 'Was nog klein en weet 't al bijna niet meer. Einde van maaltijd was altijd lekkerste — knapperig, zout.'

Sjibo trok een wenkbrauw naar hem op. 'Wat dan?'

'Wat we aten? Kruipers. Insekten.'

Iedereen keek geschokt. Sjibo zei ongelovig: 'Die aten jullie?'

'O, jazeg. Soms was er niks anders.'

'Aten jullie kruipers?' vroeg Tobie met open mond. 'Was eerlijk — aten alleen insekten die in onze planten kropen en ons eigen eten wilden opeten. Omkeer eerlijk, jazeg?'

Toen ze geschokt bleven kijken, voegde hij eraan toe: 'We zoutten ze en bakten ze knapperig op Familievuur. In grote manden, mengd met de planten die ze zelf probeerden op te eten.'

Loren slikte moeizaam en de anderen keken naar hun bord. 'Eet alles maar lekker op,' zei Killeen, en kon de neiging tot lachen maar nauwelijks weerstaan.

Sjibo's lippen plooiden zich tot een glimlach en vormden een dunne, plechtige lijn toen ze begreep wat hij bedoelde. Die dwaze opmerking had hun aandacht van Waugh en Leveerbrok afgeleid. Killeen ging er bovendien vanuit dat alle subalterne bemanningsleden al heel gauw zouden weten dat de kaptein kruipers had gegeten en daarvoor dankbaar was geweest. Het kon geen kwaad dat dergelijke verhalen over de moeilijke tijden van vroeger de ronde deden: dat hielp de fragiele gemeenschap ontwikkelen die ze hard nodig hadden.

Killeen at de laatste restjes dikke, zwarte aubergine en dunne bonen op zijn bord. De anderen begonnen weer over koetjes en kalfjes te praten, maar hij zei niets, want zonder waarschuwing was hij in een duistere stemming geraakt.

Hij had van deze maaltijd in gezelschap van zijn zoon en vrienden genoten, maar onder het eten had hij nooit gewoon alleen zijn vader kunnen blijven. Hij kon de kapteinsrol niet van zich afschudden door alleen maar zijn tuniek met rangonderscheidingstekens uit te doen. Loren en

Besen waren Tobies vrienden maar ook subalterne bemanningsleden, en een goede kaptein moest elke kans om hen te trainen aangrijpen. Tijdens hun lange reis hadden ze een makkelijk leven geleid, maar daar was nu geen ruimte meer voor.

De ervaring om zijn zoon door duistere, vijandige gangen te zien rennen en duiken had Killeen met afschuw vervuld. Hij had het op dat moment onderdrukt, maar nu kwam alles naar boven in een duister en slecht humeur dat aan hem knaagde hoewel de anderen weer vrolijk begonnen te babbelen. Ze speculeerden over het afzichtelijke voedsel waarmee de Families zich vroeger misschien in leven hadden moeten houden — en zijzelf misschien ook wel in de toekomst — en hij wist dat ze hem uit zijn tent probeerden te lokken. Maar hij kreeg de beelden van de aanval niet van zijn geestesoog.

Voor deze drie bemanningsleden, die elkaar vrolijk aan het plagen waren, was de actie een opwindende overwinning geweest, maar bij Killeen waren de herinneringen bovengekomen aan tientallen veldslagen en al het verdriet dat die met zich meebrachten. De jongeren hadden nog niet geleerd dat de dood geen dramatisch resultaat van een heldhaftige aanval was maar een plotseling geluid waarbij een Familielid in de buurt op de grond viel — op dat moment al gebakken of gebraden of door een projectielwapen uiteengespat. Ze waren weg voordat ze wisten dat ze geraakt waren. En wie geraakt ging worden, hing af van duizenden onvoorzienbare factoren: de posities, het terrein, de snelheid, de kleur van het lichaamspantser, de grillig verschuivende mechbewegingen en -doelen -een eindeloze reeks details die elk moment veranderde. De dood was willekeurig en betekenisloos, maar dat leerde je pas op het slagveld. En alle Getuigenissen en ceremoniële maaltijden konden dat indringende feit niet uitwissen.

Hoe was zijn vader met deze kennis omgegaan? Onder Abrahams leiding waren overvalcommando's uit de Citadel vertrokken, maar hij had zich schijnbaar nooit zorgen gemaakt over de verliezen die ze leden. Zelfs in de ergste momenten had hij zijn laconieke humeur nooit verloren. Toch moest hij het moeilijk hebben gehad. Dat was het verschil tussen hem en Abraham, dacht Killeen. Hij moest vechten om het uiterlijk van een kaptein op te houden. Voor Abraham was dat geen probleem geweest: Abraham w&s kaptein.

Hij merkte dat hij te lang had gezwegen en stond op het punt zich weer in het gesprek te mengen. Voordat hij iets kon zeggen, piepte Cermo's teken uit de codeur aan zijn vinger. Iedereen aan tafel hoorde het en zweeg, want ze wisten dat Cermo wachtdienst had en niet zou bellen voor iets onbelangrijks.

Killeen tikte op zijn pols. 'Melding?'

—Kaptein, op planeet gebeurt wat.— Allemaal hoorden ze de spanning in Cermo's stem.

'Komt nieuw veer omhoog?' Al eerder was een ruimteveer van het planeetoppervlak geland. De Familie had de twee mechpiloten moeiteloos overweldigd. Het schip had vol machineonderdelen gezeten. -Nee, kaptein, 't is... 't is... kom kijken—

'Ik kom eraan,' zei Killeen, en stond op. Dat hij de maaltijd op deze manier moest beëindigen, irriteerde hem en hij voegde eraan toe: 'Je moet eens iets aan je beschrijvende vermogens doen.' Dat zinnetje had precies de scherpte van een ouderwetse kapteinstoespraak, en dat deed hem min of meer plezier.

—Spijt me, kaptein.— Cermo's schuchtere stemmetje klonk gekwetst. -Wat 't is... eh... d'r is soort ring om planeet. Wordt steeds helderder.—

Killeen voelde zich verkillen van bange voorgevoelens. 'In baan?' 

—Nee, kaptein. Net of-ie... of-ie d'r doorheen snijdt.—

'Door wat?'

—Door hele domde planeet, kaptein.—

11

Killeen kon eerst niet geloven dat het beeld op het grote scherm echt was. 'Defecten controleerd?' vroeg hij aan Cermo.

'Jawel, kaptein. Heb probeerd...' Het voorhoofd van de zware man rimpelde. Cermo deed zijn uiterste best, maar de complexiteit van de bedieningspanelen was voor hem een verraderlijk labyrint. Sjibo nam het soepel van hem over en bewoog haar handen bliksemsnel over de door aanraking geactiveerde knoppen. Na een tijdje zei ze: 'Alles werkt. Ding is echt.'

Killeen wilde niet geloven in de gloeiende cirkel die een grote boog door de lege ruimte beschreef en vervolgens een derde deel van zijn omtrek in de planeet begroef. Hij begreep het niet, maar wist direct dat dit tech-werk was op een schaal waarvan hij zelfs nooit gedroomd had. Als dit het werk van mechs was, waren ze hier in gevaren verzeild die zijn bangste vermoedens overstegen.

'Vergroting,' beval hij kortaf. Hij wist dat hij dit moest aanpakken zonder angst te tonen.

De hoepel was driemaal zo groot als Nieuw-Loper. De fel-gouden glans ervan drong zelfs de frisse gloed van Abrahams Ster op de achtergrond. Naarmate het beeld groter werd, verwachtte Killeen details te zien op—

doemen. Maar hoewel de rand van Nieuw-Loper op het scherm groeide en vlakker werd, bleef de gouden ring net zo dik als eerst: een scherpe, fonkelende lijn die door de ruimte was gekrast.

Behalve waar het planeetoppervlak geraakt werd. Daar sudderde een kolk grillige straling. Killeen zag direct dat de scherpe randen van de ring door de planeet sneden. De dunne luchtdeken van Nieuw-Loper stroomde en kolkte rond de scherpe rand van de ring.

'Maxgroot,' zei hij gespannen. 'Richt op voet, waar-ie raakt.'

Nee, niet raken, zag hij. Snijden.

De heetblauwe flitsen die van het voetpunt wegschoten, wezen op een enorme ramp. Bruine, pokdalige wolken kookten omhoog. Bij elke voet-punt kolkten tornado's: dikke, draaiende schijven, afgezet met gekneusde wolken. In die maalstroom sputterden felrode, gewelddadige vlammen.

Maar zelfs bij deze vergroting bleef de gouden hoepel een scherpe, fonkelende lijn. Op deze schaal leek hij volmaakt recht — de enige strikt wiskundige vorm in een maalstroom van duistere stormen en ziedende energieën.

Tobie en Besen en Loren waren hem naar de commandokoepel gevolgd en stonden nu tegen de wand. Hij voelde hun aanwezigheid in zijn rug. "t Beweegt,' fluisterde Besen vol ontzag.

Killeen kon het woekerende voetpunt dat zich een weg door een hoog oprijzende bergketen baande, nauwelijks zien. Zijn messcherpe schittering ontmoette een hoge rotspunt en leek er gewoon doorheen te glijden. Overal langs de snede ontstonden wolkjes grijze rook. Winden scheurden de rook aan flarden. Daarna doorsneed de cirkel de top van een hoge, besneeuwde berg zonder ook maar te vertragen. Hij tuurde aandachtig door de storm heen. Eigenlijk waren de vernielingen niet groot; het aanhoudend zieden van wolken en winden gaf de indruk van koortsachtige beweging, maar de oorzaak van dat alles bewoog zich met vredige onverschilligheid voor obstakels voort. 'Verder weg,' zei hij.

Sjibo liet het scherm zich terugtrekken van die onmogelijk scherpe lijn. De hoepel werkte zich gestaag naar het middelpunt van Nieuw-Loper, maar was nu geen volmaakte cirkel meer: de kant die zich naar binnen werkte, werd steeds vlakker.

'Evenwijdig met pool,' zei Sjibo. 'Kijk maar... ik projecteer 't.' Naast het echte beeld verscheen een grafische weergave ervan.

Van wolken ontdaan glom het beeld van de planeet helder. Het vlak van de hoepel lag evenwijdig aan de draaiingsas van Nieuw-Loper. 'Niet natuurlijk,' zei Cermo.

Killeen smoorde de neiging om manisch kakelend te gaan lachen. Niet natuurlijk!Hemeltje, waarom denkt u dat, luitenant Cermo? Toch streden in zekere zin zijn instincten om de voorrang met zijn intelligentie. De hoepel had dezelfde gladde kromming als de planeet, dezelfde omvang, dezelfde onverschillige gratie. Killeen had moeite zich voor te stellen dat dit met opzet zo was gemaakt. Dit was tech op een onvoorstelbare schaal. Mechs, wist hij, konden hele bergketens uithakken en herscheppen tot hun vreemde, knetterende steden — maar dit... 'Beweegt zich naar polen,' zei Sjibo. Haar stem was vlak als een rimpelloos meer.

De hoepel gloeide feller op en vlakte steeds meer af nu zijn binnenrand het centrum van Nieuw-Loper naderde. Killeen voelde zich zweven. Al zijn hoop, al zijn plannen gingen in rook op bij dit immens simpele ding dat zo onbekommerd door een planeet dreef. 'Waar... waar komt 't vandaan?'

Cermo beet gefrustreerd op zijn lip. 'Nérgens vandaan, kaptein. Zweer

't. Bij eerste keer zien was 't vaag. Zag bijna niks.'

'Waar!'

'Begon gewoon door hemel te snijden. Moet van ergens ver weg zijn. Botste gewoon op Nieuw-Loper.' Killeen kon dat niet geloven. Hij fronste. Sjibo vroeg: 'En lichtte op toen 't raakte?'

Cermo knikte. 'Anders had ik 't eerder zien.'

'Krijgt z'n licht dus van wat 't met planeet doet,' concludeerde ze starend. 'Daarom zagen we 't niet eerder.'

Even vroeg Killeen zich af hoe ze tegenover zulke enorme gebeurtenissen zo abstract kon blijven. Zijn eigen verbeeldingskracht schoot tekort. Met moeite wist hij de situatie meester te blijven door zich in details te verdiepen. 'Hoe... hoe dik is 't?'

Sjibo's blik verried dat ook zij die vreemde scherpte had opgemerkt. 'Dunner dan Argo, denk ik,' zei ze met half dichtgeknepen ogen. 'Zo dun,' zei Cermo dromerig, 'maar snijdt overal doorheen.' Sjibo zei: 'Planeet splijt niet.'

Cermo knikte. 'Samenhang blijft. Op sommige plekken zie je littekens waar 't ding door rots is sneden. Maar rots sluit zich dan weer.'

'Druk verzegelt litteken weer,' zei Sjibo instemmend. 'Zo'n mes heb ik nooit eerder zien,' zei Killeen, en had direct spijt van die loze opmerking. Tegenover iets als dit moest de bemanning geloven dat de kaptein minder verbijsterd was dan zij. In andere delen van het schip hadden velen ongetwijfeld de gouden hoepel al gezien. Dit zou blinde paniek kunnen worden. Killeen zelf had de neiging zo snel mogelijk uit de buurt van dat ding te raken, en misschien was dat ook wel het verstandigste. Maar ze waren nu al zo ver gekomen... Tobie vroeg: 'Denk je... dat 't helemaal geen mes is? Misschien iets dat van planeten leeft? Opeet?'

Dat idee was zowel absurd als niet helemaal te verwerpen, bedacht Killeen. Redelijkheid kon hier geen leidraad zijn.

'Als 't al die rots vreet, waarom blijft 't dan zo dun?' vroeg hij bestudeerd achteloos. Besen lachte vrolijk, en bij die zinloze grap ontspande het kleine groepje zich op een of andere manier een beetje. 'Waarom zouden mechs 't dan maken?' hield Tobie aan. Killeen besefte wrang dat bij niemand de mogelijkheid opkwam dat mensen dat ding gemaakt konden hebben. In het verre verleden waren de glinsterende, fonkelende Luchters het hoogtepunt van menselijk kunnen geweest. De verbijsterende eenvoud van deze gloeiende ring bewees direct dat hier een niet-menselijke geest aan het werk was, zij het een geest met majesteitelijke perspectieven.

De zwijgende onverschilligheid van dit gloeiende ding was de uiteindelijke veroordeling van hen allen, dacht Killeen. Hun eindeloze gepieker en hunkeringen hadden hun eindbestemming zo gewichtig gemaakt, en nu werd hun pas benoemde wereld geluidloos doorsneden en kwam aan alle speculatie een eind. Als speelbal van zulke onpeilbare krachten op zo'n enorme schaal kon de mensheid niet leven. Hun zoektocht was uitgedraaid op een ramp nog voordat ze voet op het oppervlak van hun nieuwe paradijs hadden kunnen zetten.

'Hé, misschien kan Argo wel iets aan dat ding doen,' zei Tobie gretig. Loren viel hem bij. 'Jazeg, vraag systemen of ze iets bedenken.' Killeen moest glimlachen, hoewel hij zijn blik niet losmaakte van het scherm. Een zestienjarige jongen kende geen remmingen, kon zich geen probleem voorstellen dat hij niet met de juiste hoeveelheid gewiekstheid en simpelweg onbegrensd laaiende energie aankon. En kon hij daar nee tegen zeggen?

'Probeer,' zei hij met een handgebaar tegen Sjibo. Ze was een hele tijd met haar bedieningspanelen bezig en haar gezicht was gegroefd van concentratie. Eindelijk gaf ze een klap op het paneel en schudde haar hoofd. 'Geen herinnering. Argo herkent 't niet.' Killeen riep al zijn Aspecten op. Allemaal waren ze blij met ook maar tijdelijke aandacht, maar slechts één had een nuttig idee. Dat was Grey, een vrouw uit het tijdperk van de Hoge Arcologie. Ze had een wat beknotte persoonlijkheid en leed aan een defect in haar zinsconstructies vanwege een overschrijvingsfout van een eeuw eerder. Ze kende de wetenschappelijke en historische traditie van haar eigen en eerdere tijdperken. Ze praatte hakkelend; haar stem was verstopt met gonzende ruis en had het zware accent van het stof der tijden.

Ik geloof... dat het is wat theoretici een 'kosmisch snoer' noemen. In de Luchtertijd... waren die bekend... maar alleen theorie... hypothetische voorwerpen... Ik heb die kwesties... in mijn jeugd... bestudeerd.

'Ziet er anders echt genoeg uit,' mompelde Killeen.

Wij dachten... dat ze... op de allereerste momenten... van het universum waren gemaakt. Stel je... de afkoelende, uitdijende massa... van die tijd voor. Die was niet... volmaakt symmetrisch en uniform. Kleine fluctuaties... veroorzaakten defecten in het vacuüm... toestanden van bepaalde elementaire deeltjes...

Waar heeft dat mens 't over? dacht Killeen geïrriteerd. Hij zag de hoepel langzaam door een leigrijze vlakte snijden. In de commandokoepel om hen heen was een verbijsterde stilte neergedaald. Zijn Arthur-Aspect mengde zich in het gesprek:

Ik denk dat ik ter wille van een goede gang van zaken Greys woorden beter kan vertalen. Ze heeft het moeilijk.

Killeen merkte het humeurige en hooghartige gedrag dat het Aspect soms vertoonde als het naar zijn zin te weinig was geraadpleegd. Hij wist nog dat zijn vader een keer tegen hem zei:'Aspecten ruiken beter als je ze af en toe lucht,' en besloot hen vaker tot zijn visuele en andere zintuiglijke netwerk toe te laten om cabinekoorts te voorkomen. Hij mompelde een sub-vocale zin waarmee hij het Aspect aanmoedigde verder te gaan.

Denk maar aan ijs dat op het water van een vijver ontstaat. Terwijl dat tot stand komt, is er misschien nog niet genoeg ruimte, en dan ontstaan kleine barstjes en overlappingen. Die randen van dichter ijs vormen de grens tussen gebieden die wèl probleemloos bevroren zijn. Alle fouten, om zo te zeggen, zijn in een heel klein gebied samengeperst. Zo was het ook met het vroege universum. Deze exotische relieken zijn samengepakte ruim-teplooien, labyrinten van topologie. Ze hebben massa, maar worden vooral door spanning bijeengehouden. Het zijn net kabels geweven van verwrongen tijd-ruimte.

'Nou en?'

Welnu, er bestaan buitengewone voorwerpen die op zich al diep ontzag verdienen. In hun lengte, vertelt Grey, bestaat geen weerstand tegen beweging. Het zijn dus supergeleiders, die sterk op magnetische velden reageren. Als ze gebogen zijn — zoals dit hier — oefenen ze voorts getijdekrachten uit op de materie om hen heen, hoewel alleen op korte afstand — een paar meter. Ik neem aan dat ze dank zij deze spanning tussen eb en vloed druk kunnen uitoefenen op massieve materie en er doorheen snijden.

'Als mes?'

Inderdaad. Het beste mes is het scherpste, en kosmische snoeren zijn dunner dan één enkel atoom. Ze glijden tussen molecuulbindingen door.

'Snijdt dus door alles heen,' zei Killeen peinzend tegen zichzelf.

Ja, maar... bedenk eens waarvan we hier getuige zijn! Een zwakke plek in de continuïteit van de wetten die de materie beheersen! De natuur biedt aan dat soort overtredingen maar weinig ruimte, en de discontinuïteit ontleent spanning aan zijn eigen intrinsieke aard — een spanning die over zijn uitgerekte as wordt doorgegeven. En zo zien we hier dus een onvergelijkbaar slank wonder, want over zijn lengte gerekend is het groter dan de planeet.

'Maar waarom snijdt-ie door Nieuw-Loper? Gewoon toevallig?'

Ik betwijfel sterk of zo'n waardevol voorwerp gewoon rondzwerft. Zeker in het Galactisch Centrum, waar de entiteiten geavanceerd genoeg zijn om te weten hoe ze ze moeten gebruiken.

'Iemand gebruikt 't? Waarvoor?'

Dat weet ik niet.

Greys spichtige stemmetje daalde weer over die van Arthur neer:

Ik hoorde van astronomen... die verre snoeren waarnamen... maar geen gegevens... over hun gebruik. Ze zijn geborenais relativistische voorwerpen... maar vertraagden... door botsingen met melkwegen... en kwamen eindelijk... hier... in het Centrum... tot rust.

Toen haar stem vervaagde, zei Arthur:

Ik neem aan dat de hantering van dat soort materie op bijzondere technische moeilijkheden stuit. Het is een volmaakte supergeleider, en het ligt dus voor de hand om het in een magnetische greep te houden. Als ik gelijk heb, moeten er bij de buitenkant van de hoepel magnetische fluctuaties waarneembaar zijn.

Killeen herkende Arthurs normale patroon: uitleggen, voorspellen en dan net doen of hij zich hooghartig terugtrok totdat Killeen of iemand anders de voorspelling van het Aspect naging. Hij haalde de schouders op. Het idee klonk waanzinnig, maar was de moeite van een onderzoekje waard.

Aan Sjibo vroeg hij: 'Kan Argo magnetische velden bij dat ding analyseren?'

Zonder te antwoorden zette Sjibo haar tanden in het probleem. Als Sjibo diep nadacht, zei ze maar zelden iets.

Tobie kwam gretig naar voren. 'Magnetische velden! 'Tuurlijk, had ik aan moeten denken! Dat magnetisch schepsel, weet nog? Op Sneeuwvlek? Vertelde tegen ons: zoek Argo — zei-ie. Denk je dat-ie ons volgd is, papa?'

Zijn Ling-Aspect zei direct bijtend:

Dit is een ernstige crisis. Laat nooit bemanningsleden uit de band springen, anders worden de moeilijkheden alleen maar groter.

Killeen begreep Tobies uitbundigheid, maar Ling had gelijk. Discipline was discipline. 'Adelborst, u zult uw mond houden.'

'Jawel, kaptein, maar... '

'Hoorde ik iets?'

'Eh... nee, kaptein, maar als 't die EM...'

'U gaat tegen de wand in de houding staan, meneer.' Killeen zag Besen en Loren grijnzen over de schrobbering van hun maat; dus voegde hij eraan toe. 'Alle drie tot nader order in de houding!' Hij keerde hen de rug toe. Sjibo stond bij zijn elleboog. 'Argo-detecto-ren melden sterke velden. Ook snelle verandering.'

'Um-hmm,' mompelde Killeen vaag. Hij legde Cermo, Sjibo en de meeluisterende adelborsten Arthurs speculaties uit. Hij nam zijn toevlucht tot eenvoudige beelden en beschreef magnetische velden als uitgerekte banden met grijpkracht en druk. Meer was ook niet nodig; uitleg over wetenschap was maar weinig beter dan een bezwering. Geen van hen had een duidelijk idee over hoe magnetische velden druk uitoefenden op materie, over het samenstel van stromingen en potentiëlen dat een dergelijk verschijnsel vereiste, of over het in geheimenissen gehulde jArgon van kruisvectorprodukten. Magnetische velden waren ongeziene acteurs in een voor mensen ondoorgrondelijke wereld — net als de winden die op Sneeuwvlek voor het weer hadden gezorgd en hun haar in de war hadden gemaakt.

Cermo vroeg langzaam: 'Maar... maar waarvóór is 't?' Killeen zei kortaf: 'Hou je ogen open.' Kapteins speculeerden niet. 'Misschien oorzaak van die grijze, dode zones op planeet.' Sjibo wees naar de woeste, lege poolstreken, waar de hoepel nu al dicht in de buurt was. 'Um-hmm,' mompelde Killeen vaag.

Hij wist instinctief dat ze zich niet moesten vastbijten in één idee, maar open moesten staan voor andere. Als Nieuw-Loper voor hen geen goed toevluchtsoord was, dan wilde hij dat verdomd zeker weten voordat hij met hen opnieuw op reis ging naar een willekeurig doel aan de hemel. Hij had zich inmiddels weer een beetje hersteld, en zelfs deze immense, gloeiende hoepel had nog niet klle hoop de bodem ingeslagen dat ze zich daar ondanks alles een bestaan konden bevechten. 'Waarom gebeurt 't nu?' peinsde Sjibo.

'Op moment van onze komst?' Killeen las haar gedachten. 'Misschien is dat wat Wesp met ons voorhad.'

'Hoop van niet,' zei Sjibo, die haar lippen sardonisch liet krullen.

'Hebben al pech zat had,' zei Cermo.

Sjibo bestudeerde het paneel. 'Ik krijg ook nog wat anders.'

'Waar?'

'Vanuit buurt van zuidpool. Snelle signalen.'

'Wat voor?'

'Zoals schip.'

Killeen tuurde naar het scherm. De platte, glorieuze cirkel was nog iets dieper de planeet in gesneden, en zijn vlakke kant lag nog steeds evenwijdig aan het draaiingsvlak. Hij schatte dat de binnenrand de planeetas pas over minstens een paar uur zou bereiken. Naarmate de hoepel er dieper in doordrong, moest hij door steeds meer rots snijden, waardoor zijn voortgang waarschijnlijk vertraagd werd.

Sjibo verschoof het beeld en onderzocht de zuidelijke poolstreek. Een groeiende witte lichtvlek kwam snel hun kant op. Vergeleken met het fonkelend kosmisch snoer was het maar een vaag puntje. 'Komt op ons af,' zei ze.

'Misschien vrachtgoed voor station, als ze gewone routine volgen.' Hij legde zichzelf het zwijgen op. Hardop speculeren was niet goed. Bemanningsleden zagen in een kaptein graag rotsvaste zekerheid. Hij wist nog hoe kaptein Fannie hen over hun ideeën had laten kletsen, maar die van zichzelf nooit uitte en hun speculaties nooit becommentarieerde. Hij wendde zich tot Cermo. 'Sla groot alarm. Laat iedereen zijn post bezetten om dit schip bij aankomst te grijpen.'

Cermo salueerde kwiek en was weg. Hij had de gevechtseenheden van de Familie net zo goed vanuit de commandokoepel kunnen oproepen, maar ging liever te voet. Killeen glimlachte over de manier waarop Cermo van de kans genoot om in actie te komen; hij deelde dat. Het kapen van een mechtransport was gewoon dolle pret vergeleken met onmachtig moeten gadeslaan hoe de hoepel het hart van hun wereld doorsneed. De drie adelborsten liepen snel weg, maar wierpen allemaal nog één laatste blik op het scherm, waar twee mysteries van enorm verschillende omvang dreigend en lichtgevend aan de hemel hingen.

12

Killeen gleed geluidloos rond het slanke toestel en bewonderde de elegant gebogen lijnen en doelmatigheid ervan. De romp was van een hard keramostaal dat naadloos overging in uitstulpende flankmotoren. Ze hadden het simpel en foutloos in bezit genomen.

De eenheid die het veroverd had, lag naast de twee grote luchtsluizen in de scheepsflank op de loer. Ze hadden hier in de laadhal van het station liggen wachten en niets anders gedaan dan verhinderen dat zes kleine robomechs energieleidingen en bedieningskabels in de externe contactdozen van het schip staken. Zonder die verbindingen zweefde het schip doelloos in de laadhal.

Het was duidelijk een op afstand bestuurd vrachtschip. Killeen was opgelucht, maar ook een beetje teleurgesteld. Van dit schip ging geen dreiging uit, maar ze leerden er evenmin iets van.

Het is een oud ontwerp. Ik herinner me dat de mechs zulke toestellen gebruikten als ze materiaal naar Sneeuwvlek transporteerden. Ik denk dat ik wel de herinnering zou kunnen oproepen aan hoe ze bediend werden, inclusief de problemen bij de herintrede in de atmosfeer. Ze waren bewonderenswaardig eenvoudig. In tijdperken voor het mijne kaapten de mensen ze vaak voor eigen doeleinden.

Arthurs precieze en pedante stem bleef doorpraten terwijl Killeen de laadhal inspecteerde. Arthur wees de standaard-mechtech aan. In de ongetelde eeuwen sinds de mensheid uit de hele ruimte was verdreven, leek de oudere hoogvacuümtechniek weinig veranderd, en hier was het Aspect zeker van nut. Op Sneeuwvlek hadden de mechs zich sneller aangepast dan de mensen konden volgen, waardoor de oude Aspecten vrijwel nutteloos werden. Dank zij Arthurs groeiende zekerheid over hun omgeving, begon ook Killeens optimisme toe te nemen.

Flitsers! Zie je ze?

Een lid van de eenheid, die in de buurt het station doorzocht, had zich door een sluis heen weten te werken. Er schoof een groot paneel opzij waardoor een opslagplaats van slanke schepen zichtbaar werd die veel leken op het vrachtschip dat ze zojuist veroverd hadden.

Het zijn kleine, snelle toesteilen die met gemak het oppervlak bereiken. Ik ken ze nog heel goed. We noemden ze flitsers, omdat ze zich zowel in de atmosfeer als in de lege ruimte met flitsend gemak voortbewegen. Ze waren bewonderenswaardig goed in het vermijden van onderschepping. Dat was nog voordat de Arcologieën hun fabrieken in een baan rond Sneeuwvlek kwijtraakten. Voordat de greep van de mechs op Sneeuwvlak ondraaglijk werd.

Killeen beval een paar nieuwe eenheden de opslagruimte te doorzoeken en de vervoerscapaciteit van de flitsers te schatten. De Familie had nog maar een klein deel van het station doorzocht, en het was dus niet zo vreemd dat deze afdeling voor uidaden en opslag hen was ontgaan. Killeen had al gehoopt dat ze zoiets zouden tegenkomen: het aankomende schip had gewoon de weg gewezen.

Over de comm klonk een signaal van Sjibo.

—Gebeurt iets met hoepel.—

Killeen werkte zich snel door de schachten en tunnels naar het schijfoppervlak van het station. Hij moest zijn uitgelatenheid over de vondst van ruimteveren die groepen mensen naar de planeet konden brengen, even zien te bedwingen, want het stond als een paal boven water dat op Nieuw-Loper iets enorms gaande was.

Wat hij op het scherm te zien kreeg, was verbijsterend. De hoepel had bijna de poolas bereikt, zag hij, maar sneed nu niet verder naar binnen. Onder hun ogen leek hij te gaan draaien. De messcherpe en nu kaarsrechte binnenrand sneed rond de draaiingsas van de planeet. Sjibo liet een simulatie verschijnen, en hij zag de hoepel rond zijn afgeplatte rand draaien.

—Ging steeds langzamer naar de as,- zond Sjibo.

—Begon toen te draaien.—

'Lijkt wel of-ie sneller gaat,' zei Killeen.

Even stilte. -Jazeg... ook magnetische velden nu sterker.—

'Kijk, snijdt rond as.'

—Alsof je klokhuis uit appel haalt.—

'Ronddraaiend... '

—Jazeg. Snelheid groeit.—

Nog terwijl hij toekeek, voltooide de hoepel zijn rondgang rond de as van Nieuw-Loper. De gouden gloed werd steeds intenser, alsof het ding er energie aan onttrok.

'Domdsnel,' zei Killeen zinloos. Hij deed zijn uiterste best te begrijpen

welke zin zulke immense bewegingen konden hebben.

Dank zij Sjibo's verbijsterende sympathie met de computers van de Argo kwam steeds meer informatie los en werd de simulatie gedetailleerder.

Hij zei spottend: 'Die rare lijn verderop... '

—Da's dit station. We liggen buiten snoer,- zond Sjibo.

'Lijkt wel kosmische ring,' peinsde hij. Trouwring; dacht hij. Trouwen met planeet... 'Raakt-ie wat?'

—Neezeg. Niks zit in baan dichtbij.—

'Volgens mij wèl iets in hoge poolbaan.' Hij had iets van het AspectenjArgon opgepikt, maar had nog steeds moeite met tweedimensionale afbeeldingen zoals deze simulatie.

—Klein spul. Te ver weg om te zien.—

'Veel rond midden?'

—Evenaar? Veel dingetjes. En raar signaal. Lijkt ene moment heel groot en even later klein.—

'Waar?'

—Dichtbij. Scheert zo te zien vlak boven dampkring.—

'Klinkt naar mechtech. We hebben onze neus in bijenkorf stoken. Domme!'

—Is nog meer. Heb Nieuw-Loper scand. Pik zwakke signalen op. Lijkt wel menselijke signatuur.—

'Mensen?' Killeen voelde een golf van oervreugde opwellen. Een menselijke aanwezigheid in deze vreemde enormiteit... 'Prachtig! Misschien kunnen we hier tóch wonen.'

—Kan niet opmaken wat ze betekenen. Kan pakcomm zijn die ze sterk ampen. Net of iemand tegen massa praat.—

'Probeer positie te bepalen.'

—Jazeg, minnaar.— Ze voegde er een speels lachje aan toe, en hij besefte dat hij zich te bruusk en kapteinachtig gedroeg.

'Vannacht in bed mag je me betaald zetten.'

—Is dat bevel?—

'Jij mag bevelen geven.'

—Nog beter.—

Hij lachte en wendde zich weer tot het schouwspel. Het duizelde hem van opgewonden ontzag. Het was pure bravoure geweest om deze zon Abrahams Ster te noemen, bedacht hij. Een eerbetoon aan zijn vader natuurlijk, en met een plotselinge scheut droefheid wou hij wanhopig graag weer eens met Abraham praten. Er leek nooit tijd genoeg te zijn geweest om van zijn vader te leren, nooit genoeg om de simpele zekerheid aan te boren die als een tweede huid rond Abraham had gezeten.

Hij herinnerde zich dat verweerde en toch vrolijke gezicht, zijn brede, makkelijke glimlach en zijn warme ogen. Abraham had de waarde gekend van simpele tijden, van kalme dagen doorgebracht met ruw handwerk en van ontspannen wandelingen door de uitgestrekte groene velden die de Citadel omgaven.

Maar Abraham was niet in een simpele tijd geboren en had zich dus ontwikkeld tot een meester in alle listige kunsten die de mensheid nodig had. Killeen had van hem de slimme trucs geleerd waarmee ze overleefden als ze mechvoorraden plunderden, maar dat was niet wat hij zich het best herinnerde. Het laconieke, vermoeide gezicht met zijn eeuwige belofte van liefde en hulp, de blik waarmee vaders naar hun zonen keken als ze een fractie van zichzelf in hun nageslacht herkenden — dat alles was Killeen bijgebleven in de jaren van bloed en angst die de meeste zachte beelden van de Citadel hadden weggespoeld. Hij kon zich zijn moeder op geen stukken na zo goed herinneren, misschien omdat ze al stierf toen hij nog heel jong was.

En wat zou Abraham zeggen als hij wist dat zijn zoon een ster naar hem vernoemd had: een kookpot van immense krachten waarnaast de mensheid een stofje, niet meer dan iets hinderlijks was. Het beloofde land, zeker! Killeens gezicht vertrok in een grimas.

De hoepel had zijn eerste omwenteling voltooid en begon aan een snellere tweede. De binnenrand lag niet nauwkeurig parallel aan de as van Nieuw-Loper maar week een fractie af.

Killeen zag de kosmische ring zijn tweede passage afmaken en met steeds grotere snelheid rondwentelen. De hoepel leek een onderdeel van een kolossale machine dat om onbekende reden ronddraaide. De ring gloeide fel en stekelig omdat er nieuwe energieën doorheen schoten — amberkleurig, ijsblauw, donkeroranje — allemaal uitgesmeerd en tot een volle, rijkgouden honingkleur verdund.

—Ik neem in magnetische velden gezoem waar,— zond Sjibo.

Onmiddellijk merkte zijn Arthur-Aspect op:

Dat is het inductiesignaal van het rondwentelend kosmisch snoer. Dat werkt als een draadwikkeling in een enormè motor.

'Waarom? vroeg Killeen met dichtgeknepen keel. De Familie had nog geen voet op de planeet gezet, maar Killeen beschouwde Nieuw-Loper als van hem en van de Familie, niet als een speeltje van een grotesk uit zijn krachten gegroeid apparaat. Hij riep zijn Grey-Aspect op.

Ik... begrijp niet. Het beweegt zich blijkbaar... naar de wenken van een onzichtbare hand... Ik heb nooit gehoord... van mechs die op zo'n enorme schaal werken... of een kosmisch snoer gebruiken... De menselijke theorie... achtte snoeren natuurlijk... heel zeldzaam. Ze zouden zich... met bijna de lichtsnelheid moeten voortbewegen. Deze moet... op vele sterren en wolken hebben gebotst... en vertraagd zijn. Iemand heeft het gevangen... en houdt het met magnetische velden in bedwang.

Arthur onderbrak haar.

Een buitengewoon moeilijke taak en natuurlijk buiten het bereik van mensen — maar in principe niet onmogelijk. Het vereist alleen de manipulatie van magnetische veldgradiënten op een onbekende schaal...

'Waar wil je heen?' vroeg Killeen. Hoewel het gepraat van het Aspect met verblindende snelheid door zijn geest stroomde, had hij geen geduld met de zelfvoldane, schoolmeesterachtige klank van Arthurs kleine colleges. Vergelijkingen fladderden in zijn linkeroog. Arthur lekte kennelijk, of anders dacht het Aspect dat hij van zoveel abracadabra wel onder de indruk zou zijn. Killeen trok een vies gezicht. Het Aspect had inmiddels Greys herinneringen in zich opgenomen en was ermee aan het werk. Haar stoffige aanwezigheid vervaagde en Arthur vervolgde kordaat:

Nou, gewoon dat het kosmisch snoer hier duidelijk wordt toegepast op de manier van een openbaar werk. Sjibo neemt de sterk inductieve magnetische velden waar die door zijn wenteling worden opgewekt, maar dat kan niet het doel ervan zijn. Nee, het is een bijeffect.

'Maar waarom dat gesnij als snede meteen dichtgaat?'

Dat is inderdaad de vraag. Niettemin kan ik dit voorwerp alleen al om zijn schoonheid bewonderen. Volgens Grey schreven zij de totstandkoming van melkwegen en zelfs hele trossen melkwegen toe aan de werking van immense kosmische snoeren tijdens het allereerste begin van ons universum. Die ringen waren ooit ook op kosmische schaal werkelijk enorm groot. Waar zij passeerden, kwamen in de turbulentie melkwegen tot stand zoals draaikolken achter een watervoertuig. Naarmate de tijd voortschreed, raakten de kosmische snoeren geknikt en braken op de kruising af. Bij ronde snoeren gebeurde dat herhaaldelijk, zodat veie kleine hoepels ontstonden — kennelijk zoals dit schitterende fossiel.

'Luister, wat is-ie aan 't doen?

Een beetje gekrenkt zei Arthur koeltjes:

We zullen zijn functie uiteraard moeten afleiden uit zijn vorm. Merk op dat de volmaakt rechte binnenrand van de hoepel bijna evenwijdig aan de planeetas loopt. Bij ingenieurs met dit soort vermogens kan dat geen vergissing zijn. De afwijking is kennelijk opzet.

De hoepel draaide al sneller en sneller. Via Sjibo's commverbinding hoorde hij het verre womp-ivomp-womp van magnetische verklikkers in de commandokoepel.

'Waarom evenwijdig aan de polen?' hield Killeen aan.

Ik waag de veronderstelling dat die snelle wenteling overal rond de poolas een druk veroorzaakt. Hoe sneller het snoer draait, des te gelijkmatiger wordt de druk verdeeld. Het snijdt de rots dicht bij de as los. Dat bevrijdt de binnencilinder die het heeft weggesneden en maakt het van de planetaire massa verderop los. Maar waartoe dat leidt, is mij niet duidelijk.

'Humpf!' snoof Killeen geïrriteerd. 'Meld je maar als je idee krijgt.'

13

Hij liep weer naar het gangenlabyrint in de stationsschijf. Via de comm riep hij twee nieuwe eenheden op om de flitsers te onderzoeken. Ze voegden zich in de laadhal bij hem en hij beval een poging de toestellen weer aan de praat te krijgen. Misschien moest de Familie wel snel vluchten. Maar hij had nog geen idee hoe ze de ronddraaiende hoepel moesten passeren en Nieuw-Loper bereiken. Misschien ging het kosmisch snoer wel weg. Misschien hield het wel op. Het enige wat hij kon doen was zorgen dat de Familie de middelen had om snel in actie te komen, en daarna bidden dat ze daarvoor de kans zouden krijgen. Om hem heen gingen adelborsten en andere bemanningsleden haastig aan het werk. Ze zochten de juiste kabels en riepen via de commverbindingen hees om gegevens uit het geheugen van Argo's oude computer. Omgaan met mechtech was altijd riskant en gevaarlijk. Killeen zag dat de eerste eenheid een gat had gemaakt in het ruim van de binnengekomen flitser. Ze trokken er kratten uit, maar er was geen tijd om te kijken wat erin zat. Hij beval de ruimte leeg te maken voor het geval ze die nodig hadden. Hij besefte met enig onbehagen dat ze het station op een wel bijzonder fortuinlijk moment hadden bezet. Rond Nieuw-Loper was een reusachtig experiment aan de gang, en ze waren komen binnensluipen toen alle aandacht daarop was gericht. Wie hier in dit stelsel aan de touwtjes trok, was afgeleid. Maar hoe lang nog? Killeen kon de verleiding niet weerstaan een werkploeg bij het uitladen te helpen. Hij vond het heerlijk om zijn handen te gebruiken en zwaar lichamelijk werk te doen; dat leidde zijn denken af van een paar onthutsende vragen.

Was bij de koersvaststelling van de Argo op een of andere manier rekening gehouden met dit kosmisch snoer? Hij wist nog dat de Wesp jaren geleden contact had gelegd met de sinds kort tot nieuw leven gewekte intelligenties die in de Argo begraven lagen — door mensen geprogrammeerde machinebreinen met een onbetwistbare loyaliteit jegens de mensen. Had de Wesp de Argo op deze koers gezet, wetend dat ze zouden aankomen als de gouden hoepel aan het werk was? Een zo nauwkeurige voorspelling van zo ver weg leek net zo fantastisch als de wolken beschrijven die over vijf jaar boven een bepaalde bergtop hangen — maar niet echt onmogelijk, nam hij aan. Als zo'n vermogen bestond, onderstreepte dat alleen maar het onbereikbare niveau van machine-intelligentie. Killeen aanvaardde dat zonder verder nadenken: hij had nooit tijden gekend waarin de superioriteit van mechbreinen niet als een paal boven water stond.

Killeen schudde het gespeculeer van zich af. Mensen die klaarstonden, werden beloond, en hij was van plan handelend op te treden. 'Kom op,' riep hij naar een van de net aangekomen ploegen. 'Die schepen... probeer ze te snappen.' Hij leidde hen naar de net binnengekomen flitser. De uitlaadploeg had het schip weer moeten aansluiten op de energiekabels van het station om de laaddeuren open te krijgen. 'Kaptein, geef mij leiding,' zei Joslin bij zijn elleboog. 'Ik zorg dat-ie draait.'

Rond haar ogen hing een blik van onbuigzame discipline. Zij was de enige officier aan wie hij een taak kon opdragen in de wetenschap dat die op tijd en foudoos werd uitgevoerd. Ze was mager en gezond, en de jaren in de Argo hadden haar scherpte niet aangetast. Ze had alleen problemen als ze met de anderen praatte.

'Goed,' zei hij. 'Ik wil zoveel flitsers draaiend hebben als we kunnen.'

'Genoeg om hele Familie te vervoeren?' vroeg ze. 'Jazeg.' Ze had zijn bedoeling al geraden. Het station was een soort verkeersknooppunt in een economisch stelsel dat hij zich niet kon voorstellen, maar hij wist dat de uiteindelijke machthebber in dit station hen niet lang zou dulden. Hun overwinning op de mecharbeiders was heel leuk geweest, maar te makkelijk. De intelligentie met de echte macht was ergens anders.

Als om die gedachte te bevestigen kwam plotseling Sjibo's stem over de comm. 

—Neem ander schip waar. Komt snel op ons af. Is ook veel groter.—

'Tijd om de rekening te betalen,' zei Killeen, een geheimzinnige uitdrukking herhalend die zijn moeder had gebruikt. In de Familie bestond allang geen geld meer.

Joslin had via een overlapschakeling de comm gehoord. 'Denkt u dat ze aan boord komen, kaptein?' vroeg ze scherp.

'Um-hmm,' zei Killeen. Hij werd niet graag door bemanningsleden op de huid gezeten, vooral niet als ze gelijk hadden. 'We nemen ze hier te grazen als ze hal inkomen,' zei ze. Hij schudde zijn hoofd. 'Wie ze ook zijn, zó dom zijn ze niet. Zelfs gewone verdedigingsmechs, weinig beter dan nawies, lopen daar niet in.'

'We kunnen ze grijpen als ze over schijf hierheen vliegen,' hield ze aan.

'Als ze hierheen vliegen. Misschien leggen ze wel aan bij torenpunten.'

'Daar?' Ze fronste. 'Zijn we nog niet weest. Had niet dacht... Zo'n verre steiger is toch zinloos?'

'Niet als ze aan boord willen bij problemen hierbeneden, snapt?' zei Killeen geïrriteerd. Hij vond tactische discussies met bemanningsleden, zelfs met officieren, vervelend: ze verhinderden dat hij zijn geest van irrelevante ideeën bevrijdde. Hij moest zich concentreren en beslissen op welke manier ze in het komende gevecht de beste kansen kregen. Dat een ander, groter schip aankwam langs dezelfde route als de flitser, sprak boekdelen.

'Heb je eerste toestel draaiend?' vroeg hij.

'Eh...' Joslin raakte haar linkerslaap aan en overlegde via de comm met haar ploegen. 'Jazeg, kaptein. Andere flitsers duren nog even. Weet wel warmlopen, controles en zo.'

'Maar eerste?'

'Klaar.'

'Goed. We halen 't uit station.'

Joslin knipperde verrast met haar ogen. 'Eh... waarom?' Killeen gaf haar een vreugdeloze glimlach. 'Gewoon doen.'

'Ik eh... '

'Doen, luitenant!'

'Jawel, kaptein.'

Killeen werkte zich door het open laadruim van de flitser omhoog op het moment dat de deuren achter hem dicht begonnen te gaan. Hij wilde een blik op het hele station slaan, en dit was een snelle manier. Het zou nog wel even duren — hij ging dat bij Sjibo na en kreeg een exacte opgave: 1,68 uur — voordat het grote toestel aankwam. Hij wilde zien welke manoeuvreerruimte hij had en welke verdedigingsmogelijkheden het station bood. De immense energieën die over het schijfoppervlak knetterden, hinderden de mensen waarschijnlijk niet als ze zich daar voortbewogen en een naderende tegenstander beschoten, want ze hadden ook niet gereageerd op de aankomende Argo. Maar hij mocht niets voetstoots aannemen.

Hij wurmde zich door nauwe, donkere gangen en was algauw in een overvolle controlekamer: een wiskundig nauwkeurige cilinder die vol elektronische uitrusting was gepropt.

Joslin zweefde naast wat ingewikkelde mechtech. 'Ik heb 'm net warm laten lopen, kaptein,' begon ze. Toen veranderde er op slag iets. Killeen voelde ratelende signalen door zijn eigen zintuignetwerk schieten. De flitser onder hem bewoog. 'Wat...?'

Joslin sperde haar ogen open. 'Ik... weet niet. Schip beweegt... maar ik heb 't niet start.'

Killeen sprong naar het eind van de lange cilinder. Daar was het doorzichtig en was de grote laadhal te zien... die geluidloos wegdreef. 'We vliegen weg!' Joslin riep: 'Maar ik deed niks!'

'Weet ik. Iets anders wel.'

De laadhal gleed weg en hij zag dat ze achteruit uit de toegangsbuis dreven. Zoemend en klikkend onder hen vond de flitser de uitgang. Killeen zette de algemene comm aan: 'Alle flitsers afsluiten!' Hij hoorde zwakke, maar bevestigende antwoorden. 'Doet dit wat?' vroeg Joslin, die commando's intoetste op haar polsmodule. Ze hadden geen effect. 'Dat grote schip dat aankomt. Heft ons werk op.'

'Misschien kunnen we weg.' Joslin probeerde de laaddeuren te openen. Geen reactie.

'We zitten vast,' zei Killeen. Bliksemsnel overwoog hij alle mogelijkheden. Wist het naderende schip dat er mensen aan boord waren? Er moest in dit toestel een nooduitgang met handbediening zijn. De flitser was vreemd ontworpen en leek geen tweezijdig symmetrisch patroon te hebben, hoewel dat wel gold voor de buitenelementen en de romp. Hij zou het schip zorgvuldig moeten doorzoeken om te zien over welke middelen ze beschikten.

Het naderende schip zou de flitser waarschijnlijk openen om te kijken wat voor ongedierte daar in de val zat. In een flits zag hij het beeld van iets reusachtigs en verschrikkelijks dat Joslin en hem eruit plukte en tegen het licht hield.

Joslin staarde bleek en verbijsterd uit het kijkvenster. Ze waren inmiddels de laadhal uit en de flitser draaide op zijn motor om. Het toestel versnelde gestaag bij het station vandaan, dat onder hen in glanzende, zilveren glorie ronddraaide.

Joslin bedwong haar opwinding tandenknarsend. Ze was een goed officier. Killeen wist dat ze vond dat zij eigenlijk kaptein had moeten zijn. De Familie werd meestal door vrouwen geleid, en Joslin was kaptein Fannies beste luitenant geweest.

Maar haar bijna altijd kordate stem klonk een tikje onvast toen ze zich naar hem omdraaide en vroeg: 'Waarom... waarom moet 't deze flitser?'

'Dat merken we wel,' zei Killeen.