Achtervolgd

’Sam!’ hijgde Joe.

’Ja, Sam,’ grijnsde de man. ’Dat had je niet gedacht, hè?’

Beeson’s rechterhand keek de jongen triomfantelijk en uitdagend aan.

In een oogwenk had Joe zich van de schrik hersteld.

’Wat moet je?’ vroeg hij. ’Ik heb geen tijd.’

’Niet zo haastig! Niet zo haastig!’

Sam trok de jongen mee naar een hoekje waar ze niet gezien of gehoord konden worden.

'Luister, vlegel,’ gromde hij. ’Als je me niet als de bliksem vertelt waar Beeson is, zou er wel eens iets heel onaangenaams met jou en je broer kunnen gebeuren!’

Joe duwde de kerel van zich af.

’Het spijt me, man, maar ik weet niet waar je baas is,’ zei hij. ’Ik zou het namelijk zelf ook graag willen weten!’

’Je denkt toch niet dat je Sam kan bedonderen, hè? Dan moet je toch echt vroeger opstaan. Nou, komt er nog wat van?’

Joe, die zag dat de man op het punt stond hem aan te vallen, was vlugger en gaf hem een oplawaai dat hij tolde. Voor de gangster weer goed bij zijn positieven was, had Joe de benen genomen. Hij rende het restaurant in.

Frank!

’Wat is er? Wat mankeert jou? Je ziet zo wit als een doek!’

’Sam is hier!’

Haastig vertelde Joe wat er buiten was gebeurd.

’Hij probeert er vast achter te komen waar we heen gaan.’

’Kom, Frank, het is bijna tijd,’ zei Joe opeens. Ze stapten naar buiten en keken om zich heen. Er was geen spoor van de man te bekennen.

’Het lijkt wel of hij is weggegaan,’ zei Frank.

’Laten we het hopen.’

Ze liepen op een drafje naar het wachtende vliegtuig en stapten in.

Daar zat Sam, breeduit.

Hij grijnsde gemeen toen hij hen zag. De jongens deden net of ze hem niet zagen en gingen zitten.

’Zeg, we zullen moeten zien dat we hem kwijtraken straks,’ fluisterde Joe, ’maar de vraag is hoe!’

’Dat zullen we wel zien. Als we zorgen dat we eerder een taxi hebben dan hij, moet het kunnen.’

Toen vergaten ze de schurk achter hen door het prachtige panorama dat zich onder hen uitstrekte. Voor ze er erg in hadden begon het vliegtuig te dalen en landden ze op het vliegveld van Erie.

De jongens keken elkaar aan met een blik van verstandhouding. Toen de steward de deur had opengemaakt en de trap was aangerold, sprongen ze overeind, glipten voor iedereen langs door de deur, en renden het vliegveld over naar de uitgang.

’Taxi?’ riep een chauffeur, die hen zag aankomen.

De jongens sprongen in de auto en trokken de portieren dicht.

’Naar het centrum,’ hijgde Frank. ’En vlug alsjeblieft!’

De chauffeur draaide en gaf vol gas. Joe keek achterom.

Een andere taxi had de achtervolging ingezet. Ze konden duidelijk zien dat er op de achterbank één man zat. Sam! Daar was geen twijfel aan mogelijk.

’Vlugger, chauffeur! Er zit iemand achter ons aan! We moeten hem zien kwijt te raken!’

’O.K.,’ zei de man achter het stuur, in zijn spiegeltje kijkend. ’Moet ik een speciale richting aanhouden?’

’Nee, dat geeft niet, als we hem maar te vlug af zijn.’

De chauffeur trapte het gaspedaal tot op de plank.

De wagen scheurde met gierende banden een hoek om. Ze slingerden over de weg.

’Hij is er nog!’ schreeuwde Joe. ’Kijk die vent rijden!’

’O, dat duurt niet lang,’ zei de chauffeur. ’Mike, de chauffeur van die wagen, kent hier niet zo goed de weg als ik. Ik heb hier mijn hele leven gewoond.’

Ze reden met levensgevaarlijke snelheid door een modderige straat die uitkwam op een hoofdweg.

’Nou is het gebeurd, jongens. Mijn wagen rijdt veel sneller dan die van hem.’

En inderdaad zagen de jongens met een zucht van verlichting hun achtervolger terrein verliezen.

’Hou je vast, jongens! Zo dadelijk gaan we rechtsaf!’

De jongens grepen zich vast. Toen ging de wagen op twee wielen de bocht door. Ze hotsten over een zandweg, bomen flitsten hen voorbij en wolken stof en zand maakten het uitzicht achter hen volkomen onmogelijk. De auto minderde vaart.

’Waar zijn we hier, chauffeur?’ vroeg Frank.

’We komen zo bij het lunapark. Vandaar kan je gemakkelijk wegkomen. Niemand zal eraan denken jullie daar te zoeken.’

Even later stopte de taxi voor de ingang van het lunapark. De jongens stapten uit, Frank gaf de man een grote fooi en ze verdwenen in de menigte.

Ze klommen overal in en amuseerden zich geweldig ondanks de dreiging van een mogelijke aanwezigheid van Sam.

’We hebben hem nog niet gezien,’ zei Frank na een uur. ’Ik begin te geloven dat die chauffeur het bij het rechte eind heeft gehad.’

Als de jongens hadden geweten hoe het er in werkelijkheid voorstond, zouden ze zich minder prettig hebben gevoeld.

Sam had hen nog juist de hoofdweg op zien draaien en had vermoed wat de chauffeur van plan was. Langs een omweg was hij naar het lunapark gereden en had daar de wacht betrokken. Tijd betekende niets voor deze man, hij moest zijn baas vinden.

Het duurde lang voor zijn geduld werd beloond, maar eindelijk zag hij de Hardy’s toch naar buiten komen. Ze riepen een taxi aan en Sam beval zijn chauffeur hen met gedoofde lichten te volgen.

’Naar de binnenstad,’ zei Frank tegen de chauffeur van de taxi, en tegen Joe: ’Van daaruit weten we de weg tenminste.’

Het was donker geworden toen ze in het centrum aankwamen.

’Hebt u wel eens van een zekere Adar gehoord?’ vroeg Joe opeens aan de chauffeur.

De man krabbelde op z’n hoofd.

’Ja, die ken ik wel. Je wilt me toch niet vertellen dat jullie daarheen moeten, hè.’

Frank knikte.

’Nou jongmens, ik wil jullie er wel in de buurt brengen, maar niet vlakbij. Nee, geld speelt geen rol. Het spookt daar, zeggen ze. Mij niet gezien!’

Na veel praten kregen ze de man zover dat hij hen tot de laatste bocht in de weg vóór het huis wilde brengen.

Daar gekomen sprongen ze eruit, de taxi draaide en suisde weg.

Frank zag een lichtje tussen de bomen op hen af komen.

’Weer een van Adar’s spoken?’ vroeg Joe fluisterend.

'Misschien. Blijf hier staan, dan ga ik...’

’Frank! Het is vader! Kijk maar, zijn signaal!’

Een schaduw doemde voor hen op en hun vader stond voor hen.

’Alles in orde, jongens?’ vroeg hij zachtjes.

’Ja, dat wil zeggen, we troffen Sam op het vliegveld.’

Vlug vertelde Frank wat er was gebeurd. ’Maar hij is nu het spoor kwijt,’ eindigde hij.

’We moeten opschieten, jongens. Sam is een uitgekookte jongen en je weet nooit. Hebben jullie het boek, Frank?’

Frank liet het zijn vader zien.

’Dat ziet er goed uit. Ik denk dat hij het wel leuk zal vinden, als je hem tenminste te spreken krijgt.’

’Ja, dat is nog de vraag,’ bromde Joe. ’Maar vader, je hebt nog steeds niet verteld wat we moeten doen als we eenmaal binnen zijn.’

De detective fluisterde even met de jongens.

'O.K., vader. Tot straks,’ zei Joe.

De jongens liepen op het huis af en Frank liet de zware klopper op de deur vallen.

’Wie is daar?’ klonk even later een stem uit een van de ramen.

’We... we hebben een geschenk voor u, meneer Adar,’ riep Frank.

’Een wat? Een geschenk? Voor mij?’ vroeg de oude man ongelovig. ’Wacht even.’

Even later klonken er voetstappen in de gang. Grendels werden verschoven en de grote deur zwaaide open.

’Kom binnen, jongens. Wat is dit? Voor mij? Ik... ik heb nog nooit een geschenk gehad.’

De tranen sprongen de oude man in de ogen toen hij het pakje van Frank aannam. Hij ging de jongens voor naar de zitkamer en maakte het vlug open.

’Nee maar, wat een prachtig boek, jongens! Hartelijk bedankt! Ik...’ Hij zweeg plotseling. Iets in het boek had zijn aandacht getrokken. Hij scheen niets meer te zien of te horen. Hier hadden de jongens op gewacht. Op hun tenen slopen ze de kamer uit.

’Wat nu, Frank?’ fluisterde Joe.

’Eerst maar eens even de zaak verkennen.’

Ze liepen de gangen door en probeerden alle deuren die ze tegenkwamen. Maar ze zaten allemaal dicht.

’We moeten de hoofdschakelaar zien te vinden, Joe, waarmee je de hele zaak kunt bedienen. Zo komen we nooit verder.’

Ze kwamen in een afgelegen gedeelte van het huis. Hier brandde geen licht en de jongens deden hun zaklantaarns aan. Ze sloegen een hoek om en plotseling stonden ze voor een groot schakelbord met een ontelbaar aantal knoppen.

’Dit is wat we zoeken, Frank!’ fluisterde Joe opgewonden.

’Ja, maar de vraag is wat we nou moeten doen.’

’Je licht uit! Er komt iemand aan!’

’Wacht even, jongens,’ klonk toen een stem en Fenton Hardy stond voor hen. Hij scheen met zijn zaklantaarn over het schakelbord en zei ten slotte:

’Die grote knop daar lijkt me de hoofdschakelaar. Er zit een kaartje onder. Even kijken. ’Centrale deurcontrole’ staat erop. Ga eens een beetje achteruit, jongens.’

De detective trok een paar rubber handschoenen aan en strekte zijn hand uit naar de knop.

Een lichtflits, een gekraak, en meneer Hardy zakte in elkaar.