7
‘Wat u zegt komt dus eigenlijk hierop neer, dat er binnen het
leger geen ontevreden partij is die er, voor zover u weet, ooit
over gedacht heeft president Kimba af te zetten?’
Cat Shannon en Simon Endean zaten ’s morgens in de hotelkamer van
Shannon koffie te drinken. Endean had Shannon volgens afspraak om
negen uur opgebeld en gezegd, dat hij op een tweede telefoontje
moest wachten. Hij had van sir James Manson instructies ontvangen
en Shannon teruggebeld, om de afspraak voor elf uur te maken.
Endean knikte. ‘Inderdaad. Op dat ene punt wijkt de informatie af.
Ik zie niet in wat dat voor verschil maakt. U hebt zelf gezegd, dat
het peil van het leger zo laag was, dat de technische assistenten
het werk toch zelf zouden moeten doen.’
‘Het maakt donders veel verschil,’ zei Shannon. ‘Je kunt wel een
aanval op het paleis doen en het veroveren, maar de kunst is om het
te behouden. Als je het paleis met Kimba vernietigt, ontstaat er
eenvoudig een machtsvacuüm. Er moet iemand klaarstaan om die macht
over te nemen. De huurlingen mogen niet eens bij daglicht gezien
worden. Dus wie neemt het over?’
Endean knikte weer. Hij had niet verwacht, dat een huurling enig
politiek inzicht had.
‘Wij hebben wel iemand op het oog,’ zei hij voorzichtig.
‘Is hij nu in de republiek of in ballingschap?’
‘In ballingschap.’
‘Nou, dan moet hij op de middag van de dag na de nachtelijke aanval
op het paleis geïnstalleerd worden en over de radio laten omroepen,
dat hij een interne staatsgreep heeft uitgevoerd en de macht heeft
overgenomen.’
‘Dat kan geregeld worden.’
‘Dan is er nog iets.’
‘En dat is?’ vroeg Endean.
‘Er moeten troepen zijn die trouw zijn aan het nieuwe regime,
dezelfde troepen, die zogenaamd de staatsgreep van de vorige nacht
hebben uitgevoerd, die zichtbaar aanwezig zijn en bij zonsopgang
van de dag na de aanval voor de bewaking zorgen. Als ze niet komen
opdagen, zijn we verloren ... een groep blanke huurlingen in het
paleis in de klem, die zich om politieke redenen niet kunnen
vertonen en bij een eventuele tegenaanval afgesneden zijn van de
terugtocht, Brengt die man van u, die banneling, zo’n legermacht
mee die hem steunt als de staatsgreep komt? Of kan hij ze in de
hoofdstad snel op de been brengen?’
‘Ik geloof, dat u dat aan ons moet overlaten,’ zei Endean stijfjes.
‘Wat wij van u vragen is een militair plan om de aanval op touw te
zetten en te volvoeren.’
‘Dat kan ik wel doen,’ zei Shannon zonder te aarzelen. ‘Maar hoe
staat het met de voorbereidingen, de organisatie van het plan, het
werven van de mensen, de aankoop van wapens en munitie?’
‘Dat moet u er ook bij nemen. U begint helemaal van de grond af aan
en gaat dan rechtstreeks door tot aan de verovering van het paleis
en de dood van Kimba.’
‘Moet Kimba eraan?’
‘Natuurlijk,’ zei Endean, ‘Gelukkig heeft hij allangiedereen met
een beetje initiatief of hersens, die een rivaal zou kunnen worden,
uit de wreg geruimd. Dientengevolge is hij de enige, die zijn leger
zou kunnen hergroeperen om een aanval in te zetten. Als hij dood is
komt er ook een eind aan zijn vermogen om de mensen door hypnose te
onderwerpen.’
‘Ja. De toverkracht verdwijnt met de dood van de man.’
‘Wat?’
‘Niets. Dat begrijpt u toch niet.’
‘Probeer het dan maar,’ zei Endean koel.
‘Die man heeft een toverkracht,’ zei Shannon, ‘dat gelooft het volk
tenminste. Dat is een kracht die hij van de geesten heeft gekregen
en die hem tegen zijn vijanden beschermt, hem onoverwinnelijk
maakt, tegen aanvallen, verdedigt en tegen de dood vrijwaart. In de
Kongo geloofden de Simba’s dat hun leider, Pierre Mulele, ook over
zo’n toverkracht beschikte. Hij vertelde ze, dat hij deze aan zijn
aanhangers kon overdragen en ze onsterfelijk kon maken. Ze
geloofden hem. Ze dachten, dat kogels van ze zouden afglijden als
water. Zo kwamen ze in golven op ons af, helemaal uitzinnig van
dagga en whisky, stierven als vliegen en bleven maar komen.
Met Kimba is het net zo. Zolang ze denken dat hij onsterfelijk is,
is hij het ook. Daarom zullen ze nooit een vinger tegen hem
opheffen. Als ze eenmaal zijn lijk zien, wordt de man die hem
gedood heeft de leider. Diens toverkracht is dan sterker.’
Endean keek hem. verbaasd aan, ‘Is het echt nog zo achterlijk?’
‘Zo achterlijk is het niet. Wij doen hetzelfde met amuletten,
heilige relikwieën, de veronderstelling van goddelijke bescherming
voor onze eigen particuliere doeleinden. Maar van onsnoemen we het
religie, van hen een heidens bijgeloof.’
‘Dat doet er ook niet toe,’ snauwde Endean, ‘Nu het zo zit, is er
reden temeer dat Kimba moet sterven.’
‘Dat betekent dat hij in het paleis moet zijn als we toeslaan. Als
hij het land in is, heeft het geen zin. Niemand zal uw man steunen
als Kimba nog in leven is.’
‘Ik heb gehoord dat hij meestal in het paleis zit.’
‘Ja,’ zei Shannon, ‘Maar we moeten zekerheid hebben» Er is één dag
die hij nooit overslaat, de Onafhankelijkheidsdag. Op de vooravond
van de Onafhankelijkheidsdag slaapt hij in het paleis, zo zeker als
tweemaal twee vier is.’
‘Wanneer is dat?’
‘Over drie en een halve maand.’
‘Zou er binnen die tijd een project georganiseerd kunnen worden?’
vroeg Endean.
‘Met een beetje geluk wel, ja. Ik zou nog minstens wel een paar
weken meer willen hebben.’
‘Het project is nog niet geaccepteerd,’ merkte Endean op.
‘Nee, maar als u een nieuwe man in dat paleis wilt installeren, dan
is een aanval van buitenaf de enige manier. Wilt u dat ik het hele
project van begin tot eind voorbereid, met de geraamde kosten en
een tijdschema?’
‘Ja. De kosten zijn erg belangrijk. Mijn ... eh ... compagnons
willen graag weten voor hoeveelze moeten opdraaien.’
‘Goed,’ zei Shannon, ‘Dat komt dan op £ 500.’
‘U hebt al betaling ontvangen,’ zei Endean koel, ‘Ik heb betaald
gekregen voor een missie naar Zangaro en een rapport over de
militaire toestand daar,’ antwoordde Shannon. ‘Wat u vraagt is een
nieuw rapport, helemaal buiten de oorspronkelijke instructies die u
me gegeven hebt.’
‘Vijfhonderd is wel een beetje veel voor een paar
velletjesbeschreven papier.’
‘Onzin. U weet heel goed, dat als uw firma een advocaat, een
architect, een accountant of een andere deskundige raadpleegt, u
hem een honorarium betaalt. Ik ben technisch deskundig op het
gebied van de oorlog. Wat u betaalt is de kennis en de ervaring –
waar de beste mensen te krijgen zijn, de beste wapens, hoe ze
verstuurd moeten worden, enzovoort. Dat kost £ 500 en dezelfde
kennis zou u het dubbele kosten als u het zelfde in twaalf maanden
zou proberen uit te zoeken, wat u trouwens toch niet kunt omdat u
de relaties er niet voor hebt.’
Endean stond op. ‘Akkoord. Het wordt vanmiddag met een speciale
bode gebracht. Morgen is het vrijdag. Mijn compagnons willen het
rapport graag in het weekeind lezen. Wilt u het morgen om drie uur
gereed hebben, dan kom ik het hier halen.’
Hij vertrok en terwijl de deur achter hem dichtging, hief Shannon
spottend zijn koffiekopje op als in een toost.
‘Tot ziens, meneer Waker Harris schuine streep Simon Eodean, zei
hij zacht.
Het was niet voor de eerste maal. dat hij zijn gesternte dankte
voor de vriendelijke, praatgrage hotelhouder Gomez. In een van hun
lange nachtelijke gesprekken had Gomez over kolonel Bobi, nu in
ballingschap, gepraat. Hij had ook gezegd, dat Bobi zonder Kimba
nergens was, omdat hij bij de Caja gehaat was wegens de wreedheden
die zijn leger op bevel van Kimba tegenover hen had begaan, en dat
hij evenmin in staat was het bevel te voeren over Vindoe-troepen,
zodat Shannon met het probleem zat, waar hij een leger met zwarte
gezichten vandaan moest halen, dat klaarstond om de volgende
ochtend de macht over te nemen.
De bruine envelop van Endean met vijftig biljetten van £ 10 werd
na drieën in een taxi gebracht en aan de receptie van het
Lowndes-hotel afgegeven. Shannon telde de biljetten, stopte ze in
de binnenzak van zijn jasje en ging aan het werk, Het nam de rest
van de middag en bijna de hele avond in beslag.
Hij werkte aan de schrijftafel in zijn kamer, waar hij zich in zijn
eigen schetsen en kaarten van de stad Clarence verdiepte, met de
haven, de havenwijk en de woonwijk van de notabelen, waarin ook het
presidentiële paleis en de legerbarakken lagen.
De klassieke militaire benadering zou zijn, een troepenmacht aan de
zijkant van het schiereiland, bij de basis te laten landen, de
korte afstand landinwaarts te marcheren en de weg van Clarence naar
het binnenland te nemen en de T-kruising onder schot te houden.
Zodoende werd het schiereiland met de hoofdstad afgesneden voor de
aanvoerder van versterkingen, maar dan zou tevens het element van
verrassing weg zijn.
Het was de gave van Shannon, dat hij Afrika en de Afrikaanse
soldaat begreep en dat hij oorspronkelijk kon denken, dezelfde
manier van denken die Hoare de bijnaam van Gekke Mike bezorgd had,
hoewel de tactiek van de Kongo-huurlingen helemaal aan de
Afrikaanse omstandigheden waren aangepast, die vrijwel volstrekt
tegengesteld zijn aan de Europese omstandigheden.
Als Shannon zijn plannen ooit aan een Europese militair die volgens
conventionele maatstaven dacht, had laten zien, zou men ze als
roekeloos hebben beschouwd en geen kans van slagen hebben gegeven.
Hij gokte erop, dat sir James Manson niet in het Engelse leger had
gediend – er stond niets over in Who’s Who – en het plan zou
accepteren. Shannon wist, dat dit het enige plan was dat
uitvoerbaar was.
Hij baseerde zijn plan op drie feiten over oorlog in Afrika die hij
door schade en schande geleerd had. Ten eerste, dat de Europese
soldaat goed en raak in het donker vecht, mits hij goed is
voorgelicht over het terrein dat hij kan verwachten, terwijl de
Afrikaanse soldaat, zelfs op zijn eigen terrein, soms geheel
hulpeloos wordt door zijn angst voor de verborgen vijand in het
duister rondom hem. Ten tweede dat de reactiesnelheid van de
Afrikaanse soldaat als hij eenmaal de kluts kwijt is, zijn vermogen
om zich te herstellen, te hergroeperen en een tegenaanval te
ondernemen, lang zo groot niet is als die van de Europese soldaat,
omdat het normale verrassingseffect daardoor groter wordt. Ten
derde dat geweervuur, en dus lawaai, iets is waardoor Afrikaanse
soldaten soms zo bang worden dat ze in paniek raken en op de vlucht
slaan, zonder erbij te denken dat hun tegenstanders helemaal niet
zo groot in aantal zijn.
Daarom ging Shannon bij zijn plan uit van een nachtelijke aanval,
die volslagen bij verrassing onder oorverdovend lawaai en gericht
geweervuur werd uitgevoerd.
Hij werkte langzaam en systematisch en omdat hij slecht met een
schrijfmachine overweg kon, tikte hij de woorden met twee
wijsvingers uit. Om twee uur ’s morgens kon de bewoner van de kamer
naast hem het niet langer uithouden en bonsde op de muur om te
vragen of hij alsjeblieft een. beetje rust kon krijgen om te
slapen. Shannon maakte binnen vijf minuten het stuk af waar hij aan
bezig was en hield er voor die nacht mee op. Er was nog een geluid
waar de man naast hem last van had, behalve het gerammel van de
schrijfmachine. Onder het werken en later toen hij in bed lag,
floot de schrijver voortdurend een droevig wijsje. Als zijn
slapeloze buurman iets meer van muziek had geweten, zou hij
Spanish Harlem hebben herkend.
Martin Thorpe lag die nacht eveneens wakker. Hij wist dat hij
een lang weekeinde voor de boeg had, twee en een halve dag waarin
hij een vervelend en tijdrovend werkje moest doen, namelijk 4500
kaarten doornemen met de basisgegevens van alle openbare
vennootschappen die in het vennootschapshuis in de City van Londen
geregistreerd zijn.
Er zijn twee bureaus in Londen, die hun abonnees dergelijke
informatie over Engelse vennootschappen verstrekken. Dit zijn
Moodies en de Exchange Telegraph, beter bekend als Extel. Op zijn
kantoor in ManCon House had Thorpe de door Extel geleverde serie
kaarten, omdat ManCon van dit bureau gebruikmaakte als een
noodzakelijk onderdeel van de commerciële werkzaamheden. Maar voor
het karwei van het zoeken naar een lege vennootschap, had Thorpe
besloten van de diensten van Moodies gebruik te maken en ze naar
zijn huis te laten sturen, aan de ene kant omdat hij dacht dat
Moodies betere inlichtingen kon verschaffen over de in het Verenigd
Koninkrijk geregistreerde kleinere vennootschappen, en aan de
andere kant om redenen van geheimhouding.
Hij had donderdag zijn instructies van sir James Manson ontvangen
en was rechtstreeks naar een advocatenfirma gegaan. Die advocaat
had ten behoeve van hem en zonder zijn naam te noemen, een complete
serie kaarten bij Moodies besteld. Hij had de advocaat de £ 260
voor de kaarten betaald, plus nog £ 50 voor de drie grijze
opbergkasten waarin ze aankwamen, plus het honorarium van de
advocaat voor dit alles. Verder had hij eenkleine verhuisfirma in
de arm genomen om een bestelwagen naar Moodies te sturen, nadat ze
gezegd hadden dat de serie kaarten vrijdagmiddag klaarlag om te
worden afgehaald.
Liggend in bed in zijn chique vrijstaande huis in de voorstad
Hampstead Garden, was hij eveneens bezig zijn veldtocht uit te
stippelen; niet in details, zoals Shannon, want: hij had te weinig
gegevens, maar in algemene termen, waarbij hij met stromannen en
aandelenpakketten met stemrecht omsprong zoals Shannon met geweren
en mortieren.
Shannon overhandigde vrijdagmiddag om drie uur zijn voltooide
project aan Endean. Het omvatte veertien bladzijden, waarvan vier
uit schetsen en twee uit lijsten van benodigdheden bestonden. Hij
had het na het ontbijt afgemaakt, in het vertrouwen dat zijn
slapeloze buurman weg was en had het in een bruine mapgestopt. Hij
had bijna op het omslag willen zetten: ‘Uitsluitend bestemd voor
sir James Manson’, maar had deze verleiding weerstaan. Het was niet
nodig de boel baldadig te verraden en hij rook dat er een mooi
contract in het verschiet lag, als de mijnbaron hem die baan
aanbood.
Daarom zei hij nog altijd Harris tegen Endean en sprak over ‘uw
compagnons’ in plaats van ‘uw baas’. Nadat Endean de map had
aangenomen, droeg hij hem op in de stad te blijven en zich vanaf
zondagavond twaalf uur beschikbaar te houden.
Shannon ging de verdere middag winkelen, maar zijn gedachten waren
bij de gegevens, die hij al in Who’s Who had zien staan over
de man, die hem zoals hij nu wist in dienst had genomen, sir James
Manson, die het tot miljonair en magnaat had gebracht.
Hij voelde zich gedrongen om deels uit nieuwsgierigheid, en deels
omdat hij die inlichtingen wel eens nodig kon hebben, meer over sir
James Manson aan de weet te komen, over de man zelf en waarom hij
een huurling had genomen om voor hem. oorlog in Zangaro te
voeren.
De vermelding in Who’s Who die in zijn gedachten was blijven
hangen, ging over een dochter die Manson had, een meisje dat nu om
en nabij de twintig moest zijn. In de loop van de middag stapte hij
een telefooncel in Jermyn Street binnen en belde het
detectivebureau op, dat Endean vanaf hun eerste ontmoeting in
Chelsea gevolgd en hem als de assistent van Manson ontmaskerd
had.
Het hoofd van het bureau was heel voorkomend toen hij zijn vroegere
cliënt aan de telefoon hoorde. Meneer Brown had zoals hij wist al
eerder prompt contant betaald en zulke klanten waren veel waard.
Dat hij aan de andere kant van een telefoon wenste te blijven moest
hij zelf weten.
‘Kunt u bij een tamelijk volledig kranteknipselarchief komen?’
vroeg Shannon.
‘Dat zou kunnen,’ gaf het hoofd van het bureau toe.
‘Ik wil graag een korte beschrijving hebben van een jongedame, over
wie misschien wel eens in een van de roddelrubrieken in de Londense
pers iets geschreven is. Ik hoef niet veel te weten, alleen wat ze
doet en waar ze woont, Maar ik moet het wel gauw hebben.’
Het was even stil aan de andere kant.
‘Als er dergelijke berichten zijn, kan ik het misschien wel
telefonisch doen,’ zei de detective, ‘Hoe is de naam?’
‘Mejuffrouw Julia Manson, dochter van sir James Manson.’
De detective dacht even. na, Hij herinnerde zich dat de vorige
opdracht van zijn cliënt een man betrof, die de assistent van sir
James Manson bleek te zijn. Hij wist ook, dat hijin een uur kon
uitzoeken wat meneer Brown wilde weten.
De twee mannen werden het eens over een honorarium, een bescheiden
bedrag, en Shannon beloofde het geld binnen een uur aangetekend te
zullen sturen. De detective besloot die toezegging te accepteren en
vroeg zijn cliënt hem tegen vijven op te bellen.
Shannon deed zijn verdere boodschappen en belde om klokslag vijf
uur terug. Enkele seconden later had Shannon wat hij hebben wou.
Hij was diep in, gedachten toen hij naar zijn hotel terugliep en de
schrijver opbelde, die hem aanvankelijk bij ‘meneer Harris’ had
aanbevolen.
‘Dag,’ zei hij nors door de telefoon, ‘met mij, Cat Shannon,’
‘Hé, dag Cat,’ kwam het verbaasde antwoord, ‘Waar heb jij
gezeten?’
‘Overal,’ zei Shannon. ‘Ik wou je alleen even bedanken, dat je me
bij die Harris hebt aanbevolen.’
‘Geen dank. Heeft hij je een baan aangeboden?’
Shannon was voorzichtig. ‘Ja, voor een paar dagen. Het is nu
afgelopen, Maar ik heb wat poen. Zullen we een hapje gaan
eten?’
‘Waarom niet,’ zei de schrijver.
‘Vertel eens,’ zei Shannon, ‘ga je nog steeds met dat meisje om
waar je mee was toen we elkaar de laatste keer zagen?’
‘Ja, nog steeds. Waarom?’
‘Was ze geen mannequin?’
‘Ja.’
‘Hoor eens,’ zei Shannon, ‘jij zult het wel gek vinden, maar ik wil
dolgraag in contact komen met een meisje dat ook mannequin is, maar
aan wie ik me niet kan laten voorstellen. Ze heet Julie Manson. Zou
jij je vriendin kunnen vragen of ze haar wel eens in de modewereld
ontmoet heeft?’
De schrijver dacht na.
‘Jawel. Ik zal Carrie opbellen om het te vragen. Waar ben je
nu?’
‘In een telefooncel. Ik zal je over een half uur terugbellen.’
Shannon bofte. Zijn vriend zei, dat de twee meisjes elkaar kenden
en samen op de mannequinschool geweest waren. Ze werden ook door
hetzelfde bureau uitgezonden. Het duurde nog een uur voor Shannon,
die toen rechtstreeks met de vriendin van de schrijver sprak,
hoorde dat Julie Manson had toegestemd om mee te gaan eten, mits
Carrie en haar vriend ook meegingen. Ze spraken af dat ze om acht
uur in de flat van Carrie zouden komen en dat Julie Manson er dan
ook zou zijn.
Shannon en de schrijver kwamen een paar minuten na elkaar in
Carries flat bij Maida Vale aan en ze gingen met zijn vieren uit
eten. De schrijver had een tafeltje gereserveerd in een klein
kelderrestaurant, de Baker and Oven in Marylebone, en het was het
soort maaltijd waar Shannon van hield, met enorme porties Engelse
rosbief en groenten, met twee flessen Piat de Beaujolais erbij. Het
eten beviel hem en Julie beviel hem. ook.
Ze was erg klein, ruim één meter vijftig lang en om groter te
lijken droeg ze hoge hakken en liep heel recht. Ze zei dat ze
negentien jaar was en had een pittig, rond gezichtje dat zo
onschuldig als een engel was als ze wou, of bijzonder sexy als ze
dacht dat niemand naar haar keek.
Ze maakte een verwende indruk, alsof ze het gewoon vond altijd haar
zin te krijgen, waarschijnlijk het gevolg van een al te
toegeeflijke opvoeding, meende Shannon.Maar ze was knap en
onderhoudend en Shannon had nooit meer van een meisje verlangd. Ze
liet het donkerbruine haar los hangen, zodat het tot aan haar
middel viel, en onder haar jurk kon je duidelijk al haar rondingen
zien. Ze leek ook geboeid te zijn door haar onbekende partner.
Hoewel Shannon zijn vriend had gevraagd niet te vertellen wat hij
deed voor de kost, had Carrie toch laten doorschemeren dat hij een
huurling was. Maar tijdens het gesprek onder het eten kon hij die
vraag nog omzeilen. Zoals gewoonlijk praatte Shannon minder dan de
anderen, wat niet zo moeilijk was, want Julie en de lange Carrie
met het kastanjekleurige haar spraken voor vier.
Toen ze het restaurant uitgingen en op straat in de koele
nachtlucht kwamen, zei de schrijver, dat hij met zijn vriendin in
de auto naar zijn flat ging. Hij hield voor Shannon een taxi aan en
vroeg of hij voor hij naar zijn hotel ging, Julie naar huis wilde
brengen. Toen de huurling instapte, gaf de schrijver hem langzaam
een knipoogje.
‘Je hebt beet, geloof ik,’ zei hij. Shannon gromde.
Voor haar flat in Mayfair vroeg Julie hem om nog even een kopje
koffie te komen drinken. Daarom betaalde hij de taxi en liep met
haar mee de trap op naar het duur uitziende appartement. Pas toen
ze op de bank de vieze koffie zaten te drinken die Julie gezet had,
begon ze over de manier waarop hij zijn brood verdiende.
Hij leunde achterover in de hoek van de sofa en zij zat op de
uiterste rand, met het gezicht naar hem toegewend.
‘Heb je wel eens mensen gedood?’ vroeg ze.
‘Ja.’
‘Bij een gevecht?’
‘Soms. Meestal wel.’
‘Hoeveel?’
‘Ik weet het niet. Ik heb ze nooit geteld.’
Ze proefde die mededeling en slikte een paar maal.
‘Ik heb nog nooit iemand gekend die mensen gedood heeft.’
‘Dat weet je niet,’ wierp Shannon tegen. ‘Iedereen die in een
oorlog is geweest heeft waarschijnlijk mensen gedood.’
‘Heb je littekens van verwondingen?’ Alweer een van die geijkte
vragen. Shannon had inderdaad tientallen littekens op zijn rug en
borst, nagelaten door kogels, mortierfragmenten en granaatscherven.
Hij knikte.
‘Een paar.’
‘Laat eens zien,’ zei ze.
‘Nee.’
‘Toe nou, laat zien. Als bewijs.’
Ze stond op. Hij grinnikte tegen haar.
‘Ik zal die van mij laten zien als je mij die van jou laat zien,’
zei hij spottend, bij wijze van grapje zoals vroeger op de
kleuterschool.
‘Ik heb ze niet,’ zei Julie beledigd.
‘Bewijs het dan maar,’ zei Shannon kortaf en draaide zich om, om
zijn lege koffiekopje op het tafeltje achter de bank te zetten. Hij
hoorde het geritsel van kleren. Toen hij zich weer omdraaide,
verslikte hij zich bijna in zijn laatste slok koffie. In nog geen
seconde had ze haar jurk van achteren opengeritst en de hele boel
als een vijver verfrommelde kleren om haar enkels laten zakken.
Eronder droeg ze een paar kousen en een dun gouden kettinkje om
haar middel.
‘Zie je wel,’ zei ze zacht, ‘geen enkel litteken.’
Ze had gelijk. Haar kleine, huwbare meisjeslichaam was van een
smetteloos melkwit, vanaf de vloer tot de manen van donker haar die
om haar schouders vielen, bijna tot aan het kettinkje om haar
middel. Shannon slikte.
‘Ik dacht dat je eigenlijk papa’s lieve kleine meid was,’ zei
hij.
Ze giechelde. ‘Dat denkt iedereen, vooral papa,’ zei ze. ‘Nu is het
jouw beurt.’
Op datzelfde tijdstip zat sir James Manson in de bibliotheek van
zijn landhuis niet ver van het dorpje Notgrove in de heuvelachtige
streek van Gloucestershire, met het dossier van Shannon op zijn
knie en een cognac-soda bij zijn elleboog. Het was bijna
middernacht en lady Manson was allang naar bed gegaan. Hij had het
Shannon-project bewaard om als hij alleen was in de bibliotheek te
lezen, nadat hij de verleiding had weerstaan het onderweg in de
auto open te maken of meteen na het eten weg te glippen. Als hij
zich sterk wilde concentreren gaf hij de voorkeur aan de
nachtelijke uren en op dit document wilde hij zich sterk
concentreren.
Hij sloeg de map open en legde de kaarten en schetsen terzijde.
Toen begon hij aan het verhaal. Het luidde:
Inleiding. Het volgende plan is opgemaakt op grond van het door de heer Waker Harris geschreven rapport over de republiek Zangaro, mijn eigen bezoek aan Zangaro en mijn eigen rapport over dat bezoek, en van de door de heer Harris gegeven instructies over het verlangde doel. Hierbij kon geen rekening worden gehouden met gegevens die de heer Harris wel bekend maar niet aan mij onthuld zijn, waaronder in het bijzonder de gevolgen van de aanval en de installatie van de nieuwe regering. Deze gevolgen kunnen niettemin vereisen, dat er bij de planning van de aanval voorzieningen worden ingebouwd, en dit heb ik vanzelfsprekend niet kunnen doen.
Doel van de operatie. Het voorbereiden, op touw zetten en uitvoeren van een aanval op het presidentiële paleis te Clarence, de hoofdstad van Zangaro, het bestormen en veroveren van dat paleis en het liquideren van de president met zijn persoonlijke lijfwacht die daarin woont. Eveneens het in beslag nemen van alle wapens en het arsenaal van de republiek, de nationale schatkist en het radiostation, ook in het paleis. Tenslotte het scheppen van zodanige voorwaarden, dat eventuele gewapende overlevenden van de bewakingstroepen of het leger buiten de stad verspreid worden en geen mogelijkheid hebben een effectieve tegenaanval te ondernemen.
Aanvalsmethode. Na bestudering van de militaire toestand
van Clarence is het buiten twijfel, dat de aanval vanuit zee moet
worden ondernomen en rechtstreeks vanuit de zee op het paleis zelf
moet worden gericht. Ik heb de mogelijkheid van een luchtlanding op
het vliegveld bestudeerd. Dit is niet uitvoerbaar. Ten eerste
zouden de autoriteiten van het vliegveld van vertrek niet toestaan,
dat de benodigde aantallen wapens en mannen aan boord van een
chartervliegtuig worden, geladen zonder een vermoeden omtrent de
aard van de vlucht. Zulke autoriteiten, ook al zouden ze te vinden
zijn die een dergelijk vertrek toestaan, zouden een ernstig gevaar
vormen van arrestatie of schending van veiligheid.
In de tweede plaats biedt een aanval over land geen extra voordelen
en vele nadelen. Wanneer men in een gewapende colonne over de
noordelijke grens aankomt, betekent dit dat de mannen en wapens in
de naburige republiek binnengesmokkeld moeten worden, waar een
doeltreffende politiemacht en veiligheidssysteem aanwezig zijn, Het
gevaar van voortijdige ontdekking en arrestatie zou buitengewoon
groot en onaanvaardbaar zijn. Om ergens anders op de kust van
Zangaro te landen en naar Clarence op te marcheren zou al even
weinig reëel zijn. Ten eerste bestaat de kust grotendeels uit dicht
mangrovenmoeras waarin boten niet kunnen doordringen, en de paar
kleine inhammen die er zijn zouden in het donker onvindbaar zijn.
Ten tweede zou het aanvalsleger zonder gemotoriseerd vervoer een
lange mars naar de hoofdstad moeten maken en de verdedigers zouden
gewaarschuwd zijn. Ten derde zou het schaarse aantal manschappen
van liet aanvalsleger bij daglicht zichtbaar zijn en dit zou de
verdedigers ertoe aanzetten sterke tegenstand te bieden.
Tenslotte is de mogelijkheid onderzocht om de wapens en manschappen
clandestien de republiek binnen te smokkelen en ze tot de nacht van
de aanval te verbergen. Dit is evenmin reëel, deels omdat de
voorraad wapens wat het gewicht betreft te groot zou zijn en deels
omdat een dergelijke hoeveelheid wapens en zoveel ongewone
bezoekers onherroepelijk ontdekt ee verraden zouden worden, en
deels omdat een dergelijk plan op het grondgebied binnen Zangaro
een hulporganisatie zou vereisen die niet bestaat.
Dientengevolge ben ik van mening, dat het enige realistische plan
zou zijn een aanval met lichte scheepjes, die van een groter
vaartuig vertrekken dat in zee voor anker ligt; die rechtstreeks de
haven, van Clarence binnenvaren en onmiddellijk na de landing een
aanval op het paleis doen.
Benodigdheden voor de aanval. De gevechtsgroep mag niet kleiner dan twaalf man zijn, bewapend met mortieren, bazooka’s en granaten, die ook allemaal lichte machinegeweren bij zich hebben voor gebruik op korte afstand. De mannen moeten ’s morgens tussen twee en drie uur uit zee komen, zodat iedereen in Clarence allang slaapt, maar zo vroeg voor de ochtendschemering, dat bij zonsopgang van die zelfde dag alle sporen van blanke huurlingen zijn uitgewist.
Het rapport ging nog zes bladzijden verder met de nauwkeurige
beschrijving hoe Shannon zich voorstelde het project op te zetten,
het benodigde personeel te werven, over de wapens en de munitie die
hij nodig had, de hulpuitrusting van radiotoestellen,
landingsvaartuigen, buitenboordmotoren, lichtraketten, uniformen,
touwriemen, voedsel en proviand; hoeveel elke post zou kosten en
hoe hij het paleis zou vernietigen en het leger uit elkaar zou
drijven.
Bij de kwestie van het schip dat de aanvalsgroep moest brengen, zei
hij: ‘Afgezien van de wapens zal het verkrijgen van het schip het
moeilijkste onderdeel blijken te zijn. Ik zou er bij nader inzien
tegen zijn een schip te charteren, omdat dit een bemanning met zich
meebrengt die onbetrouwbaar zou kunnen blijken, een kapitein die
ieder ogenblik van mening kan veranderen en het risico, dat het
soort schepen die een dergelijke chartering ondernemen,
waarschijnlijk bij de autoriteiten van de landen rond de
Middellandse Zee berucht zijn. Ik ben ervoor om meer geld uit te
geven en meteen een klein vrachtschip te kopen, dit te bemannen met
lieden die betaald worden door bazen aan wie ze trouw zijn, met een
betrouwbare naam in scheepskringen. Zo’n schip kan in ieder geval
altijd weer verkocht worden en zou op den duur goedkoper
uitkomen.’
Shannon had ook nadruk gelegd op de noodzaak van veiligheid van
begin tot eind. Hij verklaarde: ‘Aangezien ik niet op de hoogte ben
van de identiteit van de opdrachtgevers, met uitzondering van de
heerHarris, verdient het aanbeveling dat ingeval het project
geaccepteerd wordt, de heer Harris de enige schakel blijft tussen
de opdrachtgevers en mij. Betalingen van de benodigde bedragen
zouden aan mij gedaan moeten worden via de heer Harris en mijn
afrekeningen van de gemaakte kosten worden op dezelfde wijze
geretourneerd. Zo zou ook niemandvan de vier medewerkers die ik
nodig zou hebben, de aard van de onderneming kennen en zeker niet
de bestemming, voor ze allemaal op volle zee zijn. Zelfs de kaarten
van de kust mogen pas aan de kapitein gegeven worden nadat hij is
uitgevaren. In het bovengenoemde plan is het veiligheidsaspect
ingebouwd, aangezien waar mogelijk de inkopen legaal op de vrije
markt kunnen worden verricht; alleen de wapens vormen een illegale
aankoop. Ieder stadium staat op zichzelf, waardoor een eventuele
onderzoeker steeds vastloopt, en ook wordt in elk stadium de
uitrusting afzonderlijk in verschillende landen door verschillende
medewerkers gekocht. Alleen ikzelf, de heer Harris en de
opdrachtgevers zouden van het gehele plan op de hoogte zijn en in
het ongunstigste geval zou ik de opdrachtgevers en waarschijnlijk
ook de heer Harris niet kunnen identificeren.’
Sir James Manson knikte en gromde goedkeurend een paar maal onder
het lezen. Om een uur ’s morgens schonk hij zich nog een glas
cognac in en ging over tot de kosten en het tijdschema, die op
aparte vellen stonden. Deze luidden:
Op het tweede vel stond het geraamde tijdschema.
Verkenningsbezoek aan Zangaro. Twee rapporten. | |
Voltooid | £ 002 500 |
Honorarium aanvoerder van de onderneming | £ 010 000 |
Werving van al het andere personeel en hun salarissen | £ 010 000 |
Totale administratieve kosten, reiskosten, hotels, enz. | |
voor aanvoerder en alle manschappen | £ 010 000 |
Aankoop van wapens | £ 025 000 |
Aankoop van schip | £ 030 000 |
Aankoop hulpuitrusting | £ 005 000 |
Reserve | £ 007 500 |
--------------- | |
Totaal | £ 100 000 |
Op het tweede vel stond het geraamde tijdschema.
Voorbereidend stadium: | |
Werven en verzamelen van personeel. Openen van | |
bankrekening. Koop van in buitenland gevestigde | |
maatschappij | 20 dagen |
Inkoopstadium: | |
Periode van aankoop van alle artikelen in gedeelten | 40 dagen |
Verzamelstadium: | |
Verzamelen van uitrusting en personeel op het schip | |
tot en met de dag van vertrek | 20 dagen |
Verschepingsstadium: | |
Transport van gehele project overzee van haven van | |
inscheping tot punt voor kust van Clarence | 20 dagen |
Dag van aanval zou vastgesteld worden op de Zangarese Onafhankelijkheidsdag, die op bovenstaand schema, indien dit niet later dan a.s. woensdag in werking treedt, Dag 100 zou zijn.
Sir James Manson las het rapport tweemaal en rookte een uur achter elkaar een van zijn Upman corona’s, terwijl hij naar de rijk bewerkte lambrizering en de in marokijn leer gebonden boeken keek, die langs zijn muren stonden. Tenslotte sloot hij de projectmap in zijn muurkluis en ging naar boven, naar bed.
Cat Shannon lag op zijn rug in de donkere slaapkamer en liet
zijn hand gedachteloos over het meisjeslichaam glijden dat half
over het zijne heen lag. Het was een klein, maar zeer erotisch
lichaam, zoals hij in het uur daarvoor ontdekt had, en wat Julie
ook in de twee jaar die ze van school af was verder had geleerd,
het had niets met steno en typen te maken. Haar lust en smaak voor
seksuele variaties deden niet onder voor haar energie en bijna
onafgebroken gebabbel tussen de maaltijden.
Terwijl hij haar streelde bewoog ze zich en begon met hem te
spelen.
‘Grappig,’ zei hij peinzend, ‘het ligt zeker aan deze tijd, maar we
hebben de halve nacht genaaid en ik weet niets van je af.’
Ze hield even op, zei: ‘Wat dan?’ en ging weer verder.
‘Waar je huis is,’ zei hij. ‘Buiten deze flat.’
‘Gloucestershire,’ mompelde ze.
‘Wat doet je ouweheer?’ vroeg hij zacht, Er kwam geen antwoord. Hij
nam een bos haar in zijn hand en trok haar gezicht naar zich
toe.
‘Au, je doet me pijn. Hij zit in de City. Waarom?’
‘Effectenmakelaar ?’
‘Nee, hij leidt een of andere firma die iets met mijnbouw te maken
heeft. Dat is zijn specialiteit en dit is de mijne. Nou, let
op.’
Een half uur later wentelde ze zich van hem af en vroeg: ‘Vond je
dat prettig, schat?’
Shannon lachte en ze ving een flits op van zijn tanden in het
donker toen hij grinnikte.
‘O, ja,’ zei hij zacht, ‘dat vond ik heerlijk Vertel eens iets over
je ouweheer.’
‘Papa? O, dat is een vervelende ouwe zakenman. Zit de hele dag op
een duf kantoor in de City.’
‘Er zijn zakenmensen die me interesseren. Dus vertel eens wat het
voor iemand is...’
Sir James zat in de serre op het zuiden van zijn landhuis koffie
te drinken, toen het telefoontje van Adrian Goole kwam. De
ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken sprak uit zijn
eigen huis in Kent.
‘Ik hoop, dat u het mij niet kwalijk neemt dat ik in het weekeind
opbel,’ zei hij.
‘Helemaal niet, mijn beste,’ zei Manson zonder dat hij het meende,
‘dat is altijd goed.’
‘Ik had gisteravond op kantoor willen bellen, maar ik werd
opgehouden door een vergadering. Om terug te komen op ons gesprek
een poosje geleden over de resultaten van uw mijnexploratie daar
ergens in Afrika, weet u nog wel?’
Manson nam aan, dat Goole aan een openbare telefoonlijn zich
verplicht voelde de regels van veiligheid in acht te nemen.
‘Ja, inderdaad,’ zei hij. ‘Ik heb de suggestie die u onder dat
diner gedaan hebt, ter harte genomen. De betreffende cijfers zijn
iets gewijzigd zodat de onthulde hoeveelheden commercieel gezien
niet de moeite waard waren. Het rapport is de deur uitgegaan,
ontvangen, en ik heb er niets meer van gehoord.’
Goole’s volgende woorden haalden sir James Manson met een ruk uit
zijn ontspannen weekeind stemming.
‘Nu, wij wel,’ zei de stem aan de telefoon. ‘Het is niet echt
verontrustend, maar toch wel eigenaardig. Onze ambassadeur van dat
gebied, die bij dat land en nog drie andere republiekjes
geaccrediteerd is, woont er zoals u weet niet. Maar hij stuurt wel
regelmatig rapporten, bij elkaar gegaard uit allerlei verschillende
bronnen, waaronder de normale verbinding met andere bevriende
diplomaten. Een kopie van een gedeelte uit zijn laatste rapport,
dat betrekking heeft op de economische kant van de toestand daar,
is gisteren op kantoor op mijn bureau terechtgekomen. Er schijnt
daar een gerucht de ronde te doen, dat de Sovjet-regering
toestemming heeft gekregen om er een eigen mijnexploratieploeg naar
toe te sturen. Nu hebben ze misschien wel niets te maken met die
streek waar uw mensen ...’
Sir James Manson keek naar de telefoon terwijl Goole’s stem maar
verder kwekte. Er begon in zijn hoofd bij zijn linkerslaap iets te
kloppen.
‘Ik dacht alleen, sir James, dat als deze Russen naar hetzelfde
gebied toe gaan waar die man van u is geweest, hun bevindingen wel
eens iets anders kunnen uitvallen. Gelukkig gaat het alleen’ maar
om onbelangrijke hoeveelheden tin. Maar ik vond toch, dat ik het u
even moest laten weten. Hallo? Hallo? Bent u daar...?’
Manson kwam met een ruk uit zijn mijmering tot de werkelijkheid
terug. Met bovenmenselijke inspanning zei hij met normale stem:
‘Inderdaad, ja. Neem me niet kwalijk, ik was even in gedachten. Erg
aardig van u om mij even op te bellen, Goole. Ik denk niet dat ze
in hetzelfde gebied komen als die man van mij. Maar het is toch
verduveld handig om te weten.’
Hij maakte de voorgeschreven grapjes voor hij ophing en liep
langzaam naar het zonneterras terug. Zijn gedachten tolden in zijn
hoofd om. Toeval? Het zou kunnen, het was best mogelijk. Als de
Sovjet-exploratieploeg een streek ging verkennen, die kilometers
van het Kristalgebergte af lag, was het louter toeval Maar aan de
andere kant, als ze rechtstreeks naar de Kristalberg gingen zonder
eerst luchtverkenningen te hebben uitgevoerd om het verschil in
plantengroei in die streek op te merken, dan was het geen toeval.
Dan was het smerige sabotage. En er was geen manier om erachter te
komen, geen manier om volkomen zekerheid te hebben, zonder te
verraden dat hij zelf nog steeds geïnteresseerd was. En dat zou
fataal zijn.
Hij dacht aan Chalmers, de man van wie hij overtuigd was, dat hij
hem met geld de mond had gesnoerd. Zijn tanden knarsten. Had hij
zijn mond voorbijgepraat? Zonder het te weten? Of opzettelijk? Hij
voelde er veel voor dr. Chalmers door Endean of een van Endeans
vrienden een lesje te laten geven, Maar dat veranderde niets aan de
zaak. En er was geen bewijs dat er een lek in de geheimhouding
zat.
Hij zou zijn plannen onmiddellijk overboord kunnen zetten zonder
zich er verder over te bekommeren. Hij overwoog dit en dacht toen
weer aan de pot zuiver goud in zijn visioen. James Manson was geen
zacht ei; hij zou niet in de positie zitten waar hij zat, als hij
terugdeinsde voor een verhoogd risico-element, vooral als er geen
bewijs voor was.
Hij ging in de ligstoel naast de nu koud geworden koffiepot zitten
en dacht diep na, Hij was van plan door te gaan zoals hij beraamd
had, maar hij moest er vanuit gaan, dat de Russische mijnploeg in
de buurt kwam van het gebied waar Mulrooney geweest was, en hij
moest aannemen, dat ook zij de verandering in plantengroei zouden
opmerken. Daarom kwam er nu een nieuw element bij, een tijdslimiet.
Hij maakte uit het hoofd een paar berekeningen en kwam uit bij het
getal van drie maanden. Als de Russen achter de inhoud van de
Kristalberg kwamen, dan kwam er ogenblikkelijk een ‘technische
hulpploeg’ en een grote ook, en hij wist dat meer dan de helft van
de leden uit keiharde mannen van de KGB zou bestaan.
Shannons kortste tijdschema was honderd dagen, maar hij had
oorspronkelijk tegen Endean gezegd, dat het hele project veel
gemakkelijker kon worden uitgevoerd als er nog eens veertien bij
kwamen. Nu hadden ze die veertien dagen niet meer en als de Russen
sneller in actie kwamen dan anders, hadden ze misschien niet eens
honderd dagen meer.
Hij ging weer naar de telefoon om Simon Endean op te bellen. Zijn
eigen weekeind was verknoeid, daarom kon Endean ook best eens wat
werk gaan doen.
Endean belde Shannon maandagochtend in zijn hotel op en regelde een
rendez-vous voor twee uur ’s middags in een klein flatgebouw in St.
John’s Wood. Hij had ’s morgens in opdracht van sir James die flat
gehuurd, nadat hij zondagmiddag in het landhuis uitvoerig
geïnstrueerd was. Hij had de flat voor een maand gehuurd op naam
van Harris, contant betaald en een verzonnen referentie opgegeven
die geen mens controleerde. De reden voor het huren van die flat
was eenvoudig, dat er een telefoon was die niet via een
telefooncentrale liep.
Shannon was er op tijd en trof de man die hij nog steeds Harris
noemde daar reeds aan. De telefoon was gekoppeld aan een
bureaumicrofoon, die een telefonische conferentie tussen een of
meer mensen in de kamer en iemand aan de andere kant van de lijn
mogelijk maakte.
‘Het hoofd van het consortium heeft uw rapport gelezen,’ zei hij
tegen Shannon, ‘en hij wil graag met u spreken.’
Om half drie rinkelde de telefoon. Endean haalde de schakelaar op
het toestel over en de stem van sir James Manson kwam over de lijn.
Shannon wist al wie er kwam, maar liet niets merken.
‘Bent u daar, meneer Shannon?’ vroeg de stem.
‘Ja meneer.’
‘Welnu, ik heb uw verslag gelezen en ik ben het eens met uw
beoordeling en gevolgtrekkingen. Als ik u dit contract aanbood, zou
u het dan op u willen nemen?’
‘Jazeker meneer,’ zei Shannon.
‘Er zijn een paar punten die ik wil bespreken. Ik zie in het budget
dat u zichzelf een bedrag van tienduizend pond toekent.’
‘Ja meneer. Ik geloof eerlijk gezegd niet dat iemand het voor
minder zou doen, en de meesten zouden meer vragen. Ook al zou
iemand anders een budget samenstellen dat op een lager bedrag
uitkwam, dan geloof ik dat die persoon toch minstens tien procent
voor zichzelf rekende, door dat bedrag gewoon bij de prijzen van de
aankopen te tellen, die toch niet gecontroleerd kunnen worden.’
Het was even stil en toen zei de stem:
‘Goed, ik accepteer het Wat koop ik voor dat salaris?’
‘Daarvoor koopt u mijn kennis, mijn relaties, mijn bekendheid met
de wereld van wapenhandelaren, smokkelaars, clandestiene
wapenleveranciers en huurlingen. U koopt er ook mijn stilzwijgen
mee voor het geval dat er iets misloopt. Het is de betaling voor
drie maanden verdomd hard werken en het voortdurende risico van
arrestatie en opsluiting. Tenslotte is het de prijs van de kans dat
ik bij de aanval om het leven kom.’
Er werd gebromd.
‘Dat is redelijk. Wat nu de financiering betreft; het bedrag van £
100 000 wordt overgemaakt op een Zwitserse bankrekening die de heer
Harris deze week zal openen. Hij zal u het benodigde geld in
gedeelten betalen, naarmate u het de komende twee maanden nodig
hebt. Voor dat doel moet u uw eigen communicatiesysteem met hem
instellen. Als het geld wordt uitgegeven, moet hij daarbij aanwezig
zijn of anders kwitanties ontvangen.’
‘Dat zal niet altijd mogelijk zijn, meneer. Er zijn geen kwitanties
in de wapenhandel, op de zwarte markt helemaal niet en de meeste
mensen met wie ik onderhandel willen niet dat meneer Harris erbij
is. Hij zit niet in hun wereld. Ik zou het uitgebreid gebruik van
reischeques en krediettransfers door banken willen voorstellen.
Bovendien, indien de heer Harris aanwezig moet zijn, om elke wissel
of cheque van £ 1000 mee te tekenen, moet hij me óf overal volgen,
wat ik om redenen van mijn eigen, veiligheid niet zou accepteren,
óf we zouden het nooit allemaal in honderd dagen voor elkaar
krijgen.’
Het was weer een hele poos stil.
‘Wat bedoelt u met uw eigen veiligheid?’ vroeg de stem.
Ik bedoel, meneer, dat ik de heer Harris nietken. Ik kan niet
accepteren, dat hij zoveel van mij te weten kan komen, dat hij mij
io een Europese stad kan laten arresteren, U hebt uw
veiligheidsmaatregelen genomen, ik moet de mijne nemen en die zijn,
dat ik alleen en zonder toezicht kan reizen en werken.’
‘U bent een voorzichtig man, meneer Shannon.’
‘Dat moet ik wel, Ik leef nog,’ Er klonk een grimmig lachje.
‘En hoe weet ik, dat ik erop kan vertrouwen dat u helemaal alleen
grote geldbedragen kunt beheren?’
‘Dat weet u niet, meneer, Tot een bepaald punt kan de heer Harris
in elk stadium de bedragen laag houden, maar de betalingen voor de
wapens moeten contant gedaan worden en uitsluitend door de koper.
De enige andere mogelijkheid is de heer Harris te vragen om de
operatie persoonlijk uit te voeren of een andere beroepskracht te
nemen. En dan weet u net zo min of u hem kunt vertrouwen.’
‘U hebt gelijk, meneer Shannon, Meneer Harris...’
‘Ja meneer?’ antwoordde Endean onmiddellijk, ‘Wilt u direct nadat u
daar vertrokken bent naar mij toe komen? Meneer Shannon, u hebt de
opdracht. U hebt honderd dagen, meneer Shannon, om een republiek te
stelen. Honderd dagen.’