9
De hele dorpsgemeenschap is onder de indruk van de twee sterfgevallen. Goed, ze hebben er als het ware zelf om gevraagd. Ze speelden met hun leven, hebben menig keer voor irritaties gezorgd en mensen op stang gejaagd! Voor Hens Vink en diens neven had niemand ooit een goed woord over. En wat ze precies uitgestukt hebben blijft gissen. Het krantenberichtje was zo nietszeggend.
Maar het blijft een vreemde zaak dat een kind van juf Anemoon in die ongelukswagen zat. Het schijnt dat een paar nieuwkomers, woonachtig buiten het dorp, er meer van weten. Er is daar wat aan de hand geweest, die zaterdag. De politie is met snelle vaart tenminste die richting uitgegaan. Maar die lui zwijgen als het graf. Tja, zo blijf je buitenstaander, nietwaar?
Wat vermoed wordt ligt dicht bij de waarheid. Omwille van Kees Beukelaar, de enige overlevende van het groepje, doet men de zaak af als een triest ongeluk. Terwijl iedereen weet dat die club drugs gebruikte! De oudste jongens van Vink zijn volgens de ouders uit het lood geslagen. Een maatschappelijk werker komt om de dag praten.
De begrafenis van de jongelui trok veel belangstelling. Tja, wat zou de dominee ervan weten te maken? Het is heel wat anders dan wanneer een getrouw kerkganger komt te sterven, dan is het niet zo moeilijk om een preekje te houden, meent men.
De dominee is begaan met de familie, weet als geen ander troostwoorden te vinden.
Want is God niet een God van liefde? Getrouw tot het einde en daar voorbij? Hij laat niet varen het werk Zijner Handen. En wie durft een oordeel te vellen over het hart van de gestorvenen? Alleen Hij kent dat wat erin leeft.
Anemoon heeft meer aan haar hoofd dan de dorpsroddel. Daar is in de eerste plaats de tweeling, maar ook op school gaat het niet van een leien dakje. Reden is Marcel Vink, die daags na de begrafenis door zijn vader naar school werd geschopt.
Tot grote hilariteit van de kinderen op het plein, die van deze gratis voorstelling, eerste rang, volop genoten!
Meester Beukelaar heeft in jaren niet zo snel gelopen. Hij rende, zodra hij het tumult gewaar werd, naar het hek om de trappelende Marcel over te nemen. Anemoon stond gespannen in de deuropening te wachten.
Eenmaal binnen klemde Marcel zijn kaken opeen, liet zich willoos naar de klas brengen.
Willem fluisterde: 'Ik houd de anderen wel zo lang op het plein, zie dat je wat met hem kunt beginnen. Sterkte!'
Er viel geen woord met het kind te wisselen. Als een bonenstaak zat hij die ochtend in de klas. In de pauze bleef hij binnen, er was werk dat af moest.
Voor de zoveelste maal zuchtte Anemoon: 'Ik heb heel wat kennis vergaard op de pabo, niemand heeft me echter ooit verteld hoe ik dit soort situaties moet oplossen!'
'Marcel, kom, naar buiten. Je hoeft die sommen niet af te maken, dat kan morgen ook!'
Anemoon heeft genoeg van het verstoppertje spelen. Een verstilde blik uit de kinderogen is het enige antwoord. Anemoon zint op een mogelijke opening.
'Zeg, Marcel, zou jij mij straks een beetje kunnen helpen?' Een onwillig kijken.
'Nee, niet op school. Ik bedoel thuis, bij mij!'
Nors zegt hij: 'Bij de dokter?'
Anemoon knikt ernstig. 'Weet je, we hebben achter het huis een grote tuin. Toen ik heel klein was, stonden overal bloemen het gras was gemaaid. Mijn moeder zorgde daarvoor. Toen mijn moeder was gestorven, was er niemand die er wat aan deed. Af en toe kwam er een tuinman, die maaide het gras. En wij vonden het wel fijn dat de tuin zo verwilderde. De bomen werden niet meer gesnoeid, we mochten overal lopen. Alleen voor en opzij het huis was alles keurig. Mijn vader wilde die grote achtertuin verkopen. Maar toen hij zag dat wij er zo fijn speelden, liet hij het maar zo. Weet je wat ik nu zo graag zou willen? Dat het gras af en toe gemaaid werd. Enne...' verzint ze 'er is een schuurtje dat nodig geverfd moet worden. Zou jij mij woensdagmiddag willen helpen?'
Marcel kijkt haar ongelovig aan. Hij haalt de schouders op. 'De dokter heeft geld zat om een echte tuinman te laten komen!' zegt hij grotemensenachtig.
Anemoon schudt haar hoofd. 'Een echte tuinman zou van alles willen veranderen. Nu kun je er fijn hutten bouwen. Om maar eens wat te noemen. En jou ken ik zo'n beetje, ik wil niet iedereen hebben, dat snap je toch wel? Wij tweetjes kunnen het samen goed vinden, Marcel!' Een vonkje in de fletse ogen ontroert Anemoon onuitsprekelijk. Haar hart stroomt over van medelijden met dit kind. Wat moet er in dat hartje omgaan.
'Als u het echt meent!'
'Natuurlijk! Juffen jokken nooit, Marcel. Zeg, ik denk dat mijn dochters het leuk zullen vinden als er zo'n grote jongen komt spelen!'
Opeens wordt Marcel achterdochtig. 'En dat jong van de dokter dan? Die Theo? Doet die nooit wat?'
Anemoon heeft een ogenblik haar halfbroertje vergeten.
Theo... die gaat na schooltijd zwemmen. Heeft tennisles, of is naar de training van het jeugdvoetbal.
Theo en Marcel, of dat wel een goede combinatie is? Stel dat Theo hem wel accepteert, hij zal dat gedrag op het schoolplein niet voortzetten. Theo is een onbedorven kind. Vol van de eigen bezigheden.
Haar handen woelen door Marcels haar.
'Theo?' doet ze verbaasd. 'Die is druk met allerlei dingen. Net zoals jij het niet echt leuk vindt om bij je moeder een karweitje op te knappen, zo vindt hij het niet fijn om bij ons het gras te maaien. Denk er eens over, je zou mij een pleziertje doen!'
Voor het eerst gaat Marcel vrijwillig mee naar buiten tijdens de pauze.
'Mijn dochter, de psychologe!' Onno legt zijn servet op tafel. 'Ik ben benieuwd of je resultaat boekt, Anemoon. Weet wel waar je aan begint! Enne... ik zie aan het gezicht van Sabine dat die niet erg gelukkig is met je voorstel.'
Het natafelen biedt de volwassenen vaker de gelegenheid enkele zaken te bespreken waar de kinderen niets mee van doen hebben. Theo is al naar het zwembad vertrokken, vergezeld van een groep leeftijdgenoten. De tweeling zit voor het raam te wachten op oma Vaendeldrager. Zij zal met hen bosbessen gaan zoeken. Sabine haast zich te zeggen dat ze het absoluut niet verkeerd bedoelt. 'Juist schattig van je om dat stakkerdje uit de narigheid te willen halen. Maar ik vind de confrontatie met het leventje van Theo op huiselijk niveau niet zo goed. Theo heeft alles wat dat kind mist. Ik bedoel niet op materieel gebied, begrijp me wel, maar denk alleen eens aan de aandacht die onze jongen krijgt. De sfeer is zo anders dan bij Marcel thuis. Onvoorstelbaar, dat Onno zijn zoon het plein zou op schoppen!' Ze huivert, als had ze het koud. Haar vriendelijke gezicht staat bekommerd.
Onno, met zijn gevoel voor humor en voorstellingsvermogen, barst in een schaterlach uit.
'Sabine, wat ken je je man goed, het idee.' Hij staat op, de arbeid roept. Er zullen ongetwijfeld al patiënten in de wachtkamer zitten. Hij legt even zijn handen op Sabines schouders. Kust het naar hem opgeheven gezicht. Er spreekt zoveel wederzijdse liefde uit dit simpele gebaar, dat Anemoon van de twee wegkijkt, als geneert ze zich getuige te zijn van een intimiteit. Wat hebben ze er indertijd aan moeten wennen dat hun pappa Sabine knuffelde, een zoen gaf in het voorbijgaan en met haar dingen besprak, wel eens vergeten leek te zijn grote dochters te hebben. 'Jullie zien maar hoe het gaat. A propos, die achtertuin... ik heb er wilde plannen mee, dames! Ik heb folders van een bedrijf aangevraagd dat zwembaden levert. Het kost wel wat, maar zo krijgt dat lapje een keurige bestemming. We zullen het er vanavond eens over hebben!'
Sabine is verrast. 'Dat is nou je vader, hij stelt me altijd weer voor verrassingen!'
Hillie komt binnen, vraagt of ze kan afruimen. 'Er schuimde een kind in de achtertuin, ik heb hem weggestuurd!'
Anemoon veert op. Marcel weggejaagd, arme stakker! Ze rent naar buiten, speurt de tuin af. Net als ze teleurgesteld weer naar binnen wil gaan, wordt haar aandacht getrokken door een paar bengelende voeten tussen het groen van de pruimenboom. Ze grinnikt. Jantje zag eens pruimen hangen.
Ze sluipt op de boom af, roept hard 'boe', waarop Marcel bijna omlaag tuimelt. 'Nu je toch zo hoog zit, zou je er wat voor me willen plukken? Dan haal ik een emmertje!' Zo is de eerste werkopdracht voor het kind een spontaan gebeuren!
De plannen van Onno Heyblom om een zwembad in de achtertuin te laten maken, vinden een warm onthaal bij alles wat familie is. Onno is destijds met een welgestelde vrouw getrouwd. Fleur vond het inkomen van haar man te gering. Dit feit, en meer, heeft dadelijk een wig tussen hen gedreven. Na haar dood is een en ander zo geregeld dat de vier dochters elk een erfdeel ontvangen bij het bereiken van een bepaalde leeftijd.
'Vergeet dat je ergens wat op een bank hebt staan. Er komt een moment dat je het nodig hebt, bijvoorbeeld voor de aanbetaling van een woning!'
De oudsten, Iris en Anemoon, hebben meteen na hun huwelijk besloten deze raad op te volgen. Al speelt Anemoon af en toe met de gedachte toch wat geld vrij te maken om wat ruimer te kunnen leven. Met Vincent spreekt ze nooit over dit idee. Hij zou het ellendig vinden als ze klaagde. Hij, met zijn klassieke principes, zou pijnlijk getroffen zijn.
Ze weet trouwens dat de som geld niet groot genoeg is om al haar wensen in vervulling te doen gaan. En het afknabbelen van het bedrag zou betekenen dat later, als ze aan een eigen huis toe zijn, er niet voldoende over is om een goede start te maken.
Marcel Vink heeft lucht gekregen van de zwembadplannen. 'Ik wil de dokter best helpen als het vakantie is, juf! Ik kan bijvoorbeeld de plek waar ie moet komen klaarmaken, struiken rooien en zo. Ik ben sterk!' Twee magere armen, handen met gebalde vuisten, moeten indruk op juf maken.
'Jou kunnen we goed gebruiken!' vindt Anemoon.
Na schooltijd heeft ze steeds vaker een babbeltje met Marcel, die graag helpt met wat er al zo te doen valt. Het kind ontloopt op die manier zijn klasgenoten, hoeft op lastige vragen geen antwoord te geven.
Anemoon is diep begaan met wat ze meent te begrijpen uit zijn verhalen. Twee broers zijn zonder werk, scharrelen de hele dag rond het huis. Dit tot irritatie van de vader. Marcels moeder ploegt op rotsen.
Straks is het vakantie, waar moet Marcel heen met zijn verhalen, wie zal er naar hem luisteren?
Anemoon heeft het er moeilijk mee. Op de school waar ze nu een baan heeft is een kind als Marcel een uitzondering. Landelijk gezien zijn de cijfers anders. 'Je kunt niet de last van de hele wereld op de schouders nemen, dochter! Maar als je doet wat je hand te doen vindt, help je op een simpele manier een noodlijdende. Als je er maar niet beroepsblind voor wordt!' Anemoon kan aan vader kwijt wat haar hindert. Ze waardeert hem meer dan in haar meisjesjaren.
Toen idealiseerde ze de overleden moeder, nu raakt deze meer en meer op de achtergrond. Al betrapt Anemoon zich er dikwijls op dat ze uitrekent hoe oud ze zelf was, toen Fleur haar leeftijd had. Een vreemde gedachte om op een dag ouder te worden dan mamma.
Anemoon heeft zoveel om te overdenken op de weinige rustige ogenblikken die ze heeft, dat Vincent, het leven op de flat, hun gezamenlijke toekomst, een trein lijkt die voorlopig in de remise, een wagenloods is gezet. Remise... ook een schaakterm. Een onbesliste partij. Fel verzet ze zich tegen zo'n gedachte. Natuurlijk is hun huwelijk een goed geheel. Een samengaan van twee partijen, dat wel. Maar ze spelen eerlijk spel. Allebei! Van een remise is geen sprake.
'Straks is het vakantie, dan komt alles wel weer in orde!'
Anemoon begint oververmoeid te raken. Voor de vrijheid een aanvang kan nemen, zijn er vergaderingen, spreekuren voor de ouders, verslagen en rapporten die op tijd klaar moeten zijn.
Ze is momenteel meer juf dan mamma, of dan vrouw!
'Kom je nog eens bij mijn vrouw babbelen, Anemoon, nu kan het nog.' Dat is een vraag van Willem Beukelaar. Ogen die smeken, er is pijn in te lezen. 'Als je maar niet te veel over het ongeluk spreekt!'
Willems schoonzuster leidt met vaste hand het huishouden, de getrouwde kinderen komen en gaan.
'Al die aandacht,' glimlacht de zieke. 'Zo goed heb ik het nog nooit gehad, wil je dat wel geloven, Anemoon? Toe, vertel eens iets over je leven van alledag, je kindertjes.'
Weer terug in de zonneschijn buiten schijnt het verschil met de sfeer in de ziekenkamer nog groter.
'Tot gauw!' heeft ze gezegd. Maar het is de vraag of een volgend bezoek van haar mogelijk is.
'Juf! Me broers halen ouwe kranten op, hebben ze wat te doen, zegt me vader. We hebben een gekke kar met een deksel, een ouderwetse bakkerskar! Daar kan me toch een boel in! Ze brengen het papier morgen naar school, dat kan toch, hè juf?'
Het kan nog, knikt juf. Eind volgende week wordt een container geplaatst waarin het papier zal worden verzameld en vandaar naar een handelaar overgebracht. Vaste klus voor de vakantie kan beginnen!
Als Anemoon later op de dag in het dorp een bakkerskar voor een huis ziet staan, begrijpt ze dat de met papier sjouwende knapen de grote broers van Marcel zijn.
Een huivering griezelt over haar rug. Dat zijn geen jongens die ze in het donker graag zou ontmoeten.
'Papier, juf!' jubelt Marcel de volgende dag. 'Zullen we de boel maar vast naar de schuur brengen?'
Met de grote broers kan Anemoon geen woord wisselen, ze schijnen zich van een andere taal dan de hare te bedienen. Een kind als Marcel kan ze benaderen. Weet wat in hem omgaat: tenminste voor een deel.
Ze is blij dat hij dit jaar overgaat, ze laat geen kans voorbijgaan om de collega, juf Anja, te betrekken bij het wel en wee van Marcels leventje. Wat zij met moeite heeft weten te bereiken, zou zo door een niet-attente houding van een collega tenietgedaan kunnen worden.
'Als je maar niet denkt dat ik dat kind in mijn tuin laat werken, zoals jij dat doet. Ik begrijp niet dat de dokter dit accepteert! Ik zou een kind als Marcel Vink na schooltijd niet meer hoeven.'
Anemoon doet er het zwijgen toe. Arme Marcel, hij heeft er niet om gevraagd geboren te worden in een gezin als waarvan hij deel uitmaakt.
'En ik ga niet naar school... ik vertik het! Het is hartstikke laat. Ik wil niet!'
Vermoeid reageert moeder Vink. 'Je komt niet te laat, bengel. Het is nog geen halftwee!'
Wat het kind zo agressief doet zijn, begrijpt de vrouw niet. Marcel echter vreest de kinderen op het plein. Als hij vroeg genoeg is, heeft juf altijd een klusje voor hem. Een afspraak zonder woorden. Nu heeft hij geen kans! Eerst moet ie over het overvolle plein met schreeuwende kinderen.
'Ik wil niet!' brult hij in doodsangst.
De broers stompen elkaar aan. 'We brengen je wel, kom op, je mag in de kar!' Even aarzelt Marcel. Dan geeft hij gehoor aan deze uitnodiging. Z’n snuitje straalt. Ze begrijpen hem! Ze staan aan zijn kant! Het deksel klapt dicht, de kar wordt in beweging gezet. Moeder Vink gaat zuchtend naar binnen, waar werk wacht dat nooit klaar schijnt te komen. Het is een vreemde sensatie om in de donkere ruimte te vertoeven, de wielen ratelen over de stenen. Door een spleet perst zich het licht, Marcel probeert erdoor te kijken, teneinde te zien waar de rit eindigt. Hij boft! Niet naar het gehate plein! Die broers zijn zo kwaad nog niet, soms.
Helaas kan hij zich niet oriënteren, hij heeft geen idee waar ze zich bevinden. Morgen wil juf weten waarom hij niet op school kwam. Even fronst hij zijn voorhoofd. Buikpijn, hij zal zeggen dat ie buikpijn had.
De kar maakt een scherpe bocht. Zonder vaart te minderen rijdt de wagen een stoep op, Marcel kan zich nauwelijks vasthouden en stoot zijn hoofd onzacht aan het deksel.
'Uitstappen!' commandeert de oudste broer en gooit het deksel open. Het volle licht overvalt het kind, hij knippert verdwaasd met zijn ogen. Dan dringt de waarheid tot hem door, de harde feiten. Niet ergens op een veilige plek is hij gearriveerd, maar midden op het schoolplein. De kinderen komen aangerend, joelend en schreeuwend.
'Ha... moet je zien, Marcel Vink in een kar, wat stom! Wie doet dat nou! Hé Marcel, kom er eens uit!'
Ruw tillen een paar handen hem omhoog, te midden van zijn vijanden staat hij daar. De kar, net nog een veilig hol, rijdt het plein af. Als genageld aan een schandpaal, zo voelt hij zich. Verraden door de broers, van wie hij meende dat ze hem begrepen, zijn angst respecteerden. Opeens zijn ook zij vijanden, net als de kinderen die aan hem sjorren en rukken.
De uitzonderingspositie die hij inneemt door het merkwaardige vervoer, lijkt hem lichamelijk kleiner te maken. Weerloos is hij ten aanzien van hetgeen hem toegeroepen wordt. Hij balt zijn vuisten. Vechten is een oplossing, maar tegen de jongens uit groep acht begin je niet veel.
Opeens staat ze daar, zijn redster in de nood. Een hand op zijn bezwete hoofd.
'Ik was al bang dat jij niet kwam, jochie. Fijn je te zien, ga je met me mee? Je mag de schriften klaarleggen.'
Naast Anemoon lopend komt het bonkend kinderhart tot rust. Hij schuift dicht naast haar. Ze ruikt zo lekker, vast en zeker dure zeep, denkt het kind naïef.
Hij voelt zich een verrader: net of ie meer van juf houdt dan van z'n eigen moeder. Wild veegt hij een kriebeltraan weg. Als ze hem zien janken beginnen ze weer.
Wat een eind is het toch van het midden van het plein naar de voordeur!
Eenmaal binnen, zegt Anemoon dat hij eerst een glaasje water moet gaan drinken. 'En kijk of je handen wel schoon zijn, anders versier je alle schriftjes!'
Dat is het... zoals juf iets zegt, meent hij. Z'n moeder zou zeggen: 'Met die smerige vingers van je bederf je de boel, viespeuk!' Zo vies als je je dan ook voelt.
Marcel drukt met geweld de opkomende gedachten weg. Net zo vies als toen, met ome Hens.
'Doorwerken, jong! De school begint dadelijk!'
En Marcel vliegt.
Lang na schooltijd zit Anemoon nog achter haar bureau. Of Vincent het nou goed vindt of niet, ze zet haar plan door!
De komende zomervakantie zou fataal zijn voor Marcel. Terwijl er een oplossing is!
Hoeveel mensen zijn er tegenwoordig niet die hun huis en vrije tijd geven aan minderbedeelden. Er zijn acties te over om Franse achterbuurtkinderen hierheen te halen. Oost-Duitse ook, hele gezinnen zelfs nu de grenzen daar open zijn. Of om dichter bij huis te blijven... ze weet zeker dat in hun dorp jaarlijks Amsterdammertjes hier en daar te gast zijn.
En het huisje in Egmond is groot genoeg voor vijf personen. Marcel zou op die manier een paar weken van huis zijn, weg uit dat milieu.
O... als ze Vincent nu maar kan overtuigen!
Dat snuitje toen hij uit die kar kwam, alsof hij zich bedrogen voelde. De pijn die erop te lezen stond, de joelende kinderen. Voor een vrijmoedig kind zou zo'n rit in zo'n vervoermiddel enig zijn, dé verrassing van de dag op het plein. Zo niet voor Marcel, die ervoer het als een traumatisch gebeuren.
'Hij zal mee, al moet ik er ruzie om maken!'
Ruzie hoeft Anemoon er niet om te maken. Vincent is wel stilletjes na haar voorstel. Zo overtuigd als Anemoon sprak... tja, ze weet haar zaakjes te brengen. Tegenspraak zou geen zin hebben, toegeven is de enige mogelijkheid. Trouwens, per telefoon kun je niet goed discussiëren. Voor je het weet valt een woord verkeerd, je ziet de begeleidende gelaatsuitdrukkingen niet!
Weg is de idylle van het samenzijn met vrouw en kinderen. Een vreemde eend in de bijt, in dit geval een vreemde Vink. Hij weet trouwens nauwelijks hoe je met zo'n kind moet communiceren. Het is nogal wat anders dan hun eigen meiden!
Hij zucht. 'Nee, ik zucht niet!' verdedigt hij zich. 'Ik ben wat verkouden, wat kucherig en zo. Tja, als jij denkt dat het moet, zal dat wel zo zijn!' Per slot van rekening kan hij altijd nog naar de flat vluchten als het hem te veel zou worden.
Vincent ergert zich aan z'n eigen houding. Of juist aan die van Anemoon? Die met een voorstel komt, hem voor feiten stelt, geen ruimte laat voor zijn mening!
Vincent haalt diep adem. 'Ik waardeer je betrokkenheid zoals je die aangeeft. Begrijpen doe ik het ook wel. Maar mag ik teleurgesteld zijn? Per slot van rekening is onze privacy weg, nietwaar? En juist daarop had ik me na al die maanden zo verheugd!'
Anemoon, één en al juf, komt op voor het probleemkind. 'We leven niet voor onszelf, Vincent! Naastenliefde. Heus, ik denk dat God zulke dingen van ons vraagt!' beijvert ze zich.
Vincent geeft geen antwoord. Als ze zo begint. Dan kan ze nog wel honderden redenen vinden om hem te overtuigen van zijn egoïsme.
'Het gaat mij erom, lieveling, dat onze relatie overeind blijft, onze liefde voor elkaar voeding blijft vinden in de ander. Eerst dat, dan een heel eind niets, daarna de anderen. Je kunt iets voor iemand betekenen als je zelf vast in de schoenen staat en vanuit je eigen positieve instelling hulp biedt!'
'Als je zo begint...' Anemoon gebruikt niet-wetend de woorden die Vincent zojuist in gedachten had.
'Kom jij in het weekend maar eens naar huis, Anemoon. Laat de kinderen bij Sabine. Kunnen wij weer eens ouderwets samen zijn, praten ook!' meent Vincent. Het verlangen in zijn stem verwarmt Anemoons hart, juf zit op de wip met mevrouw Van Avermaet. Maar de moeder van Cynthia en Roosje wint het. 'Ik zal me de kinderen achterlaten, nooit meer!'
Vincent komt het weekend niet. Anemoon blijft liever in het dorp vanwege een heersende hittegolf. Het is zo fijn in vaders tuin, ze rilt als ze aan de benauwde atmosfeer in de flat denkt.
'Ik reis ook liever niet, bovendien is er bij de onderburen een feestje waar ik eigenlijk niet onderuit kan.'
Vincent heeft zijn keuze gemaakt. Zo ontloopt hij een discussie over dat zielige joch. En krijgt zijn gevoel van eigenwaarde tenminste niet nog een deuk. Hij heeft nog maar één simpele wens: als dat kind in vredesnaam maar niet de hele vakantie hoeft te blijven!
'Arme jij... tja, zulke verplichtingen heb ik hier nu ook. Niet dat ik een en ander met tegenzin doe, maar soms is het wel vaak en tegelijk, weet je. En dan wil je alles nog zo goed mogelijk doen! Sterkte met het feestje, volgend weekend reken ik op je!'
Dit keer heeft Vincent het laatste woord. 'Volgend weekend reken ik op jou!'
Hij is de eerste die de hoorn teruglegt op de telefoonhaak.