7
'Begrijpelijk dat u zich zorgen hebt gemaakt, maar ik verzeker u dat er niets bijzonders aan de hand is. Heus, alles verloopt volgens het boekje!'
Siebe Feenstra wast zijn handen onder de keukenkraan, weet zowel de aanstaande vader als de moeder ervan te overtuigen dat hij weet waarover hij spreekt. Hij zegt dat hij zichzelf wel uit zal laten, hoort nog net de vrouw tegen haar man zeggen: 'Toch wel fijn, zo'n jonge dokter. Die is natuurlijk van het nieuwste op de hoogte!'
Siebe trekt de deur achter zich dicht, een brede grijns op zijn gezicht. Kinderen baren is immers bijna zo oud als de wereld.
Hij knippert een moment tegen het felle zomerzonlicht. De meisjes hebben wel lang geduld moeten hebben. 'Kiekeboe, waar zitten jullie?' Hij deponeert zijn tas in de auto, inspecteert de kofferbak en achterzitting, maar vindt geen meisjes. Een snelle blik in de naaste omtrek vertelt hem dat ze zich voor hem verstoppen of spelenderwijs te ver zijn afgedwaald. Ongerust doet hij een paar stappen richting sloot.
Twee bange oogjes in een wit gezichtje duiken achter de grasrand op.
'Ha! Dèr binne de bern!' lacht Siebe, onbewust een Friese zin vormend.
Cynthia klautert uit haar schuilplaats. 'Hoosje weg, weg met een auto,' verklaart ze.
Siebe schudt niet-begrijpend zijn hoofd. 'Waar is Roosje, Cynthia, heeft ze zich ook verstopt? Net als jij?'
Cynthia klemt zich aan hem vast. 'Wil ook naar mamma, net als Hoosje. Maar... ik wil ook ijs van Hillie met aadbeien.'
Nog begrijpt Siebe er niet veel van. Een vage onrust bekruipt hem. 'Auto? Liefje, mamma is ver weg, helemaal naar de zee. Daar kan Roosje toch niet heen lopen met haar kleine beentjes. Wat zei je... auto?'
Nogmaals tracht hij wijs te worden uit het gebrabbel van het kind. Cynthia blijft echter volhouden dat haar zusje meegenomen is in een auto. 'Ze huilde heel hard... ik ook!'
Nu pas dringt de waarheid tot Siebe door. Roosje is meegenomen, het is geen grapje, ze is immers in geen velden of wegen te bekennen?
Hij zet Cynthia op de achterbank, sluit de auto af na haar gezegd te hebben dat hij even bellen moet.
Het echtpaar is verwonderd de dokter te zien terugkomen. Bellen? Natuurlijk.. Onno neemt de telefoon aan. 'Zou je even willen komen ik zal je het adres geven, er is een complicatie die ik niet per telefoon kan uitleggen, collega...' Onno hoort aan Siebes stem dat er wat loos is.
'Even poolshoogte nemen!' is alles wat hij tegen Sabine zegt.
Nog niet vermoedend dat er wat met een van de kleinkinderen aan de hand is, rijdt Onno in snel tempo naar het buitenafhuisje. Siebe wacht hem op bij het hek. De aanstaande arts is lijkbleek onder zijn witte krullenkuif.
Onno dwingt zichzelf tot kalmte. Door jarenlange training kost hem dit niet al te veel moeite.
'Wat is er aan de hand?' Hij stapt uit, automatisch zijn tas meenemend.
Siebe slikt moeilijk, kan eerst niet uit zijn woorden komen. Onno werpt een blik op het huisje dat vredig lijkt te slapen in de zon. Is daar binnenshuis een drama gebeurd?
'Een van de meisjes is ontvoerd, denk ik. Ik heb ze een kwartiertje alleen gelaten. Een warrig verhaal van Cynthia doet me het ergste vermoeden, Onno!'
Onno vliegt op de auto af, waarin Cynthia kleintjes in een hoekje is gekropen. Siebe opent een portier, Onno tilt het kind eruit, neemt het in gehurkte houding in zijn armen.
'Vertel het opa maar, schatje,' zegt hij uiterlijk kalm.
Maar iemand die hem goed kent zou meteen de tekenen van intense spanning zien, zijn kaakspieren verharden zich, de ogen krijgen een waakzame blik.
Die schijnbare kalmte maakt Cynthia rustig. Onno, die het kind beter kent dan Siebe en vertrouwd is met het soms onduidelijke gebrabbel, begrijpt wat er waarschijnlijk is gebeurd. Hij zegt over het kinderkopje heen: 'Bel de politie, Siebe. Dit is goed mis!' Onno dwingt zichzelf althans uiterlijk rustig te blijven, maar in zijn binnenste stormt het. Anemoon had gelijk met haar angst. Plagerij? Nu zijn de daders te ver gegaan. Hopelijk is een en ander opgelost tegen de tijd dat de jongelui terugkomen van hun trip.
De politie is snel ter plaatse, verricht de nodige handelingen. Sporen worden onmiddellijk gevonden. Aan de hand van het verslag van het kind worden conclusies getrokken.
Een team krijgt de opdracht de verblijfplaats van de bekenden van het clubje na te gaan. De jongens Vink, de zoon van Beukelaar en nog enkele anderen die zo langzamerhand berucht zijn geworden. De kidnapping wordt doorgeseind naar verschillende politieposten.
'U moet er rekening mee houden dat de omgeving hier zich uitstekend leent voor een dergelijke daad. De bossen bieden volop ruimte waar men zich schuil kan houden. Bovendien is het hoogseizoen, het zal niet meevallen.' Daar kan Onno het mee doen.
Hij rukt de bovenste knoop van zijn overhemd los, sjort de das wat losser. Wat een verhaal om thuis mee aan te komen! Hij neemt Cynthia in zijn wagen. 'Ben je in staat te rijden, Siebe?' vraagt hij kort.
De jonge arts heeft het moeilijk. Vertwijfeld heeft hij de naaste omgeving afgezocht, in de hoop dat het kind fantaseerde. Hoewel hij heel goed beseft dat een hummeltje als Cynthia nog te jong is om een dergelijk verhaal in elkaar te zetten.
Siebe knikt kort. Het is hier niet de plaats om zich uit te putten in verontschuldigingen. De meest afschuwelijke beelden ziet hij als in een gruwelfilm voor zich.
'Kwajongenswerk!' meent een politieman. 'Er is lef voor nodig om zoiets op klaarlichte dag te doen. Wat een risico! Dat ze door niemand behalve het kind gezien zijn mag een wonder heten. Het is hier inderdaad een rustige locatie, maar vergeet niet dat de gebruikte wagen onherroepelijk door getuigen moet zijn waargenomen. Enfin, we zullen een en ander met spoed nagaan!'
Siebe stapt trillend in zijn wagen. Anemoon, o... ik heb schuld aan het gebeurde! Waarom is hij zo stom geweest de kinderen mee te nemen! Niets heeft hij gemerkt van een achtervolging. Volkomen overstuur rijdt hij achter Onno aan.
Ondertussen heeft ook Sabine zo haar vragen. Onno blijft wel erg lang weg. Gelukkig zijn er geen telefoontjes meer binnengekomen met verzoeken om hulp. Een vage onrust bekruipt haar. Doelloos loopt ze van binnen naar buiten, zich erop betrappend bij iedere afremmende auto te kijken of het Onno's wagen is. Jammer dat de visite is vertrokken, het zou afleiding geven.
Als de telefoon schel begint te rinkelen, schrikt ze op uit haar gepeins. Hopelijk is het geen spoedgeval! Maar als ze een stem hoort zeggen dat ze spreekt met de politie uit een dorp kilometers verderop, wordt ze pas echt bang.
'Een klein meisje... jazeker, we hebben momenteel twee kleindochters te logeren. U moet zich vergissen, ze zijn met iemand in de auto mee. Nee, hier in het dorp, dat weet ik zeker. Heus, u moet zich vergissen!' Op dat moment komt Onno binnen, hij ziet Sabines verschrikte gezicht, de ogen groot van angst. 'Dat lijkt me onmogelijk.' Even legt ze haar hand over de hoorn, zegt zo tegen Onno: 'Stel je voor, hier is vast iemand een gemeen grapje aan het uithalen. Zij hier beweert van de politie te zijn, weet je waar? Nou, daar zou een kind van ons zijn.'
Doodsbleek opeens grist Onno de hoorn uit Sabines hand. Ze begrijpt niets van zijn houding, keert zich om als ze het stemmetje van Cynthia hoort, die aan de hand van Siebe het huis binnenkomt. Zodra ze oma ontdekt rukt ze zich los en klemt ze zich aan Sabine vast.
'Waar is Roosje?' zegt Sabine hees, haar instinct vertelt haar dat er iets ernstigs aan de hand moet zijn.
Voor Siebe een antwoord kan formuleren, is Onno naast haar. Hij heeft de hoorn teruggelegd, legt nu een arm zwaar om Sabine heen. 'Lieveling, blijf rustig, alles komt goed, althans voor Roosje. Het kind is door het oog van de naald gekropen. Toe, kalm nu, ga zitten.'
Maar Sabine is niet in staat het geklapper van haar tanden tegen te gaan. Ze roept vertwijfeld: 'Zeg het, zeg het... is ze gewond of zo! Jullie doen zo eng geheimzinnig, en dan dat telefoontje. Dat was dus geen misplaatste grap. Gesar van die bende?'
Onno grijpt haar ijskoude handen. 'Siebe belde me omdat die lui Roosje gekidnapt hebben. Een grapje, bedoeld als afsluiting van de wraak op Anemoon. Het is uit de hand gelopen. Het fijne weet ik er nog niet van, ze zijn ergens met hun auto over de kop geslagen, een jongen heeft zich over Roosje ontfermd en haar met zijn eigen lichaam beschermd toen de boel ontplofte. Hij en Roosje hebben het overleefd, het kind is ongedeerd. De jongen heeft brandwonden. De anderen zijn er slechter van afgekomen, voor hen kwam hulp te laat.'
Sabine klappertandt nu niet meer, ze schudt van top tot teen. Ze is niet in staat haar zenuwen onder controle te krijgen. Tot haar oog op de jonge collega van Onno valt. Wit als een doek hangt hij tegen een muur. Ook zijn lichaam schokt. Hij huilt onbeheerst.
Cynthia zit met gestrekte beentjes op een stoel, kijkt ontzet van de een naar de ander.
'Jongen toch.' Sabine maakt zich los van Onno, trekt Siebe moederlijk tegen zich aan.
'Niet doen Siebe, niet jezelf de schuld geven. Dit was overmacht. Roosje is ongedeerd, hoor je me.'
Ongerust seint ze naar Onno: Het loopt uit de hand.
Onno ontfermt zich over zijn collega, duwt hem op een stoel en dient hem even later een kalmerende injectie toe. 'Koffie, Sabine, zou dat kunnen? Ik bel een paar collega's af... ik hoop iemand te vinden die de dienst over kan nemen!'
Cynthia loopt als een hondje achter oma aan. 'Was Hoosje stout, oma?' Sabine vreest dat de kinderen psychisch een klap hebben gekregen, vooral de gevoelige Roosje!
Een half uur later wordt het kind door een vrouwelijke agent thuisgebracht. Gehavend en bang dribbelt ze naast de vrouw. Sabine opent haar armen en vangt het kleine meisje op. Nu zelf kalm blijven, zich een oordeel trachten te vormen omtrent haar toestand. Als Roosje opeens onbedaarlijk begint te huilen, knikt Onno ten teken dat dit prima is. Sabine moet vooral niet proberen de traantjes te drogen.
De agente vertelt in het kort wat er is gebeurd. 'U krijgt van een collega een gedetailleerd verslag!'
Roosje krijgt uitgebreid aandacht. Sabine stopt haar in bad, verzorgt de schrammetjes en knipt een flink stuk van de verschroeide haartjes af. Het dringt nu pas tot haar door dat ze die ene boef wel dankbaar mogen zijn dat hij zich instinctief over het kind heen heeft gegooid.
Ze rilt bij de gedachte wat de ouders van de omgekomen jongelui moeten doormaken. Die ellende is Anemoon en Vincent bespaard gebleven.
Onno geeft het kind een licht kalmeringsmiddel en Sabine neemt zich voor de eerste uren niet van de zijde van de kleindochters te wijken! Onno wacht een moeilijke taak, die de politie hem verzocht heeft op zich te willen nemen. Terwijl Sabine met de meisjes bezig is, belt hij het ziekenhuis waarin de jongen is opgenomen die het heeft overleefd, teneinde zich op de hoogte te stellen van het letsel, zodat hij de ouders een eerlijk bericht kan overbrengen.
Kees - Kees Beukelaar!
De gang naar het huis van de onderwijzer valt Onno zwaar. Nog erger zou het zijn als hij hun een doodsbericht had moeten doorgeven. De politie neemt de taak op zich naar de ouders van de jongen en het meisje te gaan. Onno realiseert zich ineens dat hij hun namen niet kent. Gelukkig is een collega bereid het laatste stuk van de weekenddienst over te nemen, zodat hij de handen vrij heeft, het geplande uitje met Sabine gaat de mist in.
Siebe reageert op het kalmeringsmiddel, geestelijk en lichamelijk uitgeput ligt hij op de bank in de kamer, door Sabine, ondanks de warmte, zorgvuldig toegedekt. Want Siebe trilt als een rietje, lijkt het koud te hebben.
Onderweg naar Beukelaar bidt Onno hardop in zijn auto. 'Here God, geeft U mij de juiste woorden. Er is al zoveel leed onder dat dak! Help hen het te dragen, neemt U de leiding over dat verwoeste leven, Vader. Daar waar wij het opgeven, staat U klaar.'
Dan is hij waar hij wezen moet.
Versuft zit Willem tegenover de dokter in de tuin, waar hij gisteren nog trachtte te spreken met zijn zoon.
'Was hij maar...' mompelt hij, wel wetend dat hij niet meent wat hij had willen zeggen. Hoe moet hij het aan zijn vrouw overbrengen? Heeft Ria al niet genoeg te verduren?
Onno legt een hand op Willems arm. 'Man, je weet niet waarom juist Kees dit moest overkomen. Ik heb zo het gevoel dat dit een ommekeer kan worden, als we de juiste weg weten te vinden. In ieder geval moet hij een paar weken in het ziekenhuis blijven, krijgt hij de tijd om na te denken. Vergeet één ding niet, Beukelaar! Hij heeft Roosje het leven gered. Noem het toeval, achteraf kun je die dingen moeilijk na vertellen. Maar als hij haar niet mee uit de auto had genomen, zou de afloop voor het kind fataal zijn geweest.'
Willem mompelt: 'Drugs, die rommel! Ze weten niet meer wat ze doen! Ik geloof niet dat Kees bepaald verslaafd is, maar hij gebruikt zeer zeker af en toe iets. Je schaamt je voor je eigen kind, het is of de liefde voor zo'n jongen kapot is!'
Ze besluiten Ria te vertellen dat Kees en zijn vrienden een ongeluk hebben gehad. De waarheid wordt druppelsgewijs toegediend. Ze kan niet onkundig worden gehouden, daarvoor komen er te veel mensen bij hen over de vloer.
'Mijn schoonzuster heeft hier haar intrek genomen, dat wist Kees. Vandaar dat ze meenden haar huis te kunnen gebruiken.' Zo komen één voor één alle stukjes van de legpuzzel op zijn plaats.
Als Onno opstaat, zegt hij: 'Wij gaan samen naar Kees toe. Vanavond, als onze kinderen thuis zijn. Laten we dat afspreken.'
Willem is hem dankbaar voor de geboden hulp. Samen lichten ze zijn vrouw en haar zuster in.
Ria neemt het beter op dan verwacht kon worden. 'Ik wist toch wel dat het met die jongen een keer fout zou gaan. Ik had zoiets al veel eerder verwacht.'
Onno haast zich even later naar huis. Concentreert zich op de volgende stap. Straks heeft hij de taak Anemoon en Vincent op de hoogte te brengen. Wat een geluk dat ze de affaire niet van dichtbij hebben meegemaakt.
De doodvermoeide tweeling wordt al voor zeven uur in bed gestopt. Theo is diep onder de indruk. 'Wie zijn er dood, mam? De broer van Marcel Vink is toch altijd samen met Kees van de meester? En ome Hens. Zijn die dood, mam? Zou Marcel het al weten?'
Sabine geeft zo goed mogelijk antwoord. Straks komen Anemoon en Vincent terug, onkundig van wat er op het thuisfront is gebeurd. En dan Siebe, die nauwelijks aanspreekbaar is. Straks stotterde hij dat hij het verkeerde beroep heeft gekozen. 'Ik ben niet stressbestendig.'
Als het busje van Erik voor het huis stopt, bonkt Sabines hart op slag drie keer zo snel. Onno komt haar te hulp.
Anemoon bekommert zich niet om haar tassen, ze rent naar binnen. De zon heeft haar gevoelige huid licht gekleurd, het anders opgestoken haar hangt nu los over de schouders. Vincent komt wat langzamer achter haar aan.
'Pappa.' Het moederinstinct doet haar het tempo verhogen. Ze speurt als het ware de merkwaardige sfeer. De kinderen; is er één ziek geworden?
Onno begroet haar op zijn rustige wijze. 'Dag zonnebloem! Je ziet er puik uit. Alles in orde?' Hij kust haar terug, schudt haar licht heen en weer. Knikt dan naar Vincent.
'Kijk niet zo bekommerd, liefje. Alles is hier in orde. De kinderen slapen als de spreekwoordelijke roosjes.'
'Nu is het hier weer in orde, straks was dat niet zo, mensen!' haast Sabine zich te zeggen. Als een muurtje staan ze daar, ook Iris en Erik. Er is wat gebeurd. Iris kent als oudste haar vader door en door.
Anemoons stem bibbert. 'Zeg het maar, pappa.'
Zo summier mogelijk verhaalt Onno het gebeurde. Hij geeft geen details, weidt niet dramatisch uit.
Het is maar goed dat Vincent Anemoon stevig vast heeft, de jonge moeder begint te beven als een rietje. 'Nee toch, mijn arme Roosje. Weet je zeker dat ze oké is, pappa? Ze had dood kunnen zijn!'
Tranen breken de spanning, ze kruipt tegen Vincents borst aan. Deze laat haar begaan, streelt de schokkende schouders, hij is zelf ook vreselijk geschrokken.
'Wat afschuwelijk.' Ook Iris trilt. 'En de anderen, Sabine?'
'Twee overleden. Een meisje van Miltenburg en Hens Vink. Kees Beukelaar heeft zich intuïtief over Roosje ontfermd, ligt zelf in het ziekenhuis met brandwonden en ik meen een gebroken been.'
Deze mededeling doet Anemoons tranenvloed stoppen. 'Dat jong van Beukelaar, ik wist het toch wel! Arme ouders. En afgezien daarvan... Kees heeft nu voorgoed een slechte naam gekregen!'
Onno begeleidt Anemoon naar een stoel. 'Het kan een ommekeer in het leven van die knaap worden, als hij de juiste hulp krijgt. Sabine en ik hebben het er met elkaar over gehad: het zou beter zijn als de berichtgeving in de krant zich zou beperken tot de melding van een ongeluk. De term kidnapping is zo zwaar als lood. Er zal natuurlijk geroddeld worden. Want wat deed Roosje in die auto? Maar toch... ter wille van de betrokkenen! Die hebben al genoeg te verstouwen!'
Anemoon zou de daders het liefst aan de schandpaal nagelen. 'Als voorbeeld voor anderen!'
'Zoiets heeft nog nooit een positief resultaat gehad. We zullen het aan anderen overlaten hoe een en ander bekend moet worden.'
Anemoon heeft zich in zoverre hersteld, dat ze in staat is samen met Vincent naar boven te gaan om zich er persoonlijk van te overtuigen dat het met de kinderen goed is. Lang vertoeven ze bij de bedjes. Anemoon heeft maar één gedachte: als Roosje er maar niet iets aan overhoudt. Als er maar geen blijvend psychisch letsel is toegebracht. De daders die de straf verdiend hebben, zijn dood. Een rilling loopt over haar rug. Doorgaans sta je bij een berichtje in de krant dat van een ongeval melding maakt, maar eventjes stil. Het betreft immers altijd anderen?
Ze moet Roosjes haartjes even aanraken. Ze ziet de vreemd geknipte plukjes. Ze zou God nu moeten danken voor het feit dat hij haar kindje heeft gespaard, maar ze is er niet toe in staat. Ze is eigenlijk zo boos, waarom heeft God het niet voorkomen?
Sabine sluipt de kamer binnen. 'Kom lieverds, de anderen eten al.'
Vincent trekt Anemoon mee, laat de deur op een kier staan.
'Sabine... hoe verwerkt zo'n kind een traumatische gebeurtenis? Hoe! En wat moeten wij doen om de schade te beperken.'
Anemoon kan met haar woede geen kant op, Sabine begrijpt haar zo goed.
'Zou je je maandag niet ziek melden?'
Anemoon laat zich bedienen. Een bordje met boterhammen, thee. Ze eet en drinkt zonder te proeven.
Tot Erik opmerkt: 'En Siebe, dat doktertje. Hoe is die eronder?' Onno let op Anemoons reactie als hij antwoordt: 'Die is naar de spreekkamer gevlucht toen jullie eraan kwamen. Ja, wat wil je? Hij voelt zich schuldig aan het gebeurde. Terwijl het mij ook had kunnen overkomen. Hoe vaak heb ik de kinderen niet meegenomen? En vroeger, jullie viertjes!'
Anemoon schuift haar bordje op tafel. 'Siebe, ach, lieve deugd, natuurlijk is die er beroerd aan toe. Wat zal hij geschrokken zijn!' Ze staat al bij de deur. 'In de spreekkamer... zei je dat, pappa?'
Zonder kloppen stormt ze vaders domein binnen. Achter het zware bureau zit de blonde Fries, zijn hoofd gesteund in beide handen. Hij kijkt niet op om te zien wie er binnen komt.
'Siebe dan toch?'
Anemoon. Hij had het kunnen weten. Nu gaat het komen. De verwijten, de woede van een moeder die gewond is via haar kinderen. En hij, uitgerekend hij wil huisarts worden. Nooit waren er problemen van dien aard tijdens zijn stagetijd in het ziekenhuis. Wat vond hij zichzelf een bofferd: hij werd ingeloot, kon zijn studie tot een goed einde brengen en kreeg zelfs een prima stageplaats. En nu, in de praktijk, blijkt het dat hij niet stressbestendig is. Het liefst zou hij zijn oren dichtstoppen voor wat er nu ongetwijfeld over zijn hoofd zal worden uitgegoten!
Anemoon staat even als aan de grond genageld. Daar zit niet Siebe Feenstra, die grappige krullenbol, maar een geslagen mens.
Gevoelig als ze is, begrijpt ze direct wat de reden is. Hoe zou ze zichzelf voelen in zulke omstandigheden?
Ze gooit haar reserves opzij, loopt tot ze naast Siebe staat. Nog reageert hij niet. Ze schudt hem aan een arm, gaat achter de stoel staan en legt haar armen in een moederlijk gebaar rond zijn schouders. 'Toe, Siebe, word wakker, hoe-hoe! Je lijkt wel een lappenpop. Hé, kom terug tot de realiteit!'
Ze sjort zijn hoofd omhoog, keert het wanhopige gezicht naar zich toe. Moeizaam slaat hij zijn ogen op, tot spreken is hij niet in staat.
Anemoon, zoals ze daar staat, hem vasthoudt. Een nieuwe golf van emotie spoelt over hem heen. Hij zou haar van zich willen afduwen. Hij is aardig getraind in het op non-actief stellen van zijn verlangens. Nu echter zijn de remmen weg. Hij snikt een keer onbeheerst, staat op met ongecontroleerde bewegingen. Twee dingen wil hij: wegvluchten en het tegenovergestelde.
Anemoon laat hem geen keus. Ze gaat op haar tenen staan, slaat haar armen om hem heen. Niet omdat ze zich tot hem aangetrokken voelt, of om hem te verleiden tot een avontuurtje. Ze heeft op dit moment geen andere manier in huis om hem te laten weten dat ze hem niets wil verwijten. Niet omdat ze zo grootmoedig denkt, maar haar nuchtere verstand zegt dat hier een mens te zwaar belast is door gebeurtenissen die buiten zijn schuld zijn gepasseerd.
Even staan ze dicht tegen elkaar op de pers die nog stamt uit het ouderlijk huis van de overleden moeder Fleur. De slijtplekken bevinden zich onder het bureau en een archiefkast. Op diezelfde mat speelde Anemoon vroeger als kind met kleine popjes. De blauwe vlekken, dat was water en de groene vlakken weiland. Overal waren tuintjes. En nu staat ze in zo'n tuintje met een man die niet de hare is. Siebe klemt haar tegen zich aan, stopt zijn hoofd in het haar, iets waarvan hij zo vaak heeft gedroomd. Onwetend van wat ze teweegbrengt, gaat Anemoon door met liefkozen. Ze streelt zijn gebogen rug. Roerloos laat hij haar begaan. Maar als opeens zijn houding verandert, zijn mond zich over de hare legt, is het Anemoon die verstart. Nu moet ze hem wegduwen, dit is geen wanhoopsdaad. Dit is een kus door hartstocht ingegeven. Ze wilde hem troosten, terugroepen tot de realiteit.
Als ze hem nu in de steek laat, valt hij dan terug in de vorige houding? Wat is nu een zoen. Ze wordt slap in zijn armen. Dit wil ze niet! Help, Vincent, help! Waarom kust ze hem terug? Laat ze die handen door het haar woelen, de schouders strelen? Geschokt door de gebeurtenissen kan ze net de kracht opbrengen zelf een stap terug te doen.
Opeens komt Siebe tot de werkelijkheid terug. Hij is te ver gegaan. Dit... dit heeft hij nooit gewild. Ervan dromen is wat anders dan het uitvoeren. Nog meer staat hij nu bij Anemoon in het krijt.
Anemoons voeten hebben een ander tuintje opgezocht. Eén die ver af is van de plek waar ze net in een innige omstrengeling stond.
Ze kijkt Siebe recht in de ogen. 'Oef! Zo heeft iedereen z’n eigen manier om de spanningen kwijt te raken. Hm, het is wel gelukt, geloof ik. Reken erop dat je een huisarts wordt met een drukke praktijk. En één met nieuwe methoden.'
Nog verder loopt ze achterwaarts van hem weg. Haar hart bonkt. Ze wil niet laten merken dat ze met haar eigen reactie geen raad weet.
Haar lippen doen pijn van de ruwe behandeling, ze moet zich bedwingen er niet een hand overheen te leggen.
Siebe heft zijn handen op ter verontschuldiging. Anemoon doet alsof de kus een onbeduidend voorval was. Ze lacht gemaakt. 'Siebe... kop op! De zaak is goed afgelopen. Laat je niet pakken! Ik denk dat ieder ander in jouw plaats net zo van streek zou zijn geweest. Heus, niemand neemt jou iets kwalijk. Doe het je zelf ook niet aan! Kom mee naar de kamer, dan praten we alles van ons af.'
Siebe kan nog steeds geen woord over zijn lippen krijgen. Anemoon, hij heeft haar lief. Maar het is een liefde zonder enige kans. Het doet zo'n pijn. Hij opent zijn mond om wat te zeggen, maar geluid komt er niet uit.
Anemoon komt weer op hem toe, zegt gespeeld vrolijk, terwijl ze een arm door de zijne haakt: 'Kom, dokter Feenstra, wat jij nodig hebt is iets stevigs, we zullen eens zien wat pa onder de kurk heeft zitten. Ja, dat hebben we wel in huis, voor noodgevallen!' Ze troont Siebe mee naar de kamer, waar de sfeer al een stuk meer ontspannen is. 'Waar is pappa?' roept Anemoon.
Sabine observeert Siebe. Wit is hij, de ogen staan gespannen en zijn mond is een rechte streep. 'Je vader is met Beukelaar naar het ziekenhuis. Siebe, ga gauw zitten. Koffie of thee? Hier staat gesmeerd brood!'
Anemoon beweert dat ze aan wat anders toe zijn. 'Iets sterks, 'k haal het zelf wel!'
Maar voor ze naar de kelder gaat, glipt ze nog een keer de trap op. Roosje slaapt zo te zien ontspannen, een handje zoals gewoonlijk onder een wangetje. De andere ligt op het dek.
In de gang gunt Anemoon zich even rust. Siebe Feenstra, een sympathieke kennis. Waarom heeft hij zonder meer haar leven overhoop gegooid? Ze is geen type dat zich te pas en te onpas laat zoenen. Nooit geweest ook. Behalve Vincent heeft ze niet één echt vriendje gehad. Waarom is ze zo van streek door een enkele kus?
Langzaam loopt ze naar beneden. Weet dan opeens het antwoord. Het is niet de eigen reactie, ook niet het vervelende gevoel dat ze Vincent iets heeft afgepakt, maar het feit dat Siebe Feenstra gevoelens voor haar koestert, dat heeft haar geschokt. Onbevangen kan ze nauwelijks meer met hem omgaan. Gelukkig dat het gauw grote vakantie is. Want echt onverschillig laat dokter Siebe Feenstra haar niet. Hopelijk ontgaat het Vincents scherpe blik, dat ze door meer dan een emotie van streek is.