tweeëndertig

 

Het is kerstavond en bijna donker, misschien wel mijn favoriete moment van het jaar.

Ben en ik zitten in de auto en rijden over de Triborough Bridge, op weg naar het huis van Daphne en Tony. We gaan hun zoon Lucas ontmoeten, die drie dagen geleden geboren is, precies op tijd, het meest goddelijke kerstcadeau dat maar denkbaar is.

De radio staat zacht en Nat King Cole zingt ‘I’ll be home for Christmas’. Bens handen zijn om het stuur geklemd op tien voor twee, precies volgens het boekje. Meestal zit hij veel meer ontspannen achter het stuur, zelfs in druk verkeer, en ik bedenk opeens dat hij misschien wel nerveus is vanwege het weerzien met mijn familie. Ik stel hem de vraag en geef toe dat ik zelf een beetje gespannen ben voor ons geplande bezoek aan zijn familie morgenmiddag.

Alsof hij zich betrapt voelt, pakt Ben het stuur over in de enkelhandige zes-uur positie en zegt: ‘Misschien ben ik een klein beetje nerveus… maar ik ben vooral blij om iedereen weer te zullen zien.’

Ik glimlach en zeg: ‘Zelfs mijn geflipte moeder?’

‘Zelfs die gekke ouwe Vera,’ zegt hij hoofdschuddend. ‘Ik hou van alles wat bij jou hoort.’

Ik buig me naar hem toe en geef hem een kus op zijn wang. We zijn alweer een maand samen, en de kleine dingetjes geven me nog steeds vlinders in mijn buik. Dingen als het ruwe gevoel van zijn stoppels, een paar uur nadat hij zich heeft geschoren. Samen met hem in de auto zitten. Luisteren naar kerstliedjes. Alles met Ben voelt nieuw en heilig en extatisch. Ik vermoed dat dat nog heel lang zo zal blijven. Misschien wel altijd.

Een halfuur later verlaten we de Long Island Expressway en naderen we Huntington. Het is inmiddels helemaal donker. Ben wijst naar het flintertje maan en de overvloed aan sterren, die in Manhattan niet te zien zijn. De sterren zijn het beste aan de voorsteden, mijmer ik hardop. Ben zegt dat hij het met me eens is – maar voegt er dan aan toe: ‘Al is dat niet voldoende reden om te verhuizen en weg te gaan uit de stad.’

Hij zit vol met dat soort subtiele, verzoenende opmerkingen sinds onze herenigingslunch. Dat geldt voor ons allebei, al draaien we nog steeds om de echte crux van onze scheiding heen. We praten helemaal niet over dat soort serieuze zaken, behalve wanneer we onze familie en vrienden het verhaal vertellen over die gedenkwaardige dag in Pete’s Tavern. Waarschijnlijk zal ons vanavond weer gevraagd worden om het te vertellen. Ik weet zeker dat we met onze ogen zullen rollen en zullen zeggen: ‘Alweer?’ terwijl we heimelijk genieten van iedere seconde van het verhaal – ons verhaal. De misselijkmakende uren die voorafgingen aan onze ontmoeting, ons langzaam doordringende besef, onze euforische taxirit na de lunch naar mijn oude appartement. Ik weet zeker dat we vanavond een nieuw detail zullen toevoegen, zoals we elke keer doen. Misschien zal ik het doordrenken van de literaire betekenis die me nooit is ontgaan: Daar zaten we dan, aan het tafeltje van O. Henry, onze eigen versie van ‘The gift of the magi’ te spelen. Ieder van ons bereid om iets op te geven voor de ander, uit liefde. Het lijkt een passende draai voor de kerst.

Zoe staat ons bij de deur op te wachten als we arriveren. Ze smijt hem open en schreeuwt: ‘Oom Ben!’ waarop ze zonder jas of schoenen naar buiten rent.

Ben tilt haar met een zwaai in zijn armen en zegt: ‘Zo-bot! Wat ben ik blij om je weer te zien, meisje!’

‘Ik heb je zo gemist, oom Ben!’ zegt ze, en ze kijkt hem vol aanbidding aan.

‘Ik heb jou ook gemist, liefje,’ zegt hij.

‘Ik wist wel dat je terug zou komen!’ zegt Zoe, en het dringt ineens tot me door dat ze op een dag zal leren dat niet altijd alles goed afloopt. Met een beetje geluk zullen haar ouders daar geen voorbeeld van zijn. Tot dusverre lijken ze gestaag vorderingen te maken met een zeer broze vrede.

‘Tjonge, dan ben jij een heel slimme meid,’ zegt Ben, en hij zet haar neer op de veranda. ‘Kom, we gaan naar binnen. Straks bevries je nog.’

Stralend pakt Zoe zijn hand. ‘Ja! Kom mee naar binnen, dan kun je baby Lucas zien.’

‘Hé, Zoe, ben ik soms gehakte lever of zo?’ zeg ik, en doe alsof ik het erg vind om de tweede viool te spelen.

Zoe kijkt glimlachend achterom. ‘Hoi, tante Claudia! Jij mag ook mee, hoor!’

Inmiddels heeft mijn voltallige familie, op Daphne en Lucas na, zich in de gang verzameld, en ze staan allemaal als een idioot te grijnzen.

‘Hallo, allemaal,’ zegt Ben met een schaapachtige glimlach.

Mijn vader werpt zich op als de patriarch en officiële woordvoerder van de familie. ‘Welkom terug, jongen!’ zegt hij, en steekt zijn rechterhand uit.

‘Het is fijn om terug te zijn, Larry,’ zegt Ben, en de twee schudden elkaar de hand terwijl mijn moeder een foto maakt. Ze maakt er nog eentje als mijn vader hardop tegen zichzelf zegt: ‘Ach, wat kan mij het ook schelen,’ en Ben vervolgens in een omhelzing neemt die je zou verwachten wanneer een man net is teruggekeerd nadat hij langdurig aan het front is geweest in een verre oorlog.

De anderen gaan in de rij staan voor hun beurt. Eerst Maura, Scott en de jongens. Dan Dwight. Dan Tony.

‘Gefeliciteerd,’ zegt Ben tegen hem.

‘Jij ook, man,’ zegt Tony.

Ondertussen klikt mijn moeder er lustig op los en legt iedere omhelzing vast op de gevoelige plaat. Ik laat haar begaan – omdat ik de stemming niet wil bederven, en omdat ik het gevoel heb dat ik deze avond nog jarenlang opnieuw zal willen beleven.

Mijn moeder overhandigt haar fototoestel omslachtig aan Dwight, waarmee ze zichzelf voor het laatst bewaart.

‘Ben, lieverd,’ zegt ze, en pauzeert even voor een dramatisch effect, ‘waarom heeft het zo lang geduurd?’

Ben lacht en zegt: ‘Ik weet het niet, Vera. Ik ben stom geweest.’

‘Nou en of,’ zegt mijn moeder met tranen in haar ogen. Dan wijst ze naar mij. ‘Net als die dochter van me.’

‘Oké. Oké. Genoeg!’ zeg ik, en lach om het overdreven enthousiasme van mijn familie. ‘Er wacht een baby op ons!’

‘Ja! Kom verder,’ roept Daphne vanuit de woonkamer.

We slaan de hoek om, en daar zit mijn zus, in de zachte gloed van het vuur, met haar pasgeboren zoon op de arm.

‘Ben, Claudia, dit is jullie neefje Lucas,’ zegt Daphne. ‘Lucas, dit zijn tante Claudia en oom Ben!… Zo moet hij je noemen. Ja toch, Ben?’

Ben pakt mijn hand en zegt: ‘Ja, Daph. Zo moet hij me noemen.’

‘Nou, kom hem dan maar eens van dichtbij bekijken,’ zegt Daphne trots terwijl ze het blauwe dekentje van Lucas’ gezicht terugslaat.

Het is een moment waar ik sinds Thanksgiving veel over na heb gedacht. Zal ik me anders voelen dan toen Maura was bevallen van haar drie kinderen? Ik ben bang van wel. Maar zodra ik op Lucas neerkijk, realiseer ik me opgelucht dat ik me precies hetzelfde voel. Vervuld van trots en verwondering en dankbaarheid en verwachtingen over alles wat nog komen gaat.

‘Hij is beeldschoon,’ zeg ik.

Te mooi om waar te zijn. En toch is het waar.

‘Ik weet het,’ zegt Daphne. ‘Ik kan het gewoon niet geloven.’

‘Tante Daphne, mag ik baby Lucas alsjeblieft vasthouden?’ vraagt Zoe – hetgeen voor William en Patrick het teken is om ook een duit in het zakje te doen met hun eigen verzoekjes om de baby vast te mogen houden.

‘Niet nu,’ zegt Maura liefdevol tegen haar kinderen. ‘Lucas heeft nu behoefte aan zijn mama.’

Daphne schenkt Maura een dankbare blik. Ik kan aan haar zien dat ze er nog niet aan toe is om haar kind van hand tot hand te laten gaan. Ze heeft veel te lang moeten wachten op deze avond.

Wij allemaal.

Veel later die avond zijn Ben en ik terug in ons oude appartement. Het begint eindelijk weer als mijn thuis te voelen – en dat is maar goed ook, want in januari trekt Michael bij Jess in. Ze noemen het een ‘proeftijd’ maar ik weet wel beter. Soms is het makkelijker om kleine stapjes tegelijk te nemen.

Net zoals Ben en ik nu doen. Ik heb ongeveer de helft van mijn kleren terug verhuisd, en keer nu onze ladekast binnenstebuiten op zoek naar mijn rode flanellen pyjama.

Ben lacht, en ik zeg: ‘Wat?’

‘Ik wist wel dat het stadium van de lingerie-omdat-we-weer-bijelkaar-zijn niet eeuwig zou duren.’

‘Het is kerstavond!’ zeg ik. ‘Tijd om kneuterig te zijn. Niet sexy.’

‘Nou, dan heb ik nieuws voor je,’ zegt Ben.

‘En dat is?’ vraag ik glimlachend.

‘Je bent het allebei,’ zegt hij.

Ik glimlach terwijl ik naar de badkamer loop om mijn tanden te poetsen. Vervolgens aarzel ik langdurig voordat ik mijn pil neem. Ik loop terug naar de slaapkamer, waar Ben me opwacht in zijn eigen groene flanellen pyjamabroek. We doen het licht uit en kruipen onder de dekens. Onze kussen zijn aanvankelijk kneuterig, net als onze pyjama’s, maar worden al snel dringend en gretig.

‘Hoe is het toch mogelijk dat ik zoveel van je houd?’ zegt Ben. Het is een van die dingen waar je gewoon geen antwoord op kunt geven.

Het is net zoiets als proberen magie te verklaren, of wonderen of vertrouwen.

‘Ik weet het niet,’ zeg ik ademloos, terwijl ik ondertussen denk dat er een heleboel dingen zijn die ik niet weet. Ik weet niet of ik ooit mijn angst voor het moederschap zal overwinnen. Of ik op een dag moeder zal zijn. Of ik in staat ben om een goede moeder te zijn.

Maar nu is het Kerstmis en zijn Ben en ik weer samen, en dat is het enige wat telt. Dus houd ik hem stevig vast en fluister zijn naam. Als wens en als belofte voor de dingen die komen gaan.