21
Om tien uur de volgende ochtend was Barbara op weg naar Harwich. Ze had Emily gebeld op het moment dat haar wekker was afgelopen. Ze trof de inspecteur nog thuis. Ze gaf door wat ze te horen had gekregen van Kriminalhauptkommissar Kreuzhage in Hamburg en wat ze de vorige avond op de pier had gezien. Het feit dat ze in gezelschap was geweest van Taymullah Azhar en zijn dochtertje toen ze Trevor Ruddock, zijn broer en de rugzak had gezien, had ze weggelaten, tegen zichzelf zeggend dat een lange uitleg over haar relatie tot de Pakistani het beetje helderheid dat zich eindelijk in het onderzoek begon af te tekenen, alleen maar zou vertroebelen. Ze merkte echter al snel dat het weinig zou hebben uitgemaakt als ze over haar gezelschap op de pier zou hebben gesproken, want Emily leek niets anders meer te horen toen Barbara goed en wel de inhoud van haar gesprek met Helmut Kreuzhage had verteld. De inspecteur klonk energiek, uitgerust en klaarwakker. Wat zij en de onbekende Gary na het werk ook hadden gedaan om de stress te verminderen, het had blijkbaar gewerkt. 'Een of andere illegale activiteit?' zei ze. 'In Hamburg? Goed gedaan, Barb. Ik zei toch al dat Muhannad met een of ander vies zaakje bezig was? Nu komen we het tenminste op het spoor.'
Barbara probeerde de nodige voorzichtigheid in te bouwen in haar volgende opmerkingen. 'Maar Querashi heeft inspecteur Kreuzhage geen enkel bewijs geleverd om wat voor soort illegale activiteit het ging. En hij heeft geen namen genoemd, ook niet die van Muhannad. En toen Kreuzhage een kijkje ging nemen bij Oskarstrasse 15 kwam er niets uit, Em. Zijn mensen hebben niets gezien wat niet door de beugel kon.'
'Muhannad zal zijn sporen wel verbergen. Dat doet hij nu al meer dan tien jaar. En we weten dat degene die Querashi heeft gedood zijn sporen uitwiste als een beroepsmoordenaar. De vraag is deze: waar is Muhannad verdomme mee bezig? Smokkel? Prostitutie? Internationale diefstal? Wat?' 'Kreuzhage had er geen flauw idee van. Hij heeft niet direct een onderzoek ingesteld, maar het beetje dat hij heeft gedaan, was niet voldoende om iets aan het licht te brengen. Daarom denk ik het volgende. Als er geen feitelijke aanwijzingen zijn dat er iets illegaals gaande is in Duitsland...' 'Dan zullen we het aan deze kant moeten zoeken, hè?' was Emily's antwoord. 'En de fabriek van Malik is opgezet als een perfect tussenstation voor allerlei ondernemingen: van valsemunterij tot terrorisme. Als er bewijzen te vinden zijn, dan zullen we die daar aantreffen. Ze versturen minstens eenmaal per week goederen overal naartoe. Wie weet wat ze nog meer in die kisten stoppen behalve mosterd en jam?'
'Maar Em, de Maliks zijn niet de enige mensen die Querashi kende, dus zij kunnen niet de enige verdachten zijn in deze Hamburg-zaak. Trevor Ruddock heeft ook in die fabriek gewerkt. En laten we het ijzerdraad niet vergeten dat ik in zijn kamer heb gevonden. En dan moeten we ook nog rekening houden met Querashi's minnaar, als we die ooit vinden.' 'Barbara, wat we ook vinden, het leidt naar Muhannad.' Barbara dacht hierover na tijdens de rit naar Harwich. Ze moest toegeven dat er een bepaalde logica zat in Emily's ideeën over Muhannad en de mosterdfabriek. Maar ze kreeg een verontrustend gevoel van onbehagen vanwege de snelheid waarmee de inspecteur die conclusie had getrokken. Emily had het eigenaardige gedrag van de Ruddocks afgedaan met de eenvoudige verklaring: 'Voddenboeren, dat stelletje,' en ze had voorts doorgegeven dat de grootmoeder van Theo Shaw de vorige middag een ernstige beroerte had gehad, alsof dat feit de jongeman ervan vrijpleitte de hand te hebben gehad in Querashi's dood. Ze had gezegd: 'Ik stuur ook iemand naar Londen om die professor Siddiqi op te halen. Hij kan als tolk optreden voor Kumhar wanneer ik die ondervraag.'
'Wat dacht je van Azhar?' vroeg Barbara. 'Zou het geen tijd besparen als je hem laat vertalen? Je kunt hem naar het bureau laten komen zonder Muhannad.'
Emily lachte spottend om dat voorstel. 'Ik ben niet van plan om Muhannad Malik of die glibberige neef van hem ook maar bij Kumhar in de buurt te laten komen. Kumhar is onze pijpleiding naar de waarheid, Barb, en ik ben niet van plan om die te laten verstoppen door iemand op de achtergrond te laten rondhangen wanneer ik hem ondervraag. Kumhar moet iets weten over die fabriek. Muhannad is verkoopmanager bij Maliks Mosterd. En de verkoopmanager heeft de leiding over de verzendafdeling. Waar past dat sappige stukje informatie volgens jou in de hele opzet?'
Inspecteur Lynley zou Emily's deducties 'intuïtief politiewerk' hebben genoemd, iets wat voortkwam uit langdurige ervaring en een zorgvuldig aangescherpt aanvoelen van wat er in iemand omging, bij het ondervragen van verdachten en het vergaren van bewijsmateriaal. Maar bittere ervaring had Barbara geleerd om op te passen voor wat er in haarzelf omging wanneer ze deel uitmaakte van een onderzoeksteam, en de gevoelens die ze koesterde na het gesprek met Emily bevielen haar absoluut niet.
Ze bekeek haar onbehagen vanuit elke hoek, porde erin als een wetenschapper die met een buitenaards wezen wordt geconfronteerd. Zeker, als Muhannad Malik de sleutelfiguur was in een of ander misdrijf, had hij een motief om Querashi te doden als deze een poging had gedaan om hem te verlinken. Maar dit mocht de eventuele schuld van Theo Shaw en Trevor Ruddock niet uitsluiten. Beiden hadden ook een reden om zich van Querashi te ontdoen en geen van tweeën had een afdoend alibi. Toch leek dat precies wat er gebeurd was, althans in het brein van Emily Barlow. En terwijl ze nadacht over de definitieve afwijzing van Trevor Ruddock en Theo Shaw als verdachten, merkte Barbara dat haar onbehagen zich concentreerde in één enkele, mogelijk nare vraag: reageerde Emily zo vanuit haar intuïtie of vanuit andere motieven?
Inspecteur Kreuzhage in Hamburg had het zelf gezegd: er was geen bewijs te vinden. Dus waarop baseerde Emily dan haar intuïtieve conclusies? Barbara dacht terug aan het gemakkelijke succes van haar vriendin tijdens de drie cursussen die ze samen op Maidstone hadden gevolgd, hoe ze de lofprijzingen van hun leraren in ontvangst had genomen en de bewondering van de andere rechercheurs. Destijds had er bij Barbara geen twijfel over bestaan dat Emily Barlow ver uitstak boven de gemiddelde agent. Ze was niet alleen goed in wat ze deed, ze was uitstekend. Haar bevordering tot inspecteur op zevenendertigjarige leeftijd onderstreepte dit feit. Waarom, vroeg Barbara zich af, twijfelde ze dan nu in een bepaald opzicht aan de capaciteiten van de inspecteur?
Tijdens de langdurige samenwerking met hoofdinspecteur Lynley was Barbara meer dan eens gedwongen geweest om niet slechts de feiten van een zaak te bekijken, maar ook om de schijnwerper van de verdenking eerder op een van die feiten te richten dan op een ander. Ze was nu op vrijwel dezelfde manier bezig terwijl ze tussen de velden met zomertarwe door reed, op weg naar Harwich. Alleen nam ze deze keer niet de feiten waaraan ze het meeste belang hechtte in dit onderzoek onder de loep, of waarom dit zo was. In plaats daarvan onderzocht ze wat er aan haar eigen onbehagen ten grondslag lag. Ze was niet al te blij toen ze bedacht dat het heel goed mogelijk was dat zijzelf het probleem vormde bij het onderzoek naar de dood van Querashi. Kwam het zoeken naar een schuldige onder de Pakistani een beetje te dicht bij huis naar de zin van brigadier Havers? Misschien zou ze er niet de minste moeite mee hebben gehad om Muhannad Malik te zien als iemand die van alles kon zijn, van een straatrover tot een pooier, als Taymullah Azhar en zijn schattige dochtertje niet zijdelings met het onderzoek te maken hadden gehad. Deze eindconclusie bezorgde haar een schok die ze liever niet had gevoeld. Ze begreep dat ze niet wilde speculeren over wier recherchewerkzaamheden nu eigenlijk helder waren en wier inzicht was vertroebeld. En ze wilde zeker niet nadenken over haar gevoelens voor Azhar en Hadiyyah. Vastbesloten om objectief inlichtingen te verzamelen, reed ze Harwich binnen. Ze volgde de hoofdstraat die kronkelend in de richting van de zee liep en ze vond World Wide Tours, weggestopt tussen een snackbar en een slijterij die aankondigde dat er een amontillado in de aanbieding was tegen een zeer voordelige prijs.
World Wide Tours bestond uit één grote ruimte met drie bureaus, waar twee vrouwen en een man aan werkten. Het reisbureau was overdadig ingericht, maar vreemd genoeg in de stijl van een vervlogen tijdperk. Op de muren prijkte behang in een namaak William Morris-patroon en aan de muur zag ze vergulde lijsten met afbeeldingen uit de periode rond de eeuwwisseling, van families die op gepaste wijze vakantie vierden. De bureaus, de stoelen en de schappen waren van zwaar mahoniehout. Vijf grote palmen stonden in potten en zeven enorme varens hingen aan het plafond, waar een ventilator de lucht in beweging bracht en hun franje liet ritselen. De hele sfeer had een kunstmatige, Victoriaanse tuttigheid, die maakte dat Barbara er dolgraag een brandslang op had willen zetten.
Een van de beide vrouwen vroeg of ze Barbara kon helpen. De andere voerde een telefoongesprek, terwijl hun mannelijke collega naar een computerscherm tuurde onder het mompelen van: 'Lufthansa, schiet een beetje op.' Barbara liet haar legitimatie zien. Op een naambordje las ze dat de vrouw Edwina heette.
'Politie?' zei Edwina. Ze drukte drie vingers tegen het kuiltje in haar hals alsof ze verwachtte beschuldigd te worden van iets ernstigers dan het werken in een kantoor dat op smakeloze wijze zo uit een boek van Charles Dickens afkomstig was. Ze wierp een snelle blik op haar collega's. De man - zijn naambordje identificeerde hem als Rudi - deed iets met het toetsenbord van zijn computer en draaide vervolgens zijn stoel in hun richting. Hij fungeerde als Edwina's echo en toen hij het gevreesde woord uitsprak, maakte de derde medewerkster een eind aan haar telefoongesprek. Dit meisje - Jen, zag Barbara - greep met beide handen haar stoelzitting alsof ze dacht dat ze plotseling zou kunnen opstijgen. De komst van een politiefunctionaris, dacht Barbara niet voor het eerst, bracht altijd de onderbewuste schuldgevoelens van mensen aan de oppervlakte. 'Dat klopt,' zei Barbara. 'New Scotland Yard.'
'Scotland Yard?' Dat was Rudi. 'Komt u uit Londen? Ik hoop dat er geen problemen zijn?'
Dat zou best eens kunnen, besefte Barbara. De jongeman sprak met een Duits accent.
Ze kon bijna de geaffecteerde public school-stem horen van hoofdinspecteur Lynley die zijn voornaamste geloofsbelijdenis met betrekking tot recherchewerk opdreunde: in een moordzaak bestaat niet zoiets als toeval. Barbara bekeek Rudi van onder tot boven. Met zijn lichaam dat zo rond was als een wijnvat en zijn kortgeknipte, rode haar dat van zijn voorhoofd terugweek, zag hij er niet uit als iemand die iets te maken had met een kortgeleden gepleegde moord. Maar dat was meestal met niemand het geval. Ze haalde de foto's uit haar schoudertas. Eerst liet ze die van Querashi zien en ze zei: 'Komt deze man u bekend voor?'
De beide anderen kwamen bij Edwina's bureau staan, waar ze zich met opgetrokken schouders over de foto bogen, die Barbara precies in het midden had neergelegd. Ze bekeken de foto zonder iets te zeggen terwijl boven hun hoofden de franje van de varens ritselde en de ventilator draaide. Het duurde bijna een minuut voor iemand antwoord gaf. Het was Rudi, die tegen zijn collega's sprak, niet tegen Barbara.
'Dit is toch de man die naar vliegtickets heeft geïnformeerd?'
'Ik weet het niet,' zei Edwina weifelend. Haar vingers plukten aan de huid vlak onder de holte van haar hals.
Jen zei: 'Ja. Ik herinner me hem. Ik heb hem geholpen, Eddie. Jij was niet op kantoor.' Ze keek Barbara recht aan. 'Hij kwam hier, wanneer was het, Rudi, misschien drie weken geleden? Ik weet het niet precies meer.' 'Maar u herkent hem wel,' zei Barbara. 'Nou, ja. Ik bedoel, er zijn hier niet zoveel...'
'We zien weinig Aziaten in Harwich,' zei Rudi. Hij sprak het uit als Hahvich. 'U komt zelf uit...?' vroeg Barbara aanmoedigend, hoewel ze vrij zeker was van het antwoord. 'Hamburg,' zei hij. Kijk eens aan, dacht ze.
Hij zei: 'Dat wil zeggen, ik kom oorspronkelijk uit Hamburg. Ik woon al zeven jaar in dit land.'
Ze zei: 'Zo. Juist. Nou, deze man heet Haytham Querashi. Ik verricht onderzoek naar zijn moord. Hij werd vorige week in Balford-le-Nez om het leven gebracht. Naar wat voor vliegtickets vroeg hij?'
Het moet gezegd worden dat ze allemaal even verrast of ontzet waren bij het horen van het woord moord. Als één man bogen ze hun hoofden om nogmaals naar de foto van Querashi te kijken alsof het een relikwie was van een heilige. Jen was degene die antwoord gaf. Hij had geïnformeerd naar vliegtickets voor zijn familie, verklaarde ze tegen Barbara. Hij wilde die vanuit Pakistan naar Engeland laten overkomen. Het was een grote groep mensen: broers en zusters, zijn ouders, een heel gezin. Hij wilde dat ze voorgoed bij hem in Engeland kwamen wonen.
'U hebt ook een kantoor in Pakistan,' merkte Barbara op. 'In Karachi, nietwaar?'
'En ook in Hongkong, Istanbul, New Delhi, Vancouver, New York en Kingston,' zei Edwina trots. 'We zijn gespecialiseerd in buitenlandse reizen en immigratie. In al onze kantoren werken experts.'
Daarom had Querashi waarschijnlijk World Wide Tours gekozen in plaats van een reisbureau in Balford, voegde Jen er met de nodige trots aan toe. Hij had gevraagd naar de mogelijkheden van immigratie voor zijn familie. In tegenstelling tot de meeste reisbureaus, die er slechts op uit waren om hun clientèle geld uit de zak te kloppen, had wwt een internationale reputatie, 'een uitstekende, internationale reputatie,' was de uitdrukking die ze gebruikte, vanwege het netwerk van contacten met juristen over de hele wereld, die gespecialiseerd waren in immigratie. 'In Engeland, Europa en de Verenigde Staten,' zei ze. 'We zijn een reisbureau voor mensen die willen verhuizen en we zijn hier om die verhuizing voor hen zo gemakkelijk mogelijk te maken.' Kwebbel, kwebbel, kwebbel, dacht Barbara. Het meisje klonk als een advertentie. Daar gingen haar vermoedens dat Querashi had geprobeerd om kort voor zijn huwelijk de stad te ontvluchten. Het klonk alsof hij serieus van plan was geweest om zich aan de afspraak voor zijn voorgenomen huwelijk te houden. Het zag er inderdaad naar uit dat hij tevens plannen had gemaakt voor de toekomst van zijn familie.
Vervolgens haalde Barbara de polaroidfoto van Kumhar uit haar schoudertas. Dit had een ander resultaat. Ze kenden deze Aziaat niet. Ze hadden hem nog nooit gezien. Barbara sloeg hen nauwlettend gade, zoekend naar een indicatie dat een van hen, of alle drie, loog. Maar niemand vertrok een spier. Weer niets, dacht ze. Ze bedankte hen voor hun hulp en ze verliet het reisbureau. Het was elf uur en ze was nu al doordrenkt van het zweet. Ook had ze dorst, dus ze schoot de Whip and Whistle aan de overkant van de straat binnen, waar ze erin slaagde de kastelein ertoe te bewegen vijf ijsblokjes in een glas te doen, waar hij limonade overheen schonk. Ze nam het glas mee naar een tafeltje bij het raam, met een zakje zoute chips en wat ingemaakt zuur, en ze zwaaide zich op een kruk, stak een sigaret op en bereidde zich voor om van haar elfuurtje te genieten.
Ze had de helft van de chips gegeten, driekwart van de limonade opgedronken en de hele sigaret opgerookt, toen ze Rudi aan de overkant uit het kantoor van World Wide Tours zag komen. Hij keek naar rechts, naar links en weer naar rechts op een manier die Barbara overdreven voorzichtig vond en die óf blijk gaf van de normale schroom van een Europeaan die niet gewend is aan het Engelse verkeer, óf bijna steels te noemen was. Ze gokte op het laatste en toen Rudi de straat begon in te lopen, dronk ze haastig de rest van haar limonade op. De overgebleven chips liet ze op het tafeltje achter. Buiten zag ze dat hij op de hoek van de straat het portier van een Renault ontsloot. Haar Mini stond er twee auto's achter, dus toen de Duitser de motor startte en met zijn auto wegreed, schoot ze snel haar eigen wagentje in. Even later had ze de achtervolging ingezet.
Er kon natuurlijk van alles zijn waarvoor hij het reisbureau had verlaten: een afspraak bij de tandarts, een ontmoeting met een vriendin, een vroege lunch. Maar omdat Rudi's aftocht zo kort volgde op haar bezoek was het te toevallig om er niet achteraan te gaan.
Ze volgde hem op een afstand. Hij nam de Al20 die de stad uit leidde. Hij reed zonder zich aan de snelheidslimiet te houden en hij bracht haar regelrecht naar Parkeston, een kleine drie kilometer bij het reisbureau vandaan. Hij nam echter niet de afslag naar de haven, maar hij draaide vlak daarvoor een weg in naar het industrieterrein.
Barbara wilde niet het risico nemen hem daarheen te volgen. Ze stopte op de naast het terrein gelegen parkeerplaats, vanwaar ze zag dat de Renault stopte voor een prefab metalen pakhuis aan het uiterste eind. Op dat moment zou Barbara haar van een handtekening voorziene exemplaar van De wellustige oerwoudbewoner hebben willen ruilen tegen een verrekijker. Ze was te ver van het gebouw af om het naambord te kunnen lezen.
In tegenstelling tot de andere pakhuizen op het terrein, was dit gesloten en er leek geen mens te zijn. Maar toen Rudi aan de deur klopte, liet iemand hem binnen.
Vanuit de Mini bleef Barbara kijken. Ze wist niet wat ze kon verwachten. Zwijgend zat ze een kwartier, dat een eeuwigheid leek, in de gloeiend hete auto vóór Rudi weer naar buiten kwam. Hij had geen pakjes heroïne bij zich, geen uitpuilende zakken met vals geld, geen videocassettes waarop kinderen stonden in compromitterende situaties, geen wapens, geen explosieven, en hij was alleen. Hij verliet het pakhuis zoals hij er was binnengegaan: met lege handen.
Barbara wist dat hij haar zou zien als ze in de buurt van het industrieterrein bleef, dus ze reed terug naar de Al 20 met de bedoeling een eindje verderop om te draaien en wat tussen de pakhuizen rond te snuffelen wanneer Rudi goed en wel uit het zicht was verdwenen. Maar toen ze naar een geschikte plek zocht om te keren, zag ze een groot, stenen gebouw dat een stuk van de weg af stond aan het eind van een hoefijzervormige oprit. The Castle Hotel kondigde een bord langs de weg aan in middeleeuwse letters. Ze herinnerde zich de brochure die ze in de kamer van Haytham Querashi had gevonden en ze zette de Mini op het parkeerterrein van het hotel, vastbesloten om van dit toeval gebruik te maken.
Professor Siddiqi zag er totaal niet uit zoals Emily Barlow had
verwacht. Ze had gedacht een donkere man van middelbare leeftijd te
ontmoeten, met zwart haar dat was weggekamd van een intelligent
voorhoofd, met kohl omrande ogen en een tabakskleurige huid. Maar
de man die binnenkwam in gezelschap van rechercheur Hesketh die hem
uit Londen had opgehaald, was bijna blond, zijn ogen waren beslist
grijs en zijn huid was licht genoeg om hem bij vergissing aan te
zien voor een Noord-Europeaan in plaats van een Aziaat. Hij was
kleiner dan zijzelf en hij moest midden dertig zijn. Hij had het
stevige postuur van een amateurworstelaar.
Hij glimlachte toen de uitdrukking op haar gezicht snel van verrassing in onverschilligheid overging. Ter begroeting stak hij zijn hand uit, terwijl hij zei: 'We zijn niet allemaal uit hetzelfde hout gesneden, inspecteur Barlow.' Ze vond het niet prettig dat iemand haar zo gemakkelijk doorhad, zeker niet iemand die ze niet kende. Ze negeerde de opmerking door bruusk te zeggen: 'Goed dat u gekomen bent. Wilt u eerst iets drinken of zullen we meteen met meneer Kumhar beginnen?'
Hij vroeg om grapefruitsap en terwijl Belinda Warner wegliep om het te halen, verklaarde Emily de zaak waar ze de professor uit Londen bij hadden gehaald. 'Ik zal het hele gesprek opnemen,' zei ze ten slotte. 'Mijn vragen in het Engels, uw vertaling, de antwoorden van meneer Kumhar, uw vertaling daarvan.' Siddiqi was schrander genoeg om de juiste conclusie te trekken. 'U kunt op mijn integriteit vertrouwen,' zei hij. 'Maar omdat we elkaar niet eerder hebben ontmoet, mag ik niet van u verwachten dat u daarvan afhankelijk wilt zijn zonder controle of afwegingen.'
Nu de hoofdregels waren vastgelegd en de bijkomstigheden waren aangeduid, nam Emily hem mee naar zijn landgenoot.
Kumhar was er niet op vooruitgegaan na zijn nacht in de cel. Hij was zo mogelijk nog banger dan de vorige middag. Erger nog, hij was doordenkt van het zweet en er hing een stank van ontlasting om hem heen, alsof hij zich had bevuild.
Siddiqi wierp één blik op hem en wendde zich vervolgens tot Emily. 'Waar is deze man vastgehouden? En wat hebt u in 's hemelsnaam met hem gedaan?' Weer zo'n vurig bewonderaar van pro-Ierse films, besloot Emily vermoeid. Het viel niet in te schatten wat Guildford en Birmingham hadden gedaan om de politie schade toe te brengen. Ze zei: 'Hij verbleef in een cel, die u wat mij betreft zeker mag bekijken, professor. En we hebben hem niets gedaan, tenzij het verstrekken van een warme maaltijd en een ontbijt tegenwoordig voor marteling doorgaat. Het is warm in de cellen, maar niet warmer dan in de rest van het gebouw of in de hele, verdomde stad. Dat kan hij u zelf vertellen als u het hem wilt vragen.'
'Dat zal ik zeker doen,' zei Siddiqi. Hij vuurde een reeks vragen af op Kumhar, niet de moeite nemend om die te vertalen.
Voor het eerst sinds hij op het politiebureau was binnengebracht, leek Kumhar niet meer op een verschrikt konijn. Hij maakte zijn ineengevouwen handen los en stak ze naar Siddiqi uit alsof hem een reddingsboei was toegeworpen.
Het was een smekend gebaar en de professor vatte het kennelijk ook als zodanig op. Hij nam beide handen van de man in de zijne en daarna trok hij hem mee naar de tafel in het midden van het vertrek. Daarna begon hij weer te spreken en nu vertaalde hij zijn woorden voor Emily. 'Ik heb me voorgesteld. Ik heb hem gezegd dat ik hier ben om uw vragen en zijn antwoorden te vertalen. Ik heb hem gezegd dat u niets kwaads met hem in de zin hebt. Ik hoop dat het waar is, inspecteur.'
Wat mankeerde die mensen toch? dacht Emily. Ze zagen achter elke boom ongelijkheid, vooroordeel en wreedheid. Ze gaf niet direct antwoord, maar ze zette de cassetterecorder aan, waarna ze de datum en de tijd insprak en de namen van de aanwezige personen. Daarna zei ze: 'Meneer Kumhar, uw naam vonden we tussen de bezittingen van een vermoorde man, meneer Haytham Querashi. Kunt u me uitleggen hoe die daar is gekomen?' Ze verwachtte een herhaling van de litanie van gisteren: een aaneenschakeling van ontkenningen. Ze was verrast. Kumhar vestigde zijn ogen op Siddiqi toen de vraag voor hem werd vertaald en toen hij antwoordde, wat hij zeer uitvoerig deed, bleef hij de professor aankijken. Siddiqi luisterde, knikte en onderbrak de man één keer om een vraag te stellen. Daarna richtte hij zich tot Emily.
'Hij heeft meneer Querashi even buiten Weeley ontmoet op de Al 33. Hij stond te liften, meneer Kumhar dus, en meneer Querashi bood aan om hem mee te nemen. Dit vond ongeveer een maand geleden plaats. Meneer Kumhar had als boerenknecht gewerkt op verschillende boerenbedrijven in het graafschap. Hij was niet tevreden met het geld dat hij ermee verdiende en de arbeidsvoorwaarden stonden hem ook niet aan. Daarom had hij besloten om ander werk te zoeken.'
Emily liet dit met een rimpel tussen haar wenkbrauwen even tot zich doordringen. 'Waarom heeft hij dat verdorie gisteren dan niet gezegd? Waarom deed hij alsof hij meneer Querashi niet kende?'
Siddiqi wendde zich weer tot Kumhar, die hem aankeek met de gretige blik van een puppy die zijn baas een plezier wil doen. Voor Siddiqi de vraag kon afmaken, kwam Kumhar al met zijn antwoord en ditmaal richtte hij het tot Emily.
'Toen u zei dat meneer Querashi vermoord was,' vertaalde Siddiqi, 'was ik bang dat u geloofde dat ik er iets mee te maken had. Ik heb gelogen om niet verdacht te worden. Ik ben nog maar pas in dit land en ik wil niets doen om mijn verblijf hier in de waagschaal te stellen. Begrijpt u alstublieft hoezeer ik het betreur dat ik tegen u heb gelogen. Meneer Querashi was uiterst vriendelijk tegen me en ik heb die vriendelijkheid verraden door niet meteen de waarheid te zeggen.'
Emily zag dat de huid van de man bedekt was met een laagje zweet dat op spijsolie leek. Dat hij de vorige dag tegen haar had gelogen, was een vaststaand feit. De vraag was echter of hij nu weer tegen haar loog. Ze zei: 'Wist meneer Querashi dat u werk zocht?'
Ja, antwoordde Kumhar. Hij had meneer Querashi verteld dat hij niet tevreden was met het werk als boerenarbeider. Daar was hun gesprek in de auto grotendeels over gegaan.
'Heeft meneer Querashi u een baan aangeboden?'
Kumhar keek niet-begrijpend. Een baan? vroeg hij. Nee. Er was hem geen baan aangeboden. Meneer Querashi had hem gewoon laten meerijden en hem bij zijn pension afgezet.
'En een cheque van vierhonderd pond voor u uitgeschreven,' voegde Emily eraan toe.
Siddiqi trok één wenkbrauw op, maar vertaalde zonder commentaar. Het was waar dat meneer Querashi hem geld had gegeven. De man was de vriendelijkheid zelf en meneer Kumhar zou er niet om liegen en dit cadeau van vierhonderd pond een lening noemen. Maar de koran en de Vijf Pilaren van de islam schreven voor dat er een zakat moest worden betaald aan iemand die behoeftig was. Dus door hem vierhonderd pond te geven... 'Wat is een zakat?' kwam Emily tussenbeide.
'Een aalmoes voor de armen,' antwoordde Siddiqi. Kumhar keek hem telkens angstig aan wanneer hij op Engels overging en aan zijn gezichtsuitdrukking was te zien dat hij zich inspande om elk woord te begrijpen en in zich op te nemen. 'Moslims zijn verplicht om te zorgen voor het economisch welzijn van de leden van hun gemeenschap. We geven steun aan armen en aan anderen die het moeilijk hebben.'
'Dus door meneer Kumhar vierhonderd pond te geven, deed Haytham Querashi niets meer dan zijn religieuze plicht?' 'Zo is het precies,' zei Siddiqi. 'Hij kocht niets?'
'Zoals?' Siddiqi wees naar Kumhar. 'Wat zou deze arme man hem in 's hemelsnaam hebben kunnen verkopen?'
'Het eerste wat bij me opkomt, is stilzwijgen. Meneer Kumhar komt vaak in de buurt van het marktplein van Clacton. Wilt u hem vragen of hij meneer Querashi daar wel eens heeft gezien?'
Siddiqi bleef haar even aankijken alsof hij probeerde de bedoeling achter de vraag te begrijpen. Toen haalde hij zijn schouders op en wendde zich tot Kumhar, waarbij hij Emily's vraag vertaalde.
Kumhar schudde heftig zijn hoofd. Emily begreep zijn woorden zonder vertaling: hij was zelf nooit, niet één keer, op het marktplein geweest. 'Meneer Querashi was productiemanager van een fabriek, hier in de stad. Hij had meneer Kumhar werk kunnen aanbieden. Toch beweert meneer Kumhar dat ze niet over een baan hebben gesproken. Wil hij deze verklaring veranderen?'
Nee, zei Kumhar tegen haar via zijn tolk. Hij wilde die verklaring niet veranderen. Hij kende meneer Querashi slechts als een weldoener die door Allahs goedheid op zijn weg was gekomen. Maar er was wel iets gemeenschappelijks dat hen verbond: ze hadden beiden familie in Pakistan, die ze naar dit land wilden halen. Hoewel het bij Querashi om ouders, broers en zusters ging en in Kumhars geval om een echtgenote en twee kinderen, hadden ze dezelfde plannen en derhalve begrepen ze elkaar beter dan anders misschien het geval zou zijn geweest met twee vreemden die elkaar op de openbare weg ontmoetten.
'Maar zou een vaste baan niet veel nuttiger zijn geweest dan vierhonderd pond als u uw familie naar Engeland wilt laten komen?' vroeg Emily. 'Hoe lang had u met dat geld kunnen doen in vergelijking met wat u gaandeweg zou hebben verdiend als werknemer van Maliks Mosterd?' Kumhar haalde zijn schouders op. Hij kon niet verklaren waarom meneer Querashi hem geen werk had aangeboden.
Siddiqi had er zelf iets over te zeggen. 'Meneer Kumhar was een reiziger, inspecteur. Door hem geld te geven, had meneer Querashi aan zijn verplichting jegens hem voldaan. Er werd niet van hem vereist dat hij meer deed.' 'Ik zou denken dat iemand die "de vriendelijkheid zelf" was tegen meneer Kumhar iemand zou moeten zijn die, behalve aan de directe behoeften van de reiziger, ook aan diens toekomstig welzijn dacht.' 'We kunnen niet weten wat zijn uiteindelijke plannen met meneer Kumhar waren,' bracht professor Siddiqi naar voren. 'We kunnen alleen kijken naar wat hij heeft gedaan. Zijn dood heeft helaas voorkomen dat hij nog iets anders deed.'
Kwam dat niet goed uit? dacht Emily.
'Heeft meneer Querashi ooit toenadering tot u gezocht, meneer Kumhar?' vroeg ze.
Siddiqi staarde haar aan, deze onverwachte verandering van onderwerp in zich opnemend. 'Vraagt u of...'
'De vraag lijkt me duidelijk genoeg. We hebben vernomen dat meneer Querashi homoseksueel was. Ik wil graag weten of meneer Kumhar nog iets anders heeft ontvangen van meneer Querashi, behalve geld.' Kumhar hoorde de vraag aan met enige consternatie. Hij gaf zijn antwoord op een toon die onderdrukte afschuw aangaf: nee, nee, nee, meneer Querashi was een goede man. Hij was een rechtvaardige man. Hij kon zijn lichaam, zijn geest en zijn eeuwige ziel niet hebben onteerd met dergelijk gedrag. Het was onmogelijk, het was een zonde die tegen alles indruiste waarin moslims geloven.
'En waar was u vrijdagavond?'
In zijn pension in Clacton. Mevrouw Kersey, zijn buitengewoon aardige hospita, zou dat zeker tegenover inspecteur Barlow willen bevestigen. Het gesprek was afgelopen. Toen Emily de cassetterecorder uitzette, zei Kumhar op dringende toon iets tegen Siddiqi. 'Wacht eens even,' zei Emily nijdig.
Siddiqi zei: 'Hij wil alleen weten of hij nu naar Clacton terug mag. Het is begrijpelijk dat hij zo snel mogelijk hiervandaan wil, inspecteur.' Emily dacht er even over na of ze misschien nog meer inlichtingen uit de Pakistani zou loskrijgen als ze hem langer vasthield en hem de tijd gaf om nog wat meer te zweten in die op een sauna lijkende cel, net naast het waslokaal. Als ze hem nog twee of drie keer het vuur na aan de schenen legde, zou ze misschien een detail uit hem kunnen loswurmen dat haar een stap dichter bij de moordenaar zou brengen. Maar dan zou ze tevens het risico lopen dat de Aziatische gemeenschap weer de straat opging. Een lid van de Jum'a die 's middags zou komen om Kumhar naar Clacton terug te brengen, zou ongetwijfeld kijken of er nog iets was dat hun zaak ten goede kwam en waarover hij verslag kon uitbrengen, als middel om de Pakistani op te ruien. Ze woog deze mogelijkheid af tegen de eventuele informatie die ze nog uit de Aziaat die voor haar zat, zou kunnen loskrijgen.
Ten slotte liep ze naar de deur, die ze openrukte. Rechercheur Honigman stond in de gang te wachten. Ze zei: 'Neem meneer Kumhar mee naar het waslokaal. Zorg ervoor dat hij een douche neemt. Laat iemand een lunch voor hem regelen en schone kleren. En zeg tegen rechercheur Hesketh dat hij de professor naar Londen kan terugbrengen.'
Ze draaide zich om naar Siddiqi en zijn landgenoot in de verhoorkamer, terwijl ze zei: 'Meneer Kumhar, ik ben nog niet met u klaar, dus u mag er zelfs niet aan denken om de stad te verlaten. Als u het toch doet, laat ik u opsporen en bij uw ballen hiernaartoe terugslepen. Is dat duidelijk?' Siddiqi keek haar met een ironisch lachje aan. 'Ik denk dat hij uw bedoeling begrijpt,' zei hij.
Ze liet de mannen achter en liep naar haar kamer op de eerste verdieping. Lang geleden had ze geleerd om tijdens een onderzoek op haar intuïtie af te gaan en die schreeuwde haar zo ongeveer toe dat Fahd Kumhar meer wist dan hij kwijt wilde.
Als die verdomde wet en het verbod op martelingen, met alles wat ze betekenden voor de rechten van de politie, er nu eens niet zouden zijn, tierde ze inwendig. Een paar minuten op een middeleeuwse pijnbank en die kleine worm zou als was zijn in de handen van de inquisiteur. Zoals de zaak er nu voor stond, zou hij weglopen, mét al zijn geheimen, terwijl haar hoofd begon te bonzen en ze kramp in haar spieren kreeg.
Het was om gek van te worden. Erger nog was het feit dat het ene, korte gesprek met Fahd Kumhar Gary's vurige, vier uur durende bijstand van de afgelopen nacht teniet had gedaan.
Ze had zin om iemands kop af te bijten. Ze wilde schreeuwen tegen de eerste persoon die haar onder ogen kwam. Ze wilde...
'Chef?'
'Wat?' blafte Emily. 'Wat is er nu weer?'
Belinda Warner bleef aarzelend op de drempel van Emily's kamer staan. In de ene hand had ze een lang faxbericht en in de andere een roze briefje met een telefonische boodschap. Ze keek geschrokken en voorzichtig wierp ze eerst een blik in Emily's kantoor om de oorzaak van het slechte humeur van de inspecteur te kunnen ontdekken. Emily zuchtte. 'Sorry. Wat is er?' 'Goed nieuws, chef.' 'Dat kan ik wel gebruiken.'
Gerustgesteld voegde de agente zich bij haar. 'Er is bericht uit Londen,' zei ze. Ze wapperde eerst met het telefoonbriefje en vervolgens met de fax. 'Van S04 en SO11. Ze hebben de vingerafdrukken op de Nissan kunnen identificeren. En er is een rapport over die Aziaat, Taymullah Azhar.'
The Castle Hotel leek niet erg op een kasteel. Het had feitelijk
meer weg van een vierkant fort, met balustrades in plaats van
kantelen langs de daklijn. Aan de buitenkant had het één kleur: het
was geheel opgetrokken uit bruingele steen en bruingeel
pleisterwerk, maar het gebrek aan fleurigheid werd in het interieur
van het hotel meer dan gecompenseerd.
De hal was geverfd in allerlei tinten roze. Het plafond was paarsroze met een getande, rooskleurige kroonlijst, het behang op de muren had strepen in de tint van een suikerspin en het tapijt was roodbruin met een patroon van hyacinten. Het leek alsof je een enorme bonbondoos binnenliep, dacht Barbara. Achter de receptiebalie stond een man van middelbare leeftijd in een formeel rokkostuum, die haar vol verwachting door de hal zag naderen. Zijn naamplaatje vermeldde dat hij Curtis heette en zijn verwelkomende houding was zo bestudeerd dat het leek alsof hij er in alle rust voor de spiegel op had geoefend. Eerst verscheen een trage glimlach tot hij zeker wist dat hij oogcontact met haar had, daarna werden zijn tanden zichtbaar, vervolgens hield hij zijn hoofd schuin in een belangstellend, hulpvaardig gebaar en ten slotte pakte zijn hand vol verwachting een potlood.
Toen hij met ingestudeerde beleefdheid vroeg waarmee hij haar van dienst kon zijn, liet Barbara haar legitimatie zien. De wenkbrauw daalde. Het potlood viel. Het hoofd vloog rechtop. Hij veranderde van de receptie-Curtis in de zeer-op-zijn-hoede-curtis.
Barbara haalde de foto's van Querashi en Kumhar weer tevoorschijn. 'Deze man is afgelopen week op de Nez vermoord,' verklaarde ze laconiek. 'Deze maakt op het ogenblik in de cel een praatje met de plaatselijke inspecteur. Kent u een van hen?'
Curtis ontspande zich enigszins. Hij bekeek de foto's. Barbara zag een koperen houder op de balie die een aantal brochures bevatte. Toen ze er een uitnam, zag ze dat het een exemplaar was van dezelfde folder die ze in Querashi's hotelkamer had aangetroffen. Er waren nog andere brochures, die ze even doorbladerde. Het bleek dat The Castle Hotel in deze moeilijke economische tijden probeerde de zaken nieuw leven in te blazen met het aanbieden van speciale weekendtarieven, dansavonden, wijnproeverijen en bijzondere activiteiten met Kerstmis, Nieuwjaar, Valentijnsdag en Pasen. 'Ja.' Curtis zei het nadenkend, met een diepe zucht. 'O, ja, zeker.' Barbara keek op van de brochures. Curtis had de foto van Kumhar terzijde gelegd. De foto van Querashi had hij echter opgepakt en die hield hij nu tussen duim en wijsvinger. 'Hebt u hem gezien?'
'Ja, zeker. Ik herinner me hem heel goed, omdat ik nog niet eerder een Aziaat had gezien bij Leather and Lace. Ze voelen daar gewoonlijk niet veel voor.' 'Pardon?' vroeg Barbara verbaasd. 'Leather and Lace?'
Curtis rommelde in de koperen houder en haalde er een brochure uit die Barbara nog niet had gezien. De omslag was helemaal zwart, met een strook witte kant schuin eroverheen gedrukt. In de bovenste driehoek was het woord Leather aangebracht, in de onderste het woord Lace. De binnenzijde bevatte een uitnodiging voor een maandelijkse dansavond in het hotel. En de bijgevoegde foto's van voorgaande dansavonden lieten geen twijfel bestaan over het soort mensen dat daar op afkwam.
Eén-nul voor Trevor Ruddock, dacht Barbara. 'Is dit een avond voor homoseksuelen?' vroeg ze Curtis. 'Dat is toch niet direct ontspanning die gebruikelijk is op het platteland?' 'Het zijn moeilijke tijden,' antwoordde hij serieus. 'Een bedrijf dat zijn deuren sluit voor mogelijke winstgevende activiteiten blijft niet lang draaiende.' Daar zat iets in, dacht Barbara. Basil Treves zou dit wel eens in overweging kunnen nemen wanneer hij aan het eind van het belastingjaar zijn verlies- en winstrekening bekeek. Ze zei: 'U hebt meneer Querashi op een van deze dansavonden gezien?'
'Vorige maand. Absoluut. Zoals ik al zei, er komen maar heel weinig Aziaten naar dergelijke bijeenkomsten. Alles bij elkaar genomen zien we überhaupt maar heel weinig Aziaten in dit deel van de wereld. Dus daarom viel hij me op toen hij binnenkwam.'
'U weet zeker dat hij hier was om te dansen? Niet voor het diner? Niet om iets te drinken in de bar?'
'Hij was beslist hier voor de dansavond, brigadier. Let wel, niet als travestiet. Hij zag er ook niet uit of hij zo'n type was. Geen make-up. Geen sieraden. U weet wel wat ik bedoel. Maar het was overduidelijk waarom hij naar The Castle was gekomen.' 'Om een man op te pikken?'
'Dat niet. Hij was niet alleen. En zijn metgezel zag er niet naar uit dat hij in de steek gelaten wilde worden door zijn vriend.' 'Dus hij had hier een afspraakje.' 'Dat had hij zeker.'
Dit was de eerste bevestiging die ze kregen van Trevor Ruddocks verhaal over de seksuele geaardheid van Querashi. Maar een eenvoudige bevestiging pleitte Trevor nog niet vrij.
'Hoe zag die man eruit? Die Querashi bij zich had, bedoel ik,' vroeg Barbara. Curtis voorzag haar van een vage en over het algemeen nutteloze beschrijving waarin alles aan de man in kwestie middelmatig was: zijn lengte, zijn postuur, zijn gewicht. Je zou er tijdens een onweer nog geen bliksemstraal mee hebben kunnen identificeren, op één detail na. Toen Barbara vroeg of de vriend van Querashi zichtbare tatoeages had gehad, in het bijzonder een van een spin achter zijn oor, antwoordde Curtis ontkennend. 'Beslist niet,' zei hij letterlijk, wat hij verduidelijkte door op te merken: "Wanneer ik eenmaal een tatoeage zie, vergeet ik die nooit meer omdat de gedachte om er een te laten aanbrengen me slap in de knieën laat worden. Ik ben bang voor naalden,' voegde hij eraan toe. 'Als iemand me ooit bloed zou moeten geven, ga ik tegen de vlakte.' 'Juist,' zei Barbara.
'Hoe mensen zoiets met hun lichaam kunnen doen, alleen omdat het mode is...' Hij huiverde. Maar daarna hief hij snel een vinger op alsof hem door zijn eigen verklaring iets te binnen was geschoten. Hij zei: 'Wacht even. Deze man had een ringetje door zijn lip, brigadier. Ja, dat had hij. Hij droeg ook oorringen. En let op, niet één. Minstens vier, in beide oren.' Dit was waarnaar ze zocht. De ring door de lip stemde overeen met Trevors verklaring. Dus ze hadden uiteindelijk een gedeelte van de waarheid boven water: Querashi was homoseksueel.
Nadat ze Curtis had bedankt voor zijn hulp liep ze naar de auto terug. Ze nam er even de tijd voor om haar sigaretten te voorschijn te halen en in de schaduw van een stoffige haagbeuk stak ze er een op, om rustig na te denken over wat deze bevestiging van Trevors verhaal voor de zaak betekende. Azhar had gezegd dat homoseksualiteit voor moslims een zware zonde was, zelfs zo erg dat iemand er voorgoed door uit zijn familie kon worden verstoten. De afwijking was dus ernstig genoeg om het een goed bewaakt geheim te houden. Maar als iemand toch achter dit geheim was gekomen, zou dat dan hebben kunnen leiden tot de moord op Querashi? Natuurlijk, het zou een belediging voor de familie Malik zijn als Querashi zich met hen had ingelaten als dekmantel voor een clandestiene levenswijze. Maar zou het als wraak dan niet beter zijn geweest om hem te ontmaskeren ten overstaan van zijn eigen familie, zodat die met hem kon doen wat ze wilde?
En als het feit dat hij homo was de sleutel betekende van wat er met hem op de Nez was gebeurd, hoe zat het dan met Kumhar? Of met de telefoongesprekken met Duitsland en met Pakistan? Of met de gesprekken met de mullah en de mufti? Of met het adres in Hamburg? Of met de papieren in zijn bankkluisje?
Bij de gedachten aan die laatste zaken nam Barbara nog één keer een trekje van haar sigaret, om vervolgens terug te lopen naar de Mini. Ze had Rudi's bezoek aan het industrieterrein vergeten. Het leek zinvol om daar te gaan kijken, nu ze toch in de buurt was.
In minder dan vijf minuten was ze er terug. Ze overtuigde zich ervan dat Rudi's Renault nergens te zien was voor ze door de poort naar de in de verte opdoemende pakhuizen reed.
Die waren geprefabriceerd in twee kleuren: de onderzijde van groen golfplaat, de bovenkant van hetzelfde materiaal maar dan zilverkleurig. Naast elk magazijn was een kantoortje gebouwd van grijze baksteen. Op het hele terrein stond geen enkele boom en zonder de verzachtende invloed van enige schaduw straalde de hitte zo fel van de gebouwen af dat er luchtspiegelingen door ontstonden. Niettegenstaande dat feit zat het verste pakhuis, waarin Rudi was verdwenen, volkomen dicht. De grote deur en de hoge rij ramen waren afgesloten, in tegenstelling tot alle andere pakhuizen, waarvan de deuren en ramen wijdopen stonden in de hoop ze te laten doortochten. Barbara koos een parkeerplaats voor de Mini, op enige afstand van Rudi's pakhuis. Ze zette de auto neer naast een rij rood-met-witte vuilnisbakken, waar bosjes verwelkend varkensgras dorstig tegenaan groeiden. Ze veegde haar voorhoofd af met de binnenkant van haar pols, zich verwijtend dat ze uit hotel Burnt House was weggegaan zonder een fles water mee te nemen, en toegevend dat het stom was geweest om een sigaret te roken waardoor ze nog meer dorst had gekregen. Daarna duwde ze het portier van haar auto open.
Er liepen twee haaks op elkaar staande wegen over het industrieterrein. Aan weerskanten van die wegen stonden pakhuizen die, omdat het terrein zo vlak bij de haven van Parkeston lag, uitermate geschikt waren voor tijdelijke opslag van goederen die het land in- en uitgingen. Door de zon verbleekte bordjes vermeldden wat in de gebouwen werd opgeslagen: elektronische apparatuur, porselein en kristal, huishoudelijke artikelen, kantoormachines. Het pakhuis dat zij op het oog had, was subtieler met zijn aankondiging van bestemming en inhoud. Barbara moest in de hitte tot op een afstand van minder dan tien meter naar het kantoortje sjokken voor ze de letters kon lezen op het kleine, witte bord dat boven de deur van het gebouw was aangebracht: eastern imports, in zwart, en daaronder: fraaie meubelen en woninginrichting.
Wel, wel, wel, dacht Barbara en in gedachten nam ze haar hoed af voor hoofdinspecteur Lynley. Ze kon hem met kalme voldoening horen zeggen: 'Zie je nu wel, brigadier?' Tenslotte bestaat er geen echt toeval wanneer het om een moordzaak gaat. Of Rudi had het kantoor van World Wide Tours zo haastig verlaten omdat hij plotseling een hartstocht had ontwikkeld voor binnenhuisarchitectuur, die hij wilde vervullen met het onmiddellijk herinrichten van zijn zitslaapkamer, óf hij had meer geweten dan hij wilde zeggen. In beide gevallen was er slechts één manier om erachter te komen. De deur van het kantoor zat op slot, dus Barbara klopte er flink op. Toen zich niemand vertoonde, keek ze met half dichtgeknepen ogen door het smerige raam. Binnen was te zien dat er kortgeleden nog iemand was geweest. Een meegebrachte lunch, bestaande uit brood, kaas, een appel en plakken ham, lag op een bureau.
Eerst dacht ze dat ze in een geheime code zou moeten aankloppen om tot het gebouw te worden toegelaten. Maar een tweede, luider geklop trok de aandacht van iemand ergens in het pakhuis. Door het raam zag ze dat de deur tussen het kantoor en het grotere gebouw openging. Een magere man, zo mager dat de uiteinden van zijn broekriem om zijn middel waren vastgeknoopt, liep door de deuropening, waarna hij die deur zorgvuldig achter zich sloot.
Met zijn wijsvinger duwde hij zijn bril op zijn plaats terwijl hij door het kantoor naar de buitendeur liep. Hij was ongeveer een meter tachtig, zag Barbara, maar hij leek kleiner omdat hij zo verschrikkelijk mager was. 'Het spijt me heel erg,' zei hij vriendelijk, nadat hij de deur had geopend. 'Wanneer ik achter ben, doe ik de zaak meestal op slot.' 'Vanneer ik achter bin', dacht Barbara. Weer een Duitser. Voor een zakenman zag hij er nonchalant uit. Hij had een katoenen broek aan en een wit t-shirt. Aan zijn voeten zonder sokken prijkten sportschoenen. Zijn gebruinde gezicht werd omkranst door bakkebaarden in dezelfde lichtbruine kleur als zijn haar. Ze zei: 'Recherche, Scotland Yard,' en ze liet hem haar legitimatiebewijs zien.
Hij bekeek het met gefronste wenkbrauwen. Maar toen hij zijn gezicht ophief, vertoonde zijn uitdrukking het juiste evenwicht tussen onschuld en bezorgdheid. Hij vroeg niets en hij zei niets. Hij bleef gewoon wachten tot ze verderging en hij gebruikte het moment waarin ze niets zei om een plakje ham op te rollen en er een hap van te nemen. Hij hield het vast als een sigaar. Barbara wist uit ondervinding dat de meeste mensen er moeite mee hadden om een stilte tussen zichzelf en de politie te laten voortduren. Maar deze Duitser leek iemand die een stilte eindeloos zou kunnen rekken. Voor de derde maal haalde Barbara de foto's van Haytham Querashi en Fahd Kumhar te voorschijn. De Duitser nam nog een hap van de ham en pakte daarna een stukje kaas, intussen beide foto's beurtelings bekijkend. Hij zei: 'Deze heb ik gezien,' en hij wees op Querashi. 'Deze, nee. Die niet.' Het 'niet' klonk meer als 'nicht'. Zijn Engels was minder goed dan dat van Rudi. Barbara zei: 'Waar hebt u deze man dan gezien?'
De Duitser legde de kaas op een snee bruin brood. 'In de krant. Hij werd vorige week vermoord, hè? Daarna heb ik zijn foto gezien, misschien zaterdag of zondag. Ik weet niet meer welke dag het was.' Hij zei 'vas'. Hij beet in het brood met de kaas en begon langzaam te kauwen. Hij had niets te drinken bij zijn lunch, maar dat leek hem niet te hinderen, ondanks de warmte, het hartige vlees en het rubberachtige mengsel van kaas en brood in zijn mond. Alleen al door te zien hoe hij kauwde en slikte, verlangde Barbara nog sterker naar een glas water. 'Vóór de krant,' zei ze.
'Heb ik hem dan daarvoor gezien?' vroeg hij. 'Nee, dat heb ik niet. Waarom vraagt u dat?'
'Bij zijn spullen zat een vrachtbrief van Eastern Imports. Die lag in een afgesloten kluisje.'
De Duitser hield een moment op met kauwen. 'Dat is inderdaad eigenaardig,' zei hij. 'Mag ik...?' Hij nam de foto van haar aan. Zijn vingers zagen er keurig uit, met goedverzorgde nagels.
'Papieren opbergen in een kluisje betekent meestal dat ze van enig belang zijn,' zei Barbara. 'Anders zou het niet veel zin hebben om ze achter slot te bewaren, vindt u ook niet?'
'Inderdaad. Inderdaad. Dat is waar,' antwoordde de man. 'Maar iemand zou een vrachtbrief bij zijn belangrijke papieren willen bewaren als er een aankoop op vermeld stond. Als deze meneer meubels had gekocht die nog niet bij ons waren binnengekomen, zou hij de brief willen bewaren...' 'Er stond niets vermeld op de vrachtbrief. Behalve de naam en het adres van deze firma was het papier blanco.'
De Duitser schudde zijn hoofd in opperste verbazing. Hij zei: 'Dan zou ik niet kunnen zeggen... Misschien werd die vrachtbrief door iemand anders aan deze meneer gegeven? Wij importeren uit het oosten en als hij op latere datum iets had willen kopen...' Hij haalde zijn schouders op en trok zijn mondhoeken omlaag met de algemeen bekende mimiek van mannelijke Europeanen, die moet uitdrukken: wie weet?
Barbara dacht na over deze mogelijkheden. Er zat gedeeltelijk iets in wat deze man zei, maar dan alleen voor wat de aanwezigheid van de vrachtbrief tussen Querashi's spullen betrof. Om te verklaren waarom hij die in zijn kluisje had gestopt, was iets anders nodig.
Ze zei: 'Ja. Waarschijnlijk hebt u gelijk. Vindt u het goed dat ik even rondkijk nu ik hier toch ben? Ik ben van plan om mijn huis opnieuw in te richten.' De Duitser knikte en hij nam nog een hap brood en kaas. Uit zijn bureaulade haalde hij een ordner tevoorschijn, daarna een tweede en een derde. Met een hand sloeg hij die open terwijl hij met de andere nog een plak ham oprolde. Barbara zag dat het catalogussen waren. Ze bevatten van alles: slaapkamermeubels, kookgerei, lampen. Ze zei: 'Hebt u hier niets in het pakhuis staan?' En ze dacht: als het niet zo is, waarom heb je dan verdomme zo'n magazijn? 'Dat hebben we wel,' zei hij. 'De zendingen voor de groothandel. Die staan in het pakhuis.'
'Prachtig,' zei Barbara. 'Mag ik dan even kijken? Ik kan nooit goed wijs uit plaatjes.'
'Onze voorraad is maar klein,' zei hij en voor het eerst leek hij niet op zijn gemak. 'Als u een keer zou kunnen terugkomen... misschien zaterdag over een week?'
'Ik wil alleen maar even kijken,' zei Barbara vriendelijk. 'Ik wil graag een idee hebben van de afmetingen en de stof voor ik een beslissing neem.' Hij leek niet overtuigd, maar hij zei met merkbare tegenzin: 'Als u niet op het stof let en op een defect toilet...'
Ze verzekerde hem dat ze er niet op zou letten, wat gaf ze om stof en kapotte toiletten wanneer ze op zoek was naar een geschikt bankstel, en ze volgde hem door de binnendeur.
Ze had niet zeker geweten wat ze kon verwachten. Maar wat ze in de enorme ruimte van het pakhuis zag, was geen decor voor het maken van films voor volwassenen, geen video's met harde porno, kratten met springstoffen of een fabriek voor het in elkaar zetten van Uzi-machinegeweren. Wat ze zag, was inderdaad een pakhuis met meubilair: in drie lagen opgestapelde sofa's, eetkamertafels, leunstoelen, lampen en ledikanten. Zoals de man had gezegd, de voorraad was niet groot. Alles was verpakt in plastic, dat bedekt was met een laag stof. Maar om te denken dat het iets anders kon zijn dan meubilair, zou te veel vergen van haar verbeelding.
En hij had de waarheid gesproken wat het toilet betrof. In het pakhuis hing een sterke rioollucht, alsof tweehonderd mensen naar de wc waren gegaan zonder door te spoelen. Door een half openstaande deur achter in het gebouw zag Barbara waar de stank vandaan kwam: een toilet dat was overgelopen op de betonnen vloer. De viezigheid liep een meter of drie het pakhuis in.
De Duitser volgde haar blik. 'Ik heb de afgelopen twee dagen drie keer met de loodgieter gebeld. Zonder resultaat, zoals u ziet. Het spijt me, dit is erg onaangenaam.' Hij haastte zich naar voren om de deur van de toiletruimte te sluiten, waarbij hij voorzichtig om de plas heen stapte. Hij greep een deken en een doorweekt kussen die naast een rij stoffige opbergkasten aan de ene kant van de toiletruimte lagen. Hij vouwde de deken zorgvuldig op en legde die op de dichtstbijzijnde kast. Het kussen gooide hij in een afvalbak naast de kasten. Daarna kwam hij bij Barbara terug en hij haalde een Zwitsers legermes uit zijn zak. Hij zei: 'Onze sofa's zijn van uitstekende kwaliteit. De bekleding is geheel met de hand aangebracht. Of u nu wol kiest of zijde.' 'Ja,' zei Barbara. 'Ik krijg er wel een indruk van. Mooie spullen. U hoeft het niet open te maken.'
'Wilt u niet van dichtbij kijken?' Vilt, zei hij. 'Ik heb al genoeg gezien. Dank u.'
Wat ze had gezien, was dat het pakhuis er precies zo uitzag als de andere gebouwen op het industrieterrein. Het had één grote deur, die tot aan de metalen zolderbalken reikte, zodat er grote vrachtauto's naar binnen konden rijden. Dat er vrachtauto's kwamen en gingen, was duidelijk te zien in de lege rechthoek die zich van de deur naar de andere kant van het gebouw uitstrekte. In die lege ruimte lagen olievlekken op de betonnen vloer, als werelddelen op een landkaart die dreven in een grijze zee.
Ze liep eropaf, terwijl ze deed alsof ze naar de meubels onder hun plastic omhulsel keek. Het gebouw was niet geïsoleerd, dus het was er zo heet als in een ketelhuis. Barbara voelde het zweet in straaltjes langs haar rug en tussen haar borsten lopen, van haar hals tot haar middel.
'Wat is het heet,' zei ze. 'Is dat niet slecht voor de meubels? Drogen die niet uit door de hitte, of zoiets?'
'Onze meubels komen uit het Oosten, waar het nog veel warmer is dan in Engeland,' antwoordde hij. 'Deze temperatuur is niet daarmee te vergelijken.' 'Hmm. U zult wel gelijk hebben.' Ze bukte zich om naar de olie op de vloer van het pakhuis te kijken. Vier vlekken waren oud, met kleine heuveltjes stof en vuil die eruitzagen als bergen op de wereldkaart op het beton. Drie ervan waren van recenter datum. In een ervan had één enkele, blote voet, aan de maat te zien van een man, een volmaakte afdruk achtergelaten. Toen Barbara overeind kwam, zag ze dat de Duitser haar in het oog hield. Hij keek stomverbaasd en zijn ogen dwaalden van haar naar de vlekken en vandaar naar de meubels. Hij zei: 'Is er iets niet in orde?'
Ze wees met haar duim naar de olievlekken. 'U zou dat moeten schoonmaken. Het is gevaarlijk. Iemand zou kunnen uitglijden en een been breken, zeker als hij hier rondloopt zonder schoenen.' 'Ja, natuurlijk. Ongetwijfeld,' antwoordde hij.
Ze had geen reden om nog langer hier rond te hangen, afgezien van het gevoel dat ze nog niet alles had gezien wat ze zou moeten zien. Ze wilde dolgraag dat ze wist waarnaar ze zocht, maar als er een bewijs was dat er iets illegaals gaande was in het pakhuis, was dat haar ontgaan. Het enige waar ze op afkon gaan, was een hol gevoel vanbinnen, een dreunend gevoel dat ze beschouwde als teken dat ze hier nog niet klaar was. Het was intuïtie en niets anders. Maar hoe kon ze daar op afgaan wanneer ze tegelijkertijd Emily Barlow voortdurend verweet dat die hetzelfde deed? Intuïtie was allemaal leuk en aardig, maar ergens tijdens de rit moest die toch worden gesteund door bewijsmateriaal. Maar Rudi was enkele minuten na haar bij World Wide Tours vertrokken, zei ze bij zichzelf. Hij was rechtstreeks hiernaartoe gereden. Hij was in ditzelfde gebouw binnengelaten. En als die feiten niets betekenden, wat betekende verdomme dan wel iets?
Ze zuchtte, zich afvragend of het holle gevoel in haar maag alleen de behoefte was aan voedsel, een wraakoefening omdat ze eenderde van haar zakje chips in het café in Harwich had laten liggen. Ze rommelde in haar schoudertas en ze haalde haar aantekenboekje tevoorschijn. Op een blanco velletje krabbelde ze het nummer van hotel Burnt House en ze gaf dat aan de Duitser, met het verzoek haar te bellen als hem nog iets belangrijks te binnen schoot. In het bijzonder hoe een vrachtbrief van Eastern Imports tussen de bezittingen van een dode man kon zijn terechtgekomen.
Hij keek ernstig naar het stuk papier. Hij vouwde het precies in tweeën en vervolgens in vieren. Hij zei: 'Ja, als u genoeg hebt gezien...?' en zonder haar antwoord af te wachten, maakte hij een hoffelijk gebaar in de richting van het kantoor.
Toen ze daar weer terug was, volgde Barbara de oude routine. Ze bedankte hem voor zijn medewerking. Ze herinnerde hem aan de ernst van de situatie. Ze benadrukte het belang van volledige samenwerking met de politie. Hij zei: 'Ik begrijp het, brigadier. Ik pijnig mijn hersens al om te proberen een verband te ontdekken tussen deze man en Eastern Imports.' Over verband gesproken, dacht ze. En terwijl ze de riem van haar tas verschoof zodat die minder zwaar aan haar schouder hing, zei ze: 'Ja. Goed dan,' en ze liep naar de deur, waar ze bleef staan. Ze dacht na over wat ze van Europese geschiedenis afwist en haalde daar haar vraag uit. 'Uw accent klinkt Oostenrijks. Wenen? Salzburg?'
'Nee, alstublieft,' zei hij, een hand op zijn borst leggend als blijk van de belediging die in Barbara's woorden schuilging. 'Ik ben Duitser.' 'O. Sorry. Het verschil is moeilijk te horen. Waar komt u vandaan?' 'Uit Hamburg,' antwoordde hij.
Waar zou hij anders vandaan komen? dacht ze. 'Hoe is uw naam? Die heb ik nodig voor mijn rapport voor de inspecteur.'
'Natuurlijk. Ik heet Reuchlein,' antwoordde hij en hij spelde de naam behulpzaam. 'Klaus Reuchlein.'
Ergens in haar achterhoofd kon Barbara hoofdinspecteur Lynley horen grinniken.