Hoofdstuk 19
EEN AVONTUUR IN DE NACHT Whirrrrrr! Whirrrrrr!
„Ding-dong-ding-dong! Ding-dong-ding-dong! Ding-dong-ding-dong! Ding-dong-ding-dong! DONG, DONG, DONG, DONG, DONG, DONG, DONG, DONG, DONG, DONG, DONG, DONG!"
Jack ging met een bonzend hart zitten op de stoel die vlak voor hem stond. Het was alleen maar een klok, die sloeg. Maar wat was hij geschrokken! Het was precies twaalf uur in de nacht. Enfin, de mensen in het kasteel zouden nu wel allemaal liggen te slapen.
Hij stond op en ging terug naar de deur. Hij liep verder de gang door, en toen hij een hoek omging, zag hij ineens een trap voor zich, een trap van marmer, bekleed met een prachtig dik tapijt.
„Ik denk dat deze trap naar de ingang leidt," dacht Jack. „Wel, als de hoofdingang hier is, dan moet de toren iets verder zijn. Kom op, Kiki, we lopen nog verder de gang in!"
En daar ging het tweetal verder de eindeloze gang door. Er brandden nu lampen. De deuren waar hij langs kwam, waren dicht. Misschien waren het de slaapkamers wel. Hij was beslist niet van plan er een blik in te werpen!
Hij kwam bij een stevige eiken deur. Hij stond stil. Hier op deze hoogte moest ergens de toren zijn. Zou achter deze deur de trap naar de toren zitten? Hij duwde de deur open en ja hoor, daar zag hij een stenen trap voor zich, die flauwtjes verlicht was. Ja - hij was er zeker van dat dit de weg naar de toren was.
Op zijn tenen sloop hij de trap op. Hij kwam uit op een grote hal met prachtige wandbekleding. Aan het eind was een verhoging, waar muziekinstrumenten op stonden. De vloer glom van de was en plotseling besefte Jack wat de hal was.
-Het is een balzaal!" dacht hij. Hij liep erdoorheen. Hij kwam bij een deur, opende hem en zag weer een trap van steen — een wenteltrap naar boven.
„Dit is de trap naar de toren!" dacht Jack opgewonden.
Plotseling hoorde hij het geluid van voetstappen op het steen! Zo vlug als een aal kroop hij achter een gordijn. De voetstappen kwamen dichterbij, deden pas op de plaats, draaiden om en gingen weer terug. Dat was vreemd!
Voorzichtig stak Jack zijn hoofd om het gordijn heen. Daar zag hij een soldaat een stenen gangetje tegenover hem inlopen, met een geweer op de schouder. Dat moest de wacht van de toren zijn! Hij verdween het gangetje in en toen Jack zijn voetstappen niet meer hoorde, liep hij vlug naar de stenen torentrap.
Hij rende zo hard hij kon de trap op, die naar boven toe steeds steiler werd. Hij kwam bij een overloop met een rond raam. Een kist stond onder het raam met een oude stoel ernaast. Tegenover Jack was een dikke, stevige deur van donker eikenhout. Hij keek ernaar. Zat Lucy-Ann achter die deur? Durfde hij haar naam te roepen?
Hij liep op zijn tenen naar de deur. Hij probeerde de kruk, maar kon hem niet openkrijgen. Er zag een sleutelgat in, maar er was geen sleutel. Hij boog zich voorover om door het sleutelgat te kijken, maar hij kon niets zien.
Hij hoorde ook niets. Hij wou dat hij wist wat hij doen moest. Als hij op de deur klopte en riep, zou iemand anders misschien te voorschijn komen. En die zou wel niet zo erg blij zijn met hem! De schildwacht beneden zou hem dan ook horen!
En toen zag hij ineens iets waardoor hij zeker wist dat de kinderen achter die deur waren. Het was een klein schepseltje dat onder de deur was doorgekropen en naar Jack zat te kijken met zijn grote zwarte ogen.
„Philips muis!" fluisterde Jack, en knielde zachtjes neer. „Snoozy! Jij bent Snoozy, niet waar! Jij bent Philips muis, dus Philip zit hierbinnen!"
De muis was erg tam. Hij bleef op Jacks hand zitten en keek hem met zijn grote ogen onderzoekend aan. Kiki keek verbaasd naar hem, maar was niet van plan hem kwaad te doen.
Ergens buiten het kasteel kraste een uil. Verschrikt sprong de muis van Jacks hand af en kroop onder de deur door. Het gekras van de uil gaf Jack een idee. De schildwacht zou geen notitie nemen van het gekras van een uil en als hij dat geluid nabootste onder de deur door, zou Philip er zeker wakker van worden en de schildwacht zou geen argwaan krijgen!
Jack ging op zijn buik liggen. Hij bracht zijn handen naar zijn mond en deed het gekras van een uil na.
„Hoooo! Hoo-hoo-hoo-hoo!' bracht Jack uit.
Jack luisterde vervolgens. Er kraakte iets - was het een bed? Toen hoorde hij een stem — het was Philip!
„Gussy, hoorde jij die uil? Het leek wel alsof het hier in de kamer was."
Maar Gussy was blijkbaar diep in slaap, want hij antwoordde niet. Jack bracht zijn mond naar de deur, trillend van opwinding.
„Philip! Philip!"
Hij hoorde een uitroep van verbazing. Dan hoorde hij Philip vragen: „Wie is daar? Wie roept mij?"
„Ik ben het, Jack! Kom naar de deur!" „Jack! Mijn hemel! Hoe kom jij hier? Jack, wat heerlijk!"
„Ik heb nu geen tijd om je alles te vertellen," fluisterde Jack. „Ben je in orde? Hoe gaat het met Lucy-Ann?"
„Het gaat ons allemaal goed," zei Philip. „We vlogen..."
„Dat weet ik," zei Jack. „Ga verder - wat is er gebeurd?"
„We werden hier per auto naar toe gebracht," zei Philip, met zijn mond tegen het sleutelgat aan. „En natuurlijk was Gussy ziek. Madame Tatiosa was woedend op hem. Ze is hier in het kasteel en haar broer ook, graaf Paritolen. We weten niet wat er gaat gebeuren, weet jij het? Gussy maakt zich zorgen over zijn oom."
„Zijn oom zit nog steeds veilig op de troon voor zover ik weet," zei Jack.
„Jack - kan jij ons bevrijden," vroeg Philip hoopvol. „Hoe kwam je hier terecht? Ik dacht dat je mijlen van ons vandaan zat op Quarry Cottage! Jammer dat de deur op slot is."
„Ja, als ik maar wist waar de sleutel was," fluisterde Jack. „Waar komt je raam op uit, op het oosten of op het noorden?"
„Op het noorden," zei Philip. „Aan de overkant van ons staat een torentje met een torenbei erin. Gussy zegt dat het een alarmtoren is."
„Doe de groeten aan Lucy-Ann," zei Jack. „Is ze in dezelfde kamer als jij?"
„Nee, de meisjes hebben een andere kamer," zei Philip. „Zal ik ze gaan halen?"
„Oké," zei Jack. Maar plotseling hoorde hij voetstappen in zijn richting komen. „Er komt iemand!" fluisterde hij haastig. „Dag! Ik zal mijn best doen nog eens te komen, dan kunnen we plannen beramen!"
Hij stond op en luisterde. Ja - die schildwacht kwam de trap op. Jack keek wanhopig om zich heen. Waar kon hij zich verbergen? Het was onmogelijk!
De kist! Hij rende ernaar toe en scheen er met zijn lantaarn op. Hij tilde het deksel omhoog. Er lag alleen een oude deken in. Hij ging erin zitten, Kiki fladderde met hem mee, en vlug deed hij het deksel dicht. Precies op tijd! De schildwacht verscheen op de overloop. Hij hield de lantaarn omhoog en keek om zich heen. Alles was in orde. Hij ging weer naar beneden. Jack zuchtte van verlichting. Hij kroop uit de kist en luisterde.
Philips stem bij het sleutelgat deed hem weer opspringen. „Hij is weg! Hij komt om het uur naar boven. Zeg Jack, heb je Kiki bij je?"
„Natuurlijk! Ze is steeds bij me geweest."
Kiki begon ook te fluisteren. „Snuit je neus, sluit de deur, ding-dong-bell, Polly heeft kou gevat, God bescherme de koning!"
Philip grinnikte. „Ik ben blij haar weer te horen. Zal ik de meisjes nu gaan halen?"
„Nee," zei Jack. „Ik kan nu beter weggaan. Dag, Philip!"
Hij liep vlug de wenteltrap af. Hij stond stil en luisterde. Waar was de schildwacht? Hij moest weer de gang in zijn. Jack sloop naar de grote balzaal.
Hij bleef daar een ogenblik staan en keek om zich heen in het halfduister. En toen zag hij ineens iets. Hij schrok. Aan het einde van de zaal hing een groot schilderij aan de muur en toen Jack daar naar keek, bewoog het! Het draaide naar achteren en er verscheen een donkere ruimte.
Lieve help! Wat gebeurde er nu toch?