Hoofdstuk 5

QUARRY COTTAGE

Little Brockleton was een aardig klein dorp. De auto reed erdoor en joeg wat kippen op een rij kwakende eenden. Bill stopte bij een klein postkantoor.

,,'k Moet alleen een bericht verzenden," zei hij. „Zal nog geen minuut duren. Dan gaan we weer en vragen bij de boerderij de weg naar Quarry Cottage. We nemen wat eieren mee en zo en wat melk."

Een ogenblik later was hij terug. De kinderen wisten dat Bill elke dag moest rapporteren waar hij was, omdat er mogelijk spoedzaken voor hem waren gekomen - geheime opdrachten die alleen hij kon doen.

Ze sloegen af naar de boerderij. De vrouw van de boer was blij hen te zien. „Kom maar gauw binnen," zei ze. „Ik heb jullie dit laatste half uur verwacht en heb thee gezet voor jullie. Er staat niets voor je klaar in het landhuisje en een lekkere kop thee thee zal je goed doen."

„Dat is heel vriendelijk van u," zei mevrouw Cunningham dankbaar. „Nee maar - wat een feestmaal!"

Dat was zeker! Een verse ham, glinsterend rose. Een vleespastei met peterselie. Gele boter in glazen potten. Een blauwe kan vol dikke gele room. Honing. Eigen gemaakte aardbeienjam. Warme platte koekjes. Een grote vruchtencake. Broodjes met ei. Thee, cacao en romige melk.

„Ik ga vast en zeker op een boerderij wonen als ik volwassen ben," zei Jack en hij keek goedkeurend naar al dat eten op de grote ronde tafel. „Ik heb nog nergens zulk goed eten gezien als op een boerderij. Zeg eens, is dit niet mieters?"

Gussy was blij dat mevrouw Cunningham erop had aangedrongen dat hij weinig at toen het lunchtijd was. Hij was er zeker van dat hij honger had voor drie.

„Wat wil jij hebben?" vroeg de vrouw van de boer vriendelijk, toen ze zag dat hij zo hongerig keek.

„Ik wil wat varkensvlees hebben," zei Gussy. „En dan nog wat vleespastei. En daar dan nog wat room op, en..."

„Hij is een kleine vreemdeling, nietwaar?" zei de vrouw van de boer lachend. „Varkensvlees? Bedoelt hij ham? En hij zal zeker misselijk worden als ik room erover doe."

„Snijd voor hem maar wat ham af als u wilt," zei mevrouw Cunningham. „Geen pastei. Hij kan met geen mogelijkheid beide eten. En natuurlijk geen room!"

„Ik heb mijn maal opgegeven," zei Gustavus met trotse stem en hij staarde de boerenvrouw aan. „Ik wil hebben wat ik zei. Watblieft," voegde hij eraan toe.

„Mond dicht, Gus," zei Bill. „Jij doet zoals je gezegd wordt. Jij vergeet jezelf."

„Ik heb mijzelf niet vergeten,'' zei Gus nadenkend., ,Ik heb mij mezelf herinnerd en ik wil..."

„Houd je mond," zei Bill, en Gus hield zijn mond.

De anderen grinnikten. Het was grappig om te zien hoe Bill Gussy de mond snoerde. Gussy was erg boos. Hij keek nijdig naar Bill en scheen op het punt iets te zeggen. Maar Bill keek hem scherp aan en hij zei het niet. Bill knipoogde tegen de anderen en ze knipoogden terug.

„O," zei Jack, „daar haalt Kiki alweer een aardbei uit de jam."

De vrouw van de boer scheen niet erg verbaasd of geërgerd hierdoor. „Mijn oude tante had vroeger ook een papegaai," zei ze. „Net zo als die van jullie hier. Maar die sprak niet zo goed." Kiki was natuurlijk alweer een paar maal aan het woord geweest.

„Leeft ze nog?" vroeg Jack, die dacht dat het wel grappig zou zijn om twee papegaaien bij elkaar te brengen en te zien wat ze deden en wat voor conversatie ze zouden hebben.

„Is wie in leven. Mijn tante of de papegaai?" vroeg de vrouw, terwijl ze bekers romige melk uitschonk. „De papegaai is dood. Men dacht dat het dier wel over de honderd jaar was geworden. Maar mijn oude tante is nog steeds in leven. Daar zit ze, in de hoek bij het vuur. Ze in mijn oudtante en ze zal meer dan honderd worden als ze nog tien jaar leeft."

De vijf kinderen staarden met verbazing naar de oude vrouw in de hoek. Ze leek wat op een toverheks voor hen. Haar ogen waren bleekblauw en niet groen. Ze glimlachte flauwtjes naar hen en boog dan haar grijze hoofd weer over het breiwerk.

„Ze is soms werkelijk een grote zorg," zei de vrouw van de boer. „Ze wandelt rond en valt dan soms, weet je. En de dokter gaat gauw met vakantie en wat moet ik doen als oude tante Naomi valt en zich dan bezeert. Ik weet het niet! Er zijn geen andere buren dan jullie - en je bent dan nog een flink eind weg."

„U kunt ons altijd een boodschap sturen," zei mevrouw Cunningham dadelijk. „Ik kom dan zeker. Ik ben goed in eerste hulp en verpleging. Wees dus maar niet ongerust dat de dokter weggaat. Stuur een boodschap als u ons nodig hebt."

„O, ja - dat zou ik kunnen doen," zei de vrouw. „Dank u vriendelijk. Nu - wie wil er een stuk vruchtencake? Die is echt lekker, zelf gemaakt."

„Als ik nog iets meer eet kan ik geen stap meer doen," zei Bill tenslotte. „Willen jullie zo vriendelijk zijn om ook op te houden, jongens? We gaan dan naar Quarry Cottage en maken het ons gemakkelijk. Hebt u ervoor gezorgd dat er een vrouw heenging om de zaak schoon te maken voor ons, mevrouw Ellis?"

„O ja," zei de vrouw van de boer. „En ze nam eieren, melk, een cake, wat zelf gemaakte kaas, ham en boter en vers brood voor jullie mee. O ja, en een stuk spek. Jullie zullen het daar heus niet slecht hebben! Kom maar bij mij langs als je iets nodig hebt. Ik hoop dat jullie een fijne vakantie hebben."

Ze verlieten met tegenzin het gezellige boerenhuis. Jack keek wantrouwend naar Gussy, toen ze instapten. „Jij ziet wel een beetje groen," zei hij. „Ben je er zeker van dat je in orde blijft in de auto?"

„Hij zal wel goed blijven," zei mevrouw Cunningham haastig. „Het is niet erg ver — hij blijft beslist wel in orde."

„U denkt graag zoals u wenst, tante Allie!" zei Jack. „Kiki is erg rustig. Kiki, jij deed net of je een varken was -een klein varkentje dat maar alles at!"

Kiki gaf een luide hik. Niemand wist ooit of dit echt was of niet. Mevrouw Cunningham was er altijd zeker van dathet maar aanstellerij was.

„Kiki!" zei Jack streng. „Manieren, manieren!"

„Pardon," zei Kiki. Gussy staarde verbaasd naar haar. Het was verrassend genoeg voor een papegaai om de hik te hebben, maar nog verrassender dat ze zich daarover verontschuldigde! Hij vergat helemaal wagenziek te worden door zijn verbazing over Kiki.

Een bochtige laan af - een kleine heuvel over - weer een andere laan waarvan de heggen zo hoog waren dat de kinderen het gevoel hadden door een groene tunnel te rijden. Dan een scherpe bocht en daar was Quarry Cottage, een beetje van de weg af gelegen.

Het was een aardig huis, waarvan de tuin vol stond met sleutelbloemen, muurbloemen en narcissen. De mensen die eigenaar waren, waren naar het zuiden van Frankrijk gegaan voor vakantie en hadden het graag in gebruik gegeven aan Bill.

De vensters waren nogal klein, zoals vaker in oude landhuizen. De deur was zwaar, gemaakt van eikenhout die met de jaren donker was geworden. Hij werd beschut door een klein afdak met riet bedekt net als het hellend dak van het landhuis zelf.

„Een landhuis met riet bedekt - wat enig!" zei Lucy-Ann. „Ik weet niet waarom, maar zulke huizen komen alleen in sprookjes voor en niet in het gewone leven. Wat een aardig landhuisje."

Ze liepen het pad op. Bill had de sleutel en ontsloot de deur. Allen gingen naar binnen en riepen bewonderend over alles wat ze zagen.

„Ik hoef jullie er zeker niet aan te herinneren dat dit huis en alles wat erin is aan iemand anders toebehoort," zei mevrouw Cunningham. „We moeten dus wel extra voorzichtig zijn — maar daar jullie waarschijnlijk het grootste deel van de dag buiten zijn, heb je geen tijd om veel schade aan te richten!"

„Dat zouden we toch niet," zei Jack. „Niet met Bill hier, klaar om ons een standje te geven."

Het landhuisje was even prettig van binnen als van buiten en werkelijk gezellig en gerieflijk. De drie jongens hadden een grote dakkamer, de twee meisjes hadden een kleine slaapkamer boven de huiskamer en Bill en zijn vrouw een grotere ernaast.

De provisiekast was vol eetwaar! Mevrouw Ellis, de vrouw van de boer, had stellig royaal aan hen gedacht. Mevrouw Cunningham zuchtte verlicht toen ze keek naar de ham en het spek, de eieren en de melk. Het huishouden zou niet zo'n nachtmerrie zijn als ze had verwacht!

„Jullie meisjes pakken alles uit," zei ze. „We hebben niet veel meegenomen dus het zal niet lang duren. Berg de spullen van de jongens maar in de grote kast in hun kamer - er is genoeg ruimte voor de kleren van alle drie daar."

„Ik kan niet slippen met anderen," verkondigde Gustavus die de trap af was gekomen naar de hal, waar de meisjes en mevrouw Cunningham bezig waren met de koffers. „Nooit geslipt met anderen."

„Waar heb je het over?" zei Dinah. „Niemand verlangt dat jij slipt. Waarom zou je?"

„Hij bedoelt slapen," zei Lucy-Ann. „Nietwaar, Gussy?"

„Dat is wat ik zei," zei Gussy. „Ik mag niet slippen met anderen. In school slipte ik alleen. Hier wil ik ook alleen slippen. Het is de regel bij mijn familie."

„Nu, het is hier niet de regel," zei Dinah. „Ga niet op die hemden zitten, Gus. En wees geen ezel. Er zijn in elk geval maar drie slaapkamers."

„Waar gaat de ruzie over?" zei Bill die binnenkwam nadat hij de auto in een schuurtje had geplaatst en Gussy's benauwde gezicht zag.

„Het is Gus," zei Dinah die haar armen vol met kleren stapelde. „Hij heeft net aangekondigd dat hij alleen wil slapen. Zegt dat dit de regel is bij zijn familie. Wat denkt hij dat hij is? Een prins?"

Gussy opende zijn mond om antwoord te geven en Bill onderbrak hem haastig. „Gus, jij gaat slapen bij de twee jongens hier. Begrepen?"

„Ik slip alleen," zei Gus koppig. „Nooit heb ik..."

„Er is een aardige kleine bergkamer en die mag hij wel hebben," zei Dinah eensklaps, een schittering in haar ogen. „Ik zag die net, toen ik boven was. Hij kan daar ,slippen'. Ik ben er zeker van dat hij zich niets zou aantrekken van de kolossale spinnen daar - eh, ze hebben allemaal harige poten. En ik hoorde een muis — misschien was het ook wel een rat - die daar rondschuifelde en..."

Gus leek danig van zijn stuk gebracht. „Nee, ik slip niet met spinnen en muizen," zei hij. „Maar het is niet juist dat ik moet slippen bij Philip en Jack. En ik wil niet slippen bij die valse vogel.

„Kom eens even hier, Gus," zei Bill en hij pakte de jongen stevig bij zijn schouder, ging met hem naar de huiskamer en sloot de deur. De meisjes hoorden een gemurmel van stemmen en keken elkaar verrast aan.

„Moeder, waar is al die drukte voor nodig?" zei Dinah nadenkend. „Waarom zet Bill die vervelende Gus niet op zijn plaats? Als hij zich zo hoog en machtig aanstelt, orders geeft en zich idioot gedraagt, krijgen we allemaal een hekel aan hem."

„Laat het maar over aan Bill," zei haar moeder en veranderde toen van onderwerp. „Neem deze dingen mee naar boven, Dinah - en Lucy-Ann, breng dit in mijn kamer, wil je? Pakte ik Bills stel pijpen in of niet?"

De meisjes gingen naar boven. „Moeder doet net zo geheimzinnig over Gus als Bill," zei Dinah knorrig. „Is er iets geheimzinnigs met hem? Is hij een vermomde prins misschien?"

„Wat? Een vervelende kleine jongen zoals hij!" zei Lucy-Ann met afkeer. „NATUURLIJK niet!"