Hoofdstuk 7
EEN VERRASSENDE MEDEDELING
Na de opmerkingen van Bill waren Philip en Jack nog meer geïnteresseerd in de wagen. Ze bleven er om de beurten een oogje op houden, maar hij bleef staan waar hij was en ging pas na twintig minuten weer weg, langs dezelfde route.
„Hij is weg, Bill," zei Philip. „Ik denk dat het een of andere bezoeker was. Kijk eens naar Gussy. Zijn mond is wijd open. Laten we er wat instoppen."
„Dat zal Kiki wel doen," zei Jack. „Slapende ezels laten we maar liggen."
Philip keek snel rond naar iedereen. Behalve hij waren alleen Bill en Jack nog wakker. Hij stak de hand in zijn zak en haalde er iets uit - klein, bruin en aardig. Dat zat op in zijn hand.
„Kijk eens! Jij hebt daar een muis! Wat aardig!" zei Jack. „Laat maar niet zien aan Dinah - dan krijgt ze stellig een aanval."
„Ik ving hem op de weg hier naar toe," zei Philip. „Ik zag het muisje zitten op een tak en het liet zich door mij oppakken."
„Natuurlijk," zei Jack afgunstig. „Alle dieren schijn jij te betoveren. Is het niet een aardig klein ding?"
„Ik heb hem Snoozy genoemd, de kleine slaapkop," zei Philip en streelde het kleine diertje, wiens grote donkere ogen als spiegeltjes glommen in zijn kop. „Ik moet er om denken dat ik straks wat noten voor hem koop in het dorp. Daar houdt hij erg van. Tegen Dinah zeggen we niets. Hij zit daar prettig in mijn zak en zal wel erg tam worden."
„Hallo," zei Jack opeens, „hoor ik daar stemmen?"
De jongens keken in die richting en zagen twee boerenarbeiders langs de voet van de heuvel lopen en samen praten.
„Ik denk dat ik even naar beneden ren en hun vraag of ze iets af weten van dassen hier," zei Philip. „Ga je mee, Jack?"
De twee jongens renden de heuvel af. De mannen hoorden hem komen. „Vindt u het goed als ik wat vraag over dassen?" zei Jack hijgend.
De oudste man wendde zich tot de jongens. „Wat willen jullie weten over dassen?" vroeg hij.
„Ja," zei Philip, „ik zou er wel eens een paar willen zien. Weet u misschien waar ze zitten? Wij wonen op Quarry Cottage."
„Zo, zitten jullie daar," zei de oude man. „Dan kun je een das te zien krijgen in de bosjes aan de oostkant van de Cottage en ook in de vroegere steengroeve. Daar heeft er één een hol. Ik zag dat aan al die aarde die hij eruit had gegooid."
Philip wou dat hij de oude baas beter kende. Die zou hem wel heel wat dierenverhalen kunnen vertellen. „Dank u wel," zei hij. „We zullen op beide plaatsen eens kijken."
„Er zijn in de steengroeve ook uilen," zei de oude man. „Die komen daar voor de ratten en muizen. Ik heb er wel kerkuilen oorverdovend horen schreeuwen. Dat klinkt angstig hoor!"
„Ik weet het," zei Jack, die vastbesloten was de steengroeve in te gaan en daar eens rond te kijken. Hij hield van uilen. Misschien kon hij een jonge uil krijgen en die tam maken. Maar dan mocht hij Snoozy niet zien. Want dat zou het einde betekenen van de muis!
Daar hoorden ze van boven roepen: „Jack, Philip! We gaan binnen een minuut terug. Willen jullie meegaan of later achter ons aan komen?"
„We komen nu," schreeuwde Jack en de jongens klommen samen naar boven. Gussy was bezig iets uit te spuwen.
„Manieren, manieren!" zei Jack afkeurend.
„Hij zegt dat iemand stukken gras in zijn mond stopte," zei Dinah giechelend.
„Wij niet," zei Jack.
„Ik wed dat jij het zelf deed, Gus," zei Dinah.
„Ik deed het niet," zei Gus. „Het was vals om dat te doen. Ik stikte bijna erin."
Jack en Philip keken elkaar eens aan. Ze wisten heel goed wie het had gedaan. Gussy merkte dat op. „Jullie weten het," zei hij, „Ik zag jullie kijken."
„Ja, wij weten het," zei Jack.
, „Zeg het me dan," drong Gussy aan.
„Kom," zei Bill opeens, „ik denk dat het de ouwe Kiki was. Zij heeft dat wel eerder gedaan bij mij! Kun je niet tegen een grapje, Gus?"
Gus barstte plotseling uit in zijn eigen taal. Hij stond daar en schudde zijn lange haar naar achteren met een vuurrood gezicht, en onbegrijpelijke woorden kwamen uit zijn mond. Niemand begreep er iets van, zelfs Kiki niet. Wel gaf ze een hoop nonsens ten beste die er wat op leek.
Gus was verstomd. Hij staarde verbaasd naar Kiki. „Sprekt ze Engals nu?" vroeg hij. „Wat sprekt ze?"
„Ze sprekt een hoop nonsens, net als jij!" zei Jack. „Rustig, Kiki. Ga niet zo te keer."
Bill en mevrouw Cunningham waren al bezig de heuvel af te gaan. De meisjes volgden giechelend. Gus was vervelend maar hij was op zijn tijd toch ook wel grappig voor hen.
Gus volgde, nu en dan spuwend, wat Kiki hem natuurlijk nadeed en daarbij kakelde van het lachen.
Om ongeveer half zes waren ze terug op Quarry Cottage. „Als jullie nog wat willen hebben na deze enorme lunch, neem dan zelf maar wat melk en biscuits," zei mevrouw Cunningham. „Of wat vruchtencake als jullie steken krijgen van de honger."
Alle kinderen hadden dit .blijkbaar want ze bestormden de provisiekast en lieten bijna niets meer over van de vruchtencake. Ze dronken ook alle melk op, zeer tot ergernis van mevrouw Cunningham.
„Nu hebben we niets meer voor cacao vanavond of voor het ontbijt morgen!" zei ze.
„Ik haal wel wat op de boerderij als ik er vanavond even naar toe ga," zei Bill. „Het zal meteen een goed excuus zijn om wat te vragen."
„Een of ander mysterie?" vroeg Dinah. „Ik ben nooit zeker van jou, Bill! Zelfs midden in de vakantie heb je soms nog wel een uiterst geheime opdracht."
„Mysterie of niet, Bill houdt zijn ogen altijd open!" zei Philip. „Dat is een deel van je werk, nietwaar, Bill?"
„Laten we een spelletje gaan doen," zei Dinah. „Waar zijn de kaarten? Laten we Racende Duivel spelen. Speel je mee, Gus?"„Ja, ik speel het," zei Gus. „Op school deed ik het ook. En ik ben er erg goed in."
Als hij deed of hij een kaart neergooide, viel zijn haar over zijn ogen. Hij schoof het dan terug. Hij deed dit steeds en het werkte Dinah op de zenuwen.
„Jouw vreselijke haar!" zei ze. „Jij moest eigenlijk een meisjes zijn."
„Begin maar niet ruzie te maken," zei Jack. „Een vonkje is genoeg om hem aan de gang te krijgen. Van gevoelig zijn gesproken. Kijk niet zo boos, Gus, anders gaan mijn knieën knikken!"
„Poef!" zei Gus wat nijdig.
„Poef!" zei Kiki dadelijk. „Poef, poef, poef!"
„Dat is wel genoeg," zei Jack. „Eén poefer en niet meer. Heb je de kaarten Di? O, goed!"
Al spoedig zaten ze in een kring op de grond en speelden Racende Duivel. Kiki kon het spel niet begrijpen en wandelde naar een hoek omdat Jack haar geen van de kaarten wilde laten oppikken.
„Poef!" hoorden ze haar bij zichzelf zeggen. „Poef!"
Verrassend genoeg, maar Gussy was goed bij Racende Duivel. Hij was handig met zijn kaarten en erg scherp bij het zien op wat voor stapel hij ze kon leggen. Hij wond zich nogal op en hijgde ervan. Zijn haar viel over zijn ogen en hij streek het terug.
„Waarom heb jij eigenlijk zulk haar?" zei Dinah. „Je lijkt net een meisje. Waarom laat je het niet afknippen?"
„Ja, dat is een goed idee!," zei Philip en legde een kaart neer. „We gaan morgen naar het dorp om te zien of er een kapper is. Die knipt het dan wel kort voor je, Gus."
„Ja, goed idee! Morgen laten we het knippen," zei Jack en grinnikte naar Gus.
Gus verraste hen. Hij gooide zijn kaarten neer, stond op en werd vuurrood in zijn gezicht. „Kort haar is voor jongens als jullie ," zei hij verachtelijk. „Dat is niet voor mij. In mijn land is het de gewoonte voor zulke jongens als ik, het haar lang te dragen!"
„Zulke jongens als jij!" echode Jack. „Wat bedoel je? Jij hebt wel een hoge dunk van jezelf, mannetje. Jij bent geen prins dus probeer maar niet te doen alsof. Dan maak je je maar belachelijk."
Gus richtte zich op in zijn volle lengte. Hij schoof voor de zoveelste maal zijn haar terug. „Ik ben een prins!" zei hij dramatisch. „Ik ben de prins Aloysius Gramondie Racemolie Torquinel van Tauri-Hessis!"