Fiona - zalig in zijn armen
Fiona praat wel heel erg opgetogen tegen
vrienden over haar vakantie. Tom, haar man, zit er ook bij.
We volgen het gesprek. Fiona zegt:
- Jaaa, in een woord ongelooflijk! Echt... een supervakantie. [Naar Tom:] Beste ooit, he? [Tom knikt lijzig.] We zijn gewoon naar de plek van de afgelopen jaren gegaan. Tom zei nog dat-ie wel naar een andere plek wilde, maar ik zei: 'Waar krijg je het nou zo geweldig als daar?' Dus zijn we weer naar Birglstein gegaan. Het ligt zo romantisch aan het riviertje. Als je de snelweg afdraait, dan zie je het dal al schitteren in die heerlijke zon daar. Het dorpje ligt dan in de verte, met dat schattige kerkje en de bergen op de achtergrond, met nog steeds die glinsterende witte sneeuw erop. Fantastisch! 'Kijk toch eens', zeg ik dan tegen Tom, 'kijk dan.' Maar Tom heeft daar geen oog voor, die kijkt liever op de weg. Nou ja, dat is misschien maar het beste ook. Maar goed... door de ruiten heen voel je al die heerlijke sfeer, die hartverwarmende gastvrijheid, de rust die het land uitstraalt. Ja, dan is mijn vakantie al geslaagd, hoor. En toch moet het dan nog allemaal beginnen. Drie zalige weken liggen dan nog smachtend voor ons. En als je dan de autodeur opendoet... ja, dan is het alsof je nooit bent weggeweest, he. Alsof je dan pas echt thuiskomt. De geuren van de prachtige bloemen en de heerlijke, zuivere lucht. Ooh, zalig gewoon. Ik krijg dan echt de kriebels in m'n buik. En dan komt Hans naar buiten lopen. O, zijn prachtige lach en ogen die stralen als schitterende diamanten. En die enorme kracht van zijn armen als hij me omhelst. Een troostend weerzien na een verweesd jaar... Wat een warmte straalt die man uit. En met het weer hebben we ook zo'n mazzel gehad, he? Echt geluksvogeltjes, goudvinken. Zon na zon na zon.
- Nou, we hebben anders ook regen gehad, hoor.
- Ja, tuurlijk, een buitje voor het stof, maar daarna brak die intense zon meteen weer door en was het weer volop zomer. En het is daar ook anders warm, he, niet zoals hier, zo benauwd en klam. Een heerlijke, frisse warmte. En bruin dat je er van wordt, zo mooi, zo egaal, prachtig gewoon. Hans zei het ook, dat ik zo mooi bruin was geworden, de schat. Hij is ook zo zorgzaam, he. Had-ie toen we kwamen een flesje after sun voor me klaargezet. Lief, he? Die attentie, dat zie je toch bijna niet meer.
- Voor mij stond er niets.
- [Negeert Tom.] En koken dat die man kan. Heerlijk. Echt zalig. Altijd supermals vlees, prachtig aangebraden in echte boerenboter, groente zo van het land, verser kan niet, stond 's ochtends nog te groeien. En diegratin die hij maakt... hmmm, zoiets heb je nog nooit gegeten...
- 't Is gewoon uit een zakje, hoor.
- En dan van die fantastische lokale wijnen erbij uit van die prachtige kristallen glazen. Chique en toch zo gewoon. Kom daar maar eens om, he Tom? [Tom kijkt mat voor zich uit.] Nou, na zo'n lange dag en gelukzalige avond wil je wel op tijd je bedje in. Je weet, je hebt bedden en bedden, maar dit... Het was gewoon jammer dat we zo moe waren en meteen in slaap vielen, want de koningin kan nog niet beter gelegen hebben. [Naar Tom:] He?
- Tja... 't waren gewoon bedden.
- Nee, het was echt alsof je een prinsesje bent, zo zak je erin weg. En dus werden we helemaal uitgerust wakker en gingen we er direct uit om een schitterende wandeling te gaan maken. Hans wilde wel onze gids zijn. Wat een fantastische man, he? Hij had al gezegd dat hij een mooie wandeling voor me had uitgezocht, maar dit... echt... onbeschrijfelijk. Met elke bocht in de weg die we hoger kwamen, werd het uitzicht wijdser en grootser. Al na een half uurtje kon je het dorpje in het dal zien liggen. En Hans wist ook alle namen van al die sprookjesachtige bloemen langs de weg. Hij heeft zoveel verstand van de natuur, die man. Je denkt dan dat het allemaal niet prachtiger kan, maar toen we aan de top kwamen... echt hoor... m'n hart sloeg drie keer over. Ik kon m'n ogen niet geloven. Een zicht, zo ver, zo helder, zo schitterend. Ik krijg er nog een brok van in m'n keel als ik er aan terugdenk. Al die fonkelend besneeuwde bergtoppen, zover je maar kon kijken. Je voelt je dan zo klein, zo nietig, zo onbetekenend, zo kwetsbaar. Ik greep van de weersomstuit Hans' hand beet! Vond-ie niet eens erg, de schat. Maar ik was ook zo overdonderd door al dat natuurgeweld; ik stond gewoon te trillen op m'n benen.
- Dat kwam omdat je net twee uur naar een top gelopen was.
- Jij hebt niet gezien wat ik zag!
- Jawel, ik stond naast je. Gewoon bergen. Mooi hoor, maar het blijven gewoon bergen.
- Jij kijkt door een zwarte bril. Ik zie de dingen in hun ontstellende schoonheid, zoals ze werkelijk zijn. En Hans zag het ook, dat kon ik zien aan zijn ogen. Er was een glinstering die ik herkende. Hij ervaarde ook het pure van dat moment. Wij voelden dat wel...
Op de terugweg leidde Hans me nog langs een overdonderend hoge waterval. En de kracht die je dan voelt. Dat pure, zuivere water dat vol overgave de rots loslaat om vallend in de bruisende rivier opgevangen te worden en kolkend zijn weg terug naar de moederzee maakt... Ooh, wat een piekervaring! Om zoveel kracht en energie door je heen te voelen stromen. En toen vroeg Hans of ik met hem achter de waterval langs wilde lopen. Natuurlijk wilde ik dat! Tom vond het maar niets, he? Tom is niet zo avontuurlijk aangelegd. Tom is niet zo gevoelig voor de schoonheid en de energie en dat soort dingen. He? Tom ziet het gewoon als water dat toevallig even zonder rivierbodem verder moet. Voor Tom was het geen geestelijke krachtplaats voor het lichaam. Nou, voor Hans en mij wel, en dus gingen we achter de waterval langs. Het was maar goed dat Tom er niet bij was, want die zou met zijn zwarte kijk alles verpest hebben. Wat ik daar ervaren heb... Ongelooflijk. Het was zo overweldigend, zo groots, zo volledig alles omringend, dat ik spontaan door m'n benen zakte. Gelukkig stond Hans pal naast me en ving hij mij in zijn zalige armen op en... nou ja, sommige dingen moet je niet willen beschrijven. Dan gaat de glans eraf. Nog iemand koffie?
[Fiona staat op en gaat naar de keuken. Pieter, een vriend van Tom, zegt:]
- Zeg Tom, niet om het een of het ander, hoor, maar eh... is Fiona niet misschien een heel klein beetje ontzettend verliefd op die Hans? De manier waarop ze over hem praat, ik weet 't niet, hoor...
- Joh, dit is nog niets. Van de winter heeft ze drie privelessen van zo'n snelle skiknul gehad. Bijna manisch werd ze ervan. Het heeft nadien nog weken geduurd eer ze me bij het vrijen geen John meer noemde...
- Jaaa, in een woord ongelooflijk! Echt... een supervakantie. [Naar Tom:] Beste ooit, he? [Tom knikt lijzig.] We zijn gewoon naar de plek van de afgelopen jaren gegaan. Tom zei nog dat-ie wel naar een andere plek wilde, maar ik zei: 'Waar krijg je het nou zo geweldig als daar?' Dus zijn we weer naar Birglstein gegaan. Het ligt zo romantisch aan het riviertje. Als je de snelweg afdraait, dan zie je het dal al schitteren in die heerlijke zon daar. Het dorpje ligt dan in de verte, met dat schattige kerkje en de bergen op de achtergrond, met nog steeds die glinsterende witte sneeuw erop. Fantastisch! 'Kijk toch eens', zeg ik dan tegen Tom, 'kijk dan.' Maar Tom heeft daar geen oog voor, die kijkt liever op de weg. Nou ja, dat is misschien maar het beste ook. Maar goed... door de ruiten heen voel je al die heerlijke sfeer, die hartverwarmende gastvrijheid, de rust die het land uitstraalt. Ja, dan is mijn vakantie al geslaagd, hoor. En toch moet het dan nog allemaal beginnen. Drie zalige weken liggen dan nog smachtend voor ons. En als je dan de autodeur opendoet... ja, dan is het alsof je nooit bent weggeweest, he. Alsof je dan pas echt thuiskomt. De geuren van de prachtige bloemen en de heerlijke, zuivere lucht. Ooh, zalig gewoon. Ik krijg dan echt de kriebels in m'n buik. En dan komt Hans naar buiten lopen. O, zijn prachtige lach en ogen die stralen als schitterende diamanten. En die enorme kracht van zijn armen als hij me omhelst. Een troostend weerzien na een verweesd jaar... Wat een warmte straalt die man uit. En met het weer hebben we ook zo'n mazzel gehad, he? Echt geluksvogeltjes, goudvinken. Zon na zon na zon.
- Nou, we hebben anders ook regen gehad, hoor.
- Ja, tuurlijk, een buitje voor het stof, maar daarna brak die intense zon meteen weer door en was het weer volop zomer. En het is daar ook anders warm, he, niet zoals hier, zo benauwd en klam. Een heerlijke, frisse warmte. En bruin dat je er van wordt, zo mooi, zo egaal, prachtig gewoon. Hans zei het ook, dat ik zo mooi bruin was geworden, de schat. Hij is ook zo zorgzaam, he. Had-ie toen we kwamen een flesje after sun voor me klaargezet. Lief, he? Die attentie, dat zie je toch bijna niet meer.
- Voor mij stond er niets.
- [Negeert Tom.] En koken dat die man kan. Heerlijk. Echt zalig. Altijd supermals vlees, prachtig aangebraden in echte boerenboter, groente zo van het land, verser kan niet, stond 's ochtends nog te groeien. En diegratin die hij maakt... hmmm, zoiets heb je nog nooit gegeten...
- 't Is gewoon uit een zakje, hoor.
- En dan van die fantastische lokale wijnen erbij uit van die prachtige kristallen glazen. Chique en toch zo gewoon. Kom daar maar eens om, he Tom? [Tom kijkt mat voor zich uit.] Nou, na zo'n lange dag en gelukzalige avond wil je wel op tijd je bedje in. Je weet, je hebt bedden en bedden, maar dit... Het was gewoon jammer dat we zo moe waren en meteen in slaap vielen, want de koningin kan nog niet beter gelegen hebben. [Naar Tom:] He?
- Tja... 't waren gewoon bedden.
- Nee, het was echt alsof je een prinsesje bent, zo zak je erin weg. En dus werden we helemaal uitgerust wakker en gingen we er direct uit om een schitterende wandeling te gaan maken. Hans wilde wel onze gids zijn. Wat een fantastische man, he? Hij had al gezegd dat hij een mooie wandeling voor me had uitgezocht, maar dit... echt... onbeschrijfelijk. Met elke bocht in de weg die we hoger kwamen, werd het uitzicht wijdser en grootser. Al na een half uurtje kon je het dorpje in het dal zien liggen. En Hans wist ook alle namen van al die sprookjesachtige bloemen langs de weg. Hij heeft zoveel verstand van de natuur, die man. Je denkt dan dat het allemaal niet prachtiger kan, maar toen we aan de top kwamen... echt hoor... m'n hart sloeg drie keer over. Ik kon m'n ogen niet geloven. Een zicht, zo ver, zo helder, zo schitterend. Ik krijg er nog een brok van in m'n keel als ik er aan terugdenk. Al die fonkelend besneeuwde bergtoppen, zover je maar kon kijken. Je voelt je dan zo klein, zo nietig, zo onbetekenend, zo kwetsbaar. Ik greep van de weersomstuit Hans' hand beet! Vond-ie niet eens erg, de schat. Maar ik was ook zo overdonderd door al dat natuurgeweld; ik stond gewoon te trillen op m'n benen.
- Dat kwam omdat je net twee uur naar een top gelopen was.
- Jij hebt niet gezien wat ik zag!
- Jawel, ik stond naast je. Gewoon bergen. Mooi hoor, maar het blijven gewoon bergen.
- Jij kijkt door een zwarte bril. Ik zie de dingen in hun ontstellende schoonheid, zoals ze werkelijk zijn. En Hans zag het ook, dat kon ik zien aan zijn ogen. Er was een glinstering die ik herkende. Hij ervaarde ook het pure van dat moment. Wij voelden dat wel...
Op de terugweg leidde Hans me nog langs een overdonderend hoge waterval. En de kracht die je dan voelt. Dat pure, zuivere water dat vol overgave de rots loslaat om vallend in de bruisende rivier opgevangen te worden en kolkend zijn weg terug naar de moederzee maakt... Ooh, wat een piekervaring! Om zoveel kracht en energie door je heen te voelen stromen. En toen vroeg Hans of ik met hem achter de waterval langs wilde lopen. Natuurlijk wilde ik dat! Tom vond het maar niets, he? Tom is niet zo avontuurlijk aangelegd. Tom is niet zo gevoelig voor de schoonheid en de energie en dat soort dingen. He? Tom ziet het gewoon als water dat toevallig even zonder rivierbodem verder moet. Voor Tom was het geen geestelijke krachtplaats voor het lichaam. Nou, voor Hans en mij wel, en dus gingen we achter de waterval langs. Het was maar goed dat Tom er niet bij was, want die zou met zijn zwarte kijk alles verpest hebben. Wat ik daar ervaren heb... Ongelooflijk. Het was zo overweldigend, zo groots, zo volledig alles omringend, dat ik spontaan door m'n benen zakte. Gelukkig stond Hans pal naast me en ving hij mij in zijn zalige armen op en... nou ja, sommige dingen moet je niet willen beschrijven. Dan gaat de glans eraf. Nog iemand koffie?
[Fiona staat op en gaat naar de keuken. Pieter, een vriend van Tom, zegt:]
- Zeg Tom, niet om het een of het ander, hoor, maar eh... is Fiona niet misschien een heel klein beetje ontzettend verliefd op die Hans? De manier waarop ze over hem praat, ik weet 't niet, hoor...
- Joh, dit is nog niets. Van de winter heeft ze drie privelessen van zo'n snelle skiknul gehad. Bijna manisch werd ze ervan. Het heeft nadien nog weken geduurd eer ze me bij het vrijen geen John meer noemde...