De snuffelslurf

Richard was de afgelopen week een paar dagen naar ‘zijn’ Wimbledon. Hij had er niet alleen vergaderingen met andere toernooidirecteuren, maar probeerde ook alvast wat topspelers warm te kneden voor een komst naar het ABN AMRO-toernooi in Rotterdam. Heel nuttig allemaal, maar het betekende wel dat ik thuis in mijn eentje verantwoordelijk was voor de bezigheidstherapie. Niks zo frustrerend als twee van die blije kleuters die zondagochtend om 07.00u op je bed staan te springen: “Mamaaaa – wat gaan we doen vandaaaaag?” En dus waren we de dag begonnen met een documentaire over haaien op Discovery Channel. Bloed doet het altijd goed. Toen de haaien echter surfboards en namaakzeehondjes doormidden begonnen te scheuren, kreeg ik een beetje spijt van mijn keuze. Vlak voordat een haai toehapt, trekt hij zijn ogen heel diep in zijn kassen. Die lege oogkassen vond ik zo mogelijk nog enger dan het rijtje messcherpe tanden. Emma en Alec niet; die zaten uitgelaten te stuiteren op hun stoel.

Ik geloof niet dat ze écht begrepen waar ze naar keken, want toen ik vertelde dat haaien ook wel eens in mensen beten, zei Alec vrolijk: “Daar moet dan zeker wel een grote pleister op!” Aan het einde van de documentaire haalde ik opgelucht adem, maar de kinderen hadden de smaak te pakken: die wilden nu wel eens een echte haai zien. Een halfuur later reed ik met mijn twee kleine ramptoeristen naar Burgers’ Dierenpark in Arnhem. Daar hebben ze naast een Bush en een Desert nu ook een Ocean met metershoge aquaria tjokvol mooie vissen. Er is zelfs een glazen tunnel waarin de manta’s sierlijk over je hoofd zwemmen. Maar dé attractie is natuurlijk de spectaculaire haaiengrot. Gelukkig zwommen er alleen een paar (relatief) ongevaarlijke haaien, want de bloeddorstige witte haai is veel te groot voor zo’n aquarium en hij zou bovendien binnen de kortste keren de hele grot uitmoorden. Dat kun je de dagjesmensen niet aandoen. Een bezoekje aan de dierentuin moet vooral léúk blijven, want diertjes zijn lief en haaien kunnen net als Bruce in Finding Nemo heus besluiten om vegetariër te worden.

“Mamaaa! Die aap heeft jeuk aan zijn piemel!”

Helaas is de dagelijkse realiteit in de natuur niet altijd even salonfähig. Zo stond ik met Emma en Alec bij een prachtige weide vol mensapen, toen een grote aap pal voor onze neus uitgebreid begon te masturberen. Even hoopte ik nog dat ze het niet hadden gezien, maar het duurde niet lang of daar klonk het gevreesde: “Mamaaa! Die aap heeft jeuk aan zijn piemel!” Ik sleurde ze mee naar de olifanten, maar daar werd met tekeningen uitgelegd ‘wat olifanten allemaal met hun slurf kunnen doen’. Naast wassen, eten, zwaaien en trompetteren, hing er ook een tekening van een olifant die zijn slurf tussen de billen van een andere olifant had, eh, geslurft. De dikhuiden bleken veelvuldig aan elkaars geslachtsorganen te ruiken. Ga dát maar eens kindvriendelijk ondertitelen. Op hetzelfde moment duwde een moeder haar hysterisch huilende kind mijn kant op, met de woorden: “Ga jij maar naar Daphne Deckers, die weet wel hoe ze jou moet opvoeden!” Mevrouw – ik heb geen idéé. En de uitleg over de snuffelslurf? Die heb ik simpel gehouden. Ik zei gewoon: “Wie wil er een ijsje?”