21

Dan Kirksen sloeg de Washington Post open en bracht zijn glas sinaasappelsap naar zijn mond. Het kwam niet verder dan halverwege. Het was Gavin gelukt een artikel over de Sullivan-zaak te schrijven, waarin Jack Graham, de onlangs benoemde maat van Patton, Shaw & Lord, werd genoemd als verdediger van de verdachte. Kirksen belde meteen naar Jacks huis. Er werd niet opgenomen. Hij kleedde zich aan, liet zijn auto voorrijden en om acht uur liep hij de ontvangsthal van zijn kantoor binnen. Hij liep langs Jacks oude kantoor, waar nog steeds enkele stapels dozen met papieren en persoonlijke bezittingen stonden. Jacks nieuwe kantoor was verderop in de gang, naast dat van Lord. Een prachtig kantoor van zeven bij zeven meter, met een kleine bar, antieke meubelen en een weids uitzicht over de stad. Mooier dan het zijne, bedacht Kirksen afgunstig.

De bureaustoel stond met de rugleuning naar de deur gekeerd. Kirksen nam niet de moeite om te kloppen. Hij stoof het kantoor binnen en gooide de krant op het bureau.

Jack draaide zich langzaam om en wierp een blik op de krant.

‘Nou, ze hebben tenminste de naam van de firma juist gespeld. Fantastische publiciteit. Dit kan ons veel nieuwe cliënten opleveren.’

Kirksen ging zitten zonder zijn ogen van Jack af te wenden. Hij sprak langzaam en nadrukkelijk, alsof hij het tegen een kind had. ‘Ben je waanzinnig geworden? Wij doen geen rechtbankzaken voor criminelen. We doen helemaal geen strafzaken.’

‘Nou, dat is niet helemaal juist. We deden ze niet, maar nu doen we ze wel.’ Jack glimlachte en keek Kirksen recht in de ogen. Vier miljoen versus zeshonderdduizend, knul. Dus houd je gemak, idioot.

‘Jack, misschien ben je nog niet helemaal op de hoogte van de procedure die hier wordt gevolgd voordat een nieuwe zaak wordt aangenomen. Ik zal zorgen dat mijn secretaresse je van de gangbare regels voorziet. Ik vertrouw erop dat je in de tussentijd alle noodzakelijke stappen zult nemen om jezelf en deze firma onmiddellijk terug te trekken uit deze zaak. Alvast bedankt.’

Met een laatdunkende uitdrukking op zijn gezicht stond Kirksen op om te vertrekken. Jack stond ook op.

‘Luister, Dan. Ik heb deze zaak aangenomen en ik houd hem. En het kan me geen barst schelen wat jij en het beleid van de firma daarvan vinden. Doe de deur achter je dicht als je weggaat.’ Kirksen draaide zich langzaam om en keek Jack aan met zijn doordringende bruine ogen.

‘Wees voorzichtig, Jack. Ik ben leidinggevend maat van deze firma.’

‘Dat weet ik, Dan. Daarom heb ik er alle vertrouwen in dat je weet hoe je godverdomme een deur achter je reet moet dichttrekken!’

Zonder een woord te zeggen draaide Kirksen zich om, liep het kantoor uit en deed de deur achter zich dicht.

Het gebonk in Jacks hoofd werd eindelijk iets minder. Hij ging weer aan het werk. Hij was bijna klaar met zijn papieren. Die moest hij eerst in orde maken, voordat ze misschien zouden proberen hem tegen te houden. Hij printte de documenten uit, zette zijn handtekening eronder en belde zelf een koerier. Toen hij dat had gedaan, leunde hij achteruit in zijn stoel. Het was negen uur. Hij moest weg, want hij had om tien uur een afspraak met Luther. Jack werd overspoeld met vragen die hij zijn cliënt wilde stellen. En toen dacht hij terug aan die nacht. Die kille nacht op de Mall. De blik in Luthers ogen. Jack kon zijn vragen wel stellen, hij hoopte alleen dat hij klaar was voor de antwoorden.

Hij trok zijn jas aan en binnen een paar minuten was hij met zijn auto op weg naar de gevangenis van Middleton County.

Volgens de grondwet van de staat Virginia en zijn statuten met betrekking tot strafprocedures moet het openbaar ministerie een verdachte op de hoogte houden van alle ontlastende bewijzen. Gebeurde dat niet, dan was dat voor een assistent openbare aanklager een uitstekende manier om een eind te maken aan zijn of haar carrière, om nog maar te zwijgen van de mogelijkheid dat de veroordeling ongeldig werd verklaard en de verdachte vrijuit ging.

Het waren met name deze regels die Seth Frank een flinke hoofdpijn bezorgden. Hij zat in zijn kantoor en dacht na over de gevangene die op nog geen minuut afstand van hem alleen in zijn cel zat. Over zijn rustige, schijnbaar onverstoorbare manier van doen maakte Frank zich geen zorgen. Hij had meer verdachten gearresteerd die eruitzagen alsof ze zo uit een kerkkoor kwamen stappen, om vervolgens voor de grap een bijl in iemands schedel te zetten. Gorelick had zijn zaak aardig voor elkaar. Heel systematisch had hij een koffer vol kleine, beschuldigende feiten verzameld, waaruit hij voor een jury een mooie, stevige stropdas kon weven om Luther Whitney aan op te hangen. Ook daarover maakte Frank zich geen zorgen.

Wat Frank wel dwarszat, waren al die kleine dingen waar hij geen raad mee wist. De wonden. Twee wapens. Een kogel die uit de muur was gepeuterd. De plaats van het delict zo schoon als een operatiekamer. Het feit dat de man eerst naar Barbados was gegaan en toen was teruggekomen. Luther Whitney was een prof. Frank had het grootste deel van de afgelopen vier dagen besteed aan het zoveel mogelijk te weten komen over Luther Francis Whitney. Hij had een pracht van een inbraak gepleegd die, afgezien van dat ene probleempje, vermoedelijk onopgelost zou blijven. Een buit van een paar miljoen, de politie zit met de handen in het haar, hij is het land al uit, en dan komt die eikel terug. Professionals deden zoiets niet. Frank zou het begrepen hebben als hij op verzoek van zijn dochter was teruggekomen. Maar hij had de luchtvaartmaatschappijen gecheckt en ontdekt dat Luther Whitney, lang voordat Frank zijn plan met Kate had gesmeed, onder een valse naam was teruggevlogen naar de Verenigde Staten.

En dan het volgende: moest hij nu echt geloven dat Luther Whitney één enkele reden had om Christine Sullivans vagina te controleren? Bovendien had iemand geprobeerd hem te vermoorden. Dit was een van de eerste keren dat Frank met meer vragen zat nadat hij zijn verdachte had gearresteerd dan vóór de arrestatie.

Hij zocht in de zak van zijn jasje naar een sigaret. Zijn kauwgomperiode lag alweer ver achter hem. Volgend jaar zou hij het nog eens proberen. Toen hij weer opkeek, stond Bill Burton voor zijn bureau.

‘Je begrijpt, Seth, dat ik niets kan bewijzen. Maar ik vertel je alleen hoe ik denk dat het gebeurd is.’

‘En je weet zeker dat de president het aan Sullivan heeft verteld?’

Burton knikte en speelde met een kopje dat op Franks bureau stond. ‘Ik heb zojuist een bespreking met hem gehad. Ik ben bang dat ik hem had moeten vertellen het stil te houden. Het spijt me, Seth.’

‘Tja, hij is de president, Bill. Wilde je hem vertellen wat hij moet doen?’

Burton haalde zijn schouders op. ‘Nou, wat denk je?’

‘Het zou kunnen. Maar ik kan je wel vertellen dat ik het er niet bij laat zitten. Als Sullivan erachter zat, neem ik hem ook te grazen. Het kan me niet schelen wat zijn beweegredenen waren. Dat schot had iedereen kunnen treffen.’

‘Nou, als Sullivan het heeft opgezet zoals ik vermoed, zul je niet veel vinden. Ik durf te wedden dat de schutter al op een of ander eiland in de Stille Oceaan zit, met een nieuw gezicht en honderd mensen die zweren dat hij nog nooit in de States is geweest.’

Frank stopte met schrijven. Burton observeerde hem.

‘Heb je iets uit Whitney gekregen?’

‘Niks! Zijn advocaat heeft hem opgedragen zijn mond te houden.’

‘Wie is dat?’ vroeg Burton quasi-ongeïnteresseerd.

‘Jack Graham. Werkte vroeger als pro-Deoadvocaat. Nu is hij maat bij een of ander prestigieus advocatenkantoor. Hij is op dit moment bij Whitney.’

‘Is hij goed?’

Frank boog een plastic roerstokje in een driehoek. ‘Hij weet wat hij doet.’

Burton stond op om te vertrekken. ‘Wanneer wordt hij in staat van beschuldiging gesteld?’

‘Tien uur morgenochtend.’

‘Breng je Whitney erheen?’

‘Ja. Wilde je mee, Bill?’

Burton bedekte zijn oren met zijn handen. ‘Ik wil er niets meer over horen.’

‘Hoezo?’

‘Ik wil niet dat er weer iets uitlekt naar Sullivan, daarom.’

‘Denk je dat ze het opnieuw zullen proberen?’

‘Het enige wat ik weet, is dat ik die vraag niet kan beantwoorden. En jij ook niet. Maar ik zou maar wat extra voorzorgsmaatregelen nemen, als ik jou was.’

Frank keek hem aandachtig aan.

‘Let goed op onze man, Seth. Hij heeft een afspraak op de dodenkamer in Greensville.’

Burton vertrok.

Frank bleef nog een paar minuten achter zijn bureau zitten. Wat Burton zei, was zo gek nog niet. Misschien zouden ze het opnieuw proberen. Hij pakte de hoorn van het toestel, draaide een nummer, sprak enkele minuten en hing weer op. Hij had alle voorzorgsmaatregelen voor Luthers transport genomen die hij kon bedenken. Deze keer was Frank vol vertrouwen dat er niets zou uitlekken.

Jack liet Luther achter in de ondervragingskamer en wandelde door de gang naar de koffieautomaat. Voor hem stond een grote man met een mooi pak en een elegante gestalte. De man draaide zich net om toen Jack hem passeerde. Ze botsten tegen elkaar.

‘Sorry.’

Jack masseerde zijn schouder, die in botsing was gekomen met het geholsterde wapen van de man.

‘Laat maar zitten.’

‘Jack Graham, is het niet?’

‘Hangt ervan af wie het vraagt.’ Jack nam de man op. Als hij een wapen droeg, was hij vast geen journalist. Hij leek meer op een politieman. Hij zag het aan de manier waarop hij zijn handen hield, klaar om op elk willekeurig moment in actie te komen. En de manier waarop zijn ogen je observeerden, zonder de indruk te wekken dat ze dat deden.

‘Bill Burton, geheime dienst.’

De mannen gaven elkaar een hand.

‘Ik fungeer bij deze zaak min of meer als oortelefoon voor de president.’

Jacks ogen bleven op Burtons gezicht gericht. ‘O ja, de persconferentie. Nou, ik neem aan dat je baas dolblij was vanochtend.’

‘Dat zou hij zijn als de rest van de wereld niet zo’n godvergeven klerezooi was. Maar die cliënt van jou, volgens mij is hij alleen schuldig als de rechtbank dat zegt.’

‘Zo is het maar net. Wil je niet in mijn jury komen zitten?’

Burton grinnikte. ‘Succes. Leuk je te ontmoeten.’

‘Wederzijds.’

Jack zette twee bekertjes koffie op tafel en keek Luther aan. Toen ging hij zitten en keek naar zijn lege notitieblok.

‘Luther, als je niets zegt, zal ik alles zelf moeten verzinnen.’

Luther nam een slokje koffie en keek door het getraliede venster naar de kale eik die naast het politiebureau stond. Grote, natte sneeuwvlokken zweefden langs het venster. Het kwik daalde en de straten waren nu al een zooitje.

‘Er valt niets te zeggen, Jack. Maak maar een deal voor me, dan bespaar je iedereen de moeite van een proces.’

‘Misschien begrijp je het niet, Luther. Dit is hun deal. Ze binden je vast op een tafel, steken een slangetje in je arm, pompen je vol met een of ander smerig vergif en doen net of je een scheikundig experiment bent. Hoewel, ik geloof dat de gemeenschap de veroordeelde één keuzemogelijkheid kan aanbieden. Je kunt je hersenen laten stoven in de elektrische stoel. Dat is hun deal.’

Jack stond op en keek uit het raam. Heel even dacht hij aan een vredige avond bij een knapperend houtvuur in de enorme villa, met een grote voortuin vol kleine Jacks en Jennifers. Hij slikte, schudde zijn hoofd om dat beeld kwijt te raken en keek weer naar Luther.

‘Hoor je wat ik zeg?’

‘Ja.’ Voor het eerst keek Luther Jack recht in de ogen.

‘Luther, wil je me alsjeblieft vertellen wat er is gebeurd? Misschien was je in dat huis, misschien heb je die kluis gekraakt, maar je maakt mij niet wijs dat jij iets te maken had met de dood van die vrouw. Ik ken je, Luther.’

Luther glimlachte. ‘Is dat zo, Jack? Dat is mooi, want misschien kun jij me een dezer dagen dan vertellen wie ik ben.’

Jack gooide zijn notitieblok in zijn koffertje en klikte het dicht. ‘Ik ga pleiten voor niet schuldig. Misschien vind je je verstand terug voordat we de rechtszaal ingaan.’ Hij wachtte even en voegde er zachtjes aan toe: ‘Ik hoop dat je dat doet.’

Hij stond op om te vertrekken, maar toen voelde hij Luthers hand op zijn schouder. Jack draaide zich om en zag weer die angst op Luthers gezicht.

‘Jack.’ Luther slikte moeizaam; zijn tong leek ineens twee keer zo groot. ‘Als ik het kon, zou ik het je vertellen. Maar dat zou jou noch Kate noch iemand anders enig goed doen. Het spijt me.’

‘Kate? Waar heb je het over?’

‘Tot ziens, Jack.’ Luther draaide zich om en begon weer uit het raam te staren.

Hoofdschuddend keek Jack naar zijn vriend en klopte toen op de deur voor de bewaker.

De dikke, zachte sneeuwvlokken waren veranderd in keiharde hagelstenen die tegen de brede ramen sloegen alsof er handenvol grind tegenaan werden geworpen. Kirksen had geen aandacht voor het weer; hij zat strak naar Lord te kijken. Het strikje van de leidinggevende maat zat een beetje scheef. Hij zag het in de reflectie van de ruit en trok het nijdig recht. Zijn hoge voorhoofd was rood van woede en verontwaardiging. Hij zou die schoft wel krijgen. Niemand sprak op zo’n toon tegen hem.

Sandy Lord staarde naar de donkere gebouwen die het silhouet van de stad vormden. In zijn rechterhand smeulde een sigaar. Hij had zijn jasje uitgetrokken en zijn immens dikke buik raakte de ruit. Zijn rode bretels staken duidelijk af tegen zijn gesteven witte overhemd met gemonogrammeerde manchetten. Al zijn aandacht was gericht op een figuur op straat die wanhopig achter een taxi aan rende.

‘Hij ondermijnt de relatie die deze firma, die jij met Walter Sullivan hebt. Wat moet Walter niet gedacht hebben toen hij vanmorgen de krant las. Zijn eigen firma, zijn eigen advocaat die deze persoon vertegenwoordigt. Mijn god!’

Lord hoorde maar een gedeelte van de klaagzang van de kleine man. Hij had nu al een paar dagen niets van Sullivan gehoord. Telefoontjes naar zijn kantoor en huis waren onbeantwoord gebleven. Niemand scheen te weten waar hij was. Dat was niets voor zijn oude vriend, die gewend was nauwe contacten te onderhouden met het kleine elitegroepje waarvan Sandy Lord al jarenlang deel uitmaakte.

‘Ik stel voor, Sandy, dat we onmiddellijk maatregelen nemen tegen Graham. We kunnen dit niet op zijn beloop laten. Het zou een vreselijk precedent scheppen. Het kan me niet schelen dat hij Baldwin als cliënt heeft. Baldwin en Sullivan kennen elkaar. Baldwin zal ook wel razend zijn over deze betreurenswaardige toestand. We kunnen een vergadering van het leidinggevend comité beleggen voor vanavond. Ik denk niet dat het veel tijd zal kosten om tot een conclusie te komen. Want...’

Uiteindelijk stak Lord een hand op om een eind aan Kirksens gezeur te maken.

‘Ik regel het wel.’

‘Maar Sandy, als leidinggevend maat geloof ik dat...’

Lord draaide zich om. De rode ogen aan weerszijden van zijn grote, knolvormige neus boorden zich recht in Kirksens tengere gestalte.

‘Ik zei dat ik het zou regelen.’

Lord draaide zich weer naar het raam en keek naar buiten. Kirksens gekwetste trots kon hem geen barst schelen. Waar Lord zich wel zorgen over maakte, was het feit dat iemand een moordaanslag had gepleegd op de man die verdacht werd van de moord op Christine Sullivan. En dat niemand Walter Sullivan kon bereiken.

Jack parkeerde zijn auto, keek naar de overkant van de straat en kneep zijn ogen dicht. Dat hielp niets, want het beeld van de speciale nummerplaten leek in zijn hersenen gegrift. Hij sprong uit zijn auto en zonder acht te slaan op het verkeer stak hij de gladde straat over.

Hij stak zijn sleutel in het slot, haalde nog een keer diep adem en opende de deur.

Ze zat in de kleine stoel bij de tv. Ze droeg een kort, zwart rokje, zwarte schoenen met naaldhakken en zwarte kousen met een patroontje. Haar witte blouse stond bovenaan open en haar smaragden halsketting bracht wat kleur in het kleine kamertje. Op het laken dat Jacks versleten sofa bedekte, had ze heel zorgvuldig haar lange bontmantel gedrapeerd. Ze tikte met haar nagels tegen het tv-scherm toen hij binnenkwam. Ze keek hem aan, maar zei niets. Haar volle, robijnrode lippen vormden een strakke lijn.

‘Hallo, Jenn.’

‘Je bent de afgelopen vierentwintig uur een zeer bezig baasje geweest, Jack.’ Ze glimlachte niet en bleef met haar nagels tegen het tv-scherm tikken.

‘Ach, er moet brood op de plank komen, je weet hoe dat gaat.’

Hij trok zijn jas uit, maakte zijn das los en liep naar de keuken voor een biertje. Hij kwam de kamer weer in en ging tegenover haar op de bank zitten.

‘Hé, ik heb vandaag een nieuwe zaak aangenomen.’

Ze haalde de Washington Post uit haar tas en wierp hem Jack toe.

‘Ik weet het.’

Hij keek naar de krantenkoppen.

‘Je kantoor zal niet toestaan dat je het doet.’

‘Dat is dan jammer, want ik ben al begonnen.’

‘Je weet best wat ik bedoel. Wat bezielt je in godsnaam?’

‘Jenn, ik ken die man, oké? Ik ken hem, hij is een vriend van me. Ik geloof niet dat hij die vrouw heeft vermoord en daarom ga ik hem verdedigen. Advocaten doen dat soort dingen nu eenmaal.’

Ze leunde naar voren. ‘Het gaat om Walter Sullivan, Jack. Denk toch na over wat je doet.’

‘Ik weet dat het om Walter Sullivan gaat, Jenn. Wat wil je daarmee zeggen? Luther Whitney verdient geen goede verdediger omdat iemand zegt dat hij Walter Sullivans vrouw heeft vermoord? Neem me niet kwalijk, maar wie bepaalt dat?’

‘Walter Sullivan is je cliënt.’

‘Luther Whitney is mijn vriend en ik ken hem al veel langer dan ik Walter Sullivan ken.’

‘Jack, de man die je verdedigt, is een ordinaire crimineel. Hij heeft zijn halve leven in de gevangenis doorgebracht.’

‘Toevallig heeft hij al meer dan twintig jaar niet in de gevangenis gezeten.’

‘Hij is een veroordeelde misdadiger.’

‘Maar hij is nooit veroordeeld voor moord.’

‘Jack, er zijn in deze stad meer advocaten dan criminelen. Waarom kan een andere advocaat hem niet verdedigen?’

Jack keek naar zijn biertje. ‘Wil jij er ook een?’

‘Geef antwoord op mijn vraag.’

Jack stond op en smeet zijn bierflesje tegen de muur.

‘Omdat hij het godverdomme aan mij heeft gevraagd!’

Jennifer keek hem aan. De angstige blik in haar ogen was alweer verdwenen voordat de glasscherven de grond raakten. Ze pakte haar bontmantel en trok hem aan.

‘Je maakt een grote fout en ik hoop dat je je verstand terugvindt voordat je onherstelbare schade aanricht. Mijn vader kreeg bijna een hartinfarct toen hij dat artikel las.’

Jack legde zijn hand op haar schouder, draaide haar om en zei heel kalm: ‘Jenn, dit is iets wat ik moet doen. Ik had gehoopt dat je me erbij zou steunen.’

‘Jack, je kunt beter ophouden met bier drinken en er eens goed over nadenken hoe je de rest van je leven wilt doorbrengen.’

Toen ze de deur achter zich had dichtgetrokken, liet Jack zich ertegenaan vallen en bleef net zo lang over zijn gezicht wrijven tot hij dacht dat zijn huid zou loslaten onder de druk die zijn vingers uitoefenden.

Door het kleine, vieze raam in de voorkamer zag hij haar auto met de speciale nummerplaten in de sneeuwbui verdwijnen. Hij ging zitten en bekeek de krantenkoppen nog eens.

Luther wilde een deal maken, maar er viel niets te dealen. Alles was klaar voor de rechtszaak, en de belangstelling was enorm. Het tv-nieuws had al een gedetailleerde analyse van de zaak gegeven; Luthers foto moest gezien zijn door honderden miljoenen mensen. Er waren al diverse enquêtes gehouden over Luthers schuld of onschuld en in allemaal stond hij ver achter. En Gorelick was in zijn knollentuin, want dit was een zaak die hem over een paar jaar de post van procureur-generaal zou kunnen opleveren. En in Virginia deden procureurs-generaal vaak – en met succes – een gooi naar het gouverneurschap.

Gorelick was klein en kalend, had een harde stem en was zo dodelijk als een ratelslang. Hij paste smerige tactieken toe en bij zijn gevoel voor ethiek konden vraagtekens worden gezet, kortom, hij wachtte gewoon op zijn kans om je een mes in de rug te steken. Dat was George Gorelick. Jack wist dat hij nog een lange weg had te gaan.

En Luther wilde niet praten. Hij was bang. En wat had Kate met die angst te maken? Morgen zou Jack de rechtszaal in wandelen om niet schuldig te bepleiten, terwijl hij absoluut geen idee had hoe hij Luthers onschuld moest bewijzen. Maar de staat moest de bewijzen leveren. Het probleem was dat ze net genoeg hadden om hen te grazen te nemen. Jack zou af en toe een graantje kunnen meepikken, maar hij had een drievoudig veroordeelde als cliënt, zelfs al vermeldde het rapport dat hij de afgelopen twee decennia brandschoon was gebleven. Maar dat zou de staat weinig kunnen schelen. Waarom zou het? Deze man zorgde voor een perfect einde aan een tragische geschiedenis. De volmaakte kandidaat voor de drie-slag-is-uit-regel. Drie keer in de fout en je leven is voorbij, met in de hoofdrol Luther Whitney.

Jack smeet de krant door de kamer en ruimde de glasscherven en de plas bier op. Hij masseerde zijn nek, voelde zijn verslapte armspieren en ging in de slaapkamer zijn sportkleren aantrekken.

Het was maar tien minuten rijden naar de sportschool van de ymca . Tot zijn verrassing vond Jack een parkeerplaats voor de deur en hij zette zijn auto er neer. De zwarte sedan achter hem had minder geluk. De chauffeur moest een paar keer om het blok heen rijden, totdat hij ten slotte aan de overkant van de straat een plekje vond.

De chauffeur veegde het zijraampje aan de passagierskant schoon en keek naar de voorgevel van de ymca . Toen nam hij een besluit, stapte uit zijn auto en liep de treden van het gebouw op. Hij keek even achterom naar de glanzende Lexus en wandelde langzaam het gebouw binnen.

Na drie sets halters tillen was Jack drijfnat van het zweet. Hij ging op een bank zitten uitrusten terwijl een groep jongens met de schijnbaar onuitputtelijke energie van de jeugd heen en weer rende door de gymzaal. Kreunend ving Jack de bal op die een van de lange, zwarte jongens, gekleed in een wijde sportbroek, een hemd en opvallend grote sportschoenen hem toewierp. Jack gooide de bal terug.

‘Sorry, jongens, ik heb het gehad.’

‘Hé, man, ben je moe?’

‘Nee, alleen maar oud.’

Jack stond op, wreef over de pijnlijke spieren in zijn dijbenen en ging op weg naar buiten.

Hij wilde net de deur openduwen, toen hij een hand op zijn schouder voelde.

Jack reed. Hij keek opzij naar zijn nieuwe passagier.

Seth Frank bekeek vol bewondering het interieur. ‘Ik heb geweldige dingen over deze auto’s gehoord. Hoeveel heeft hij je gekost, als ik het vragen mag?’

‘Negenenveertig vijfhonderd, alles erop en eraan.’

‘Christus, dat verdien ik niet eens in een jaar.’

‘Dat deed ik tot voor kort ook niet.’

‘Pro-Deoadvocaten verdienden niet veel, heb ik gehoord.’

‘Dat heb je goed gehoord.’

Beide mannen zwegen. Frank wist dat hij meer regels overtrad dan er vermoedelijk bestonden en Jack wist dat ook.

Ten slotte keek Jack hem aan. ‘Hoor eens, inspecteur, ik neem aan dat je niet naar me toe bent gekomen om over mijn smaak op het gebied van auto’s te praten. Wat wil je van me?’

‘Gorelick heeft een winnende zaak tegen je cliënt.’

‘Misschien wel, misschien niet. Maar ik gooi de handdoek niet in de ring, als je dat soms denkt.’

‘Ga je niet-schuldig pleiten?’

‘Nee, ik rijd met hem naar Jarrat County om hem persoonlijk met die troep te injecteren. Volgende vraag.’

Frank glimlachte. ‘Oké, dat had ik verdiend. Ik denk dat we eens met elkaar moeten praten. Er zitten een paar dingen in deze zaak waarmee ik geen raad weet. Of dat in het voor- of nadeel van je cliënt is, weet ik niet. Ben je bereid te luisteren?’

‘Oké, als je maar niet denkt dat ik daar informatie tegenoverstel.’

‘Ik ken een tent waar je een boterzachte gehaktschotel kunt eten en waar ook de koffie redelijk is.’

‘Is het een beetje uit de buurt? Want ik geloof niet dat het uniform van een hulpsheriff je goed zal staan.’

Frank keek hem aan en grinnikte. ‘Volgende vraag.’

Jack glimlachte moeizaam en reed vervolgens naar huis om zich om te kleden.

Jack bestelde een tweede kop koffie terwijl Frank nog met zijn eerste zat te spelen. De gehaktschotel was voortreffelijk geweest en het eethuis lag zo afgelegen, dat Jack niet eens wist waar ze waren. Het vredige zuiden van Maryland, dacht hij. Hij liet zijn blik langs de weinige andere klanten van het rustieke eethuis gaan. Niemand had enige belangstelling voor hen. Hij wendde zich weer tot zijn tafelgenoot.

Frank zat hem met een geamuseerde blik op te nemen. ‘Ik heb begrepen dat Kate Whitney en jij vroeger iets met elkaar hebben gehad.’

‘Heeft ze je dat verteld?’

‘Nee. Ze was vandaag op het politiebureau, een paar minuten nadat jij was vertrokken. Haar vader wilde haar niet zien. Ik heb een tijdje met haar zitten praten. Heb haar verteld dat het me speet dat de zaken zo zijn gelopen.’

Franks ogen begonnen even te glanzen en toen vervolgde hij: ‘Ik had het niet moeten doen, Jack. Haar gebruiken om haar vader te pakken te krijgen. Dat verdient niemand.’

‘Het werkte. Voor sommige mensen zou dat voldoende zijn.’

‘Ja. Nou, in elk geval kwam het gesprek op jou terecht. Ik ben nog niet zo oud dat een bepaalde schittering in de ogen van een vrouw me niet meer opvalt.’

De serveerster bracht Jacks koffie. Hij nam een slokje. Beide mannen zaten enige tijd door het raam naar buiten te kijken. Het was eindelijk opgehouden met sneeuwen en de hele wereld leek bedekt te zijn met een zachte, witte deken.

‘Luister, Jack, ik weet dat de zaak tegen Luther Whitney helemaal steunt op indirect bewijs. Maar dat heeft meer mensen achter de tralies gebracht.’

‘Dat zal ik niet tegenspreken.’

‘De waarheid is, Jack, dat er een heleboel dingen zijn waar geen bal van klopt.’

Jack zette zijn koffie neer en boog zich een stukje naar voren.

‘Ik luister.’

Frank keek om zich heen en vervolgens weer naar Jack. ‘Ik weet dat ik risico’s neem door dit te doen, maar ik ben geen politieman geworden om mensen naar de gevangenis te sturen voor misdaden die ze niet hebben gepleegd; en de ware schuldigen vrij te laten rondlopen.’

‘Wat klopt er niet?’

‘Je zult het zelf wel zien als je morgenochtend de rapporten krijgt, maar het feit is dat ik ervan overtuigd ben dat Luther Whitney wel heeft ingebroken in dat huis, maar niet Christine Sullivan heeft vermoord. Maar...’

‘Maar je denkt dat hij heeft gezien wie het heeft gedaan.’

Frank leunde achteruit op zijn stoel en staarde Jack aan. ‘Sinds wanneer denk je dat?’

‘Nog niet zo lang. Heb je enig idee hoe het wel is gegaan?’

‘Ik denk dat je man bijna is betrapt toen hij met zijn hand in de koektrommel zat en dat hij zich toen in die koektrommel heeft verstopt.’

Jack keek hem verbaasd aan. Frank vertelde hem snel over de kluis, het feitelijke bewijsmateriaal en zijn eigen twijfels.

‘Dus Luther zit al die tijd in de kluis en ziet mevrouw Sullivan samen met iemand. Dan gebeurt er iets en zij wordt doodgeschoten. En dan ziet Luther dat die persoon alle sporen uitwist.’

‘Ik denk dat het zo is gebeurd, Jack.’

‘Dus hij kan niet naar de politie gaan, want dan wordt hij zelf gepakt.’

‘Dat verklaart een heleboel.’

‘Behalve wie het heeft gedaan.’

‘De enige voor de hand liggende verdachte is haar echtgenoot, en ik geloof niet dat hij het heeft gedaan.’

Jack dacht terug aan Walter Sullivan. ‘Akkoord. Wie ligt er dan niet zo voor de hand?’

‘Degene die ze ontmoette die nacht.’

‘Uit wat je me hebt verteld over het seksleven van het slachtoffer maak ik op dat er dus een paar miljoen mogelijke verdachten zijn.’

‘Ik heb niet gezegd dat het eenvoudig zou zijn.’

‘Nou, ik heb het vermoeden dat het niet zomaar iemand is.’

‘Waarom denk je dat?’

Jack nam een slok koffie en keek naar het stuk appeltaart dat voor hem stond. ‘Kijk, inspecteur...’

‘Zeg maar Seth.’

‘Oké, Seth, ik begeef me op een gevaarlijk terrein. Ik ken jouw positie en ik waardeer de informatie die je me geeft, maar...’

‘Maar je weet niet helemaal zeker of je me kunt vertrouwen en je wilt niets zeggen wat je cliënt zou kunnen benadelen.’

‘Zoiets.’

‘Klinkt niet onredelijk.’

Ze betaalden en vertrokken. Tijdens de terugrit was het weer zo hard gaan sneeuwen, dat de ruitenwissers het zwaar te verduren hadden.

Jack keek naar Frank, die recht voor zich uit staarde, in gedachten of misschien wachtend tot Jack iets zou zeggen.

‘Oké, ik neem het risico. Veel heb ik niet te verliezen, is het wel?’

Frank bleef recht voor zich uit kijken. ‘Volgens mij niet.’

‘Laten we nu even aannemen dat Luther in dat huis was en zag dat de vrouw werd vermoord.’

Frank keek naar Jack; er was opluchting te zien op zijn gezicht.

‘Oké.’

‘Je moet Luther kennen, weten hoe hij denkt, om te kunnen begrijpen hoe hij op zoiets zou reageren. Hij is een van de meest onwankelbare personen die ik ooit heb ontmoet. Ik weet dat zijn strafblad een andere indruk wekt, maar hij is absoluut betrouwbaar. Als ik kinderen had en ze aan iemand moest toevertrouwen, dan zou ik daar Luther voor kiezen, omdat ik dan zeker zou weten dat hun absoluut niets zou overkomen zolang hij hen in de gaten hield. Hij is ongelofelijk vaardig. Niets ontgaat hem en hij is op alles voorbereid.’

‘Behalve dat zijn eigen dochter hem in de val lokt.’

‘Goed, behalve dat. Dat had hij nooit kunnen voorzien. In geen miljoen jaar.’

‘Maar ik ken het soort man over wie je het hebt, Jack. Het is dat ze de gewoonte hebben zich andermans spullen toe te eigenen, maar sommige van de kerels die ik in de kraag heb gepakt, waren de eerzaamste lieden die ik ooit heb ontmoet.’

‘En als Luther had gezien hoe deze vrouw werd vermoord, had hij heus wel een manier bedacht om de dader uit te leveren aan de politie, dat verzeker ik je. Hij zou het er nooit bij laten zitten. Dat zou hij nooit doen!’ Met een grimmige blik staarde Jack door de voorruit.

‘Behalve?’

Jack draaide zijn hoofd naar Frank. ‘Behalve als hij daar een verdomd goede reden voor heeft. Misschien kent hij die persoon of heeft hij over hem gehoord.’

‘Je bedoelt het soort persoon waarvan de mensen nooit zouden geloven dat hij zoiets zou doen, zodat Luther denkt dat het zinloos is?’

‘Er is nog iets, Seth.’ Jack reed de hoek om en stopte voor de ymca . ‘Voordat dit gebeurde, heb ik Luther nog nooit bang gezien. En nu is hij bang. Doodsbang zelfs. Zo bang dat hij bereid is de schuld van alles op zich te nemen. En ik weet niet waarom. Godallemachtig, hij is zelfs het land uit gevlucht.’

‘En weer teruggekomen.’

‘Ja, wat ik nog steeds niet begrijp. Trouwens, heb je daar een datum van?’

Frank sloeg zijn notitieboekje open. ‘Ja, 23 oktober.’

‘Dus wat is er verdomme gebeurd nadat Christine Sullivan was vermoord en vóór 23 oktober dat hem deed besluiten terug te komen?’

Frank schudde zijn hoofd. ‘Dat kan van alles zijn.’

‘Nee, het was één ding en als we erachter kunnen komen wat dat was, zijn we misschien in staat de hele zaak op te lossen.’

Frank stak zijn notitieboekje weg en streek afwezig met zijn hand over het dashboard.

Jack zette zijn auto in de parkeerstand en leunde achteruit in zijn stoel.

‘En hij is niet alleen bang voor zichzelf. Hij is ook bang voor Kate.’

Frank keek verbaasd. ‘Denk je dat iemand Kate heeft bedreigd?’

Jack schudde zijn hoofd. ‘Nee. Dan zou ze het me hebben verteld. Ik denk dat iemand Luther op een of andere manier duidelijk heeft gemaakt dat hij zijn mond moet houden of anders...’

‘Denk je dat het dezelfde mensen zijn die geprobeerd hebben hem te vermoorden?’

‘Misschien. Ik weet het niet.’

‘Verdomme, dit is nog een grotere klerezooi dan twee maanden geleden, en toen vond ik het al de grootste rotzooi die ik ooit had meegemaakt. Je moet Luther aan het praten zien te krijgen. Als hij ons de naam kan noemen van degene die Christine Sullivan heeft vermoord, zal ik een proeftijd en gemeenschapsdienst voorstellen in ruil voor zijn medewerking, dan hoeft hij de gevangenis niet in. Shit, misschien laat Sullivan hem de buit wel houden als we de echte dader te pakken krijgen.’

‘Voorstellen?’

‘Laat ik het anders zeggen. Ik zal het Gorelick persoonlijk door zijn strot rammen. Is dat beter?’ Frank stak zijn hand uit.

Jack pakte hem aan. ‘Goed genoeg.’

Frank stapte uit de auto en stak zijn hoofd weer naar binnen. ‘Voor wat het je waard is, wat mij betreft heeft dit gesprek nooit plaatsgevonden, en alles wat je tegen me hebt gezegd blijft onder ons, zonder uitzonderingen. Zelfs in de getuigenbank. Ik meen het.’

‘Bedankt, Seth.’

Seth Frank wandelde naar zijn auto terwijl de Lexus wegreed en de hoek om verdween.

Hij wist precies wat voor soort man Luther Whitney was. Wat had die man dan zo bang gemaakt?