HOOFDSTUK VI

 

27 januari.

 Julie maakt me dol met het studentenbal. Elke avond valt ze me er weer over aan. Gisteravond heb ik tegen haar gezegd: "Ik hoop maar, dat je er een student opduikelt, dan kun je die vervelen met je kousen en je schoenen en je teint."

"Ik begrijp werkelijk niet," zei Julie, "waarom jij je altijd zo ontzettend vulgair moet uitdrukken. Wat is dat nu weer: Een student opduikelen."

"Ik heb altijd gedacht dat het een crème zou zijn..." ging ik rustig door.

"Een crime," verbeterde Julie nota bene.

"Een crème, als je eens met een man aan je arm zou lopen, maar nu begint het me wel aan te lokken. Als hij maar tennissen kan."

"Net alsof hij met jou zou gaan tennissen."

"Nu, dat zou ik niet eens willen. Maar als hij 't niet kan, zal 't wel helemaal een uil zijn."

Julie kreeg weer die starende uitdrukking in haar ogen, alsof ze hem door de muren van de kamer heen in zijn gezicht probeerde te zien, en dan is er helemaal niets meer met haar te beginnen.

Lotte heb ik zondagmiddag nog gezien. H. de Wilde hing in een hoek van vijfenveertig graden om haar een arm te kunnen geven, want hij is erg lang. Hoekige mensen zijn altijd lang. Toen Lotte me zag aankomen, kreeg ze een kleur, en ik gooide mijn benen zo kordaat mogelijk naar rechts en naar links en wandelde recht op hen aan. Pal voor hen bleef ik staan.

"Bonjour," zei ik. "Dag meneer De Wilde."

"We zijn erg gepresseerd, Jo," zei Lotte.

"Zo," zei ik. "Ik eigenlijk ook. Dat treft goed. Hoe gaat het met je? Waarom kom je 's avonds nooit meer? Vroeger lag je haast elke dag bij ons over huis."

Lotte zag een beetje lila. "Ik heb nu zoveel tijd niet meer."

"Kunt u zeilen, meneer De Wilde?" vroeg ik.

"Nee, zeilen daar doe ik niet aan," zei de Spriet.

"Da's prettig voor jou, Lotte. Want je was altijd bang op het water."

"Kom, Her," zei Lotte. "We moeten nog een visite maken. Dag Jopie."

"Ik dacht dat je Rob zo'n mooie naam vond," zei ik ijzig, terwijl ik onwrikbaar staan bleef.

"Kind, wat zeur je toch," zei Lotte en haar oogharen vlogen omhoog.

"O, daar komt Pop aan," jubelde ik opeens. "Vin-je-Pop niet knap? Kees zegt ook dat ze mooi is. Dag Pop, dit is Lottes verloofde."

Pop, zo'n beetje onverschillig, zoals ze altijd is, knikte nogal familiaar, en ze zei meteen: "Zeg, weet je wie bij ons thuis is? Smidt. En weet je waar hij het over had? Over jouw verderfelijke invloed, Joop."

"O, wat leuk," zei ik. "Nu zal hij ook nog wel naar ons koersen. Dat is van gisteren natuurlijk."

"Ja. En vader wist helemaal niet wie Joop was. Hij zei: 'Joop?' 'Josephine ter Heul', zei Smidt. 'O, Lies', zei pa. 'Dat is een aardige meid'. Ik zat er bij te brullen, zeg."

We stonden nu allebei voor Lotte en H. de Wilde, en ik dacht, als de hele club nu op de proppen kwam, zouden we ze kunnen omsingelen.

"Gaan jullie ook naar het studentenbal?" vroeg ik. "Ja? Wat leuk. Wat heb je aan, Lotte?"

"O, gewoon wit."

"Doe je ook een broche op?"

"Je sprak daar over Smidt," zei H. de Wilde tegen mij. "Is hij doctor in de wis- en natuurkunde?"

"Ja. En hij heeft zwart haar met een blonde snor. Interessant, niet Pop?"

"Nou," zei Pop met klem.

"Ja. Smidt, die ken ik ook. Lotte, dat is een van die lui met wie ik een voetreis door Duitsland gemaakt heb."

Lotte ging geweldig tegen de Wilde Her aanleunen. "Word je moe. kindje, van 't staan?" zei hij, en ik was een ogenblik doodsbenauwd, dat hij haar midden op straat een zoen zou geven. "Kom, dan moeten we nu werkelijk gaan." En hij nam zijn hoed af ten teken van een finaal afscheid.

Toen nam ik Pop onder de arm en we zeilden weg. Lotte had alleen maar even met dichte ogen geknikt. Toen ik thuis kwam, hoorde ik, dat ze een visite gemaakt hadden. Kees was aan tafel stiller dan anders. Over Smidt geen kik, en ik heb er ook niet naar gevraagd.

 

Woensdag 28 januari.

 Juffrouw Wijers kan toch leuk les geven. Ze interesseert zich overal verschrikkelijk voor en uit pure — ja, uit pure wat? — ga ik me er ook voor interesseren. Zelfs de Duitse grammaire, die ik altijd verfoeilijk gevonden heb, behandelt ze fideel. Vroeger leerde ik alle regels van buiten, dan kon ik ze in zo'n dreun afzagen, maar door elkaar heen, ho maar, dan kende ik er niets van. Nu weet ik warempel al, dat het meervoud van Ei Eier is, en dan behoef ik niet eens af te lopen met: Dach, Dorf, Ei, Fass, Fach, Feld.

Hoezee! Juffrouw Wijers heeft me gevraagd of ik eens een avondje bij haar kom en we hebben afgesproken op volgende week woensdag. Dan komt ze 's middags om me te helpen vossen en ben ik 's avonds vrij. Natuurlijk zal pa het wel goed vinden, ik denk zelfs, dat hij er van gnuiven zal. 't Is zo braaf en zo helemaal niets voor een erelid van de Jopopinoloukicoclub. Als ik mijn pols erg intrek kan ik het woord in één adem schrijven.

Het studentenbal is vervroegd, dat is nu zaterdagavond. Ma en Julie zijn voortdurend zoek. Ik denk, dat ze aldoor in de Bonneterie rondzwerven. En voor het geld, dat ze vertaxen, zou ik piramiden van taartjes kunnen eten. Dat maakt me nog wel eens balorig, maar anders benijd ik Julie niets.

  

Vrijdag 30 januari.

 Ik heb juffrouw Wijers gevraagd, of zij wel eens naar een bal is geweest.

"Eén keer," zei ze, "toen ik dertien jaar was. 't Was maar een kinderbal."

"O, maar die kunnen wat griezelig zijn," zei ik. "Toen ik acht jaar was heb ik hopsen geleerd en toen vond ik het al naar om zo opgeprikt met joggies rond te springen."

"Hou je dan niet van dansen?"

"Ja, dol! Maar dan liefst zo gewoon in je schooltrui en in 't gymlokaal. Houdt u er van?"

"Ik hield er van. Vreemd hè, dat ik zoveel van dansen hield. En ik weet nog best, hoe ik verlangde naar mijn eerste echte bal. Ik had zo'n echte roze jurk er voor gekregen met een paar strookjes onderom, en die jurk vond ik een wonder natuurlijk." — Julie zegt: Une rève.

"En hoe vond u het bal zelf?"

"O, dat viel tegen. Ik had heel veel nachten gedroomd dat ik door de zaal zwierde, en dan had ik aldoor maar die paar strookjes onderom gezien, hoe die meedansten. Dat vond ik werkelijk het toppunt van élégance."

"Wat grappig," zei ik. Ik zei 't eigenlijk, omdat ik me juffrouw Wijers, zoals ze nu is, voorstelde in een korte roze jurk met strookjes. En omdat ik weer zo'n ongelukkige proestbui voelde aankomen, zei ik maar gauw: "Wat zult u een opgang hebben gemaakt."

"Nee," zei ze. "Dat was het juist. Niemand nam notitie van mij en mijn strookjes, en ik zat de hele avond in een hoekje als een heel bescheiden roze muurbloempje."

"Wat zal dat lam geweest zijn," zei ik.

"En dat is nu mijn enige balherinnering," zuchtte juffrouw Wijers. Maar ze lachte er bij. Wat is ze toch vrolijk. Stel je voor, dat Julie eens een crêpe-de-chine muurbloem werd. Mijn leed zou na jaren nog niet te overzien zijn. Nee, al zou ik moeten werven, ik hoop, dat ze met risjes studenten gaat dansen. Ik heb er vandaag naar geïnformeerd, of ze haar balboekje al vol had. Toen zei ze heel verachtelijk: " 't Is geen kinderpartij."

De japon is al thuis. Ik kan er niets moois aan vinden. Maar ma zei dat het 'onnavolgbaar chic' is. En dan moet ik zwijgen.

  

1 februari.

De dag na het bal. Julie ligt nog in bed natuurlijk. Ik heb Mina zo pas naar boven zien gaan met een kopje thee en een paar van die zalige knip-knap beschuitjes, 't Lijkt wel of Julie van porselein is. Want al zit Jopie tot één uur in de nacht te blokken, dan is 't voor haar toch de volgende dag om zeven uur reveille. En 't is gemakkelijker om tot vier uur te dansen, dan tot één uur te vossen. O zo. Enfin, misschien komt mijn tijd ook nog eens, dat ik rondhuppel tot ik 's nachts met een taxi naar huis moet. 'k Ben nu al van plan om dan de volgende morgen chocola te verlangen in plaats van thee.

Wat was het gisteravond een bende voor ze eindelijk weg waren. Ma en Julie. Ik zat op mijn bed naar Julie te kijken, terwijl Mina alle mogelijke nonsens opruimde, die Julie kwistig om zich heen verspreidde en de kapper haar onder de tang had. Wat lijkt me dat naar zo'n paar friemelende mannenhanden aan je hoofd.

Van af mijn bed gaf ik enige goede wenken. Tegen de kapper zei ik: "U moet niet zoveel van die golven maken. Het lijkt de zee wel. En 't staat zo onnatuurlijk."

"Zeker, dame," zei de kapper, en hij stak de kam in zijn kuif.

"Hou jij nu alsjeblieft stil, Jo," zei Julie. "Moet je geen lessen leren?"

"Nee, dank je. Juffrouw Wijers is vanmiddag al geweest gelukkig. Ik vind 't veel te leuk om te zien hoe jij opgefrunnikt wordt." Ik zag best dat Julie stampvoette.

"U moet uw hoofd vooral stilhouden, dame, anders wil de coiffure wel eens... ja, juist zo. Blijft u zo zitten."

"Wat wil de coiffure anders wel?" vroeg ik belangstellend.

" 'n Beetje scheef trekken, dame."

"Zo, da's angstig," zei ik. "Doet u die knoedel er ook op?" en ik wees met mijn voet naar de krullen op de toilettafel.

"Nee dame, ik maak nu de allermodernste coiffure. Die is heel eenvoudig; glad naar achteren gekamd, zoals u ziet, met een kleine golf."

"En doet u dat zo maar uit uw hoofd?" vroeg ik.

"Jo, be quiet," zei Julie woest.

"Zei u wat, dame?" vroeg de kapper en hij boog zich liefderijk naar Julie over.

"Ik zei iets tegen mijn zuster."

"O pardon," prevelde de kapper.

"Uit uw hoofd?" herhaalde ik.

"Ja dame, maar ik heb er een degelijke studie van gemaakt. Zo bestudeer ik ook altijd de profiels van de dames, om te zien welke coiffure er het best bij past."

"En wat heeft mijn zuster voor een profiel?" vroeg ik verder. Ik begon er beslist plezier in te krijgen, temeer omdat Julie erg gevoelig is voor haar neus, die wipt.

"Een klassiek profiel, dame."

"Zo. En Mina? Mina, laat je eens van opzij zien."

Maar toen kwam ma binnen en voelde ik me direct lucht worden. Zo kan ma langs, over en door iemand heen kijken. Ten overvloede zei Julie nog: "Och ma, zegt u toch tegen Jo, dat ze weggaat. Ze maakt me zo nerveus, en dan zie ik er zo geéchauffeerd uit."

Natuurlijk ben ik toen uit mezelf gegaan, en ik zette een gezicht, of 't me niets schelen kon. Ik nam me ook stellig voor, uit wraak door te slapen als Julie zou thuiskomen, want als ze na een partij wat te vertellen heeft, dan is Joop daar op elk onwijs uur van de nacht goed genoeg voor. En dit was een studentenbal! !! Met drie uitroeptekens.  

We hebben, toen de taxi met ma en Julie en de allermodernste coiffure en het klassieke profiel weggesnord was, op pa's kamer thee gedronken; pa, Kees en ik. En ik heb ze geschonken, ik heb drie schoteltjes bekliederd, omdat ik pa's kopje extra verzorgen wou. Ik was werkelijk blij dat Kees er bij zat, want pa kan je soms zulke nare vragen doen, die me zo'n kriebeligheid geven in mijn maag.

 


 

Soms denk ik wel eens, dat ik geen telg ben van pa en ma, dat ik zo maar een vondeling ben geweest, wat ze mij uit kiesheid nog niet verteld hebben. Hoewel er tussen pa en mij toch wel iets geheims bestaat, wat er dunkt me, tussen een pa en een vondeling niet zou zijn. 't Komt alleen heel weinig voor, dat ik, opkijkend, pa's ogen zie, die mij aankijken, zo, dat ik meteen een prop in mijn keel voel schieten. Dagen daarna denk ik nog, dat ik het me verbeeld heb. Want dan kijkt pa weer alleen in zijn krant of hij staart naar een punt in het luchtledige, zo noemt Smidt het. Ik heb zitten lezen, zalig! En pa en Kees hebben gekout over Vergilius of zo'n andere ouwe heer. 't Was werkelijk een genoeglijke avond en ik ging tevreden naar bed.

Maar midden in de nacht werd ik wakker door een geweldig geblaas voor onze deur. Ik schrok me suf, want ik had net gedroomd, dat de Generaal in een grote boezelaar met morsmouwen boven het hoofd van Smidt stond, en zich alleen met haar rechter grote teen op zijn kruin staande hield. Ze balanceerde heel bevallig met haar armen, maar je kon wel aan haar gezicht zien, dat het lastig was om 't evenwicht te houden, want ze pufte van inspanning. En door dat gepuf werd ik wakker. Ik zat net rechtop in bed toen de deur openging en Julie binnen-ruiste. 't Was alleen maar de taxi geweest. Knip, dadelijk een zee van licht; voor Jopies nachtrust wordt nooit — hoe zegt Julie het ook — o ja — consideratie gebruikt.

"Ben je wakker, Joop," kweelde Julie.

"Dat zie je," bromde ik.

Julie liet haar avondmantel zakken met een beweging, die ze voor de spiegel heeft ingestudeerd. Dat weet ik! En zo achteloos mogelijk — want dat is Engels — gooide ze hem op een stoel.

"Als je 't ding niet weghangt," zei ik, "ga ik er morgen op zitten, of ik droog er mijn gezicht mee af."

"Hè Jóóóóp," zei Julie. Toen wist ik al lang, dat ze haar balboekje stikkensvol had met hopen extra's en misschien een verloofde tot slot. Ik gaapte eens heel genoeglijk en lang.

"Joop," zei Julie, "hoe vind je dat ik er uitzie?" En ze draaide zich voor de spiegel heen en weer en frommelde nog wat aan haar frisuur, hm! Nou, ze zag er heel geschikt uit; ik denk wel, dat die malle studenten haar om te gappen hebben gevonden. Maar dat zei ik niet. Ik had liever mijn tong afgebeten.

"Vaatdoekachtig," zei ik.

"Nee heus Jopie, wees eens eerlijk."

" 'k Ben altijd eerlijk."

"Hoe vind je me de japon staan, Joost? Je hebt me niet gezien, hè, toen ik wegging."

"Nee, omdat ik je nerveus maakte, en dan zie je er zo geéchauffeerd uit."

"Wat ben je toch een plaag, Joop."

"Zeg nu maar gauw," zei ik, "wat je op je hart hebt, want ik heb slaap."

"Weet je met wie ik zes keer gedanst heb? En drie extra's. Raad eens?"

"Met H. de Wilde."

"Doe niet zo raar, Joop."

"Met Dolf van Betty."

"Denk je dat ik de verloofde van anderen nodig heb?"

"Ja," zei ik.

"Hè, wat ben je flauw."

"Nu, zeg het dan ook. Ik heb mijn hersens niet bij de hand om vier uur in de nacht."

Toen plukte Julie aan haar armband, ze stak haar voet vooruit en keek eens heel lang naar de punt; en ik draaide me om en ik zei: "Welterusten, 'k ga weer slapen."

"Jopie," zei Julie, "zal ik zeggen met wie?"

" 't Kan me al niet meer schelen."

"Maar je kent hem heel goed."

"Ik raad niet meer."

"Met dr. Smidt."

"Hang hem!" Dat is woordelijk uit het Engels vertaald.

"Hè Jóóóóp," zong Julie weer.

"Wat zei de engel?"

"O, we hebben zo interessant gepraat. Het is een bijzonder aangenaam mens."

"Ja, bijzonder. Had hij 't nog over de Maagdenburger halve bollen? Daar is hij sterk in."  

Julie lachte. "Hij is wat flatteus," zei ze.

"Jakkes," zei ik.

"En hij heeft me gevraagd of hij eens een visite mag komen brengen."

"Ik zou me maar uitkleden," zei ik, "want anders vat je nog kou. En als Smidt dan komt heb je een rooie neus. En dan wipt hij nog erger dan anders."

"Die Joop," zei Julie.

"Weet hij, dat je mijn zuster bent?"

"Ja, dat heb ik hem gezegd. En hij zei dat jij zo vrolijk bent. Alleen een beetje speels."

"Dat zal ik onthouden," zei ik. En ik wou nog iets zeggen van Smidt z'n gestaar naar Pop, maar ik dacht dat dat zo midden in de nacht toch wel een beetje stortbadderig voor Julie was. Daarom hield ik me in.

En ik zei nog alleen: "Is Lotte ook in zwijm gevallen?"

"Welnee, ze was wat vrolijk. Ze heeft me in kennis gebracht met dr. Smidt."

"Als je nog eens dr. zegt, blijft er niets van over," bromde ik, want dat maakte me kwaad. En toen ben ik — o, daar is Mina met een kop chocola voor me. Ik schei er meteen mee uit, want er is niets nieuws meer. Julie slaapt nog.

  

3 februari.

 Morgenavond is het club bij Kit. Eerst zou het donderdag zijn. Maar vanmorgen vertelde ik aan de jongens, dat ik morgenavond naar juffrouw Wijers ga. Natuurlijk zeiden ze: "Kind, wat brááááf." Juist omdat ik het ook wel een beetje zo vond, had ik er maar niet eerder over gesproken.

 Het laatste uur hadden we les van juffrouw Rurop, die erg verlegen en zenuwachtig is, en die we daarom nogal pittiën. Ze vindt het zelf veel lammer om les te geven, dan wij om het van haar te krijgen, en ze doet zich niet kerelachtiger voor dan ze is. Ik zat te zwoegen over een gedichtje op Smidt om daar Julie mee te ergeren, want Julie is de laatste twee dagen al weer niet te genieten. Vanmorgen heeft ze mijn stenen hond gebroken, 't Was een spaarpot, die ik een jaar of vijf geleden eens van Mina had gekregen. Ik had er wel nooit geld in, maar om Mina te plezieren zette ik het beest altijd nog al wat in het oog.

Toen Julie het stuk gegooid had, zei ze: "Bah, die prullen van jou ook altijd." Maar ik zei: "Ik heb geen poeierdoosjes en crèmes en flesjes met stiften en weet ik wat voor rommel meer op mijn toilettafel staan."

"Dat heeft elk beschaafd jong meisje," zei Julie.

"Ja, zulke lange lijzen als Lotte en jij," bromde ik nog. Enfin, ik was net na veel tobben met mijn gedicht, op de wijs van het turnlied, gekomen tot:

 

Smidt met dt is een wondere baas.

Hij houdt nog al vaak van een vervelend relaas.

Over de traagheid en zwaartekracht

En dan kijkt hij als één die van hitte (liefde) versmacht.

Hij heeft zwarte haren en een blonde snor

En al is hij ook doctor, hij is toch een lor  

 

toen er een prop op mijn bank viel van Kit. Er stond op: "Joost ik heb een plan. We verzetten de clubavond op morgen. Dan heb jij vrij spel, omdat je zogenaamd naar die, hoe heet ze ook, gaat. Da's toch niets voor jou. We zullen een reuzepret hebben. Ik wil desnoods de hele avond Kentucky Home voor je zingen en Georgien ook. We rekenen dus op je! Ik schrijf uit naam van de hele Jopinoloukicoclub. Kit."

Ik schreef er onder: "Dan moet ik weer zo geweldig aan 't jokken slaan en ik loop er altijd in met mijn gedraai." En dat keilde ik weer bij Kit neer.

Kit draaide zich even naar me om, trok haar wenkbrauwen en haar neus heel verachtelijk in de hoogte en ging weer zitten kladderen. Ik rolde Smidt maar op, want ik wist wel, dat daar niets meer van komen zou. Toen kreeg ik weer op mijn bank gesmeten: "Ben jij een waardig ere-lid? Nee, nee, driewerf nee! Je weet niet half hoe we je altijd hebben gemist. Je moet komen, dat ben je aan de eer van de club verplicht. Over het gedraai spreken we elkaar na school wel. Omgaand antwoord. Kit."

Toen dacht ik maar niet langer na, en ik zette er onder: "Goed."

Kit klapte opeens in haar handen. "Bravo!" riep ze.

"Kitty, wat is dat, wat is dat?" zei juffrouw Rurop angstig.

"Ik applaudisseer — gewoon," zei Kit.

"Maar dat moet je niet doen niewaar, niewaar?" Juffrouw Rurop zegt altijd niewaar. We hebben 't eens opgeteld; toen hadden we in één uur honderddrieëntachtig keer. Pien had zelfs honderdzesennegentig.

"Ook goed," zei Kit gemoedelijk. En ze scheurde heel ernstig een stuk vloei in vijven, en schreef er wat op. Die vlogen toen naar Pop en Noor en Pien en Lou en Con. Die me direct allemaal gingen zitten toeknikken en toelachen gelijk Chinezen. Uit school begroetten ze me als iemand, die doodgewaand is geweest. Loutje was de enige die zei:

"Als Joop er maar geen gezeur mee krijgt."

"Welnee," zei Pop. "Natuurlijk niet. Daar zorgen wij wel voor."

"Nogal logisch," zei Kit met het gezicht van een veldheer.

En dus ga ik morgenavond clubben in plaats van naar juffrouw Wijers. Stil wegblijven doe ik niet. Dat vond Noor het beste. Maar dat doe ik vast niet. Ik moet er iets anders op uitvinden. En 't draait natuurlijk op draaien uit. Wat is dat een gekke zin. Maar ik moet toch ook tonen, dat ik erelid ben en dat ik voor de club iets over heb. Desnoods mijn reputatie — daar schermt Julie altijd mee, hoewel in een andere betekenis, geloof ik. Pop zei, dat alle beroemde vrouwen van vroeger altijd gevaren hadden getrotseerd. Dat zei ze zeker om me te verkwikken. Maar ze wist me geen vrouw te noemen, toen ik er op door vroeg.

 

Woensdagavond 7 uur.

 Nog gauw even een krabbeltje. Vanmiddag is juffrouw Wijers geweest om te pompen. Ik had net drieënvijftig keer willen zeggen: "Ik kan vanavond niet komen, omdat ik naar de club ga," wat toch zo heel gewoon en onschuldig geweest was en ook bijna helemaal waar, toen pa, die op reis was geweest, binnen kwam treden en zich bij ons neerzette. Ik hoopte aldoor nog, dat pa voor 't eind weg zou gaan, maar tevreden en wel bleef hij er bij zitten tot het bittere slot. En hij scheen zo verrukt te zijn over juffrouw Wijers' pompsysteem, dat hij opstond om haar zelf uit te laten, 't Gaf niets of ik haar mantel en hoed en tas al aansjouwde en zei: "Blijft u toch binnen, pa," en juffrouw Wijers letterlijk de deur uitduwde. Pa volgde ons op de hielen, 't Laatste rampzalige middel, wat me nog te binnen schoot, was, om haar een eindje weg te brengen, maar toen ging de eetkamerdeur open en zag ik de tafel al gedekt en Kees, die fluitend de trap af kwam. Een geluk tenminste, dat Kees weer fluiten kan.

"Tot vanavond, Joop," zei juffrouw Wijers.

"Pas op, denkt u om de stoep," zei ik, want ik had voor geen geld van de wereld 'ja' gezegd. Brrr, wat is alles naar, en 't gekste is, dat ik toch verlang naar de clubavond, om weer eens echt onder elkaar te zijn. O, daar komt Julie aan. 't Schrift weg en ik aan 't zingen van: "Smidt met dt is een wondere baas."

  

11 uur.

 O alle goede grote grieten van de wereld! Als ik een ouwe dame was met een kanten plakje op haar kruin, zoals oma heeft, dan zou ik mijn hoofd schudden en mijn handen in elkaar slaan en zeggen: "Wat 'n avond, wat 'n avond!"

Een geluk, dat Julie naar Lotte is. Alweer een partijtje. Maar dat kan me niet schelen. Ik heb het gevoel van treindrama-heldinnen doorleefd, en dat is meer. Even geregeld vertellen.

Om acht uur luidde ik bij Kit en ik werd met krijgsgehuil binnengehaald. De hele club was er al ter ere van de heuglijke avond, zoals Kit zei. Pop ook, die anders altijd te laat komt. Ze is zelfs te laat gekomen toen ze examen moest doen — o, laat ik alsjeblieft niet afdwalen. Omstuwd door de leden van de Jopopinoloukicoclub, betrad ik de clubkamer, zoals Lou het heel boekig noemde. Daar zat Georgien al voor de piano en zong me tegen: "The sun shines bright on my old Kentucky Home." 't Was wel plechtig bedacht en we hoorden het allemaal staande aan. Ma heeft eens gezegd, dat Georgien zingt comme une ange, dat vond ze zeker deftiger dan zo'n doodgewone engel. Maar ik kon me best voorstellen, dat de mensen, als ze later concerten geeft, de paarden voor haar rijtuig zullen wegspannen, en haar zelf in triomf naar huis trekken. Wanneer ze tenminste per rijtuig naar de concertzaal gaat. Georgien is nogal loperig uitgevallen.

Toen 't uit was zei Kit: "Ziezo, nu kun je wel weggaan. De rest zal ik wel voor Joop galmen."

"Dag schattebouten," zei Georgien en ze maakte een heel diepe révérence bij de deur. Kijk, met zo'n zuster zou ik best kunnen opschieten. Kit zegt ook, dat ze een fidele kerel is.

"We moesten eigenlijk een clublied hebben," zei Lou. "Wat zou dat aardig zijn. Joop kan 't best in elkaar slaan." "En dan zet Georgien het op muziek," zei Kit.

"En we zingen het op elke clubavond voor we weg gaan," zei Noor.

"Staande," proestte Con, die dat al weer om te lachen vond.

Pop zei weemoedig: " 't Is je best toevertrouwd, Joop, die sinterklaasversjes van mij vonden ze wat leuk."

Ik voelde me een beetje vereerd met de opdracht. Pien beloofde dadelijk om het over te schrijven met een leuke kanttekening er om heen. Dat was dat.

"Hoe heb je 't nu met juffrouw Wijers gedaan?" vroeg Lou opeens.

"O hemeltje," zei ik, "die moet ik nog een briefje schrijven. Ik had geen gelegenheid om 't haar ie zeggen. Kit, heb jij post?"

Kit had alleen papier met Kit Franken in de hoek, dus dat ging niet. Toen scheurde Pop een bladzij uit een schrift. Het was een cahier van Georgien, maar Kit zei, dat dat niet hinderde, en ik zette me er voor. Ik dacht dat ik pas rustig zou zijn, wanneer ik dat briefje geschreven had, want helemaal haaks was 't niet met me. Noor dicteerde me, want brieven schrijven kan ik niet, alleen aan Net, en Noor correspondeert nog al eens met ooms en tantes. Dat doen enige kinderen altijd, geloof ik. Daarom heeft ze er nogal slag van.

"Beste juffrouw Wijers. Kun je dat zeggen? Ben je wel zo intiem met haar? Goed, vooruit dan. Tot mijn grote spijt kan ik vanavond niet bij u komen, want ik heb na uw vertrek van vanmiddag zo'n vreselijke hoofdpijn gekregen, dat ik niet uit kan gaan."

"Jakkes, wat gemeen," zei ik.

"Vooruit nu maar," drong Connie.

"Dat ik niet uit kan gaan," herhaalde Noor. "Een volgende keer gaarne van uw vriendelijke uitnodiging gebruik makend, na vriendelijke groeten, uw toegenegen Joop ter Heul."

" 't Is wel hoogdravend," zei Pop. "Maar 't zal wel goed zijn."

,Alleen dat toegenegen bevalt me niet," zei Pien.

"Och, daar is 't mens nog verguld mee," zei Kit en schonk de thee in.

"Dat hoef je warempel niet te denken," zei ik en ik geloof, dat ik een kleur kreeg. "Zo is ze helemaal niet. Ze is juist nogal fier."

"Ze zag er anders niet naar uit."

"Nee, maar jullie kent haar niet."

"Kom, Joop," zei Pop, "lik dat ding nu dicht, dan kan 't weggebracht worden."

Kit belde Geesje en droeg haar op: "Gewoon in de bus gooien, hoor en dan aanbellen."

"En hard weglopen?" vroeg Geesje.

"Ja, loop maar hard weg," lachte ik kiespijnachtig.

"Nu mag je haar morgenavond wel van huis halen, dan heeft ze gelegenheid om je te vragen hoe 't met je is," ried Noortje me aan.

"Wat een lam gezanik toch," zei ik, opeens weer verbolgen.

"Kom," zei Lou, "laten wij er nu een leuke avond van maken. Die nabetrachtingen geven toch niets." Lou kan soms heel deftig uit de hoek komen, zeker omdat haar vader een instituut heeft. Doch 't lukte me niet. Ik wou wel dol doen, maar 't was net of ik helemaal aan touwtjes zat. Als ik weer even wou uitslaan, dan werd er aan de touwtjes getrokken en voelde ik me als verlamd. Dat is iets voor Julie om te zeggen, maar ik kan niet helpen dat ik me zo voelde. En vroeger ben ik toch nooit zo'n pietlut geweest.

Toen zei Connie nog tot overmaat van ramp: " 't Is weer net zo geheimzinnig als bij de repetities voor Kerstmis. Weet je wel, Joop, toen je pa binnenkwam?" En ik keek aldoor maar op de klok. Die grote wijzer vloog letterlijk vooruit. Pop en Pien deden een voordracht samen. Vroeger zouden Pop en ik zo iets gedaan hebben, want we zijn vriendinnen geweest van af ons derde jaar. 't Hinderde me, en ik dacht opeens: Ziezo, nu zet ik alles van me af, en ik doe mee. En na de voordracht ging ik aan de piano en ik zong de Engelse dingen, waarmee Julie van kostschool gekomen is. 'She is a lassie from Lancashire'. Toen zei Pop: "Kom, Joop, zing nog eens van Daddy." Moedig begon ik:  

 

"Take my head on your shoulder, Daddy

Turn your face to the West..."

 

en toen voelde ik 't al aankomen. Er kwam een tinteling in mijn ogen en mijn onderlip bobbelde uit.

"Jongens, 't gaat niet," zei ik. " 't Gaat heus niet." De pianokruk piepte. Ik vloog er met een vaartje af. "Ik lijk wel mal," zei ik. "Maar ik kan 't niet af zingen. En ik moet weg. Ik moet werkelijk weg. Ik ga nog naar juffrouw Wijers."

"Maar Joop, je hoofdpijn," jammerde Noor, die natuurlijk direct aan haar briefje dacht.

" 't Kan me niet schelen. Ik zeg 't haar liever ronduit, hoe 't gegaan is."

"Om een reuze preek te krijgen," zei Kit.

Toen zei Pop: "Ik geloof wel, dat Joop gelijk heeft, 't Is beter dat ze gaat. Zullen we je brengen, Joost?"

Ik schudde maar van nee. Lou stopte me al in mijn mantel. Mijn onderlip bobbelde nog altijd. Dat verschrikte ze natuurlijk allemaal, want ze hadden bij mij nog nooit een spoor van tranen gezien, zelfs niet toen ik van driekwart-hoog van de schuine ladder geslagen ben. Pien drukte mijn hoed op mijn bol en Pop trok mijn handschoenen aan. Connie zette mijn kraag op en ze gingen mee tot aan de buitendeur. Ik drukte iedereen de hand, wat erg raar was, want dat doen we nooit. En toen heb ik gehold als een razende. Mijn mantel was al weer losgegaan, want twee knoopsgaten zijn uitgescheurd. Een paar koekjes, die Kit zeker in mijn zak had gestopt, vlogen er uit en een politieagent deed of hij me wilde aanhouden.  

Ik hijgde als een sleperspaard, dat een bierkar bergop heeft getrokken, toen ik bij juffrouw Wijers voor 't huis stond. De bel loeide compleet, zo trok ik er aan, en mijn hart hamerde in mijn keel, maar dat kan ook wel van 't lopen zijn. Ik moest een trap op en het meisje, dat me inliet, deed ergens een deur open. Ik zag dadelijk op 't buffet een schaal met schuimpjes staan en een met sprits. Toen voelde ik me 'n monster gewoonweg.

Juffrouw Wijers zat bij de tafel te corrigeren en ze keek heel verwonderd, toen ze mij zag binnenrollen. "Hé Joop, ben je toch gekomen? Is je hoofdpijn beter? Trek gauw je mantel uit."

Direct zei ik het maar. "Ik had geen hoofdpijn, 'k Ben naar de club geweest, en daar heb ik 't briefje geschreven. Ik zou er de hele avond blijven, maar ik vond 't zo lam, ziet u, dat ik, dat ik..." — Ik kauwde op mijn onderlip, die maar niet rustig wilde blijven, en er gleed wat zoutigs in mijn mondhoek, wat ik wegslikte — ".. .dat ik toch maar naar u toe ben gegaan. Ziezo," zei ik, en dat klonk nogal kordaat.

"Ik moet werkelijk eens met die verleidelijke club kennis maken," zei juffrouw Wijers en ze kleedde me uit, zoals de jongens me hadden aangekleed.

Ik heb thee gedronken en schuimpjes en sprits gegeten. Ik weet niet hoe de kamer is, want daar heb ik niet zo op gelet. Pas toen 't kwart over tien was en ik al weg zou gaan, zei juffrouw Wijers: "Dat briefje had je toch niet moeten schrijven, Joop." En dat was de hele preek. 

"Je moet eens gauw weer komen en neem dan eens een clublid mee."

"Dat is veiliger, bedoelt u?"

Ze lachte maar. "Nee, dat bedoel ik niet."

Kees stond nota bene buiten op me wachten. "Ik heb maar niet gebeld zie je, want met die ouwe juffrouw kan ik toch niet praten."

"Schaap," zei ik woest. "Je mocht willen, dat je..." enfin, daar kon ik niet uitkomen.

En Kees begon over Pop, of ik ook wist of Pop met iemand ging.

"Welnee, natuurlijk niet. Zo onwijs is Pop niet."

"Zo," zei Kees en hij zweeg.

Hemeltjelief, daar slaat een klok — één. — Eén uur. En Julie nog niet thuis. Nu, da's minder. Maar ik moet direct stoppen. Mijn ogen lijken wel zuurballen en morgen zie ik er uit, zoals Julie na een fuif. Maar zo'n avond gaat je toch niet in je kouwe kleren zitten. Ik geloof zelfs, dat je er grijs van kunt worden. Maar die grijze haren komen op pa z'n hoofd.