HOOFDSTUK III

 

27 december

 Gisteravond lag ik al om acht uur in bed. Pa zat beneden te bridgen met meneer Boom en nog twee heren. Ik ben nogal gauw in slaap gevallen en toen ik wakker werd was het vier uur en de fuif was al voorbij. Gek, maar ik voelde me opeens opgewekter. En vanmiddag zijn ze allemaal bij mij geweest. Om twee uur hing ik in een sneeuwbui over het balkon. Van verre zag ik ze al aankomen. Ze liepen met z'n zessen aan elkaar gehengeld en Lou droeg een rietmand met de lekkere inhoud. Ik draafde natuurlijk naar beneden en Mina, die er van wist, kwam met een oude cocosmat aansjouwen voor "d'rlui bene'.

En toen hebben we een herrie geschopt! Als pa's kamer praten kon, dan zou hij heel wat kunnen verklappen. Ik wist, dat Julie zich beneden zat te ergeren over die malle kinderen boven. Julie is nooit echt jong geweest, ik geloof werkelijk, dat ze altijd met glaceetjes naar school is gegaan, en dat ze met gefriseerde haren geboren is. Ik herinner me best, dat ze eens een tijdlang met handschoenen aan geslapen heeft.

Natuurlijk heb ik het ma verteld dat de jongens kwamen, en ma zei: "Maar kom dan gezellig in de huiskamer zitten."

"Och, laat die kinderen boven," zei Julie, "ze hebben mekaar zo'n massa onzinnige dingen te vertellen."

Toen vatte ik vuur. "Als je maar weet," zei ik, "dat wij niet over zulke malligheden praten als Lotte en jij." Ik raadde er maar zo'n beetje naar want ik weet helemaal niet, waar Lotte en zij altijd over zitten te fluisteren. Maar Julie kleurde en ging pianospelen.

Pa heeft boven twee grote clubstoelen staan en een divan. Het is eigenlijk een zalige kamer, die erg op mijn luiheid werkt, want als ik een uur aardrijkskundeles gepompt heb, dan vlij ik me een kwartier op de divan neer, om tot mezelf te komen. We gingen twee aan twee in zo'n clubstoel hangen en Kit, Connie en Lou slingerden zich op de divan. De mand stond op tafel.

Lou wilde hem al openmaken, maar ik zei: "Eerst vertellen." Ze zagen er allemaal een beetje verpierewaaid uit, maar het heeft ook tot drie uur geduurd en het is enig geweest. Eerst zeiden ze nota bene nog: "Och ja, 't was wel aardig," en Pop beweerde: " 't Ging nogal. Ik had me er meer van voorgesteld," maar toen sloeg ik zo hard op tafel, dat mijn atlas op de grond duikelde en uit de band viel, en ik zei: " 't Is erg leuk van jullie, om voor mij te doen alsof 't niet zo bar aardig was, maar eerlijk vind ik 't niet. Vooruit, biecht op."

Ja, 't is natuurlijk schitterend geweest. "We hebben tot drie uur gedanst," zei Kit. "En mijn solo was beeldig. Middenin kreeg ik een vreselijke gilbui, omdat die Fred Prins — je kent hem wel, Joop — me zat aan te staren met een gezicht van: 'Blij dat dat mijn zuster niet is'."

"Er waren troepen jongens," zei Noor. "En we hebben gedanst tot drie uur. Zalig."

"Zeg, weet je wie er ook was?" riep Connie. "Smidt met dt. Hij is een kennis van Lou's vader. En hij heeft vier keer met Pop gewalst."

"Ja," zei Pop, "en ik heb gezegd: 'Meneer, wat trapt u toch op mijn tenen. U trapt ze kaal'. Toen bloosde hij natuurlijk."

"Ik begrijp heus niet," zei Loutje, "dat Smidt met dt zich nog aan Pop waagt, want ze is nooit leuk tegen hem."

"Nee, dat kan ik ook gewoonweg niet. Weet je wat vader tegen me zei, toen ik even bij hem zat?"

"Was je vader er ook?" vroeg ik.

"Ja," zei Pop, "maar hij kwam nogal laat. 'Hè,' zei vader, 'wat komt die lange zwarte heer met wie jij danste me bekend voor. Is dat een kennis van ons?' Ik zei: 'Dat is een leraar van school. Hij is nog bij u aan huis geweest om over me te klagen'. Weet jullie niet, dat was heel in het begin, toen ik gezegd had, dat de haren uit zijn neus opschoten als tulpen."

Toen pakte Lou de rietmand uit en ze praatten allemaal tegelijk. Ik mocht niets zeggen, maar ik moest eten. Ze hebben me reusachtig verwend, 't Was enig gewoon!

En toen Mina binnenkwam met de thee, zei ze: "Griet, 't lijkt wel een vergadering van een weeshuis." Wat we erg treffend vonden. Vooral het weeshuis. Lou schonk thee in, die is in alles even netjes, en ze deden net alsof ik minstens doodziek was geweest, zelfs liet Pop me drinken en Kit zong voor me zonder dat ik het vroeg: 'My old Kentucky Home'. Ze weet, dat ik dat zo mooi vind.

Ja, ze hebben wel een heerlijke avond gehad, de jongens, en wanneer ik zo oud als Julie ben, dan zal ik al mijn krachten wijden aan de Jopopinoloukicoclub. Wanneer pa tenminste niet iets griezeligs met me voorheeft — ik heb hem eens iets horen beweren van een taalakte — want dan komt er weer niets van. Maar enfin, laten we daar nog geen zorg over hebben; we hebben vanmiddag plechtig beloofd, wij zevenen, met de hand op mijn gehavende atlas, dat we de club ons hele leven lang zullen steunen. En dat maakt meteen onze vriendschap zo stevig en hecht.

  

Oudejaarsavond.

Lieve Net,

 

Ja, ik kan me voorstellen, dat je het een treurmars vond, toen je op mijn gevlekte briefkaart — 't was niet van tranen, hoor, zoals je dacht, maar ik had er wat water over gemorst — las, dat ik je slechts nog één keer per maand, en dan op een zondag — ik begin met een uitzondering op de regel, vanwege het oude jaar — schrijven mag. Ik heb er me al lang weer rustig bij neergelegd. Ik houd nu een dagboek aan en als je met Pasen komt, want daar reken ik stellig op, dan kun je nog lezen wat ik aan mijn papieren vriendin, of is boek mannelijk, verteld heb.

't Is ook wel aardig zo'n avondbabbeltje eigenlijk met jezelf. Als ik nog lust en tijd heb vanavond, dan schrijf ik deze brief nog even in mijn dagboek over. 't Is misschien een dolle gril van me, maar alles wat ik meemaak komt in mijn dagboek, en volledigheidshalve — weer zo'n mooi woord voor een opstel — hoort deze brief er natuurlijk ook in.

Je zult wel zeggen: "Wat slaat Joop aan 't zeuren." Maar ik wou 't je toch even vertellen, voor ik met mijn wens voor de dag kom. En die is als elk jaar: Een prettige tijd, mooie rapporten (brrr) en — dat is wat nieuws: Geluk met Jaap. Wat leuk, dat je met Sint een doos post van hem gekregen hebt. En een gedicht er bij. Die jongens kunnen zo echt schapig zijn, ik zeg niet dat Jaap het is, hoor! 'k Vind het nogal voor hem pleiten, dat hij zo'n goeie smaak voor papier heeft. Want hij had net zo goed roze kunnen geven met een vergeet-mij-nietje in de hoek, of met een duif, die een brief in zijn bek houdt. En dat is iets monsterlijks.

Nee, bij die schapigheid denk ik aan Kees. Kees is werkelijk wel leuk overigens, en hij doet ook nog wel eens wat voor mij, maar als Lotte bij ons is, dan houdt hij zich net alsof ik nog een wiegekind ben en hij, o minstens vijfentwintig. Dat is natuurlijk om indruk op Lotte te maken.

Met Sint had hij zeker geen geld voor cadeautjes, of hij vond het zonde, omdat Lotte elf december jarig is. In elk geval, die dag vroeg hij mij, of ik, als ik 's avonds naar pianoles ging - ik heb nog altijd tweemaal in de week van 7—8 tingelingeling - een pakje bij Lotte naar binnen wou zwingelen. En toen gaf hij me een bruinig pak, zeg, nee maar, een chocoladehart rolde me maar zo tegemoet, toen ik het in mijn hand nam. Kees zei nota bene tegen me: "Ezel, kijk dan ook uit."

"Kijk jij uit," zei ik, en huup, ik schudde zo'n beetje lichtelijk, daar kwam een ananashart aanrollen. In tweeën.

"Wat leuk," zei ik, "een gebroken hart. Wat zal Lotte dat aardig vinden."

Kees rukte me het pakje compleet uit de handen en toen dansten nog over de grond een marsepeinen varken en een doosje, waarvan het deksel wegrolde. Er zat een monsterlijke sierspeld in, in roze watten. Kees was vuurrood, en ik proestte om het varken. Ik greep het beest bij zijn snuit en ik zei: "Wat zal Lotte blij zijn met jouw portret," — de wraak van het wiegekind. —

Toen heeft Kees me geschud tot mijn tanden rammelden, en ik heb gebokst, wel niet erg eerlijk met handen en voeten, maar Kees is zo sterk, tot hij me losliet. Natuurlijk hebben we het pakje toen samen weer verzorgd en we hebben samen de helft van het ananashart opgegeten.

Ik weet niet of Lotte er erg verrukt over geweest is, want ik heb er niets meer van gehoord. Ik heb er Kees nog naar gevraagd, maar toen zei hij erg liefderijk: "Val dood." In elk geval draagt Lotte zijn sierspeld niet.

Je vroeg me in je laatste brief, of ik je nog iets wilde vertellen van onze clubleden, omdat je eigenlijk Pop en Kit alleen maar goed kent. Daar gaat-ie dan.

Loutje de Poll is degelijk en ook nogal stil, maar vreselijk eerlijk zie je, en rechtvaardig. Julie zegt, dat ze foei-lelijk is, maar dat is niet zo, ze heeft zo'n trouw gezicht, met zulke open ogen. Ik houd veel van Lou, ze is nooit erg uitbundig, maar je weet zo, wat je aan haar hebt.

Pien Greve is dól. Ze draagt altijd van die rechte jurken met een koord om haar middel. En 't staat haar leuk. Julie beweert, dat ze zo slordig is, en dat haar haar altijd wappert, maar Pien zou Pien niet zijn, wanneer ze niet een haarclips verloren had of haar rok afgetrapt. Ze zijn met z'n achten van broers en zusters en 't is bij haar thuis altijd even jolig en roezemoezerig.

Noor van Ginkel is nogal deftig, wel vrolijk, maar die zal, al is ze nog zo laat, toch nooit op school komen zonder haar nagels goed te hebben verzorgd, dan eet ze liever een boterham minder, geloof ik. Ze is enig kind en nogal verwend, maar wel hartelijk en lief en ook erg eerlijk.

Connie Raland is een type. Ze heeft erg veel zomersproeten, 's winters ook, en ze doet er van alles tegen. De laatste tijd waste ze zich met spiritus, elke morgen kreeg ze een beetje van het meisje, omdat haar moeder het zo'n onzin vond. Ze ging er natuurlijk groezelig uitzien, want ze kon zich nooit helemaal schoon wassen, met zo'n vingerhoed vol spiritus. Ze vertelde zelf, dat ze het op het tipje van een washandschoen goot en dan vlug er mee over haar gezicht wreef. Want het vervliegt ook gauw, geloof ik. Nu had Pop in een Engels modeblad van Betty een recept gelezen, dat prachtig moest zijn. We begrepen het niet helemaal en daarom knipte Pop het uit, en zijn wij er zo mee naar de apotheker gegaan. Connie vroeg of hij er voor instond, dat het helpen zou. Want anders zou ze het zonde van haar geld vinden natuurlijk.

"Ik ben er zelf lelieblank van geworden, dame," zei de man en grijnsde zo'n beetje. Toen had Connie er helemaal geen vertrouwen meer in en zei tamelijk onbeleefd, dat hij het niet eens behoefde klaar te maken. Maar nu heeft Lou gehoord, dat wassen met warm water en soda zo goed moet zijn. En we hebben Connie aangeraden om zich eerst eens flink te schrobben, want ze leek wel gestreept de laatste tijd. Ik hoop maar voor haar, dat dit wat geeft, want ze schijnt het erg naar te vinden. Ik heb haar nog verteld, dat ik verleden jaar — Connie woont hier nog niet zo lang — een steenpuist gehad heb op mijn wang, die een uur in de verte te zien was. Maar dat troostte haar schijnbaar niet. Ze is anders ook erg aardig en ze kan vreselijk lachen, als ze niet tegelijk aan haar sproeten denkt.

Nu, Pop en Kit ken je. Twee bengels, hè? Pop wordt zo knap de laatste tijd, tenminste dat zegt Julie. Ik let er niet zo op. Pop is wel wat vreemd met dat pikzwarte haar en die lichte, blauwe ogen.

De fuif is natuurlijk enig geweest. Ik vind het wel lam, dat ik nu nog slechts erelid ben, maar later haal ik mijn schade in. Daarmee dreig ik de jongens.

Nu Net, wens ze thuis ook een gelukkig jaar hoor! En doe Jaap, de grote onbekende, mijn groeten. Zelf een oudejaarspoot van je Joop.

  

2 januari.

 Nu begint de school al weer gauw. "De tredmolen," zegt Kit. Gisteravond hadden wij een dineetje thuis; alleen de Boomen en Lotte en meneer en mevrouw De Groest waren er. Lotte deed zo vreselijk aanstellerig. Af en toe kneep ze haar ogen half dicht, zodat je alleen oogharen zag. Dat noemt zij kwijnend, geloof ik. Ze had een witte japon aan, erg lagig, en daaruit kwam een hals als een snijbonestok steken. Ze heeft erg lange, dunne vingers en heel wit. Ik vind het altijd griezelig, als ik zie hoe ze daarmee werkt, 't Was wel genoeglijk aan tafel. Pa kan zo amusant zijn, als hij wil. Eh ma is eigenlijk alleen pas in haar glorie, wanneer ze mensen om zich heen ziet en veel licht en bloemen.

Kees zat tegenover Lotte naast mevrouw De Groest, en als Lotte dan weer helemaal ooghaar was, dan zuchtte hij haast van verrukking. Ik had hem kunnen stompen. Meneer De Groest plaagde me nogal — hij is erg aardig, zijn vrouw ook trouwens — en ik geloof, dat Lotte dat niet erg zetten kon. Tenminste ze zei opeens: "Was je laatste rapport nog al goed, Joopje?"

"Ja, dank je," zei Joopje, "ik kan 't je niet laten zien, want de Generaal heeft het alweer. Anders met plezier, hoor!" Pa humde, maar 't kon me niet schelen.

"Het kind wordt in de laatste dagen zo brutaal," zei Kees tegen meneer De Groest.

"Het kind," smaalde ik, "Kees is ook helemaal twee jaar ouder dan ik, al zeventien."

Toen had Kees me kunnen vermorzelen, want misschien denkt hij nog, dat Lotte gelooft, dat hij bijna negentien is. En Lotte is al twintig geworden.

Pa trok een ik-stuur-je-van-tafel gezicht en toen heb ik me maar stil gehouden, en onbeweeglijk Lotte zitten aankijken, wat haar zenuwachtig maakte, dat zag ik best. Ze draaide eens aan haar ringen, ze heeft massa's, en ze verschoof haar armband, en dan keek ze weer schichtig op. Maar aldoor ontdekte ze, dat ik haar nog aanstaarde. Ik begon er opeens aan te geloven, dat ik hypnotische kracht in mijn ogen heb, en ik vond het griezelig, dat ik Lotte misschien onder hypnose zou krijgen. Stel je voor. Toen heb ik maar van haar weggekeken, en ik zag dat ze herademde.

Doch nu ga ik het op de eerste de beste dag op school proberen met Zuurtje of ik neem een proef op Smidt.

  

4 januari.

 Vandaag heeft pa een generale repetitie gehouden van alles wat ik kende, of liever moest kennen, 't Was erger dan drie overgangsexamens met alle mogelijke Generaals en adjudanten. Dat zijn de leraressen. Als pa het in mijn vakantie maar niet zo druk had gehad, dan zou hij langzaam tot de overtuiging gekomen zijn van mijn treurige capaciteiten. Zo noemt pa het. Nu was het kort maar hevig. Pa vroeg me de dingen ook zo mal, zo helemaal buiten het boek om. En ik raadde maar in 't wilde weg, en altijd mis.

Pa heeft mijn boeken niet op de grond gegooid, daar is hij te kalm voor, maar hij heeft gezegd, dat ik voortaan elke avond moet werken onder toezicht van een bevoegd iemand. Zo beet pa het me tenminste, over de tafel heen, toe. Ik geloof, dat er vanavond al een advertentie in zee gaat voor een dergelijk exemplaar. Die zal het genoeglijk krijgen bij Josephine ter Heul. Eigenlijk moest ik in opstand komen, want het heeft wel iets van het slaventijdperk. Maar wat kan ik er aan doen? Als ik tegensputter, krijg ik misschien twee bevoegde iemanden om op me toe te zien. Ik berust maar en overmorgen begint de school weer.

Julie heeft nu een eigen kamer gekregen. Ze heeft hem wel aardig opgeprutst, helemaal modern, matten op de vloer en overal zwervende kussens. Julie zei, dat ze hem wat te degelijk vond, en ik weet dat ze dacht aan de kamer van Lotte, die is helemaal wit met goud geloof ik, net een bonbon in watten. Ik heb Julie aangeraden lampions neer te hangen. Ze keek me van een onmetelijke hoogte aan en wiebelde weg. Dat vond ze zeker weer een belediging.

Als ze maar niet verliefd is. Want Pop zegt, dat ze dan om alles kwaad worden. Betty ook, voordat Dolf haar gevraagd had. 't Ene ogenblik huilde ze en een minuut later zong ze wel een uur lang bij de piano, tot ze zo schor als een kraai was. En nu was Betty nog heel geschikt. Enfin, 't kan me ook niet schelen, wat me met Julie boven mijn hoofd hangt. Brr, ik ga naar bed.

  

6 januari.

  Ik ben helemaal vergeten dat de school weer begonnen is. En ik denk er zelfs niet aan, dat er wel veertig brieven op de advertentie van de bevoegde iemand gekomen zijn — Ik heb pa gevraagd, of ik ze lezen mocht, omdat ik er toch het meeste belang bij heb.   

"Dat kun je met vertrouwen aan mij overlaten," zei pa. 

Nee, ik ben van streek. Ik ben werkelijk een beetje van streek, en dat gebeurt me niet gauw. O, als ik haar hier had, dat valse spook, dan zou ik tegen haar zeggen: "Ja, hij was wel goed genoeg om je pakjes te dragen, en om je harten te sturen en een varken van marsepein." Wat ben ik blij, dat we nog dat halve ananashart hebben opgegeten. Want Lotte — Lotte Boom met haar hagedissegezicht is verloofd. Met een meester in de rechten, die vijfendertig is. Toen we aan tafel zaten, kwam de post. Julie rekte haar hals al uit, want die denkt altijd, dat alle posten voor haar zijn. Maar 't was alleen een smal envelopje. Pa haalde er twee kaartjes uit.

"Hé," zei hij. "Mr. H. dc Wilde en Charlotte Boom. Dat is Lotte. Wisten jullie daarvan?" En toen ging pa weer door met vlees snijden.

"Lotte?" gilde Julie half. "Met Henk de Wilde? Wist u dat, ma? O, wat vals om dat stil te houden. Hoe vindt u dat, ma?"

Ik zat te bibberen op mijn stoel en ik durfde gewoonweg niet naar Kees te kijken. Ik tuurde maar strak op mijn servetring met de door elkaar geslingerde J. H.

"Nu ik me herinner," zei ma, "ja, nu ik me goed herinner, deed mevrouw Boom nogal geheimzinnig, toen we ons dineetje hadden. Maar we waren zo en plein comité, enfin, ik heb er ook geen acht op geslagen. Is het De Wilde van de Koninginnelaan? Een goede partij."

Ik beet haast een stukje uit mijn tong.

"O," zei Julie, "ze had het bijna elke week over een ander, je kon van Lotte geen hoogte krijgen. Maar ze zeurde ook wel eens over De Wilde, dat is waar."

Toen zei ik het: "Zo'n vlerk," zei ik. En wonderlijk genoeg kreeg ik van pa geen standje.

We hebben ontzettend lang getafeld, want Julie, met vuurrode kleurtjes — ze is natuurlijk razend jaloers — wist nog zoveel te vertellen aan ma. Ik keek eens van opzij naar pa. Hij staarde helemaal afwezig, en ik wist, dat hij aan koersen dacht en aan beneden pari, of zo iets. En nog altijd maar durfde ik niet naar Kees kijken.

Eindelijk gluurde ik zo'n beetje door mijn oogharen. Toen zag ik, dat hij zijn bord volgeschept had met snijboontjes, die hij niet zien kan. Hij zat voorovergebogen te eten en hij at maar door. Hij heeft zo'n leuke snuit; hij scheert zich al, maar hij laat zijn snor staan. Voor Lotte, dat weet ik. En toen ik naar die onnozele haartjes keek, vond ik het zo zielig.

Ik zal hem er nooit mee plagen.

Tot negen uur heb ik bij pa zitten suffen over mijn boeken — alweer een goed begin — toen ging hij uit, en ik ben nog even naar Kees gegaan. Ik dacht: Hij moet eerst maar een tijdje alleen geweest zijn. Dat zal hem goed doen. Niet, dat ik het zeker wist. Want ik ben nog nooit verliefd geweest; o ja, toch een keer op de jongste bediende van pa's kantoor en dan eigenlijk nog maar alleen op zijn ogen. Want die waren zo mooi koffiekleurig, — daar dweep ik mee. Hij heeft er niets van gemerkt natuurlijk, het duurde trouwens ook maar een paar dagen, want toen ik hem zondags tegen kwam met zo'n halfhogig boordje en een paar manchetten, die haast tot op zijn knieën hingen, was 't fuut-uit. Nee, wij Jopopinoloukicoleden zijn niet erg verliefderig uitgevallen, behalve Connie, die nog al eens gymmelingen aanbidt, maar altijd zonder succes.

Ik tikte eerst aan bij Kees, dat doe ik anders nooit, maar voor deze speciale gelegenheid zou 't wel geen kwaad kunnen, dacht ik. Er kwam een geknor en dat was:

"Ja." Kees zat te werken, er lagen wel twintig boeken op de tafel. Zo werk ik ook altijd, als ik wat uitvoer, 't Lijkt zo ijverig. Ik zocht een plaatsje op een afgedankte piano-tabouret, waarvan ik nog eerst een Latijns woordenboek moest wegwippen. Toen sloeg ik mijn handen om mijn rechterknie en ik keek naar Kees.

"Moet je niet naar bed?" vroeg Kees. Dat was niet erg bemoedigend. Hij had heel kleine weggezakte ogen, maar ik deed natuurlijk of ik niets zag.

"Heb je veel te doen, vanavond?"

"Ja."

"Mag ik hier nog een poosje blijven zitten? 'k Zal wel niets zeggen." En ik begon in het woordenboek te bladeren.

"Maak niet zo'n herrie, Jo. Praat dan liever."

"Lam, dat de school weer begonnen is."

Kees was een punt aan het uitslijpen. Het was al een grote knoest geworden. "H'm," zei hij.

Ik schraapte mijn keel voor een nieuwe aanloop. Maar 't hoefde niet meer. Kees keek opeens op. "Had je dat van haar gedacht, Joop?" vroeg hij.

"Ja, natuurlijk wel," zei ik. "Van iemand die zo abnormaal met 'r haar en 'r ogen werkt, kun je alles verwachten." Ik bleef na deze kerelachtige bewering manmoedig op de pianokruk zitten, ofschoon Kees het niet kalm opnam. Tenminste niet in 't eerst. Hij schoot vuur naar me en er kwam een rimpel boven zijn neus, net als bij pa, wanneer die stil-kwaad wordt.

Toen scheen hij zich te bedenken. "Verleden week vond ik al, dat ze zo vreemd tegen me deed. Toen kwam ik haar tegen. Anders bleef ze altijd staan, zie je, maar toen liep ze door en knikte zo uit de hoogte. Na die sierspeld is ze trouwens nooit meer aardig geweest. Ze heeft me ook niet bedankt."

"Misschien had ze een ring verwacht," zei ik kwaadaardig.

"Denk je?" vroeg Kees nog nota bene.

"Welnee, 't Is bij haar immers nooit echt geweest."

"Toch wel. Want heel in 't begin, wat kon ze dan toch vaak lief tegen me zijn. Ze noemde me altijd Rob. Dat vond ze mooier dan Kees. Wat hebben we heerlijk gezeild, verleden zomer. En dan was ze zo'n kindje, dan deed ze net, of ze op mij steunen moest."

't Spook, dacht ik. En ik zei: "Ze zal natuurlijk als de dood voor omslaan geweest zijn."

"Misschien vond ze het niet aardig," peinsde Kees verder, "dat ik haar een varken stuurde met haar verjaardag, weet je wel? Maar ik wist dat ze dol op marsepein is en ik kon niets anders krijgen. Trouwens, zoveel geld had ik ook niet. Vond je haar niet mooi, Jopie?"

" 't Was een leuk varken," zei ik.

"Nee, ik bedoel Lotte natuurlijk."

"O, Lotte, schei uit. Heb je haar nek wel eens bekeken? Allemaal gaten. Maar ze dirkt zich op met alle mogelijke nonsens en dan lijkt ze nog wat. En ze stelt zich altijd aan."

"Heb je aan tafel wat aan me gemerkt?"

"Nee, niets. Je hebt massa's snijbonen verwerkt."

"O," zei Kees snugger.

"Zal ik je eens wat zeggen," zei ik, en ik klom op de tafel dicht bij hem. "Zal ik je nu eens wat vertellen? Alle meisjes van mijn klas zijn verliefd op je. Heus. Allemaal. Ze vonden 't altijd lam, als ze jou weer met Lotte gezien hadden."

"Waarachtig?" vroeg Kees.

En ik geloof werkelijk, dat het hem opkikkerde. Toen jokte ik er nog bij: "Etty van Duren, je weet wel, dat leuke kind van hierover, die naar Den Haag is gaan wonen, heeft eens een heel uur zitten huilen, omdat je haar niet gegroet had."

"Hee, da's kras," zei Kees, en hij plukte aan het versiersel, dat hij voor Lotte aan 't kweken was. "Da's warempel kras."

"Zo zie je," zei ik en ik sprong met een vaart van de tafel tot vlak bij de deur. "Hou je maar taai. Nacht, Kees." "Nacht, Joost."

Toen stak ik mijn hoofd nog eens naar binnen. "Ze vinden het allemaal jammer, dat je je snor laat staan. Nacht." Nu hoop ik maar, dat hij vannacht van Etty van Duren droomt of van Pop of van Pien. Dan heb ik hem genezen van zijn Lotte bevlieging, ik die van die dingen helemaal geen verstand heb, zoals Julie zegt. Oho.