Twintigste sessie

Ik weet niet of u dit weekend dat artikel in de krant heeft gelezen, doc, maar in de garage van die tiener zijn de gestolen goederen teruggevonden. Nou ja, in de garage van zijn ouders dan. Hoe dan ook, ik belde de agent die mijn inbraak afhandelt, want ik vroeg me af of er iets van mij bij zat, maar hij zei dat van alle spullen al duidelijk was waar ze vandaan kwamen. Later herinnerde ik me nog iets uit het artikel, namelijk dat de diefstallen ’s nachts waren gepleegd.

Waarom zou een inbreker, en vooral een van die leeftijd, zijn patroon doorbreken om bij mij in te breken? Zijn timing moet perfect zijn geweest en hij moet precies geweten hebben wanneer ik ging hardlopen. En vervolgens neemt hij niets mee?

Ik bedacht hoe de Griezel mijn ontvoering had gepland: hij kwam in een lang weekend opdagen na afloop van een open huis, toen hij wist dat het rustig zou zijn. De Griezel had gezegd dat het niet eenvoudig was geweest de hut gereed te maken. Misschien had hij wel hulp gehad…

Stel dat de Griezel een partner had gehad?

Misschien had hij een vriend, of een griezelbroer, die kwaad is omdat ik hem heb gedood. Ik had tot dan toe altijd aangenomen dat de persoon die bij mij heeft ingebroken mij zag vertrekken. Maar stel nu eens dat hij verwachtte dat ik thuis was? Mijn auto stond op de oprit, en het was nog tamelijk vroeg. Maar waarom zou hij me na al die tijd nog komen opzoeken?

Op maandag was ik zo geobsedeerd door het idee dat ik Gary besloot te bellen om hem te vragen of er een kans was dat de Griezel hulp had gehad. Het is net kanker: als je het niet tot de laatste vezel uitroeit, komt de tumor groter terug. Maar zijn mobiele telefoon stond uit en op het politiebureau zeiden ze dat hij tot het weekend weg was.

Aangezien we elkaar meestal wel een paar keer per week spreken, verbaasde het me dat hij niet had verteld dat hij wegging. Als ik bel is hij altijd vriendelijk en zegt hij nooit iets stoms, zoals ‘Wat kan ik voor je doen?’ Dat is maar goed ook, want vaak weet ik niet precies waarom ik hem bel. In het begin was het zelfs geen bewuste keuze. Dan begon alles om me heen te draaien en werd ik volkomen stuurloos, en voor ik het wist had ik de telefoon in mijn hand. Soms kon ik geen woord uitbrengen – het is maar goed dat er zoiets als nummerherkenning bestaat. Hij wachtte dan rustig af, en als ik bleef zwijgen, begon hij over de zaak te vertellen. Als hij niets nieuws meer te melden had, vertelde hij grappige politieverhalen, tot ik me beter voelde en ophing, soms zelfs zonder gedag te zeggen. Eén keer liet ik hem pas gaan nadat hij zijn toevlucht had genomen tot een beschrijving van de procedure voor het schoonmaken van je pistool. Niet te geloven dat die vent nog opnam.

Sinds een paar maanden voeren we een gesprek in plaats van dat hij monologen houdt, maar hij vertelt nooit iets persoonlijks, en iets in hem weerhoudt me ervan aan te dringen. Daarom is hij waarschijnlijk weg, het zal wel met zijn privéleven te maken hebben. Zelfs agenten zullen zoiets hebben.

 

De agenten die ik had weggestuurd, lieten me een paar uur in die kamer zitten, lang genoeg om ieder betonblok meerdere keren te kunnen tellen, en ik vroeg me af of ze mijn familie hadden gebeld en wie er met me zou komen praten. Ik deed de rugzak af, zette hem op mijn schoot en streelde de grove stof – op de een of andere manier bood die beweging me troost. Niemand van die uilskuikens nam de moeite me te vragen of ik naar de wc moest, en het was maar goed dat ik erop was getraind het op te houden, want het kwam niet in me op om overeind te komen en weg te lopen.

Ten slotte ging de deur open en er kwamen een man en een vrouw binnen. Beiden keken ernstig en droegen een donker pak – in het geval van de man een heel mooi pak. Omdat er in zijn korte haar meer zout dan peper zat, schatte ik hem begin vijftig, maar zijn gezicht hoorde eerder bij iemand van in de veertig. Hij was ruim één meter tachtig, en uit de manier waarop hij zijn schouders en zijn rug rechtte, maakte ik op dat hij trots was op zijn lengte. Hij zag er betrouwbaar uit. Kalm. Als deze kerel op de Titanic had gezeten, zou hij eerst zijn koffie hebben opgedronken.

Hij keek me aan en liep met kalme, soepele passen en een uitgestoken hand naar me toe.

‘Dag Annie, ik ben adjudant Kincade, van de afdeling Geweldsdelicten van Clayton Falls.’

Uit niets bleek dat deze man uit Clayton Falls kwam, en ik had geen idee wat een adjudant was, maar het leed geen twijfel dat het ten opzichte van Jablonski en zijn ondergeschikte een hele verbetering was. Zijn hand was krachtig en toen hij uit die van mij gleed, voelde ik eelt, wat mij om de een of andere reden opluchtte.

De vrouw, die in de deuropening was blijven staan, liep energiek naar me toe. Ze was aan de mollige kant en had enorme tieten, maar haar rok en blazer pasten goed bij haar rondingen. Ze was achter in de vijftig, haar haar was kortgeknipt en zat netjes en ik durfde te wedden dat ze iedere avond haar panty uitspoelde en een beugelbeha met extra steun droeg.

Ze schudde mijn hand, glimlachte en zei met een licht Quebecs accent: ‘Ik ben rechercheur Bouchard. Ik ben erg blij dat ik je eindelijk ontmoet, Annie.’

Ze gingen tegenover me zitten. De adjudant keek naar de deuropening, waar Jablonski een derde stoel naar binnen probeerde te worstelen.

‘We nemen het nu van u over,’ zei Kincade. Jablonski bleef met de stoel in de deuropening staan. ‘Koffie zou geweldig zijn.’

Kincade draaide zich weer naar mij. Ik onderdrukte een glimlach – zo dicht bij een glimlach was ik sinds de dood van mijn baby niet gekomen.

Ze hadden me met mijn voornaam aangesproken alsof we elkaar al jaren kenden, maar hun eigen voornaam hadden ze niet genoemd.

‘Mag ik jullie visitekaartje?’ vroeg ik. De twee keken elkaar aan. De man vestigde zijn blik even op de mijne en schoof zijn kaartje over de tafel. Zij deed hetzelfde. Zijn voornaam was Gary, zij heette Diane. Gary sprak als eerste.

‘Goed, Annie, zoals ik al zei zijn wij van de afdeling Geweldsdelicten van Clayton Falls, en ik leidde het onderzoek in jouw zaak.’ Nou, daar had ik veel aan gehad.

‘Je ziet er niet uit alsof je uit Clayton Falls komt,’ zei ik.

Hij trok één wenkbrauw op. ‘O nee?’ Ik antwoordde niet en hij zei: ‘Er komt zo meteen een arts. Hij zal…’

‘Ik heb geen dokter nodig.’

We keken elkaar even recht in de ogen, daarna begon hij algemene vragen te stellen: mijn geboortedatum, mijn adres, mijn werk, dat soort dingen. De spanning in mijn schouders nam af.

Hij bracht het gesprek op de dag dat ik werd meegenomen en onderbrak zichzelf toen.

‘Vind je het vervelend als de camera weer aangaat, Annie?’

‘Ja, Gary.’ De manier waarop hij mijn voornaam gebruikte, deed me aan de Griezel denken. ‘En ik wil ook niet dat er iemand achter die spiegel staat.’

‘Het was niet mijn bedoeling je boos te maken.’ Hij bracht zijn kin naar zijn borst, hield zijn hoofd schuin en sloeg zijn blauwgrijze ogen naar me op. ‘Maar het zou mijn werk wel een stuk eenvoudiger maken, Annie.’

Leuke manipulatie. Maar aangezien ík zijn werk net had gedaan door in mijn eentje terug te komen, was ik niet echt geneigd hem verder te helpen. Ze zwegen terwijl ze op mijn instemming wachten, maar ik zei niets.

‘Annie, wat deed je op 4 augustus van het afgelopen jaar?’ Ik herinnerde me niet op welke dag ik was ontvoerd.

‘Dat weet ik niet, Gary. Als je de dag waarop ik verdween bedoelt, ik had een open huis, het was een zondag en het was het eerste weekend van de maand. Vanaf daar zul je het verder zelf uit moeten zoeken.’

‘Heb je liever dat ik je niet bij je voornaam noem?’

De respectvolle toon waarop hij sprak overrompelde me, en ik zocht in zijn gezicht naar een teken dat hij me in de maling nam. Maar ik vond alleen ernst, en ik vroeg me af of het alleen maar een trucje was om mijn vertrouwen te winnen of dat hij daadwerkelijk geïnteresseerd was.

‘Nee, dat is wel goed,’ zei ik.

‘Wat is de tweede voornaam van je moeder, Annie?’

‘Die heeft ze niet.’ Ik leunde over de tafel en zei op een overdreven fluistertoon: ‘Ben ik geslaagd voor het examen?’

Ik begreep best dat hij het moest verifiëren, maar ze hadden foto’s, verdomme, en ik denk niet dat ik eruitzag als een meisje met een fantastisch jaar achter zich. Ik was vel over been, mijn haar leek nergens op en mijn jurk zat onder de zweetvlekken.

Uiteindelijk was hij zover dat hij me rechttoe rechtaan vroeg wat er was gebeurd. Ik zei dat de Griezel me op het open huis had gegrepen. Maar ik gebruikte zijn echte naam, althans, de naam die hij mij genoemd had. Ik wilde nog meer vertellen, maar Gary onderbrak me.

‘Waar is hij nu?’

‘Hij is dood.’ Ze staarden me allebei strak aan, maar ik wilde pas verder praten als ze antwoord op míjn vragen gaven.

‘Waar is mijn familie?’

‘We hebben je moeder gebeld, ze komt morgen hier,’ zei Gary.

Bij de gedachte dat ik mijn moeder terug zou zien welden er tranen in mijn ogen op, dus sloeg ik mijn blik neer naar de rugzak en telde de lijnen in de stof. Maar waarom was ze niet meteen gekomen? Ik was dat bureau uren geleden binnengelopen. Hoe ver was het rijden? Zo lang hadden deze lui er niet over gedaan.

‘Ik wil weten waar ik ben.’

‘Neem me niet kwalijk,’ zei Gary. ‘Ik dacht dat je wist dat we in Port Northfield zijn.’

‘Kun je me dat op een kaart laten zien?’

Gary knikte naar Diane, die de kamer verliet. Ze kwam terug met een kaart en hij wees een stadje ten noordwesten van Clayton Falls aan, op ongeveer driekwart van de weg naar het noordelijkste puntje van het eiland. De wegen naar de stadjes die van de hoofdweg af lagen waren meestal tamelijk slecht, je moest er voorzichtig rijden. Ik schatte dat het vanuit Clayton Falls een rit van minstens vier uur zou zijn.

‘Hoe zijn jullie hier zo snel gekomen?’

‘Met de helikopter,’ zei Gary. Dat ze daarmee in dat stadje kwamen aanvliegen, zal voor heel wat opwinding hebben gezorgd.

Dus het klopte: ik was al die tijd tamelijk dicht bij huis geweest. Ik staarde naar Gary’s vinger op het stipje van Port Northfield en pinkte mijn tranen weg.

‘Hoe ben je hier gekomen?’ vroeg Gary.

‘Met een auto.’

‘Waarvandaan?’ Zijn vingers tikten op de tafel.

‘Van een hut in de bergen.’

‘Hoe lang heb je gereden, Annie?’

‘Een uur ongeveer.’

Hij knikte en wees naar een berg op de kaart, bij de stip van het stadje.

‘Is dit hem? Green Mountain?’ Die naam moest zijn bedacht door iemand zonder fantasie.

‘Dat weet ik niet. Ik zat erop, ik keek er niet naar.’

Hij stuurde Diane weg om een kaart van de directe omgeving te halen. Gary en ik zaten elkaar aan te kijken tot ze terugkeerde, het enige geluid kwam van het tikken van zijn voet onder de tafel. Toen ze terug was, gaf Gary me een pen en vroeg me de weg te tekenen die ik had afgelegd. Ik probeerde hem zo goed mogelijk te schetsen.

‘Kun je ons ernaartoe brengen?’

‘Ik pieker er niet over om terug te gaan.’ Ik klemde de sleutels van het busje nog steeds in mijn hand en schoof ze nu over de tafel naar Gary.

‘Het busje staat aan de overkant van de straat.’

Hij stuurde Diane met de sleutels naar buiten. Ze moet ze aan iemand anders gegeven hebben, want ze was in een mum van tijd weer terug. Er knaagde iets aan me. Het was maar vier uur rijden, dus als mijn moeder meteen was vertrokken, had ze nog diezelfde avond in Port Northfield kunnen zijn.

‘Waarom doet mijn moeder er zo lang over hier te komen?’

‘Je stiefvader werkt vanavond, ze kunnen morgen pas vertrekken.’ Gary bracht het alsof het een feit was, dus nam ik het als een feit aan, maar ik vroeg me af waarom ze niet zelf achter het stuur zou kruipen. Bovendien, sinds wanneer werkte Wayne ’s nachts? Het was al een wonder dat hij überhaupt een baan had. Ik vermoedde dat Gary hun had gezegd dat ze pas de volgende dag konden komen, zodat hij me kon ondervragen zonder dat zij in de buurt waren.

Gary verexcuseerde zich en liet me een paar minuten met Diane alleen. Ik staarde naar de muur boven haar hoofd.

‘Het duurt niet lang meer totdat je je moeder ziet. Ze was heel blij toen ze hoorde dat we je gevonden hebben – ze heeft je heel erg gemist.’ Ze hadden mij niet gevonden; ik had hén gevonden.

Toen Gary terugkwam zei hij dat hij een aantal mensen op pad had gestuurd om de hut te zoeken; een van de agenten jaagde in dat gebied en dacht misschien te weten waar hij was. Ik had hun nog niet verteld dat ik de Griezel had vermoord, en ik had nog niets over mijn baby gezegd; bij de gedachte aan alle vragen die ze zouden stellen, kreeg ik hoofdpijn. Ik moest alleen zijn. Ik moest bij deze mensen weg zien te komen.

‘Ik wil geen vragen meer beantwoorden.’

Gary leek te willen aandringen, maar Diane zei: ‘Wat dachten jullie ervan als we allemaal eens gingen slapen, dan kunnen we morgenochtend uitgerust verdergaan. Vind je dat goed, Annie?’

‘Ja hoor, mij best.’

 

Ze boekten een kamer in een motel en namen zelf de kamers aan weerszijden. Diane vroeg of ik wilde dat ze bij me bleef, maar dat aanbod wees ik snel af – ze hoefde er niet op te rekenen dat we laat op de avond een band van meisjes onder elkaar zouden smeden. Ze vroeg ook wat ik wilde eten, maar ik had een knoop in mijn maag en slaagde erin beleefd te weigeren. Ik had geen behoefte aan televisie en er was geen telefoon in de kamer, dus ging ik op bed naar het plafond liggen staren tot het donker werd en ik het licht uitdeed. Toen ik bijna in slaap viel, voelde ik het gewicht van de duisternis op me neerdrukken, en ik hoorde iets – een deur die piepte, een raam dat open werd gezet? Ik sprong uit bed, maar toen ik de lampen aandeed, zag ik niets. Ik pakte een plat kussen, een deken en de rugzak en kroop in de kast, waar ik onrustig sliep tot de werkster de volgende ochtend haar karretje door de gang duwde.

Even later klopte Diane op mijn deur, zo fris als een hoentje, met koffie en een muffin. Ze ging op de rand van het bed zitten, praatte te hard en bezorgde me hoofdpijn terwijl ik aan mijn muffin plukte. Ik wilde niet douchen waar zij bij was, dus ik spatte wat water in mijn gezicht en haalde snel een borstel door mijn haar.

Ze bracht me met de auto naar de kleine betonnen kamer in het politiebureau, waar Gary al klaarzat met een dienblaadje waarop plastic bekertjes koffie stonden. Diane en ik waren net gaan zitten toen een knappe, jonge politievrouw met een paar blocnootjes binnenkwam; ze gaf ze aan Gary, bloosde en keek hem schuchter aan. Hij bedankte haar en vestigde zijn blik weer op mij. Ze liep de deur uit; de teleurstelling droop van haar gezicht. Hij had weer een mooi pak aan, donkerblauw met een zilverkleurig krijtstreepje, en een blauwgrijs overhemd dat goed bij zijn haar met zilvergrijze plukken erin paste. Ik vroeg me af of hij het om die reden had uitgekozen.

Gary zag dat ik naar de spiegel keek en zei: ‘Er staat niemand achter en we zetten de camera pas aan als jij daarmee instemt.’ Ik keek naar de spiegel en wilde dat ik erdoorheen kon kijken. Ik drukte de rugzak stevig tegen mijn borst.

‘Vind je het prettiger om het zelf even te bekijken?’ Zijn aanbod verraste me. Ik keek naar zijn gezicht en besloot dat hij het meende en er dus geen reden was om het te controleren. Ik schudde mijn hoofd.

Hij vroeg me zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven hoe de Griezel me had ontvoerd. Als hij een vraag stelde, leunde hij achterover in zijn stoel, met zijn handen gespreid op de tafel voor hem; als het mijn beurt was om te antwoorden, boog hij zich naar me toe, zijn onderarmen op tafel, zijn hoofd schuin.

Ik probeerde in zijn vragen een patroon te ontdekken, maar het was onmogelijk te voorspellen wat zijn volgende vraag zou zijn, van sommige begreep ik niet eens waarom hij ze stelde. Mijn nekharen waren nat van het zweet

Van het navertellen wat er die dag was gebeurd en het beschrijven van de Griezel kreeg ik een droge mond terwijl mijn hart bonsde in mijn borst, maar ik hield me goed tot Gary me vertelde dat de agenten die de plaats delict onderzochten het lijk van de Griezel hadden gevonden.

‘Ze denken dat zijn hoofd is ingeslagen. Is hij zo gestorven, Annie?’

Ik keek van de een naar de ander, en op dat moment had ik graag gewild dat ik hun gedachten kon lezen. Gary stelde de vraag niet op een beschuldigende toon, maar de spanning was voelbaar.

Ik had me absoluut niet afgevraagd hoe mijn daden of keuzes zouden overkomen op mensen die er niet bij waren geweest. Het leek plotseling warm in de kleine ruimte, en ik werd overdonderd door Dianes parfum. Ik vroeg me af wat Gary ervan zou vinden als ik zijn mooie pak onderkotste. Ik sloeg mijn ogen op en keek hem aan.

‘Ik heb hem gedood.’

Gary zei: ‘Het is mijn plicht je te waarschuwen dat je niet hoeft te antwoorden en dat wat je zegt in een rechtbank tegen je gebruikt kan worden. Je hebt recht op een advocaat, die bij deze ondervraging aanwezig mag zijn. Voor het geval je je geen advocaat kunt veroorloven, hebben wij het telefoonnummer van de rechtsbijstand. Begrijp je dat?’

De woorden klonken routineus en ik had niet het gevoel dat ik in de problemen zat. Moest ik om een advocaat vragen? Maar bij de gedachte aan de gesprekken met weer een andere man in pak die de procedure zouden vertragen, kreeg ik hoofdpijn.

‘Ik snap het.’

‘Je wilt geen advocaat?’ Hij vroeg het nonchalant, maar ik wist dat hij hoopte dat ik er geen zou willen.

‘Nee.’

Gary maakte een aantekening. ‘Hoe heb je het gedaan?’

‘Ik heb een bijl in zijn achterhoofd geslagen.’ Ik zweer dat mijn stem echode, en hoewel het daar bloedheet was, kreeg ik kippenvel. Gary’s blik boorde zich in mijn ogen, alsof hij probeerde in mijn ziel te kijken. Om iets omhanden te hebben, scheurde ik mijn plastic bekertje in reepjes.

‘Viel hij je op dat moment aan?’

‘Nee.’

‘Waarom heb je hem gedood, Annie?’ Ik sloeg mijn ogen op en keek hem aan. Wat een stomme kutvraag.

‘Misschien omdat hij me had ontvoerd, me sloeg, me zo ongeveer elke nacht verkrachtte en…’ Ik legde mezelf het zwijgen op voordat ik iets over de baby had kunnen zeggen.

‘Zou je het prettiger vinden om hier alleen met brigadier Bouchard over te praten?’ Gary wachtte mijn antwoord met een ernstig gezicht af.

Ik staarde hen aan en had de meelevende blik in Dianes ogen het liefst over haar hele gezicht uitgesmeerd. Ik had liever dat Gary me hard en zonder kouwe drukte ondervraagde dan dat zij me nog één keer begripvol aankeek.

Ik schudde mijn hoofd en Gary maakte weer een aantekening. Hij boog zich zo ver over de tafel heen dat ik een kaneelgeur in zijn adem kon ruiken.

‘Wanneer heb je hem gedood?’ Zijn stem was kalm, maar niet zacht.

‘Een paar dagen geleden.’

‘Waarom ben je toen niet meteen vertrokken?’

‘Dat kon niet’

‘Waarom niet? Werd je tegengehouden?’ Gary’s vingers trommelden op de tafel en hij hield zijn hoofd schuin.

‘Dat bedoelde ik niet.’ Ik wilde opstaan en de deur uit lopen, maar zijn stem was zo krachtig dat ik als verlamd in de stoel zat.

‘Waarom kon je dan niet weg?’

‘Ik zocht iets.’ Er kwam maagzuur in mijn keel.

‘Wat?’

Ik kreeg het koud en Gary’s contouren vervaagden voor mijn ogen.

‘We hebben een mand gevonden,’ zei hij. ‘En wat babykleren.’

Die gammele rotventilator aan het plafond kraakte bij het ronddraaien en ik was even bang dat hij op mijn hoofd zou vallen. Er waren geen ramen, en ik kreeg geen lucht.

‘Is er een baby, Annie?’

Mijn hoofd bonsde. Ik wilde niet gaan huilen.

‘Is er een baby, Annie?’ Gary ging maar door.

‘Nee.’

‘Wás er een baby, Annie?’ Zijn stem was vriendelijk.

‘Ja.’

‘Waar is de baby nu?’

‘Ze… mijn baby… Ze is doodgegaan.’

‘Dat spijt me heel erg voor je, Annie.’ Zijn stem was nog steeds vriendelijk, zacht en laag.

Hij leek het te menen. ‘Dat is verschrikkelijk. Hoe is je baby gestorven?’ Hij was de eerste die zijn medeleven betuigde. De eerste persoon die zei dat het erg was dat ze dood was gegaan. Ik keek naar de reepjes plastic op tafel. Iemand gaf antwoord – ik had niet het gevoel dat ik het was.

‘Hij heeft… dat weet ik niet.’

Gary vroeg: ‘Waar is haar lijkje, Annie?’ en ik klampte me vast aan zijn rustige vriendelijke stem.

De vreemde antwoordde weer. ‘Toen ik wakker werd, had hij haar. Ze was dood. Ik weet niet waar hij haar naartoe heeft gebracht, dat wilde hij niet zeggen. Ik heb overal gezocht. Overal. Jullie moeten zoeken, goed? Kunnen jullie haar alsjeblieft zoeken? Kunnen jullie haar zoeken? Kunnen jullie…?’ Mijn stem brak en ik hield mijn mond.

Gary’s schouders verkrampten; er verscheen een blos op zijn gebruinde huid, hij klemde zijn kaken op elkaar en zijn handen op de tafel balden zich tot vuisten, alsof hij iemand wilde slaan. Eerst dacht ik dat hij boos op mij was, maar toen besefte ik dat hij woedend op de Griezel was. Dianes ogen glinsterden in het fluorescerende licht. De muren kwamen op me af. Het zweet stroomde van mijn lichaam en heftige snikken baanden zich een weg door mijn keel naar boven; maar ik kreeg geen lucht en ze hoopten zich op en wurgden me. Ik probeerde op te staan maar de kamer begon te draaien en ik liet de rugzak vallen en greep naar de rugleuning van de stoel, maar die gleed weg. Mijn oren suisden.

Diane sprong op en liet me langzaam op de vloer zakken, half over haar heen, mijn hoofd op haar borst, haar armen om mij heen. Hoe harder ik mijn best deed om lucht in mijn longen te zuigen, hoe verder mijn keel werd dichtgeknepen. Daar op die koude vloer zou ik sterven.

Ik huilde en kokhalsde en probeerde Dianes handen van me af te duwen en bij haar weg te komen, maar hoe harder ik mijn best deed, hoe steviger ze me vasthield. Ik hoorde iemand gillen en besefte dat ik het zelf was. Ik was niet in staat het gegil te laten ophouden, het weerkaatste op de muren en echode in mijn hoofd.

De koffie en de muffin kwamen naar buiten, over mezelf en Diane heen. Ze liet me niet los. Mijn hoofd rustte op haar enorme borsten, die naar warme vanillekoekjes roken. Gary knielde voor ons en zei iets wat ik niet kon verstaan. Diane wiegde me in haar armen en ik wilde me los worstelen om de controle terug te krijgen, maar mijn lichaam en mijn ziel werkten niet mee. Ik lag daar te snikken en te schreeuwen.

Ten slotte hield het schreeuwen op; ik had het ijskoud en de stemmen van de mensen in de kamer leken van heel ver te komen. Diane fluisterde: ‘Het komt allemaal goed, Annie, je bent veilig.’

De oude taart. Ik wilde tegen haar zeggen dat het nooit meer goed kwam en dat ik nooit meer veilig zou zijn, maar mijn lippen verstijfden en ik kon geen woorden vinden. Er verscheen een nieuw paar voeten naast Gary’s neergehurkte figuur. Een stem zei: ‘Ze hyperventileert. Annie, ik ben dokter Berger. Probeer diep in te ademen.’ Maar dat kon ik niet. En van wat er daarna gebeurde, herinner ik me niets.

 

Eenentwintigste sessie

Ik heb eindelijk bericht van Gary, doc, maar ik weet niet of ik me nu beter voel. Hij heeft niet verteld waar hij was – ik heb er ook niet naar gevraagd – en dat ergerde me een beetje. Ik vertelde hem over het tijdstip van de diefstallen en mijn theorie van de ‘griezelvriend’, maar hij zei dat die knul zijn patroon kon hebben veranderd om de politie te misleiden of dat het een gelegenheidsmisdaad was geweest; dat hij toevallig langs mijn huis was gekomen en had gezien dat ik met Emma vertrok.

Ik zat daar nog over na te denken toen hij zei: ‘Zulke mannen werken meestal alleen.’ Meestal? Ik vroeg hem wat hij daar in godsnaam mee bedoelde en hij antwoordde dat hij wel een paar gevallen kende waarin twee mannen samenwerkten en de een de denker en de ander de uitvoerder was, maar hij betwijfelde of daarvan hier sprake was omdat het niet in het profiel van de Griezel paste. ‘En,’ zei hij, ‘afgezien van zijn opmerking dat het veel werk was geweest om de hut gereed te maken, deed of zei hij nooit iets waardoor jij dacht dat hij een partner had, toch?’

‘Niet echt, nee. Maar hij had een al wat oudere foto van me, en dat blijft aan me knagen.’

‘Welke foto? Je hebt het nooit over een foto gehad.’

Hij bestookte me met dezelfde vragen die ik ook mezelf stel. Hoe kon de Griezel eraan gekomen zijn? Waarom zou hij speciaal die foto gehad willen hebben? En hij zei nog iets wat nergens op slaat: ‘Dus als die foto op jouw kantoor hing, kon iedereen er gemakkelijk bij.’ Zijn laatste vraag was: ‘Weet verder nog iemand dat je hem hebt meegenomen?’ Ik zei van niet, en hij zei dat ik dat zo moest houden.

 

Het was, voor zover ik me herinner, de eerste keer dat ik me nadat ik met hem had gepraat slechter voelde dan daarvoor. Ik kreeg zo’n rothumeur dat ik me op Luke afreageerde. Wat er tussen ons aan de hand is, weet ik niet. Ik had gedacht dat onze omgang en het eerlijke gesprek ons dichter bij elkaar zouden brengen, maar de laatste tijd vallen er veel stiltes, en de laatste keer dat hij belde, beëindigde ik het gesprek met de opmerking dat ik naar bed ging terwijl ik helemaal niet moe was.

Ik geloof niet dat ik het van me af kan zetten dat Luke die dag te laat was. Palmde hij een klant in terwijl ik werd ontvoerd? Waarom was hij niet meteen nadat hij besefte dat ik niet thuis was, naar het open huis gereden? En waarom belde hij de politie niet zodra hij wist dat er iets mis was? Mijn moeder bellen had wel even kunnen wachten. Het is misschien aanmatigend, en Joost mag weten wat ik had gedaan als ik in zijn schoenen had gestaan, maar ik kan maar niet uit mijn hoofd zetten dat de kans dat ik werd gevonden iedere seconde dat hij later was kleiner werd.

Tijdens onze relatie vond ik hem relaxed, maar nu begin ik me af te vragen of hij niet gewoon passief is. Als hij bijvoorbeeld over een serveerster of een kok klaagt, doet hij er verder niets mee.

In de tijd dat Luke en ik samen waren, was hij geduldig, liefdevol en eerlijk – hij was, kortom, echt aardig. Soms, zoals vlak voordat ik werd ontvoerd, vroeg ik me af of ik niet iemand wilde die meer dan alleen maar aardig was, maar op de berg dacht ik er alleen maar aan hoe fantastisch hij was. En ook nu is hij geduldig, liefdevol en eerlijk – hij is de aardigste man die ik ken. Dus wat mankeert me in hemelsnaam?

 

Het eerste wat ik na mijn inzinking op het politiebureau zag, waren mijn moeder en Gary aan het voeteneinde van mijn ziekenhuisbed. Wayne was nergens te bekennen, en ik zag Diane pas op de stoel naast me zitten toen ik haar hoorde zeggen: ‘Kijk eens wie we daar hebben!’

Ze glimlachte vriendelijk naar me en ik herinnerde me weer dat ze me in haar armen had gewiegd, wat me deed blozen. Op dat moment besefte mijn moeder dat ik wakker was, en ze sloeg bijna het infuus uit mijn arm toen ze tot halverwege op me kroop en snikte: ‘Mijn schatje, mijn arme Annie Bear.’

Wat voor troep ze me gegeven hadden weet ik niet, maar ik was kotsmisselijk dus ik zei: ‘Ik moet overgeven,’ en barstte in tranen uit. Een arts wilde mijn arm pakken, maar ik duwde hem weg. Handen drukten me omlaag en ik probeerde me uit alle macht los te worstelen, tot ik een prik in mijn arm voelde. Toen ik opnieuw wakker werd, zat mijn stiefvader naast me, zijn cowboyhoed krampachtig in zijn handen. Zodra ik mijn ogen had geopend, sprong hij op uit de stoel.

‘Ik ga Lorraine halen, ze is net even gaan bellen.’

‘Laat maar,’ fluisterde ik. Mijn keel was pijnlijk van het schreeuwen en uitgedroogd door de medicijnen. ‘Kun je me wat water geven?’

Hij klopte me op de schouder en zei: ‘Ik kan beter even een van de verpleegsters zoeken.’ Dat gezegd hebbende verdween hij door de deur, maar de medicijnen begonnen weer te werken en tegen de tijd dat ze terugkwamen, sliep ik weer.

Het is vreemd om in een ziekenhuis te zijn; artsen en verpleegsters betasten je en prikken je op plekken die een gewone vreemde nooit zou mogen aanraken – ik had die eerste dag ten minste twee paniekaanvallen. Ze gaven me iets tegen de angst, ze gaven me ’s avonds iets waarvan ik met een katterig gevoel wakker werd en ze gaven me iets tegen de misselijkheid. Het was een klein ziekenhuis, dus kreeg ik meestal dezelfde verpleegster, en ze sprak me altijd op een allervriendelijkste toon met ‘liefje’ aan. Telkens als ze dat zei kreeg ik tranen in mijn ogen, en ik had wel tegen haar willen zeggen dat ze ermee moest ophouden, maar ik schaamde me en wendde mijn gezicht af tot ze was verdwenen. Voor ze de kamer uit liep, liet ze haar warme hand over mijn onderarm gaan en kneep ze nog even in mijn vingers.

De tweede dag in het ziekenhuis was ik wat kalmer en vertelde Gary me dat de openbare aanklager de informatie die ik op het politiebureau had gegeven, in overweging nam om te beoordelen of ze mij in staat van beschuldiging wilden stellen.

‘Míj in staat van beschuldiging stellen? Waarom?’

‘Er is iemand doodgegaan, Annie. Als er iemand is gestorven, doen de omstandigheden er niet toe. We zullen de procedure moeten volgen.’

‘Ga je me arresteren?’

‘Ik denk niet dat het om die kant op zal gaan, maar het is wel mijn plicht je te informeren.’ Eerst was ik bang, en daarna was ik kwaad op mezelf omdat ik geen advocaat had genomen, maar toen ik naar Gary keek en zag dat hij bloosde, besefte ik dat hij zich rot schaamde.

‘Als het om me in staat van beschuldiging stelt, staan ze wel als een stelletje klootzakken te kijk.’

Gary grijnsde en zei: ‘Dat kun je wel zeggen.’

Hij stelde nog een paar vragen over de Griezel, en toen ik mijn hals wilde krabben, besefte ik dat ik geen ketting meer om had.

Gary zei: ‘De artsen hebben hem afgedaan toen je werd opgenomen. Je krijgt hem terug als je wordt ontslagen, samen met je andere persoonlijke eigendommen.’

‘Die ketting was niet van mij. Hij heeft hem aan mij gegeven… Hij zei dat hij hem voor een andere vrouw had gekocht.’

‘Welke andere vrouw? Waarom heb je dat niet eerder gezegd?’

Zijn abrupte toon kwetste me, en ik zei: ‘Ik ben eraan gewend geraakt hem om mijn nek te hebben, daardoor ben ik het vergeten; maar misschien zou ik een kans gekregen hebben het jullie te vertellen als jullie niet voortdurend vragen op me afvuurden. Trouwens, mocht het je nog niet zijn opgevallen, ik was er met mijn gedachten niet helemaal bij.’ Ik schudde met de arm waar het infuus in zat.

Hij zei op kalmere toon: ‘Sorry, Annie, je hebt gelijk. Ik snap dat onze vragen behoorlijk hard aankomen. Maar het is heel belangrijk dat je ons alles vertelt.

De dagen erna probeerde ik hem alles te vertellen wat ik over de Griezel wist – dus ook over zijn moeder, zijn stiefvader en de vrouwelijke helikopterpiloot. Gary onderbrak me vaak om iets te vragen en boog zich soms, zijn lichaam stijf van de spanning, naar voren, maar verder bleef hij rustig en liet me mijn verhaal in mijn eigen tempo doen. Als ik over de verkrachtingen, de schema’s en de straffen van de Griezel praatte, verstevigde hij zijn greep om de pen waarmee hij aantekeningen maakte, maar hij slaagde erin op zijn gezicht een neutrale uitdrukking te bewaren. De helft van de tijd kreeg ik het niet voor elkaar hem aan te kijken. Dan staarde ik naar de muur en telde ik scheuren terwijl ik mishandelingen opsomde alsof het om de ingrediënten uit een recept uit de hel ging.

Mijn moeder stond erop tijdens die gesprekken bij me te blijven, en meestal stuurde ze mijn stiefvader weg om een kop koffie te drinken – ik had nog nooit iemand zo opgelucht zien kijken. Als Gary een vraag stelde en ik even aarzelde, dook mijn moeder erbovenop en zei dat ik er moe of bleek uitzag en stelde voor dat we een arts zouden roepen. Maar ik vond juist dat zíj er bleek uitzag, vooral als ik het over de verkrachtingen had. Ze ontwikkelde de gewoonte om de deken strak om me heen te stoppen: hoe heftiger mijn verhaal, hoe strakker ze me instopte, alsof ze wilde voorkomen dat de woorden naar buiten kwamen. Ik stelde haar aandacht niet op prijs, maar ze stond natuurlijk machteloos tegenover wat ik had doorstaan, en ach, als het haar hielp… Trouwens, ik had de kracht niet om me tegen haar te verzetten.

 

Op mijn derde dag in het ziekenhuis zei Gary dat ze er, onder meer vanwege de aanpassingen in de hut, van overtuigd waren dat ik de waarheid sprak, en toen was het vrijwel zeker dat het om me niet zou aanklagen. Diane kwam toen al niet meer; Gary vertelde dat ze naar Clayton Falls was teruggegaan om zich met ‘de andere aspecten van het onderzoek’ bezig te houden.

Als Gary me voor de zoveelste keer naar dezelfde informatie vroeg, probeerde ik mijn geduld te bewaren, want ik wist dat het hun veel moeite kostte de Griezel te identificeren. Het hielp natuurlijk ook niet dat hij geen vingerafdrukken had. Ze hadden zijn dna, maar Gary zei dat dat alleen nuttig is als je iets hebt waarmee je het kunt vergelijken, en zijn dna kwam niet in hun systeem voor. Het gezicht van de Griezel zag er na zijn verblijf in de hitte van de metalen schuur niet meer zo best uit, dus werd zijn foto op de computer bewerkt, maar ook dat leverde geen aanknopingspunten op. Ik vroeg hoe het met de tandheelkundige gegevens zat, maar Gary zei dat die geen overtuigend bewijs opleverden. Zelfs aan het busje hadden ze niets. Dat was, net als de nummerborden, gestolen uit de parkeergarage van een plaatselijk winkelcentrum waar geen beveiligingscamera’s hingen.

‘Denk je dat we er ooit nog achter komen wie hij was?’ vroeg ik op een dag. ‘Of welke andere vrouwen hij iets heeft aangedaan?’

‘Alles wat je ons kunt vertellen, helpt.’

Ik ging rechtop zitten, zodat ik hem recht aan kon kijken.

‘Vertel me niet wat er in de handboeken van de politieopleiding staat. Ik wil weten wat je denkt. Wat je echt denkt.’

‘Eerlijk gezegd weet ik het niet, Annie, maar ik doe alles wat in mijn macht ligt om je een antwoord te geven. Daar heb je recht op.’ In zijn ogen scheen een felle gloed, die ik nog niet eerder had gezien. ‘Het zou een stuk gemakkelijker zijn als je moeder niet bij al onze gesprekken was. Vind je dat goed?’

‘Ja, het is heel lastig om in haar aanwezigheid over deze dingen te praten.’

Mijn moeder kwam terug, ze rook naar sigaretten. Gary zei: ‘Het lijkt me beter als wij dit gesprek zonder jou voeren, Lorraine.’

Ze pakte mijn hand en zei: ‘Annie heeft haar familie nodig.’

‘Je raakt er te veel door van streek, mama.’ Ik kneep even in haar hand. ‘Ik red me wel.’

Haar blik schoot heen en weet tussen Gary en mij.

‘Wat jij wilt, Annie Bear. Weet dat Wayne en ik bij de deur zitten voor het geval je ons nodig hebt.’

De dagen erna verstreek de tijd tussen de vraaggesprekken met Gary en de prikken van de dokters als in een waas. Vervelend genoeg mocht ik het ziekenhuis niet verlaten, omdat ik onder meer uitdrogingsverschijnselen had. Bovendien vreesden de artsen na mijn instorting op het politiebureau en mijn reactie in het ziekenhuis dat ik mezelf iets aan zou doen, en daarom wilden ze me ter observatie houden. Maar na een paar heftige nachtmerries en nog een paniekaanval die het gevolg was van Gary’s vragen, begonnen ze met mijn doses te knoeien; ik deinde op en neer en het werd steeds moeilijker om mijn dromen van de realiteit te scheiden. Ik hoorde een baby huilen en dacht dat ze de mijne hadden gevonden, of ik werd wakker van een dokter die zich over me heen boog en raakte in paniek omdat ik dacht dat het de Griezel was. Nu mijn laatste restje zelfcontrole onder invloed van de medicijnen wegsijpelde, stond ik opnieuw doodsangsten uit.

Te midden van deze warboel van vragen, de overmatige aandacht van mijn moeder en de prikgrage artsen vond de pijnlijke hereniging met Luke plaats. Iets dergelijks bleef Christina bespaard; zij maakte op dat moment een cruise op de Middellandse Zee. Tante Val reisde wel af en kwam met een enorme bos bloemen aanzetten, maar nadat we een kwartiertje over koetjes en kalfjes hadden gepraat, stuurde mijn moeder haar weg met de mededeling dat ik rust nodig had. Eigenlijk vond ik tante Val minder bot dan gebruikelijk; ze vroeg zelfs of ze iets voor me kon doen, ‘wat dan ook’. Ze moet nog iets hebben gezegd wat de woede van mijn moeder wekte, want ik zag haar pas terug toen ik thuiskwam.

Ik lag al een dag of acht in het ziekenhuis toen mijn moeder en Wayne naar Clayton Falls terugkeerden – het hotel werd te duur voor hen. Zodra ze weg waren, besefte ik dat ik mijn moeder, de politie en de artsen had laten bepalen wat het beste voor me was. Het werd tijd dat ik weer zelf beslissingen ging nemen.

De volgende ochtend hield ik de verpleegster die me meer medicijnen wilde geven tegen. Er werd een dokter bij geroepen, die zei dat ik ze moest nemen of met een zielenknijper moest praten. Tot dan toe had ik dat geweigerd, maar op dat moment had ik overal mee ingestemd, als ik daar maar weg kon.

Het ziekenhuis was zo klein dat ze zelf geen psychologische afdeling of zelfs maar een psychiater in dienst hadden. Daarom kwamen ze met een knul aanzetten die linea recta van de zielenknijpersschool leek te komen. Hoewel hij belachelijke vragen stelde, zorgde ik ervoor dat ik evenwichtig klonk en slaagde er tegelijkertijd in genoeg tranen te vergieten, zodat hij niet zou denken dat ik er een beetje al te goed mee omging. Ik had nog liever over hete kolen gelopen dan dat ik die vent zou hebben verteld hoe ik me werkelijk voelde.

De artsen stonden niet toe dat ik kranten las, en ik verveelde me zo dat ik humeurig werd. Als Gary met me kwam praten nam hij modetijdschriften mee, waarschijnlijk uit zelfverdediging.

‘Wil je soms dat ik foto’s van designerpakken voor je uitknip?’ vroeg ik de eerste keer dat hij me er een gaf.

Hij grijnsde en gooide een paar repen chocolade op bed. ‘Hier, misschien dat je daar even zoet mee bent, bijdehandje.’

Hij nam ook koffie met een scheutje warme chocolademelk voor me mee, en één keer had hij kruiswoordpuzzelboekjes bij zich. Ik had minder bezwaar tegen de vragen als ze van cadeautjes vergezeld gingen. Sterker nog, Gary was het hoogtepunt van mijn dag. Dat hij zo’n lage, melodieuze stem had, kon ook geen kwaad. Soms sloot ik mijn ogen en concentreerde me op zijn stem. Dan moest hij meer dan eens een vraag herhalen, maar hij klonk nooit verveeld – wel geamuseerd, maar nooit verveeld.

Toen ik hem vroeg wat zijn rang was en wat zijn werk precies inhield, vertelde hij me dat er een brigadier, twee hoofdagenten en meerdere gewone politieagenten onder hem werkten. Dus hij was de numero uno – misschien niet van de hele divisie, maar wel van de afdeling Geweldsdelicten en dat was geruststellend. Maar als ik hem specifieke vragen over het onderzoek stelde, zei hij altijd dat hij me meer zou vertellen als ze ‘concrete informatie’ hadden.

Hij kwam een keer binnen tijdens het staartje van een van mijn sessies met de zielenknijper en wilde meteen weer vertrekken, maar ik vroeg hem te blijven. De zielenknijper vroeg: ‘Denk je dat je boos bent op de man die je heeft ontvoerd?’ Achter zijn rug trok Gary een wenkbrauw op, en ik moest mijn best doen om niet te lachen.

Na een week of twee door artsen te zijn onderzocht, ziekenhuisvreten te hebben weggewerkt en door mijn kamer te hebben geijsbeerd, gaf de zielenknijper zijn slotbeoordeling: hij zag niet in waarom ik niet naar huis zou kunnen. Maar voor ik kon worden ontslagen, moesten de artsen zijn beoordeling bespreken: ik had niet veel méér vrijheid dan op de berg.

Volgens de zielenknijper ‘pasten’ mijn daden bij het trauma dat ik had opgelopen en het om besloot officieel me niets ten laste te leggen. Blijkbaar was die lul de behanger toch nog ergens goed voor geweest. Maar nog altijd spraken de artsen met geen woord over de dag waarop ik uit het ziekenhuis ontslagen zou worden.

Gary vertelde me dat de bereden politie veel aandacht voor mijn zaak had, omdat ze zoveel mogelijk over de Griezel wilden weten: niet alleen omdat het van pas kon komen bij het oplossen van zaken die op slot zaten, maar ook voor toekomstige onderzoeken. Soms lasten we tijdens onze gesprekken over de berg een pauze in, en dan praatte hij me bij over wat er in de wereld was gebeurd of vulden we samen een kruiswoordpuzzel in. Het was toen al dagen geleden dat de zielenknijper zijn eindbeoordeling had gegeven.

 

‘Je moet me hieruit halen,’ zei ik toen Gary op een ochtend met twee bekertjes koffie binnenkwam. ‘De zielenknijper heeft gezegd dat ik prima naar huis kan, maar die artsen kloten maar wat aan en ik word knettergek. Ik word hier verdomme als een gevangene behandeld. En dat terwijl ik een slachtoffer ben – dit is echt bullshit.’

Hij zette de bekertjes op het bijzettafeltje, knikte besluitvaardig en beende de kamer uit. Een halfuur later stond hij weer aan mijn voeteneinde.

‘Je zult het nog één nachtje uit moeten zingen. Morgen sta je buiten.’

Ik hees mezelf overeind en vroeg: ‘Je hebt toch niemand neergeschoten, hè?’

‘Nee, zo ver hoefde ik niet te gaan, ik heb het alleen wat heet onder hun voeten gemaakt.’

Iets zei me dat het daar niet bij gebleven was, maar voordat ik op meer details kon aandringen pakte hij het kruiswoordpuzzelboekje van het bijzettafeltje, liet zich in de stoel zakken en zei: ‘Hm… misschien ben je toch minder snugger dan ik dacht. Dus deze kreeg je niet af, hè?’

‘Hé, tot jij binnenkwam ging het prima!’

Hij strekte zijn lange benen en legde ze bij de enkels over elkaar. Ik zag dat hij een glimlach onderdrukte en besefte dat hij er net vakkundig in was geslaagd van gespreksonderwerp te veranderen.

 

Mijn moeder had me in het ziekenhuis verteld dat mijn huis was verhuurd, en ik was zo ontzettend blij om te horen dat het niet was verkocht dat ik pas bedacht dat ik zolang ergens zou moeten wonen toen Gary zei dat ik uit het ziekenhuis ontslagen zou worden. Ik overwoog Christina te vragen of ik bij haar kon logeren, maar haar schip lag nog niet in de haven, en toen belde mijn moeder om te zeggen dat ze me kwamen ophalen. Als ik zei dat ik niet in de stacaravan wilde slapen, zou het ruzie worden, dus leek het me het beste om daar een oplossing voor te zoeken als ik thuis was.

Op de ochtend dat ik uit het ziekenhuis werd ontslagen, waarschuwde Gary ons dat er buiten waarschijnlijk fotografen zouden wachten en hij stelde voor dat we de achteruitgang zouden nemen, maar Wayne en mijn moeder waren door de voordeur binnengekomen en mijn moeder had geen fotograaf gezien. Natuurlijk stonden we nog niet buiten of er daalde een zwerm op ons neer. Mijn moeder liep voor ons uit en smeekte de pers ons tijd te geven. Maar in de opdringerige meute waar wij ons een weg doorheen baanden, was ze nauwelijks te verstaan.

We stopten bij een benzinestation even buiten Port Northfield, en mijn moeder liep naar binnen om te betalen terwijl Wayne tankte. Ik verstopte me op de achterbank. Toen mijn moeder weer in de auto zat, gooide ze een krant over de rugleuning en schudde haar hoofd. Ze zei: ‘Iemand kan zijn mond niet houden.’

vermiste makelaar uit ziekenhuis! Onder deze kop op de voorpagina stond een oude foto, die van mijn werk kwam. Terwijl Wayne optrok en we het benzinestation achter ons lieten, las ik het artikel. Ik was geschokt. Een ‘niet nader genoemde bron’ had hen ervan op de hoogte gesteld dat ik vandaag uit het ziekenhuis zou worden ontslagen. Volgens adjudant Gary Kincade van Clayton Falls werd ik niet van strafbare feiten verdacht; ik was een dappere jonge vrouw en ze zetten alles op alles om de overleden dader te kunnen identificeren…

Ik had de agenten niet verteld wat de naam van mijn baby was, maar iemand had de kranten verteld dat ik er een had gekregen, want het artikel citeerde een deskundige over het effect dat de dood van mijn baby op mij zou kunnen hebben. Ik smeet de krant op de vloer en vertrapte hem.

 

Tweeëntwintigste sessie

Heel fijn dat u vandaag nog een plekje voor me had, doc. Er is de laatste tijd zo veel ellende over me uitgestort dat u me in een gekkenhuis had kunnen opzoeken als ik er nog veel langer in mijn eentje mee had moeten dealen. Aan de andere kant, het is daar waarschijnlijk wel een stuk veiliger. U heeft me vast op het journaal gezien. Wie niet, verdomme?

 

Een paar avonden geleden pakte ik die oudere foto die de Griezel van me had. Er bleken geen gaatjes van punaises in te zitten, en ik kon met de beste wil van de wereld geen reden verzinnen waarom ik die foto in mijn kantoor zou hebben opgehangen. Maar hoe ik ook mijn best deed me te concentreren op de vraag waar hij dan wel vandaan kwam, het enige wat ik voor me zie is de Griezel die hem omhooghoudt, alsof het een prijs is.

De volgende ochtend ging ik hardlopen. Aan het eind van mijn oprit sloeg ik rechts af de weg op, en op het moment dat ik langs een geparkeerd wit busje rende, riep ik Emma, die voor me uit liep, omdat ze moest wachten voordat ze overstak.

Omdat ik me afvroeg of Emma wel zou stoppen, besefte ik nauwelijks dat de zijdeur van het busje open werd getrokken. Op het moment dat ik er langsliep, zag ik in een flits een groot lijf in zwarte kleren en een skimasker, dat een uitval naar me deed. Ik sprong opzij, waarbij mijn voet op los grind kwam en ik mijn enkel verzwikte. Ik smakte tegen de stoep, kwam vol op mijn kin terecht, beet op mijn tong en haalde mijn handen open aan de ruwe stoeptegels.

Ik probeerde zo snel mogelijk overeind te komen maar werd bij mijn enkel gegrepen en teruggetrokken. Ik hield me aan de rand van de stoep vast en trapte naar achteren om mijn been te bevrijden. De aanvaller liet los en ik kwam overeind en wilde al wegrennen, maar voelde een grote hand op mijn mond en een arm om mijn ribbenkast, en ik werd opgetild en tegen zijn stevige torso aan gekwakt. De hand op mijn mond drukte mijn hoofd in zijn schouder, zijn arm perste de lucht uit mijn borstkas. Hij stapte naar achteren. Mijn hielen sleepten over de stoep. Emma sprintte blaffend naar ons toe.

Ik wilde gillen en me verzetten, maar werd verlamd door angst. Het enige wat ik nog voor me zag, was het glimlachende gezicht van de Griezel, en het enige wat ik nog voelde, het pistool in mijn rug.

We kwamen bij het busje. De man verplaatste zijn gewicht naar één been en greep me steviger vast, alsof hij ergens op wilde stappen. Ik herinnerde me weer hoe de Griezel het portier open had gedaan, om de motorkap was gelopen, was ingestapt…

Concentreer je godverdomme! Het gaat hier om seconden, niet meer! Hij mag je het busje niet in krijgen!

Ik beet in de hand voor mijn mond en trapte naar achteren. Ik hoorde gegrom en ramde mijn ellebogen in alles wat ik raken kon en deelde een tik uit tegen iets waarvan ik dacht dat het zijn kin was. Toen kreeg ik zo’n harde duw dat ik onderuit ging en met mijn slaap op de stoeprand terechtkwam. De pijn was verschrikkelijk, maar ik wist me op mijn rug te rollen. De man probeerde me opnieuw vast te pakken; ik schreeuwde zo hard als ik kon en slaagde erin hem een trap in zijn maag te verkopen. Hij kreunde, maar bleef proberen me te grijpen.

Ik rolde heen en weer, sloeg naar zijn armen en gilde: ‘Help! Help!’

Ik hoorde gegrom en geblaf. De man kwam overeind.

Emma had zijn been te pakken en hij trapte naar haar.

‘Blijf van mijn hond af, klootzak!’

Terwijl ik nog op de grond lag, zette ik me schrap met mijn ellebogen en trapte hem vol in zijn kruis. Hij klapte dubbel, wankelde kreunend en naar lucht happend achteruit en viel op zijn knieën.

Links van me schreeuwde een vrouw: ‘Laat haar met rust!’

De man kwam moeizaam overeind en probeerde langs mij bij zijn busje te komen, maar Emma bleef zijn broek tussen haar tanden houden. Ik greep zijn andere been. Hij wist ons allebei van zich af te schudden, stapte in en ging er met piepende banden vandoor – Emma wist net op tijd uit de weg te gaan. Ik probeerde zijn nummerbord te zien, maar ik zag niet scherp en hij reed te hard.

Mijn ademhaling klonk alsof ik stikte. Ik ging langzaam op mijn knieën zitten en keek over mijn schouder. Met moeite zag ik dat mijn overbuurvrouw met een telefoon in haar hand naar ons toe rende. Mijn blikveld vervaagde en ik zakte weer in elkaar, op de stoep.

‘Gaat het met haar?’

‘De politie is onderweg.’

‘Mijn god, wat is er gebeurd?’

Ik wilde antwoord geven, maar ik trilde als een gek, ademde snel en onbeheerst en zag nog steeds niet scherp. Emma’s vacht veegde langs mijn wang en haar warme tong likte mijn gezicht. Iemand trok haar weg en een vrouw zei: ‘Kun je me zeggen hoe je heet?’

‘Annie. Ik heet Annie.’

‘Oké, Annie, er is hulp onderweg. Hou vol.’

Sirenes. Uniformen. Iemand legde een deken over me heen. Op vragen gaf ik brokstukken van antwoorden.

‘Een man… Zwarte kleren… Wit busje.’

Meer sirenes, ander uniformen.

‘Waar doet het pijn, Annie?’

‘Probeer diep in te ademen.’

‘We gaan je nek stabiliseren.’

‘Kun je ons zeggen wanneer je geboren bent?’

Handen op mijn lichaam. Vingers aan mijn pols. Geschreeuwde cijfers. Toen ik op een brancard werd gelegd en ze me vastbonden, herkende ik een stem.

‘Ze is mijn nicht, laat me erdoor.’ Het bezorgd gezicht van mijn tante verscheen boven me. Ik pakte haar hand en barstte in tranen uit.

Tante Val reed mee naar het ziekenhuis.

‘Annie, alles komt in orde. Mark belt je moeder zodat ze naar het ziekenhuis kan komen, en hij neemt Emma mee naar huis.’ Verder herinner ik me niet veel van de rit, alleen dat we hard reden en dat haar hand in mijn hand lag.

In het ziekenhuis begon ik weer te hyperventileren – te veel schreeuwende mensen, huilende baby’s, felle lichten en verpleegsters die vragen stelden – en daarom legden ze me in afwachting van de komst van de dokter ter observatie in een kamer. Ik zag dat agenten op de gang met verpleegsters en mijn tante praatten.

Ik begon de platen van het systeemplafond te tellen. Er kwam een verpleegster binnen, ik moest in haar hand knijpen; ze mat mijn bloeddruk en keek naar mijn pupillen. Ik bleef tellen.

Ook toen er uiteindelijk een dokter kwam en hij alle vragen opnieuw stelde, bleef ik tellen. Toen ze me naar de röntgenafdeling brachten, telde ik de machines. Toen ze me naar de kamer hadden teruggebracht en de smerissen hun vragen kwamen stellen – wat droeg de man, hoe lang was hij, van welk merk was het busje? – begon ik sneller te tellen. En toen er een grote verpleger binnenkwam die onverwacht mijn arm pakte, begon ik te gillen.

Iedereen kreeg opdracht de kamer te verlaten. De arts droeg een verpleegster op ‘onmiddellijk’ iemand van de crisisdienst te halen. Ik deed mijn ogen dicht en terwijl ik ze boven mijn hoofd hoorde praten, telde ik de slagen van mijn op hol geslagen hart. Iemand gaf me een injectie. Meer gepraat; ik volgde het niet. Vingers aan mijn pols, mijn hartslag werd geteld. Ik telde mee.

Ik hoorde hakken door de hal rennen, en daarna de stem van mijn moeder, maar ik legde het loodje.

Een, twee, drie…

 

Toen ik mijn ogen opendeed, stonden mijn moeder en tante Val met hun rug naar me toe zachtjes bij het raam te praten.

‘Mark bracht me met de auto omdat ik de resultaten van het laboratoriumonderzoek zou krijgen, en we zagen dat oploopje. En toen lag zij daar…’ Mijn tante schudde haar hoofd. ‘Ik moest me er een weg doorheen banen om bij haar te komen. De pers was er in een mum van tijd, ze moeten de ziekenwagen gevolgd hebben. Moet je ze daar nu allemaal zien staan.’

Mijn moeder vroeg: ‘Wat heb je tegen hen gezegd?’

‘Tegen de pers? Niets, ik was veel te bezorgd om Annie, maar misschien heeft Mark een paar vragen beantwoord.’

‘Mark?’ Mijn moeder zuchtte. ‘Val, je kunt niet zomaar van alles tegen die mensen zeggen. Je weet nooit wat…’

Ik schraapte mijn keel en ze draaiden zich om en keken me aan. Ik begon te huilen.

Mijn moeder kwam snel naar me toe en sloeg haar armen om me heen. Ik snikte op haar schouder.

‘Ik was zo bang, mama, zo bang.’

Tegen de tijd dat de dokter terugkwam, was ik gekalmeerd. Gelukkig had ik niets gebroken, maar ik had wel verscheidene kneuzingen, sneeën en schaafwonden, om van een gruwelijke hoofdpijn nog maar te zwijgen. Ik was door een combinatie van pijn en angst in shock geraakt. Gek hè?

Ze wilden me een nachtje in het ziekenhuis houden omdat ze zich zorgen om mijn schedel maakten vanwege de klap tegen mijn slaap en omdat de crisisdienst me ’s ochtends nog een keer wilde zien. ’s Nachts kwam er om de zoveel uur een verpleegster om me te wekken voor het geval ik een hersenschudding had, maar meestal was ik al wakker. Ik verstarde iedere keer dat ik voetstappen door de hal hoorde aankomen en bij ieder hard geluid ging er een schok door me heen. Soms staarde ik gewoon naar de kleine, slapende gedaante van mijn moeder, die op een ziekenhuisbed naast me lag, en telde ik haar ademhalingen.

 

Mijn laatste portie ziekenhuis had me geleerd dat lastig gedrag je op een langer verblijf komt te staan, dus toen de crisisdienst de volgende ochtend kwam beoordelen of ik emotioneel gezien stabiel was, speelde ik het spelletje mee. Ze wilden eigenlijk vooral weten of er ondersteunende troepen op me wachtten als ik uit het ziekenhuis ontslagen werd. Ik vertelde dat ik bij een zielenknijper loop en ze gaven me een paar nummers van telefonische hulpdiensten en een lijst praatgroepen.

Ze besloten dat ik stabiel genoeg was om met de politie te praten, dus ik vertelde hun zoveel mogelijk – nee, ik heb zijn gezicht niet gezien, nee, zijn kenteken ook niet, nee, ik heb geen flauw idee welke klootzak me wilde ontvoeren.

Ik verwachtte dat ze zouden regelen dat ik vierentwintig uur per dag politiebewaking zou krijgen, maar het enige wat ze konden beloven was dat ze af en toe langs zouden rijden en een speciaal alarm installeren dat direct met het politiebureau in verbinding stond. Ze drukten me op het hart altijd en overal mijn mobiele telefoon mee te nemen, geparkeerde busjes te vermijden – je meent het! – en me van mijn omgeving ‘bewust te zijn’, maar ondertussen wel te proberen mijn eigen leven te leiden terwijl zij onderzoek deden. Welk leven bedoelden ze? Mijn leven bestaat uit dit soort ellende.

De artsen zeiden dat ik mocht vertrekken als iemand de komende vierentwintig uur een oogje op me hield. Mijn moeder stond erop dat ik mee naar haar huis ging, en ik was nog steeds bloednerveus en bovendien stijf en beurs, dus het idee stond me wel aan. Mijn moeder bleef de hele dag op de bank met me tv kijken, voerde ijs voor mijn blauwe plekken aan en bracht eindeloos veel kopjes thee. Ik vond het niet erg dat ze zo goed voor me zorgde.

Later bracht oom Mark Emma langs en mijn moeder liet haar zelfs binnen, ze zei ‘bewaak Annie maar’ tegen haar. En me bewaken deed ze. Hoewel oom Mark haar ruim een dag bij zich had gehad, deed ze schichtig tegen hem, en ze blafte bij het geringste geluid en deed iedere keer dat mijn moeder de kamer binnenkwam lelijk tegen haar. Wayne bleef bij haar uit de buurt, om haar de tijd te geven te wennen.

Die nacht sliep mijn moeder bij mij in bed, net als toen ik een kind was, maar zij was de enige die een beetje rust kreeg. Uren later, toen ik nog steeds niet sliep, kroop ik met mijn mobiele telefoon in de hand en Emma vlak achter me naar de kast in de hal. Gary, de enige smeris die ik daadwerkelijk wilde spreken, was de enige die de ochtend waarop die kerel me greep niet kwam opdagen, en de dag erna evenmin. Ik had in het ziekenhuis naar hem gevraagd, maar ze zeiden dat hij opnieuw de stad uit was. Toen ik in de kast lag, probeerde ik hem te bereiken, maar ik werd meteen met zijn voicemail doorverbonden.

In de kast rolde ik mijn pijnlijke lichaam op, maar deze keer was ik ook daar niet op mijn gemak, en ik dacht alleen maar: zou ik me ooit weer veilig gaan voelen? Uiteindelijk viel ik in slaap, en het beeld van het witte busje achtervolgde me tot in mijn nachtmerries.

 

Toen ik weer in mijn eigen huis was, ging ik aanvankelijk vaak naar het politiebureau in Clayton Falls om politiefoto’s te bekijken, maar na maandenlang foto’s van slechteriken te hebben gezien zonder er een van de Griezel te hebben gevonden, raakte ik te ontmoedigd. De politiefoto van de dode Griezel verscheen op alle tv-stations, in alle kranten en zelfs op een website van de bereden politie, onder niet-geïdentificeerde lijken, maar in mijn ogen was het gewoon een foto van een dode vent. Verdomd, hij mocht er dan als de Griezel uitzien, die kerel wist te goed hoe hij onzichtbaar moest zijn.

Ze weten inmiddels dat de hut en de grond eromheen een paar maanden voordat ik werd ontvoerd met contant geld zijn gekocht, maar van het bestaan van de koper is geen enkel bewijs: geen informatie over een creditcard, geen rijbewijs, niets. De Griezel moet een vals identiteitsbewijs gehad hebben. Hij heeft zelfs een bankrekening geopend, onder een valse naam, zodat hij onroerendgoedbelasting kon betalen, maar geen enkele bankmedewerker kan zich daar iets van herinneren.

De oorspronkelijke bewoner heeft de koper nooit ontmoet, want het was een particuliere deal die door een advocaat in Clayton Falls is afgehandeld. Er was maar één handtekening nodig en de advocaat moet zijn hoofd in zijn kont hebben gehad want hij kan geen beschrijving van de koper geven. Als excuus voert hij aan dat hij die maand zestig eigendomsrechten had laten overschrijven, maar ik betwijfel hij überhaupt om een identiteitsbewijs heeft gevraagd.

Gary belde me een paar dagen nadat die vent me op straat had aangevallen – ik logeerde nog steeds bij mijn moeder – om te zeggen dat het alarm was geïnstalleerd en dat het hem speet dat hij niet eerder had gebeld. Hij had aan een zaak in een vissersdorp in het noorden gewerkt en daar hadden ze geen ontvangst. We spraken samen door wat er was gebeurd. Hij vroeg weer naar die verdomde rotfoto, en toen ik zei dat het me nog steeds niet te binnen was geschoten, bromde hij wat en gingen we verder. Hij zei dat ze in eerste instantie dachten dat de Griezel uit de buurt kwam omdat hij me had gestalkt, maar dat ze er nu van uitgingen dat hij net zo goed in een hotel kon hebben gezeten en daarvandaan naar Clayton Falls was gereden.

‘Ik heb de foto van het lijk de afgelopen maand bij ieder hotel of motel binnen een straal van één uur rijden laten zien,’ zei Gary. Clayton Falls ligt halverwege het eiland, dus hij heeft een groot oppervlak bestreken.

‘Waarom heb je die hotels niet gewoon gefaxt? En waarom doe je dat allemaal zelf? Kun je daar geen gewone agenten naartoe sturen?’

‘Ten eerste is de kans groot dat de foto bij het oud papier terechtkomt als ik hem fax. Tijdens de winter blijft een groot deel van het personeel thuis, maar nu het toeristenseizoen aantrekt, komen ze terug, en ik wil hen persoonlijk spreken. Ten tweede stuur ik niet iemand anders omdat bijna iedereen aan een recente zaak werkt. Ik doe dit veel in mijn eigen tijd, Annie.’

Ik was onder de indruk en voelde me een sukkel dat ik elke avond voor de tv hing terwijl hij erop uittrok en zich de benen uit het lijf liep. Was hij daarom niet getrouwd?

‘Je vriendin zal me wel haten,’ zei ik. Hij was even stil, en ik was blij dat hij me niet kon zien, want ik voelde dat ik rood werd.

‘Ik weet dat het eerder frustrerend voor je was, maar nu iemand heeft geprobeerd je nog een keer te ontvoeren, lijkt het me verstandig als je naar het bureau komt en nog wat foto’s bekijkt.’

Terwijl ik me vanwege de onbeantwoorde vriendinnenvraag nog steeds een idioot voelde, vroeg ik: ‘Dus je denkt dat degene die me te grazen heeft genomen iets met de Griezel te maken heeft?’

‘Het lijkt me van belang dat we alle mogelijkheden openhouden.’

‘Dat wil zeggen?’

‘Er zijn in deze zaak een paar dingen die niet bij het profiel passen, zoals die foto van jou – we moeten nog steeds achterhalen hoe hij die in zijn bezit heeft gekregen en waarom hij hem per se wilde hebben als hij zelf al zo veel foto’s had genomen. Als jij erin slaagt een verdachte te identificeren, valt de rest hopelijk vanzelf op zijn plek.’

Ik zei dat ik de volgende dag langs zou komen.

 

Die keer dat Gary me ’s ochtends opzocht toen ik die eerste keer in het ziekenhuis lag, staat in mijn geheugen gegrift, doc. Hij was net ‘in het veld’ geweest, wat dat ook moge betekenen, en hij droeg een spijkerbroek en een zwart windjack met het embleem van de bereden politie. Hij had zelfs een honkbalpetje op. Ik vroeg hem of hij al zijn pakken naar de wasserette had gebracht, maar ik vond dat hij er stoer uitzag. Ik mag hem dan graag met zijn sjieke kleren pesten, hij is het type man dat beslist niet met zich laat spotten.

Ik ben vannacht weer bij mijn moeder blijven slapen, en nadat ik de hele avond haar geruzie met Wayne had moeten aanhoren – sinds het ziekenhuis drinkt ze als een tempelier – had ik weer een nachtmerrie over het witte busje, maar deze keer had de nachtmerrie een goed einde: een man sloot me beschermend in zijn armen. Toen ik wakker werd, besefte ik dat het de armen van Gary waren. Ik voelde me hartstikke schuldig. Ik bedoel, die arme Luke doet zó zijn best en is zó geduldig, en ik droom van de agent die hem zo’n rottijd heeft bezorgd.

Soms zou ik wel willen dat Gary altijd bij me is, als een soort bodyguard. Dan geef ik mezelf een schop onder mijn kont, want ik weet dat alleen ikzelf mij een veilig gevoel kan geven. Het is grappig, want ik heb altijd gedacht dat ik me bij Luke veilig voelde, maar dat was een ander soort veiligheid – een rustig, simpel soort veiligheid. Bij Gary lijkt niets simpel.

Toen ik vanmorgen weer thuiskwam, nam ik Emma mee om alle ruimtes te checken, en bij iedere schaduw maakte ik van schrik een sprongetje. Daarna heb ik het alarm tig keer gecontroleerd. Om mezelf een beetje af te leiden heb ik die brochure van de kunstopleiding waarover ik u vertelde nog een keer bekeken. Hij staat in de Rocky Mountains en het is daar zo mooi – ik heb altijd gedacht dat Harvard er zo uit zou zien. Ik heb zelfs inschrijfformulieren van hun website gedownload. Joost mag weten waarom. Mijn huis is mijn enige bezit waar ik ook maar iets om geef, en ik mag dan doodsbang zijn, als ik dat verkoop om een of andere puberdroom na te jagen, ben ik rijp voor het gekkenhuis. Stel dat ik het als kunstenaar probeer en ik bak er niets van? Wat dan?

 

Dat gezegd hebbende kunnen we het met deze sessie beter voor gezien houden, doc. Ik moet op weg naar huis nog langs het politiebureau om die foto’s te bekijken. In ieder geval heb ik dan een goed excuus om vanavond nog even met Gary te bellen.

 

Drieëntwintgste sessie

Neem me niet kwalijk dat ik op zo’n korte termijn om een sessie vroeg, doc, maar ik heb de afgelopen dagen weer zo veel narigheid voor mijn kiezen gekregen dat ik niet tot onze gewone afspraak kon wachten.

Nadat ik hier vorige keer was vertrokken, reed ik regelrecht naar het politiebureau in Clayton Falls en heb ik een uur naar foto’s zitten kijken. Ik wilde er al bijna mee ophouden, want ik verging van de pijn in mijn rug en alle griezels begonnen op elkaar te lijken, op één man na die me bekend voorkwam, maar ik herinnerde me dat ik zijn foto onlangs in de krant had zien staan. Toen dacht ik eraan dat Gary overal heen ging om de compositietekening te laten zien en spoorde ik mezelf aan om vol te houden. Ik had de foto van een man met een kaalgeschoren kop en een volle baard bijna over het hoofd gezien, maar door zijn onschuldige blauwe ogen, die een contrast vormden met de rest van zijn gezicht, keek ik beter.

Het was ’m.

Het koude zweet brak me uit en mijn blikveld werd wazig. Om te voorkomen dat ik van mijn stokje ging, rukte ik mijn blik los en legde ik mijn voorhoofd op het tafelblad. Ik concentreerde me op mijn razende hartslag, ademde een paar keer diep in en herhaalde op de maat van mijn bonzende hart: Hij is dood… Hij is dood… Hij is dood… Ik durfde pas weer naar zijn foto te kijken toen ik helder zag en mijn hartslag was gekalmeerd.

Ik gebaarde een van de agenten te komen en toen ik had verteld wat ik had gevonden, belde hij Gary op zijn mobiele telefoon. Op geen van de foto’s stond een naam en de agenten gaven geen antwoord op mijn vragen, dus stond ik erop Gary te spreken.

‘Ik begrijp niet waarom niemand me verteld wie hij is – hij heeft een strafblad. Ik heb uren naar die kutfoto’s zitten staren, dus het minste wat je kunt doen is me zijn naam geven.’

‘Het is geweldig dat je hem geïdentificeerd hebt, Annie, maar we moeten de informatie eerst verifiëren; ik wil niet dat je helemaal opgefokt raakt en we er dan achter komen dat het de verkeerde is…’

‘Het is hem. Ik heb een heel jaar met hem doorgebracht.’

‘Ik twijfel geen moment aan je, en ik bel je zodra ik alle informatie over hem heb. In de tussentijd ga jij gewoon naar huis en probeer je een beetje tot rust te komen. Afgesproken? En daarna moet je een lijstje voor me maken van iedereen die jou iets zou willen en kunnen aandoen.’

‘Er is helemaal niemand, dat heb ik al een keer voor mijn zielenknijper gedaan, ik heb iedereen opgeschreven die ik ken. De Griezel moet een vriend hebben gehad en die…’

‘Dat ga ik uitzoeken. En jij gaat nu naar huis en stuurt de lijst die je hebt gemaakt naar me toe, dan spreek ik je snel.’

 

De volgende dag ijsbeerde ik door het huis terwijl ik wachtte tot Gary belde, maar dat deed hij niet, en zijn mobieltje nam hij ook niet op. Ik doodde wat tijd met schoonmaken en bladerde toen uit nieuwsgierigheid oude kranten door op zoek naar de vent die me bekend was voorgekomen. In de allerlaatste zag ik de kop ‘vrijgelaten crimineel gezocht in verband met de beroving’, en ik las het artikel. Toen ik de naam las, wist ik wie het was: mijn moeders stiefbroer. Uit de datum bleek dat hij een paar weken geleden was vrijgekomen en ik vroeg me af of mijn moeder dat wist, en of ik het haar moest vertellen. Ik woog de voor- en nadelen de hele middag tegen elkaar af. Tegen vijven was ik zo opgefokt als een eekhoorn die gesnoven heeft, dus toen mijn moeder belde en me voor een bord pasta uitnodigde, zei ik ja.

Het was niet onaangenaam, maar toen ik na het eten nog steeds zat te twijfelen of ik haar het nieuws over haar stiefbroer moest vertellen, begon mijn moeder over een meisje uit Calgary, dat was vermist. Ik zei dat ik het niet wilde horen, maar ze ging door zonder ook maar één detail over te slaan van de op de tv uitgezonden smeekbede van de moeder van het meisje. Mijn moeder vond dat ze niet goed met de pers omging.

‘Ze was onbeleefd; als ze wil dat ze haar helpen haar dochter terug te vinden, moet ze minder hooghartig doen.’

‘Verslaggevers kunnen behoorlijk lomp zijn, mam, dat weet je.’

‘De pers is nu niet belangrijk: de politie verhoort de vader, die er een vriendinnetje op na schijnt te houden. Een zwánger vriendinnetje.’

‘Mama, kunnen we hier alsjeblieft over ophouden?’

Ze deed haar mond open, maar voordat ze weer op dreef was, flapte ik eruit: ‘Ik zag Dwights foto in de krant.’

Haar mond klapte dicht en ze staarde me aan.

‘Je stiefbroer. Hij is vrijgelaten, mam, maar hij wordt gezocht, vanwege een overval op een…’

‘Wil je nog iets eten?’ We keken elkaar even aan.

‘Het spijt me als ik je kwaad heb gemaakt, ik dacht alleen dat…’

‘Nog wat saus misschien?’ Haar gezicht verried geen enkele emotie, maar haar hand, die een servetje verwrong, maakte duidelijk dat ik me gedeisd moest houden.

‘Nee, ik heb genoeg gehad. Mijn maag is van streek, ik heb vandaag op het politiebureau eindelijk een foto geïdentificeerd. Gary wil me nog niet vertellen hoe de man heet, maar hij zoekt zijn gegevens op – hij zegt dat hij me binnenkort meer informatie kan geven.’

Mijn moeder zweeg even, knikte en zei: ‘Dat is mooi. Misschien kun je dit dan achter je laten, Annie Bear.’ Ze klopte op mijn hand. Wayne stond op en liep naar buiten om een sigaret te roken.

Toen hij de kamer uit was, zei ik: ‘Nou, niet helemaal. Gary denkt dat die vent misschien een partner had, dat zou degene zijn die me laatst probeerde te grijpen.’

Mijn moeder fronste.’Waarom probeert Gary je in godsnaam met zulke verhalen bang te maken?’

‘Hij probeert me niet bang te maken, het is vanwege die ene foto die de Griezel van me had. Ik dacht dat hij hem uit mijn kantoor had gepikt of zo, maar Gary vraagt zich af waarom hij uitgerekend die foto wilde hebben, snap je? Hij wil nu zelfs dat ik hem die lijst stuur…’ Shit. In mijn ijver Gary te verdedigen had ik mijn moeder niet alleen over de foto verteld, maar stond ik bovendien op het punt het geheim van mijn hoogstpersoonlijke shitlijst te verklappen.

‘Welke lijst?’

‘Gewoon, een of andere stomme lijst die ik van mijn zielenknijper moest maken. Stelt niets voor.’

‘Als het niets voorstelt, wat moet Gary er dan mee? Wat staat er op die lijst?’

Verdomme. Ze was niet van plan erover op te houden.

‘Nou ja, een paar mensen uit mijn verleden die iets tegen me zouden kunnen hebben.’

‘Zoals wie?’

Ik was zeker niet van plan te vertellen dat ik ook iedereen die dicht bij me stond erop had gezet, dus zei ik: ‘Een paar exen en wat oude cliënten. O, en die “geheimzinnige” makelaar met wie ik concurreerde.’

‘Christina, bedoel je.’

‘Nee, de makelaar met wie ik in het begin concurreerde.’

Ze kneep haar ogen samen. ‘Heeft ze je dat niet verteld?’

‘Wie heeft me wat niet verteld?’

‘Nee, ik wil geen problemen veroorzaken.’

‘Vooruit, mam, waar heb je het over?’

‘Goed, je moet het eigenlijk ook gewoon weten.’ Ze ademde diep in. ‘Herinner je je mijn vriendin Carol? Nou, haar dochter Andrea werkt bij jou op kantoor, en zij is bevriend met Christina’s assistent…’

‘En dus?’

‘En dus was Christina al die tijd jouw concurrent voor dat project. Een andere makelaar is er nooit geweest.’

‘Echt niet. Dat zou Christina me verteld hebben. De projectontwikkelaar heeft haar gevraagd omdat ik er niet meer was.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Dat dacht ik ook. Maar toen vertelde Andrea dat Christina’s assistent in de weekenden doorwerkte om haar plan van aanpak voor de projectontwikkelaar af te krijgen. Ze had zelfs een deel van Christina’s marketingmateriaal gezien.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Christina zou me nooit zo naaien. Ze vindt vriendschap veel belangrijker dan geld.’

‘Over geld gesproken, ik hoorde dat haar man geldproblemen heeft. Het huis dat hij voor haar heeft gekocht was niet goedkoop, maar ze wekt bepaald niet de indruk dat ze op haar uitgaven beknibbelt. Hij moet een enorm inlevingsvermogen hebben – Luke en zij hadden het vaak héél gezellig toen jij vermist was.’

‘Ze probeerden me op te sporen, nogal wiedes dat ze veel tijd samen doorbrachten. En Drew heeft dat huis niet voor haar gekocht; ze hebben het samen aangeschaft. En waarom zou ze het er niet van nemen? Christina werkt hard voor haar geld en…’

‘Waarom ga jij opeens zo in het defensief?’

‘Je suggereerde net dat Christina en Luke hebben liggen rotzooien!’

‘Dat heb je mij niet horen zeggen. Ik vertel alleen wat ik heb gehoord. Ze zat iedere avond in het restaurant, vaak tot sluitingstijd. Dat is waar ook, wist jij dat het restaurant voordat je werd vermist helemaal niet goed liep? Wayne sprak laatst de barman van het café verderop. Hij kent Lukes chef-kok en die zei dat het zelfs aan de orde was geweest dat ze moesten sluiten, maar toen jij werd vermist en al die nieuwsberichten verschenen, ging het beter. Zo lijkt het toch nog ergens goed voor geweest te zijn.’

De alfredosaus met kip die me zo goed had gesmaakt, lag nu als een blok op mijn maag.

‘Ik moet naar de wc.’

Ik dacht even dat ik moest overgeven, maar ik liet wat koud water over mijn handen lopen, spatte het in mijn gezicht en leunde met mijn voorhoofd tegen de make-upspiegel tot de misselijkheid zakte. Mijn nekharen voelden warm en zweterig aan, dus ik keek of er wat in de la lag; ik vond een roze elastiekje en deed mijn haar in een paardenstaart. Toen ik uit de badkamer kwam, schonk mijn moeder zichzelf net een nieuw glas in.

‘Ik moet gaan, mam. Bedankt voor het eten.’

‘Bel me als je nog iets hoort.’ Ze wreef over mijn rug en zei: ‘Ik weet zeker dat alles goed komt.’

 

Tegen de tijd dat ik thuiskwam, was het gevoel van misselijkheid omgeslagen in een rusteloze energie, dus ik besloot te gaan hardlopen. Het was nog niet zo laat, maar als het al bedtijd was geweest, zou ik onmogelijk hebben kunnen slapen – ik schrok van ieder geluidje. Terwijl mijn voeten over de stoep denderden, sloegen mijn gedachten op hol.

Hadden Luke en Christina iets met elkaar? Ik kon me niet herinneren dat ze ooit overdreven aardig tegen elkaar waren geweest. Aan de andere kant, ik had ook niet doorgehad dat zij mijn tegenstrever voor het bouwproject was. Had ze dat van het begin af aan geweten? Had ze dat willen zeggen toen ik haar onderbrak? Of probeerde ze me te vertellen dat ze iets met Luke had? En waarom had Luke me nooit verteld dat er problemen met het restaurant waren? De vragen raasden door mijn hoofd, knalden op elkaar en splitsten zich in nieuwe vragen af.

Na een halfuur hardlopen was ik stukken kalmer geworden, maar op weg naar huis en onder de douche had ik een vaag gevoel van onbehagen. Misschien zouden mijn idiote gedachten verdwijnen als ik hun stemmen hoorde. Met mijn handdoek nog om me heen gewikkeld, belde ik Luke in het restaurant. Hij nam afgemeten op.

‘Bel ik ongelegen?’ vroeg ik.

‘Ik heb wel even.’

‘Ik wilde je alleen even vertellen dat ik vandaag in het politiebureau een foto van de man heb gezien. Ik weet nog niet hoe hij heet, maar Gary laat me zo snel mogelijk meer weten.’

‘Hé! Dat is goed nieuws.’

‘Dat lijkt mij ook. Maar we zijn er nog niet.’

‘Hou me op de hoogte van de vorderingen – ik moet nu ophangen, sorry, het is hier een gekkenhuis. Het zit bomvol.’

Ik was nog niet helemaal gerustgesteld, en ik had bijna gezegd dat ik later een drankje zou komen drinken zodat we konden praten, maar ik aarzelde te lang en hij hing op.

Ik belde Christina op haar mobiele telefoon, maar zij vroeg of ze me later kon terugbellen omdat ze die avond het project aan de waterkant zou presenteren en er mensen voor de deur stonden. Nadat ik de verbinding had verbroken, staarde ik naar mijn telefoon. Emma, die aan mijn voeten zat, keek met haar grote bruine ogen naar me op.

‘Ik gedraag me als een uilskuiken, hè?’ Ze begon enthousiast te kwispelen. Ik nam aan dat dat ja betekende.

Maar op weg naar mijn slaapkamer herinnerde ik me plotseling waar de foto vandaan kwam.

 

Het duurde even voordat Gary opnam. Ik besefte pas dat ik verkrampt was toen ik zijn kalme stem hoorde en weer een beetje ontspande.

‘Ik heb de hele middag geprobeerd je te bereiken,’ zei ik.

‘Sorry, de batterij van mijn telefoon was leeg.’

‘Ik moet je spreken.’ Walgelijk, zo wanhopig als ik klonk.

‘Ik luister.’

‘Ik moest net aan dat plankje met ingelijste foto’s denken, in de hal, vlak bij mijn slaapkamer. En opeens wist ik het weer. Er stond een tinnen lijstje dat ik een beetje achteraan had gezet omdat er een oudere foto van mij in zat, de foto die de Griezel…’

‘Kwam de foto uit je húís?’ De misselijkheid was terug.

‘De Griezel kan nooit langs Emma zijn gekomen, dus het moet tijdens een van onze wandelingen zijn gebeurd; maar waarom zou hij voor een foto het risico van een inbraak nemen?’

‘Dat is een goede vraag. Heeft iemand de sleutels van je huis?’

‘Een paar maanden voordat ik werd ontvoerd ben ik tijdens een wandeltocht mijn sleutelbos kwijtgeraakt, dus toen heb ik de sloten laten vervangen – ik had nog niemand reservesleutels gegeven.’

‘Dan moet het iemand geweest zijn die jij zelf hebt binnengelaten, Annie. En die persoon heeft hem vervolgens die foto gegeven – waarschijnlijk zodat hij je kon herkennen.’

Mijn hart begon te bonzen. ‘Maar waarom juist díé foto?’

‘Misschien omdat het er een was die jij niet zou missen. Maar het kan zo veel redenen hebben.’

‘En degene die me laatst te grazen wilde nemen…’

‘Dat kan de persoon van de foto zijn, maar ook iemand anders die is ingehuurd om het karwei af te maken.’

‘Dit slaat nergens op. Waarom zou iemand willen dat ik ontvoerd werd? Er is nooit losgeld gevraagd.’

‘We weten niet of het de bedoeling was dat je ontvoerd zou worden. Misschien was hij voor iets anders ingehuurd en heeft hij toen besloten je voor zijn eigen doeleinden te gebruiken.’

‘Denk je dat hij me had moeten doden? Jezus christus, Gary.’ Ik keek naar het alarm.

‘Ze zullen het niet zo snel nog een keer proberen, je staat nu te veel in de schijnwerpers. Maar voor alle zekerheid check ik wel even of er nog steeds patrouillewagens bij je langsrijden. En ik heb de namen nodig van iedereen die bij die foto kon komen.’

‘Er zijn heel veel mensen in mijn huis geweest, ik had de keuken net laten…’

‘Dit is te gecompliceerd voor een gelegenheidsmisdaad. Het moet iemand met een persoonlijk motief geweest zijn.’

‘Ik heb je die stomme lijst al gestuurd…’

‘Denk niet alleen in de richting van iemand die je iets aan wilde doen, vraag je ook af wie het meest van jouw verdwijning heeft geprofiteerd.’

Het duizelde me. ‘Daar… daar moet ik over nadenken.’

Gary zei: ‘Slaap er een nachtje over. Ik geef je het nummer van mijn motel in Eagle Glen. Bel me als iets je te binnen schiet.’ Ik wilde al ophangen, maar hij zei nog: ‘En, Annie, hou dit voorlopig maar voor je.’

 

Terwijl ik me met bevende handen aankleedde bleven Gary’s woorden door mijn hoofd spoken. Vraag je ook af wie het meest van jouw verdwijning heeft geprofiteerd. In Lukes restaurant was het druk geworden. Christina had het onroerendgoedproject gekregen.

Toen herinnerde ik me dat de Griezel had gezegd dat hij mij had uitgekozen omdat ‘de gelegenheid zich voordeed’, en het was natuurlijk wel vreemd dat mijn vriend, die doorgaans altijd zo punctueel was, uitgerekend die dag te laat voor het eten kwam. Bovendien had de Griezel gezegd dat hij Luke met een vrouw had gezien. Maar hij schiep er genot in mij te kwellen – zou hij het me niet verteld hebben als Christina die vrouw was geweest? Of wilde hij dat detail achter de hand houden, als een appeltje voor de dorst? Maar waarom waren Luke en Christina, als ze iets met elkaar hadden, niet met elkaar verder gegaan toen ik van het toneel was verdwenen? En waarom zouden ze die foto aan de Griezel hebben gegeven? Ze hadden foto’s genoeg van me. Nee, dit sloeg nergens op. Christina en Luke hielden van me, ze zouden me nooit iets aan doen.

Wie had er het meest geprofiteerd?

Ik staarde naar de plek in de gang waar de plank had gehangen. Iemand had een foto van me gestolen, iemand die ik in mijn huis had gelaten. Ik checkte het alarm en de sloten op de deur nog een keer. Emma blafte naar een voorbijrijdende auto, en ik schrok me dood. Ik moest daar weg.

 

Tijdens de autorit van een uur naar Eagle Glenn, met de naam van Gary’s motel, het kamernummer en de gegooglede kaart op de stoel naast me, besefte ik dat ik hem niet had gevraagd waarom hij daar was, maar ik nam aan dat het verband hield met mijn zaak. Ik kan me niet herinneren waar ik tijdens die rit allemaal langs ben gereden en ik had het over mijn hele lichaam ijskoud, want in mijn haast had ik geen jas gepakt en ik droeg alleen een hemdje en een sportbroek, wat ook niet hielp. Mijn handen trilden op het stuur.

Toen ik had aangeklopt, duurde het even voordat Gary opendeed.

‘Sorry, ik kwam net onder de douche vandaan. Wat is er aan de hand? Gaat het?’

‘Hé,’ zei ik, ‘ik moet met je praten.’ Hij gebaarde me binnen te komen.

De kamer stond nog vol stoom en hij knoopte zijn witte overhemd dicht. Hij trok de handdoek van zijn nek, wreef zijn haar, dat nat staalkleurig was, droog, gooide de handdoek over de rugleuning van een stoel en streek zijn haar met beide handen glad.

Het was geen grote kamer, er stonden alleen een bed, een tafeltje met een telefoon en een tv, en er was een badkamer, en toen ik besefte dat dit de eerste keer was dat we met z’n tweeën waren, leek hij nog kleiner.

Op het nachtkastje stond een halflege fles wijn. Hij leek me niet het type dat drinkt, maar goed, wat wist ik ervan? Hij stak zonder iets te zeggen de fles in de lucht en trok vragend zijn wenkbrauwen op. Ik knikte. Hij vulde een glas en gaf het me aan. Ik was blij dat ik iets kon vasthouden en nam een grote slok, en ik voelde hoe de wijn in mijn bloedbaan kwam. Mijn spieren ontspanden zich en er verspreidde zich een warme gloed door mijn lichaam. Ik ging op het voeteneind van het bed zitten.

Gary trok een stoel die bij het tafeltje met de telefoon stond naar zich toe en draaide hem naar mij. Hij boog zich voorover en liet zijn ellebogen op zijn knieën en zijn kin in zijn handen rusten.

‘Goed, wat is er aan de hand?’

‘Dit gezeik, ik word er echt gek van. Je moet ervoor zorgen dat je die vent vindt die me te grazen wilde nemen, Gary. Doordat ik niet weet wie het is, draai ik helemaal door. Ik twijfel aan iedereen. Naar aanleiding van kletspraatjes die mijn moeder heeft opgevangen, begin ik me zelfs af te vragen of Christina en Luke erachter kunnen zitten. Hoe verrot is dat?’

‘Wat heeft je moeder dan gehoord?’

‘Zij hebben het niet gedaan, Gary. Het ging over dat project aan de waterkant dat naar mij zou gaan, en dat ze toen ik was verdwenen veel tijd met elkaar hebben doorgebracht. Naar het schijnt stonden ze er financieel ook niet al te best voor, maar dat doet er niet toe. Ik bedoel, ik word knettergek van dit gezeik.’

Gary stond op en ijsbeerde door de kamer terwijl hij met één hand over zijn kin wreef. ‘Hoe zat het ook weer met dat project?’

Ik gaf hem de feiten, maar eindigde met: ‘Christina zou me dit nooit aandoen, Gary.’

‘Als je wilt dat ik achterhaal wie hier verantwoordelijk voor was, moet ik ieder scenario serieus nemen.’

‘Dat kan wel zijn, maar dit is niet het goede.’

‘Hoe stabiel is haar huwelijk?’

‘Volgens mij hebben ze een prima huwelijk… Ze praat er niet veel over, maar dat komt, denk ik, door alle sores die ik heb.’

‘En ze is vaak samen met Luke in het restaurant gezien?’

‘Ja, maar nu zien ze elkaar nooit, ze spraken toen alleen maar met elkaar af omdat ze mij probeerden te vinden.’

Gary ijsbeerde verder.

‘Waarom zit je eigenlijk in Eagle Glen?’ vroeg ik. ‘Laat je de tekening nog steeds overal zien?’

‘Ik ben hier vanavond aangekomen en heb de mensen gesproken die in de nachtdienst werken. Morgen praat ik met de mensen van de dagdienst.’

‘Weet je al meer van hem? Heette hij echt David? Je zei dat je het me zou laten weten als je zijn dossier had, maar je hebt niet meer gebeld.’

‘Morgen krijg ik informatie van een andere afdeling. Meer kan ik op dit moment niet zeggen.’

‘Ik haat het als je de smeris uithangt. Ik ben eerlijk tegen jou, het minste wat jij kunt doen is zelf ook open kaart spelen.’

De combinatie van frustratie en wijn spoelde het laatste beetje zelfbeheersing weg, en ik barstte in tranen uit.

Ik boog mijn hoofd om mijn gezicht te verbergen, stond op en liep naar de deur, maar toen ik langs Gary liep pakte hij mijn arm en trok me naar zich toe. Met mijn vrije hand duwde ik tegen zijn borst, maar hij week geen duimbreed. De tranen waren nu verdwenen.

‘Laat me los, Gary.’

‘Als je gekalmeerd bent.’

Ik ramde met de muis van mijn hand tegen zijn borst, een felle tik. ‘Sodemieter toch op, Gary. Ik ben deze bullshit spuugzat. Al die tijd dat ik weg was voerden jullie geen reet uit, en jullie sturen me nu nog steeds van het kastje naar de muur. Hij heeft me godverdomme bijna iedere nacht verkracht, en jij wilt me niet vertellen hoe hij heet? Begrijp je er dan echt helemaal niets van? Mijn leven is naar de klote, en nu moet ik me ook nog gaan afvragen of dat zo is omdat iemand die ik ken wíl dat mijn leven naar de klote is. En dan vertel jij me doodleuk dat ik niet het recht heb iets te weten over de man die me dit heeft aangedaan?’ Ik sloeg hem op zijn schouder. Hij verroerde zich niet. Ik sloeg hem nog een keer.

Hij pakte mijn pols. ‘Stop daarmee.’

Ik keek hem woedend aan. ‘Wees dan niet zo’n zak.’

‘Ik vertel je alles wat ik je kan vertellen zonder de zaak in gevaar te brengen.’

‘Meer is het niet voor jou, hè? Alleen maar een zaak.’

Nu keek hij mij woedend aan. ‘Heb jij enig idee hoeveel mensen er jaarlijks vermist raken? Hoeveel kinderen? En de meesten komen niet terug. Mijn oudere zus verdween toen ik nog een kind was, en we hebben haar nooit teruggevonden. Om die reden ben ik bij de politie gegaan – ik wilde niet dat iemand meemaakte wat mijn familie heeft meegemaakt.’ Hij liet mijn polsen los. ‘Deze zaak heeft me mijn huwelijk gekost.’

‘Ik wist niet dat je ge…’

‘We hadden al problemen voordat jij vermist raakte, maar we probeerden ze op te lossen. Daarom heb ik me van het vasteland naar Vancouver Island laten overplaatsen. Maar niet lang nadat ik hier kwam, werd jij ontvoerd, en ik heb zo veel tijd in jouw zaak gestoken… Een maand voordat jij terugkwam heeft ze het bijltje erbij neergegooid.’ Een wrange lach. ‘Ze zei dat ik zo hard naar anderen zocht dat ik de mensen voor mijn neus niet meer zag.’

‘Het spijt me, Gary, van alles. Ik weet dat ik me belachelijk gedraag. Maar ik ben zo opgefokt! Ik heb geen idee meer wie ik nog kan vertrouwen. Iemand wil dat ik sterf, en…’ Mijn stem brak en ik begon weer te huilen.

Gary deed een stap naar voren en sloeg zijn armen om me heen. Mijn gezicht kwam ongeveer ter hoogte van zijn borst en zijn kin lag boven op mijn hoofd. Zijn stem rommelde vanuit zijn borstkas omhoog en vibreerde tegen mijn wang.

‘Jij blijft ongedeerd, Annie. Daar zorg ik voor, oké?’

Ik maakte mijn gezicht los van zijn borst en sloeg mijn blik naar hem op. Zijn ogen stonden donker en zijn arm op mijn rug brandde door mijn shirtje heen. Het was fijn om me aan dat sterke lichaam over te geven. Ik wilde zijn kracht in me opnemen en met me meenemen. We keken elkaar aan.

Ik ging op mijn tenen staan, strekte mijn lichaam en drukte mijn lippen op zijn mond. Zijn mond zwichtte niet meteen, en hij mompelde: ‘O, shit.’

Met Luke was alles altijd zoet en zacht, gepassioneerd maar nooit vurig. Gary en ik kusten elkaar met verstilde wanhoop. Hij legde beide handen op mijn achterste, tilde me op en legde me op het bed. Hij zette zijn armen aan weerszijden van mijn lichaam en boog zich over me heen. In een flits zag ik de Griezel voor me en ik verstijfde. Gary keek me onderzoekend aan en wilde al overeind komen, maar ik trok hem naast me op bed, duwde hem op zijn rug, kroop over hem heen en greep het beddengoed aan weerskanten van zijn gezicht. Zo bleven we even liggen; mijn lichaam was zich van iedere vierkante centimeter van zijn lichaam bewust en mijn hart bonsde tegen zijn borst. De spieren van zijn armen waren hard toen hij me met zijn handen op mijn ribbenkast een klein stukje omhoogduwde, en hij spande zijn beenspieren, alsof hij me van zich af wilde tillen. Ik drukte mijn wang tegen zijn wang en fluisterde in zijn oor: ‘Ik moet de controle hebben. Anders kan ik het niet…’

Zijn lichaam ontspande en hij nam mijn gezicht tussen zijn handen en draaide het naar zich toe zodat ik wel oogcontact móést maken. Hij streek met zijn duim over mijn jukbeen en vroeg schor maar toch teder: ‘Weet je zeker dat je dit wilt, Annie? Als je niet verder wilt gaan, snap ik dat.’

Er voer een rilling door me heen, maar ik draaide mijn gezicht in zijn hand en beet zacht in het vlezige stukje van zijn duim. Toen boog ik me zo ver voorover dat mijn haar als een gordijn om ons heen viel en ik drukte mijn lippen op de zijne.

Maar toen hij harder terugkuste en mijn kont vastpakte en met zijn kruis tegen mijn kruis wreef, raakte ik in paniek en verstijfde weer. Hij merkte de verandering op en wilde iets zeggen, maar ik greep hem bij zijn polsen en drukte ze boven zijn hoofd in het matras en werd rood van de vernedering en murmelde tegen zijn mond: ‘Je mag me niet aanraken… Verroer je niet.’

Ik wist niet zeker of hij het begreep, maar zijn lippen ontspanden zich en toen mijn mond die van hem raakte, kuste hij niet terug. Ik sabbelde en knabbelde en trok aan zijn lippen, mijn tong gleed in zijn mond en streelde zijn tong en ik zoog erop tot hij kreunde.

Ik trok onze kleren tot op ons ondergoed uit en kuste zijn borst, ik sleepte mijn haar eroverheen tot zijn tepels hard werden en hij kippenvel kreeg. Ik ging schrijlings op hem zitten en bleef hem aankijken terwijl zijn hand naar mijn borsten ging, mijn tepels streek en over mijn buik omlaag en, toen ik me meer op mijn gemak voelde, tussen mijn benen gleed. Ik streelde mezelf met zijn hand, het was de eerste hand die me daar na de Griezel aanraakte, inclusief die van mijzelf. Mijn lichaam reageerde met een golf van genot, maar ik was nog niet zover dat ik erop kon meegaan dus bracht ik zijn hand weer naar mijn borsten. Ik kuste hem, haakte mijn tenen in zijn boxershort en trok hem omlaag. Vervolgens trok ik mijn eigen slipje omlaag en trapte het uit terwijl ik hem bleef kussen.

Ik drukte zijn armen weer boven zijn hoofd en met onze voorhoofden tegen elkaar en mijn lippen lichtjes op die van hem bleef ik op hem liggen, en ik voelde hoe zijn warme adem naar binnen en naar buiten ging en zich met die van mij vermengde. Zijn huid gloeide koortsachtig en op onze lichamen vormde zich een dun laagje zweet. Eerst was zijn ademhaling gejaagd, maar hij wist hem te kalmeren, hij hield hem onder controle, voor mij.

Ik kwam op mijn tenen omhoog, spreidde mijn benen, schoof omlaag en gleed over hem heen. Hij ging mij niet binnen; ik nam hem.

Zijn adem stokte in zijn keel en ik wachtte af, mijn hart klopte snel, ik wachtte tot hij het niet meer zou houden, hij me op mijn rug zou draaien en in me op en neer zou stoten, me binnen zou dringen, ik weet niet wat met me zou doen. Maar dat deed hij niet. Ik kon wel huilen. Om zijn geschenk.

Ik bewoog op en neer en hij verroerde zich niet: alleen zijn ademhaling verried de hevige strijd die in hem woedde, en de wetenschap dat ik deze sterke, zelfverzekerde man op zijn rug had gekregen, maakte dat ik harder bewoog. En sneller. En wilder. Ik daagde hem uit het lef te hebben mij aan te raken en reageerde zo mijn woede op zijn lichaam af. Ik gebruikte mijn geslacht als wapen. En hij kwam zonder zijn heupen omhoog te stoten; zijn lichaam verkrampte en hij balde zijn vuisten in mijn handen, dat was alles. Ik was dolgelukkig. Voelde me sterk. Ik bleef hem berijden tot het voor hem waarschijnlijk pijn begon te doen, maar hij raakte me niet aan. Ten slotte stopte ik, ik draaide mijn gezicht opzij en liet zijn polsen los. Toen pas stak hij zijn hand uit, hij legde hem op mijn achterhoofd en wiegde me zachtjes in zijn armen. En ik huilde.

 

We lagen naast elkaar op onze rug, we staarden naar het plafond en kwamen op adem. Geen van ons zei iets. Het was zo volkomen tegengesteld aan mijn ervaringen met de Griezel – alle controle versus geen enkele controle – dat ik de herinnering aan hem buiten de kamer, buiten het bed en buiten mijn lichaam had weten te houden. Maar toen ik tot bezinning kwam en de nevels optrokken, dacht ik aan datgene wat er in mijn leven gebeurde en aan wat ik net had gedaan. Gary wilde iets zeggen, maar ik was hem voor.

‘Dit was sinds mijn thuiskomst de eerste keer dat ik… heb gedaan wat we net hebben gedaan. Weet dat ik blij ben dat het met jou was, maar je hoeft je geen zorgen te maken, ik verwacht verder niets. Ik hoop niet dat er hierdoor iets tussen ons verandert.’

Zijn ademhaling haperde, kwam tot stilstand en ging weer verder. Hij draaide zijn gezicht naar me toe en deed zijn mond open, maar ik sneed hem opnieuw de pas af.

‘Begrijp me niet verkeerd, ik heb er geen spijt van of zo, en ik hoop dat jij dat ook niet hebt, maar ik wil er niet uitgebreid over praten. Oké? Laten we gewoon verder gaan waar we gebleven waren. Wat is de volgende stap in het onderzoek?’

Ik voelde zijn blik op mijn gezicht branden, maar ik hield mijn ogen op het plafond gericht. Hij zei zacht: ‘Morgen laat ik de mensen van het hotel de tekening en de politiefoto die ze me hebben gefaxt zien; daarna ga ik naar het volgende stadje. Kinsol.’ Ik was vergeten hoe dicht ik bij Kinsol was. Het is een klein stadje – er zijn waarschijnlijk maar een of twee motels – en de meeste mensen die er wonen, werken in de gevangenis.

Ik lachte en zei: ‘Als mijn oom niet net was vrijgelaten, had je hem even gedag kunnen gaan zeggen.’

Gary steunde op een elleboog en keek me aan. ‘Welke oom?’

Ik dacht dat hij dat wel wist, maar mijn moeder en haar halfbroer hebben niet dezelfde achternaam, dus misschien ook niet.

‘Mijn moeders stiefbroer, Dwight? Hij heeft een paar banken beroofd. Hij stond laatst in de krant – de politie zoekt hem in verband met een andere overval. Maar we hebben geen contact meer met hem, dus ik kan jullie niet helpen.’

Gary rolde op zijn rug en staarde naar het plafond. Ik wilde hem vragen wat hij dacht, maar ik had gemerkt dat aandringen bij hem geen antwoorden opleverde.

‘Is er iets wat ik kan doen om het onderzoek verder te helpen?’ vroeg ik.

‘Probeer voorlopig bij iedereen uit de buurt te blijven. Ik moet eerst nog wat gegevens boven water zien te krijgen. Waarschijnlijk weet ik morgen meer, dan vertel ik je hoe we het verder aanpakken. Bel me als je nog iets bedenkt of ontdekt. Of als je alleen maar even wilt praten.’

Zijn stem begon weg te zakken en ik wist dat hij ieder moment in slaap kon vallen, dus ik zei: ‘Ik moet gaan. Emma is thuis.’

‘Ik zou het fijn vinden als je bleef.’

‘Bedankt, maar ik kan haar niet de hele nacht alleen laten.’ De waarheid is dat ik er niet op vertrouwde dat ik rustig met het verwarde beddengoed om ons heen naast hem zou kunnen blijven liggen – en het zou nog heel wat moeite kosten om hem de volgende ochtend uit te leggen wat ik in de kast deed.

‘Ik vind het vervelend als je zo laat nog helemaal naar huis rijdt.’

‘Het is me toch ook gelukt hier te komen?’

Ondanks de schemering in de kamer zag ik dat hij zijn wenkbrauw optrok, dus ik stopte mijn gezicht in de warme overgang van zijn schouder naar zijn nek en zei: ‘Ik douche even, oké?’

Ik douchte snel terwijl ik probeerde niet na te denken over wat ik net had gedaan en sloop op mijn tenen langs zijn slapende gestalte naar buiten. De wegen naar huis waren verlaten en ik bevond me in mijn eigen, kleine wereld. Als ik Emma bij me had gehad, zou ik zijn blijven rijden.

Ik dacht terug aan mijn gesprek met Gary en baalde ervan dat ik hem had verteld wat mijn moeder over Christina en Luke had gehoord. Smerissen zien in alles heimelijke motieven. En al wist ik zeker dat die twee me geen haar zouden krenken, ik maakte me er zelf ook schuldig aan. Het gevoel dat ik iets over het hoofd zag liet me niet los. Ik liep alles wat ik wist nog een keer na, maar kon mijn vinger niet op het ontbrekende stukje van de puzzel leggen.

 

Het werd nog een lange nacht. Ik sliep in de kast, maar lag, voor zover dat in een kast mogelijk is, alleen maar te woelen en te draaien, en vanmorgen was ik al weer vroeg wakker. Ik zat verdwaasd op de veranda achter mijn huis met de draadloze telefoon naast me te wachten tot Gary zou bellen om te vertellen wat hij had ontdekt.

Ik was vergeten dat Luke zou langskomen om kwitanties en een paar boeken die hij me wilde lenen te brengen, dus ik was verbaasd toen ik hoorde dat er een pick-up stopte. Toen ik opkeek en besefte dat hij het was, kreeg ik pap in mijn benen. Ik vermande me en opende de deur. Hij probeerde me te omhelzen, maar ik beantwoordde zijn omhelzing nauwelijks.

‘Alles oké?’ vroeg hij.

‘Sorry, ik ben alleen moe, ik heb vannacht niet erg goed geslapen.’ Ik probeerde het licht en losjes te houden, maar ik klonk gespannen. Ik vermeed zijn blik.

‘Is er al meer bekend over de man op die foto die je hebt herkend?’

Ik mompelde dat Gary ermee bezig was. Toen liet ik een boek vallen dat hij voor me had meegenomen, en we bukten ons tegelijk om het op te rapen en stootten bijna onze hoofden tegen elkaar aan. Ik sprong geschrokken achteruit en hij keek me onderzoekend aan, en daarom bood ik hem snel een kop thee aan. In de hoop dat hij die van hem even snel zou opdrinken, klokte ik die van mij achterover.

Nog nooit van mijn leven heb ik me zo’n bedrieger gevoeld; we praatten over de honden en over zijn werk terwijl ik zat te wachten tot de telefoon zou rinkelen en me afvroeg wat ik zou doen als Gary belde terwijl Luke er nog was.

Er vielen voortdurend stiltes en hij had zijn thee nauwelijks aangeraakt toen hij zei dat hij moest gaan. Toen hij me bij de deur omhelsde, dwong ik me zijn omhelzing te beantwoorden; ik vroeg me af of hij het schuldgevoel door mijn huid heen kon voelen.

‘Annie, weet je zeker dat alles oké is?’ Ik had alles willen bekennen. Ik kon niets bekennen.

‘Ik ben afgepeigerd, dat is alles.’

‘Nou, rust dan maar lekker uit, oké? Doktersvoorschrift.’ Hij glimlachte.

Ik glimlachte geforceerd terug. ‘Ja, meneer.’

Hij vertrok, en ik wist dat ik hem nooit zou kunnen vertellen wat er tussen Gary en mij was gebeurd. Ik wist ook dat het nu onmogelijk was geworden om weer iets met hem te beginnen. Luke hoorde bij de vrouw die was ontvoerd, niet bij de vrouw die was teruggekomen.

Een uur later werd ik gek van de spanning, dus ik belde Gary, maar hij nam niet op en zijn mobiele telefoon stond uit. Hij belde pas laat in de middag terug. Had hij dat maar niet gedaan.

 

De echte naam van de Griezel was Simon Rousseau, en op het moment dat ik hem doodde, was hij tweeënveertig. Hij groeide op in een klein stadje in Ontario, verhuisde toen hij begin twintig was naar Vancouver en vestigde zich later op het eiland. De politiefoto was genomen toen hij op zijn negenendertigste was gearresteerd: hij had een man zo ernstig mishandeld dat hij wekenlang in het ziekenhuis lag. De Griezel, die beweerde dat de vrouw van de man hem had ingehuurd omdat haar man vreemdging, sloot een deal. Maar een jaar later werd zijn veroordeling nietig verklaard omdat de politie verkeerd met de bewijzen was omgegaan. Hij werd vrijgelaten uit de gevangenis van Kinsol en keerde terug naar het vasteland, waar hij van de politieradar verdween tot ik zijn foto zag.

Nu ze een naam hadden, volgde de politie het spoor terug om te zien of er een verband was tussen zijn verblijfplaatsen en daar gepleegde misdaden die nooit waren opgelost. Zijn moeder blijkt echt aan kanker te zijn gestorven en zijn stiefvader is inderdaad verdwenen – zijn auto en zijn lichaam zijn nooit teruggevonden.

Toen ze geen onopgeloste misdaden vonden die bij zijn profiel pasten, hebben ze een aantal zaken bekeken die wel waren opgelost, en daarbij stuitten ze op een jonge vrouw, ene Lauren, die in elkaar geslagen en verkracht was en vervolgens dood in het steegje achter haar huis was achtergelaten. Daar was een dakloze man voor veroordeeld; hij had haar met haar bloed besmeurde sweater en haar handtas. Hij was na een jaar in de gevangenis gestorven.

Simon Rousseau woonde bij Lauren in de buurt en hield nog jaren contact met haar familie; tot vijf jaar geleden ging hij iedere Kerstmis bij Laurens moeder op bezoek. Ik was blij dat de moeder er nooit achter zou hoeven komen dat ze de moordenaar van haar dochter jarenlang met kerst in haar huis had verwelkomd.

Toen Rousseau in de twintig was, woonde hij in Vancouver, maar later was hij als kok in houthakkerskampen in het noorden gaan werken. En in een van die kampen was inderdaad een vrouwelijke helikopterpiloot dood aangetroffen. Maar dat was nooit als moordzaak onderzocht. Haar vriend keerde in het kamp terug, vond dat ze erg lang wegbleef en ging haar zoeken. Hij kon haar niet vinden en schakelde een reddingsteam in, maar het duurde nog een maand voordat haar lijk op de bodem van een ravijn werd gevonden. Ze had al haar kleren aan en haar nek was gebroken. Omdat het al schemerde toen ze naar het kamp terugkeerden, gingen ze ervan uit dat ze was verdwaald en van de steile rots was gevallen.

Het was niet precies bekend waar Rousseau na zijn vrijlating had gewoond en wat hij had gedaan. Gary zei dat ze misschien wel nooit zouden weten of hij nog meer misdaden op zijn kerfstok had.

Terwijl Gary sprak, zat ik op mijn bank aan een los draadje van mijn sjaal te friemelen. Ik rafelde dat hele ding nog uit elkaar.

Ik vroeg: ‘Ben je weer in Clayton Falls?’

‘Ik zit nog in Eagle Glen.’

‘Je zou vandaag toch naar Kinsol gaan?’

‘Dat was de bedoeling, maar ik wil iemand van het personeel spreken en die is hier pas vanavond.’

‘Waarover spreken? Ik dacht dat je alleen maar een foto liet zien. Heeft iemand hem herkend?’

‘Ik volg ieder mogelijk spoor, morgenochtend kom ik terug naar Clayton Falls. Duidelijk?’

‘Volkomen. Maar niet heus.’

‘Het spijt me, Annie, maar ik kan je pas meer vertellen als ik meer informatie heb. Als we ons vergissen, maken we je onnodig bang…’

‘Hoe bedoel je? Bedoel je te zeggen dat je weet wie de Griezel heeft ingehuurd? Vertel me dan ten minste of het een bekende van me is, oké?’

‘Annie… Er staat veel op het spel.’

‘Ik weet heel goed dat er veel op het spel staat – mijn leven, weet je nog? Was je dat soms vergeten?’ Emma hoorde mijn scherpe toon en verliet de kamer.

‘Luister, ik kan nu alleen zeggen dat we, nadat jij Rousseau had geïdentificeerd, zijn strafblad hebben ontvangen, en dat we dat hebben gebruikt om na te gaan met wie hij omging – dat doen we in ieder onderzoek.’

Terwijl hij in het motel in Eagle Glen op nieuwe informatie wachtte, sprak Gary een aantal werksters die dagdiensten draaiden. De tekening van de Griezel kwam een van hen bekend voor, maar de politiefoto herkende ze niet. Maar als ze zich de man op de tekening goed herinnerde, had ze gezien dat een vrouw met een grote zonnebril op naar zijn kamer ging en ongeveer een kwartier later weer vertrok. Ze had geen auto gezien, maar een van de andere werksters had de kamers op de benedenverdieping schoongemaakt, en daar was de parkeerplaats. Op haar bleef Gary wachten.

Mijn hoofd tolde ervan. Welke vrouw had een ontmoeting met de Griezel gehad?

Ik zei: ‘Sorry, ik probeer… Het is heel veel om allemaal in één keer in me op te nemen.’

‘Dat begrijp ik. Maar het is erg belangrijk dat je niet…’

‘Sorry, mijn moeder belt me op de andere lijn, ik neem even op, ik poeier haar wel af…’

‘Nee, niet opnemen!’

‘Oké, oké.’ Maar toen het piepsignaal eindelijk ophield, zei ik: ‘Ze gaat terugbellen.’

‘Heb je haar gesproken over de dingen waar wij het vannacht over hadden?’ Hij klonk gespannen.

‘Ik heb vandaag alleen Luke gesproken, maar ik heb…’

‘Je mag hier niet met haar over praten, Annie.’ Ik hoorde iets in zijn stem waardoor bij mij alle alarmbellen gingen rinkelen.

‘Gary, we hebben het hier wel over mijn móéder. Als je me nu niet onmiddellijk vertelt wat er aan de hand is, bel ik haar terug en vertel ik haar alles.’

‘Jezus.’ Hij zweeg even, toen hoorde ik dat hij diep inademde. ‘Dit ga je niet leuk vinden…’

‘Zeg het gewoon.’

‘Toen je vannacht hier was, zei je dat je oom in de gevangenis van Kinsol had gezeten. Ik heb gekeken of hij er tegelijk met Simon Rousseau zat. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. In de gevangenis wisten ze me te vertellen dat je oom foto’s van zijn nichtjes in zijn cel had hangen. Na het verhaal van de werkster hebben we een fax verstuurt met een aanvraag voor een bevelschrift om je moeders bankafschriften op ongebruikelijke transacties te bekijken.’

‘Ik begrijp niet… Waarom zou je dat in godsnaam doen?’

‘Ik moet die andere werkster nog spreken, Annie…’ Zijn stem werd zacht. ‘Het ziet ernaar uit dat je moeder erbij betrokken is.’

O, nee!

 

Meer weet ik op dit moment niet. Meteen na Gary’s schokkende mededeling moest hij een ander telefoontje beantwoorden. Hij liet me beloven dat ik hier met niemand over zou praten en zei dat hij me nog terug zou bellen. Nu weet u waarom ik u heb gebeld, doc, en daarom hou ik deze mobiele telefoon vast alsof mijn hele leven ervan afhangt. Ik moest daar weg, ik moest met iemand praten. Ik verdroeg het niet langer in mijn huis heen en weer te lopen en me af te vragen met welke bullshittheorie de politie nou weer op de proppen zou komen. Een of andere halfgare werkster ziet een vrouw in een motel en dat is dan meteen mijn moeder? Over strohalmen gesproken.

Ik vraag me af of Gary thuis een boodschap heeft ingesproken en of hij het nummer van mijn mobiele telefoon wel heeft – ik weet niet meer of ik het nou wel of niet op zijn voicemail heb ingesproken. Stel dat hij heeft gebeld terwijl ik hiernaartoe reed en hij me niet kon bereiken? Er zijn plekken op de snelweg waar geen bereik is. Ik moet hier weg – ik moet hem bellen!